HUISVLIJT.
RECEPT.
De eerste begrippen tan geldswaarde.
kerkbezoek verre van onbelangrijk. Hier
eohter begint al de meerdere of mindere
populariteit van den prediker de hoegroot
heid dor opkomst te bepalen. Er zijn al
tijd predikers, die weinig „trekken", en
daarnaast, die erg worden „nag'eloopen".
De eer van dit laatste geniet thans in hoo-
ge ma to do oonfessioneelo pred kant T.
Doevendans, oen paar jaar geleden van El-
burg naar hier gekomen. Waar dominee ook
optreedt, al is het 's óvonds in de groote
Nieuwe Kerk op den Dam, of in oen bui
tenwijk van de stad, in den regel is er
plaats te kort. Onlangs op een Zondag
avond verrichtte deze zoozeer in trek zijn
de predikant de bevestiging van
een nieuwen leeraar. Bij die gelegenheid
was de toeloop zóó groot, dat de menschen
in letterlijken zin om een plaatsje vochten.
Er waren er n.l., die min of meer ernstig
werden verwond, ja, óén was er, die met
gebroken ledematen moest worden uitge
dragen. Het auditorium bestond uit ruim
4000 personen I
Wat d« opkomst betreft in de vrijzinnige
godsdienstoefeningen, staat de Vrije Ge-
meent© zeer zeker boven aan. Ook dóór in
den regel zeer reel belangstelling. Niet zel
den is het groote gebouw geheel bezet.
Deeh het moet worden erkend, dat over
het algemeen het bij d© vrijzinnigen veel
.minder druk loopt dan hij de rechtzinni-
Nu rondom in ons land de huisvlijt met
het oog op de komende tentoonstelling zal
worden aangevat^ en in onze stad den be
oefenaars een oproep tot deelneming be
reikte, is het velen wellioht niet onaange
naam, van de naderende tentoonstell.ng
•n de huisvlijt zelf nog eens wat te hooren.
De Volksbond tegen Drankmisbruik is
een zeer bekende en toch nog niet voldoend
gesteunde Vereeniging. Jaren geleden riep
Moltapatiors woord dezen Bond in het le
ven. Klein begonnen, is hij aldoor toegeno
men in kracht en heeft hij zijn werkzaam
heden steeds uitgebreid. Zijn arbeid is een
eegen geweest in vele kringen, voor menig
gezin, voor tal van individuen.
De Volksbond heeft allerlei middelen
aangegrepen, met taot en met kracht, die
hij meende, dat dienen konden tot het
doel, dat hij najaagt: het misbruik van
sterken drank te bestrijden en de el ende,
die daarvan het gevolg is, weg te nemen,
lot die middelen behoort ook, sinds jaren
reeds, maar in den laatsten tijd steeds
krachtiger, de bevordering van huisvlijt
Mede door den Volksbond is huisvlijt
meer en meer bekend geworden en wordt
er in toenemende mate in heel ons land
aan gedaan.
De Volksbond heeft in allerlei plaatsen
van ons vaderland cursussen voor huisvlijt
in het leven geroepen of gesteund en in
vele zijner afdeelingen zijn tentoonstellin
gen georganiseerd, die het nut en de be-
teekenis van huisvlijt in het helderste licht
stelden. Het nieuwste, wat de Volksbond
op dit gebied heeft gedaan, is het p an
vormen en de voorbereidende maatregelen
nemen tot het houden van een nationale
tentoonstelling van huisvlijt.
Deze tentoonstelling zal in den zomer
van 1910 te 's-Gravenhage gehouden wor
den. Dat het plan in goede aarde viel,
blijkt uit versohillende friten, die getuige
nis afleggen van de greote sympathie, wel
ke het vond. Z. K. H. de Prins der Neder
landen heeft welwillend het eere-voorzit-
terschap aanvaard. Een eere-c->ir»ité werd
gevormd, bestaande uit verschillende minis
ters, grootwaardigheidsbsklccd.-rs en m n-
ntn van naam en positie, terwijl in het da-
gelijksch bestuur cn in de verschillende
commissies zitting genomen heb en bek n-
de personen van verschillende politieke en
godsdienstige richting.
