BRUNS ANKERMAN. Leiden.
bare School, die dit jaar tot stand kwam.
Die wet kan ten gevolgd hebben, dat aan
het M. U. L. O. een onbillijke concurrentie
wordt aangedaan, en de;;e af te weren waa
het doel van het Regeeringsontwerp. Voor
al van de Middelbare School met driejari
gen cursus dr ;gt hier het gevaar.
Verzet tegen dit ontwerp is te minder te
duchten, daar de M. U. L. School aller
minst uitsluitend van