Wat is nu het doel dezer tentoonstell ngl
Natuurlijk geen wins'.brjag, d'rect of in
direct, noch voor bepaalde personen, noch
voor den Volksbond. Motieven van eren-
belang, die bij zoo menige tentoonstelling
voorzitten, zijn bij deze geheel buitenge
sloten. Evenmin is de geheime bedoeling
om onder den naam van tentoonstelling een
reeks van festiviteiten te organiseeren, die
do zaak, waarom het eigenlijk gaan moest,
geheel op don achtergrond schuiven.
Doze tentoonstelling heeft een paedo-
gogisch en ethisch doel in de allereerste
plaats. Zij wil aantoonen de opvoedende
kracht en de sociale beteekenis van huis
vlijt. Zij wil doen zien, dat huisvlijt de
huiselijkheid bevordert, het gezinsleven
versterkt en veredelt en de welvaart
kweekt, vooral in die maate.happeiijke
kringen, waar do verleiding zjo groot is,
om op de straat of in de kroeg een ver
keer met anderen te zoeken, dat in de
meeste gevallon schade doet aan wie het
vindt. Zij wil het oog openen voor wat in
eigen kring met klein middelen soms ge
daan kan worden, om den kunstzin te
kwecken, en dus het leven rijker te ma
ken aan wezenlijk genot, dat geen wran
gen nasmaak achterlaat. Zij wil de aan
dacht vestigen op de velerlei wijzen, waar
op de vrije tijd nuttig en aangenaam kan
worden besteed en ze.fs tot op zekere
hoogte productief kan worden gemaakt.
Door de tentoonstelling van producten,
hier te lande vervaardigd, zal openbaar
worden, dat de huisvlijt onder ons reeds
meer beteekenie heeft dan menigeen ver
moedt. Daardoor zal de een worden opge
wekt om dit degelijk en practisch miudel
tot ontwikkeling dee volks te steunen
met zijn invloed en zijn geld, terwijl de
ander er een aansporing in vinden zal om
hieraan ook zijn tijd en zijn ijver te wijden,
ten einde den zegen er van te genieten of
anderen een voorbeeld en helper ten goede
te worden. Maar tevens zal door de inzen
dingen, die uit verschillende landen ter op
luistering der tentoonstelling reeds zijn
toegezegd, ons volk kunnen leeren, dat op
dit gebied het volmaakte nog niet gegre
pen is; dat er nog menig terrein tamelijk
wel braak ligt, waarop de hu'svlijt zich
nuttig kan maken, en dat er voor de volks
kracht en den kunstzin nog vele middelen
zijn om zich productief te maken.
Wie de beteekenis van dit alles inziet, zal
toestommen, dat een dergelijke tentoon
stelling niet alleen haar recht van bestaan
kan doen gelden en daarom ondersteuning
ten volle verdient, maar dat zij ook een
groote winst kan opleveren, niet een gel
delijke, maar een zedelijke winst, niet
alleen voor wat men het volk in engeren
zin noemt, maar voor het volk in al zijn
geledingen. En bovendien zal zij een krach
tig propaganda-middel kunnen worden
voor het werk der drankbestrijding in het
algemeen en voor den arbeid van den
Volksbond in het bijzonder, die het drank
misbruik wil aantasten in zijn oorza
ken, gelegen in de gebreken van den
mensch, van het gezin, van de maats nap-
pij, en daarom den strijd voert „tegen on
wetendheid en onverschilligheid, tegen
zelfzucht en vorkwist:ng, tegen verkeerd*»
denkbeelden, verkeerde gewoonten en ver
keerde toestanden".
In dien strijd is de huisvlijt een machti
ge bondgenoot.
Verveling voert menigeen naar do kroeg.
Wie zich thuis weet bezig te houden met
knutselwerk of kleinen kunstarbeid, heeft
van verveling geen last en is aan een groot
gevaar ontkomen.
Huisvlijt werkt ontwikkelend. Wie er
zich aan wijdt, moet nadenken, gaat aan
het zoeken naar rfïeuwc, nuttige dingen,
tracht steeds betere voorwerpen te ver
vaardigen en legt om dit te bere ken zioh
toe op het verkrijgen van meerdere ken
nis. Onwetendheid en onverschilligheid,
die zich tevreden stellen met allerlei lager
genot, dat in verkeerd gezclsovap gevonden
wordt, worden daardoor dus tegenoegam
Een gezin, waarin huisvlijt beoefend
wordt, voelt zich bij toeneming onderling
verbonden en wordt meer en meer éën go-
heel. Men heeft geen behoefte aan uithui
zigheid, maar geniet het aangename van
elkanders gezelschap. Men is bij elkander
en de een werkt met en voor den ander.
Men weet, dat men elkander dient 6n
steunt en samen een gemeenschappelijk be
lang najaagt. Men ervaart, dat men voor
den bloei van het huisgezin elkander aoo-
dig heeft. Zoo wordt de zelfzucht, die mefcj
den ander niet rekent, praotisch bestreden.'
Huisvlijt doet de waarde van het kleinai
beseffen. Uit haast waardelooze dingen;
worden aardige voorwerpen vervaardigd.!
Wat nutteloos scheen blijkt nog zeer goed-
bruikbaar te zijn voor het een of ander^
doel Uit hetgeen menigeen het wegwerpen;
slechts waard acht, brengt een handig huis-,
vlijtwerker iets tot stand, dat tot nut ofj
sieraad dienen kan. Van verkwisting mag
hierbij geen sprake zijn. En stel daartegen
over nn eens wat aan den drank wordt
verkwist 1 Wie van harte huisvlijt beoef.nt,
moet zich aan dit laatste wel ergeren.
Huisvlijt is een kraebdg en onwederleg-
baar protest tegen de verkeerde denkbeel
den, dat werken een vloek is en dat wer
ken is voor do domraen; tegen de verkeer
de gewoonten van ledigheid en uithuizig
heid; tegen de verkeerde toestanden, die
door drankmisbruik ontstaan en door on
gezelligheid in eigen woning worden be
vorderd.
Terwijl huisindustrie in verreweg d»
meeste gevallen een vloek is voor het ge
zin, ie huisvlijt altijd een zegen.
De tentoonstelling van huisindustrie, in;
1900 te Amsterdam gehouden, gaf allerlei,
ellende te zien; die van huisvlijt, in 191Ö
te 's-Gravenhage te houden, zal veel ver-,
blijdends en verheffends te aanschouwen*
geven.
Wie het wèl meent met ons volk, beror-
dere de huisvlijt en steune daartoe de Na
tionale Tentoonstelling van Huisvlijt, die!
vanwege den Volksbcnd tegen DrankmisJ
bruik georganiseerd wordt.
KEILDEREN.
Platte steentjes langs het water werpen,
zóó, dat züj, dit even aanrakend, telkens}
verder springen, is een oud, alom bekand
jongensvermaak.
Merkwaardig is de groote versoheiden'
heid van namen voor dit spel.
In ons land heet het: scheren, keilen,
keil deren, teilderen, slisteren, schuifelen»
sierelen, stipsfcappen, kiskassen, plisjeplae-
jo gooien, botteren, steentjes-zeilen.
Friesche jongens noemen het: skülderje,
skülebülje, sküdeJje of platsjesaeije.
Er zullen ongetwijfeld nog wel meer ge
westelijke namen voor zijn.
In versohillende streken van Duitschl-nd.
is het onder de volgende namen bekend:
biaze, plattlen, Wasserbibble maohen, Was-
sersüpple machen, Suppe werfen, Wasser»
lesen, schiffcm, schli'fern, Frosch machen,
den Groszvater anwerfen, Ki, KaJwel un e,
Löckle Heu (kooien, kalfjes en een beetje
hooi), Vater und Mutter schlagen, klissen
und erlösen, Butterschnitten schmieren.
In Engeland heet het: to make ducks
and drakes.
In oud-Grieksohe geschriften wordt van
het spel meermalen melding gemaakt. De
Grieken noemden het: Epostrakismoe.
Aardappelsoep mei witte
boonen.
100 G. witte boonen, K. G. aardappe
len, 1 L. vocht van boonen en aardappelen,
2 preitjes of sjalotten, 1 lepel peterselie.
60 Gr. spek of boter.
Bereiding: De boonen was^chen,
weeken en zeer gaar koken met de f jn
gesneden prei of sjalotten. Zóóveel water
gebruiken, dat men plm. L. overhoudt.
De aardappelen öf afzonderlijk gaar ko
ken (dan L. vocht er op laten), óf met de
boonen samen. Boonen, aardappelen en
prei door de zeef wrijven, de purëe ver
dunnen met ruim 1 L. vocht, en de scep
zachtjes laten koken tot ze gebonden is.
Het in dobbelsteentjes gesneden spek in
de soep gaar koken of cp het laatste
oogenblik een stukje boter er door roeren.
De soep afmaken met zeer fijn gehakte
peterselie.
Dat geld in zichzelf geen waarde bezit,
doch slechte hulpmiddel is bij ruiling van
eigendom, heel velen onder ons zijn zich,
door de praktijk van het geldverbruik,
hiervan niet meer of nauwelijks bewust.
Telkens wanneer natuurvolken met cul
tuurvolken in aanraking komen, blijkt ech
ter, dat de eersten wel degelijk gevoelen
hoe geld geen eigenlijk gezegde waarde bo-
zifc. De waarde er van als ruilmiddel moet
hun worden geleerd, door ervaring worden
bijgebracht.
Ln de „Deutsche Kolonial Zeitung" deelt
K. Wiodenfeld zijn hieromtrent in Oost-
Af rika opgedane onderv i dingen mede.
in de vroeger geheel afgesloten en thans
door den spoorweg bereikte gebieden heeft
de geldmunt kx- vreemds gebracht in de
gedachtenwereld der zwarte bewoners. Een
ieder rekent slechte met het kleinate munt
stuk: in het Duitsche gebied Ost-Heller, in
het Britsche Ost-cent genaamd.
Al spreekt de neger van roepies, van hun
waarde heeft hij geen begrip, dus ook niet
van de verhouding der waarde tusschcn
beide muntsoorten. Groote geldstukken ver
wekken wantrouwen. Wanneer hij niet
wordt betaald in heller-etukken, meent hij
te worden bec. gen.
Het ie dan ook geen gewoonte, op dé
markten ginds zioh door den verkooper
wisselgeld te laten teruggeven; in oen hoek
van de markt bevindt zich de geldwisselaar,
natuurlijk een Indiër die tegen een
kleine provisie do groote in kleine munt
stukken omzet, met welke kleine munt dan
afgepast wordt betaald. Hij slechts is de
geldtechniek meester, wat hem natuurlijk
groot overwicht verschaft en.... naast eer
lijke ook oneerlijke winst. Do rol, die in
het Europa der middeleeuwen door lieden
nit Opper-Italiö en door Joden werd ge
speeld inzake de ontwikkeling van het geld
wezen, ziet men thans in pas ontsloten ge
bieden zich van nieuws afspelen. Trouwens
in het gansche oosten is de geldwisselaar,
althans voor de lagere bevolking, nog een
gewichtig man. Men kan er leeren hoe het
mogeliik is geweest, dat in vroegere tijden
door den handel in geldstukken rijkdom
men werden verzameld. Iedere kleine In
dische geldwi-.claar, in een hoek van de
marktplaats als verscholen, is beschouwd
in historisch en zin niets anders dan de
oercel van bet huidige bankwezen. Zij ge
ven ons het beeld van de „bankiers", waar
van de Babylonische oorkonden gewagen.
DOODENVEKEERJN G.
Als iemand ons vertelde, dat een man in
het graf van zijn overleden vrouw woonde,
zouden we ong.-loovig het hoofd schudden,
en toch heeft mr. Jonathan Reed te Nieuw-
York jarenlang in het graf van zijn vrouw
gewoond. Hij stond bekend om zijn excen
trieke neigingen en toen zijn vrouw ge
storven was, liet hij een groote, mooie
graftombe oprichten, die ruim £000 galden
kostte. In het midden werd de kist met
het stoffelijk overschot van zijn vrouw ge
plaatst; de overige ruimte werd ingen men
door allerlei voorwerpen, die mrs. Reed
dagelijks gebruikte. Daar zag men haar
toilettafel met alle toebehooren, den
mooien groeten spiegel, de tafels, stoelen
en fauteuils* de kostbare vazen en al de
kleinigheden, die de overledene gebruikte,
ja zelfs haar naaigereeckchap, haar hand
schoenendoos, haar photograp'.deènverza-
nrieling en pakjes oude bneven kregen in
die kamer een plaats. lederen morgen,
wanneer het hek van het kerkhof geopend
werd, verscheen mr. Reed en ging in de
graftombe van zijn vrouw. Hij verliet ze
weer voor 's avonds zovenen als het kerk
hof gesloten werd.
Gewoonlijk zat mr. Reed aan het hoofden
eind van de ki9t; soms echter zagen hem
de bezoekers van het kerkhof aan de deur
van de graftombe staan, oude brieven of
andere kleine herinneringen in de hand
houdend.
De graftombe zelf was van graniet en
prachtig bewerkt en boven den ingang wa
ren de volgende woorden aangebracht:
„Jonathan en Mary E. Reed."
Niet alle treuronde achtergeblevenen
gaan in hun rouw om do overledenen zoo
ver, dat zij op het kerkhof bij hun gel.efde
dooden gaan wonen; maar merkwaardig
ia toch het volgende:
De zuster van een oud heer, die in een
dorpje in de buurt van Glasgow woonde,
was overleden. Broeder en zuster hadden
jarenlang samen gewoond. Na den dood
van zijn zuster liet do oude heer door een
beeldbouwer een natuurgetrouw beeld van
zijn zuster in rittende houding maken. Dit
beeld werden de kleederen van de gestor
vene aangetrokken en eiken middag meest
do bediend© het beeld op de plaats van do
zusier zetten en het spijzen en dranken
voorzetten aleof „de zuster" werkelijk nog
leefde.
In Parijs is onlangs een oude dame ge
storven, die langftr dan tien jaar steeds
roet het beeld van haar overleden echtge
noot aan tafel ging. Het was een vijf voet
hoog marmeren beeld, dat eiken midda/r
aan het hoofd van do tafel gezet werd en
wien de beste schotels voorgezet werden.
Onwillekeurig herinnert men zich nu ook
den ongelukkigen koning Ledewijk van
Beieren, dio steeds, wanneer hij aan tafel
ging, een buste van Maria Antoinette naast
zioh plaatsen liet. Gedurende den maaltijd
behandelde hij het beeld van de ongeluk
kige, doch goede Koningin, alsof hij haar
in levenden lijve voor zich had, legde haar
heel galant de kostbaarste spijzen op haar
bord en praatte met haar op een toon
van eerbiedige teederhe'd, die op de ge
tuigen van deze wonderlijke scène een
aangrijpenden indruk maakte.
Hoeveel water doet een
schip draven?
In een vroolijk gezelschap werd eens het
bekende gezegde gebezigd: „Hij drinkt alsof
hij een schip moet laten drijven" en daarop
volgde: „Ja, zeker zoo'n nieuwe Dread
nought" en toen werd gerekend en nog eens
gorekend on werden gotallen met een groote
hoeveelheid nullen achteraan als de daartoe
benoodigde hoeveelheid vloeistof genoemd.
Is dit nu wel waar 1
Stel eens, dat men zoo'n Dreadnought in
een droogdok bracht, dat zulke afmetingen
en zulk een vorm had, dat de buitenwand
van het schip en de binnenwand van dat dok
een afstand hadden van slechts 0.1 millime
ter, en dat die ruimte cypgevuld was met
water juist tot aan de waterlijn, dan zou
het schip drijven, daar is niets tegen in te
brengen, en daarvoor zouden noodig zijn
ruim gerekend 250 liter water.
Dit kleine volume water maakt natuurlijk
geen evenwicht met het schipPlaatste men
toch de Dreadnought op de eene schaal
van een balans en de 250 liter water op de
andore, men weet wat er dan gebeuren zou.
Gewoonlijk verwart men met elkaar het
begrip omtrent waterverplaatsing en hetgeen
juist noodig is om een lichaam drijvende
te houden, daar men uit gewoonte onwille
keurig genegen is dadelijk en alleen aan wa
terverplaatsing te denken met de wet van
Archimedes uit den schooltijd, met „Eure
ka," enz., enz.dooh de zaak is nog eenvou
diger.
Men zou geneigd zijn te gelooven dat het
enorme gewicht van het sohip die dunne
waterlaag zou wegdrukken en het scljip dan
op d»»n bodem van het dok zou k»»men te rus
ten, maar dan vergeet men daarbij rekening
te houden met den druk, door de hoogte van
de waterkolom veroorzaakt, die geheel en
ai onafhankelijk van de dikt© van die wa
terkolom is.
Zonder eenige tegenspraak is het waar, dat
het gewicht van het water, hetwelk door een
drijvend schip verplaatst wordt, gelijk is
aan het gcheele gewicht van het schip, m. a.
w. het schip weegt evenveel als de hoeveel
heid water, dat de plaats zou innemen van
het ondergedompelde gedeelte, als men zich
het schip ineens weggenomen denkt en er
dus een waterkuil overbleef van den vorm,
van het schip. Wat dus evenwiohfc zal maken,
met het sohip is niet die 250 liter, waarin
het kan drijven, maar iets, wat er niet is n.L,
do hoeveelheid water, dat de plaats van het;
schip inneemt en dat in een denkbeeldig dok'
tot op dio hoogte aanwezig zou moeten zijn!
zoodat op don bodem dezelfde hydrostati
sche druk wordt uitgeoefend als in de wa-'
terhuid van 0.1 m.M. dikte door het gewicht
van het schip.
Dat zulk een bodemdruk moet kunnen
bestaan, om het schip drijvende te houden,
ook al is* de waterfilm slechts 0.1 m.M.
dik, is een onweerlegbaar feit; het is toch
een bekend axioma uit de natuurkunde, dat
de drukking van het water op den bodem
van een gesloten vat recht evenredig is met
de hoogte van de waterkolom cn de opper
vlakte van het gTondvlak, onverschillig
welken vorm en afmeting het vat overi
gens heeft (hydrostatische paradox).
Indien men op het deksel van een met
water gevuld gesloten vat met een bodem
oppervlak van 25-maal 25 c.M., eveneens
35 c.M hoog (welke hoogte eigenlijk in dit
geval niets met de zaak te maken heeft),
een pijp plaatst van slechts 5 m.M. in-
wendigen diameter, maar 100 meter hoog,
eveneens met water gevuld, zal op den ge
beden bodem van dat. vat een druk wor
den uitgeoefend van 6350 K.G., even alsof
de geheelo waterkolom een afmeting van
25-raaal 25 c.M. had.
Precies op dezolfdo wijze wordt nu een
voldoende hydrostatische druk uitgeoefend
door den waterfilm van 0.1 m.M. dikte,
als voorbeeld aangenomen, zoodat door
250 liter water in het denkbeeldige dok de
Dreadnought zou drijven, en hoewel 250
liter nog een fatsoenlijke portie is om te
verzwelgen en wel niet ineens te verwer
ken zal zijn, is het toch een veel kleiner
volume dan men gewoonlijk denkt noodig
te hebben om een schip te laten drijven.
De vallende bladeren.
Met weemoed zie ik u, o bladeren, allengs
vallen
U, die mijn bosch en bof ten sieraad zijt
geweest;
U, die mij hebt beschut voor zomerronne-
stralen
iU, eens het schoonst sieraad van. 't
voog'len bruiloftsfeest.
Reeds vlood de zwaluw heen en met haar
al de zangers,
Die 't vroolijk morgenlied herhaalden in
het woud;
Met hen die schoone tijd, waarin de rozen
bloeiden.
Reeds naakt de wintervorst, zoo grimmig
en zoo koud.
Onkenbaar is 't prieel, waar 'k mijm'rend
heb gereten,
Met 't oog op al het schoon van 't zo-
mermorgenuur
Bedroefd staar 'k nu in 't rond op voch
tig loof en takken,
En stort als zij een traan bij 't sterven
der Natuur.
Hoe treurig hangt daar nog een kwij
nend blad te wieglen
Een enkele windvlaag slechts en 't valt
ter aarde neer,
En bosch en tuin en hof heeft al het
schoon verloren,
'k Herken mijn „Zomerlust", mijn lier-
lingsplek, niet meer.
Gij, dor en vallend blad, eens 't sieraad
van de hoven,
Dat ik van u iets goeds, mijn eigen
broosheid, leer'.
Ik moge thans als gij weleer nog leven,
bloeien,
Eens zink ik toch als gij verdord teT aar
de neer.
Vrij naar het Fransch.
H. ,Ct B e ell<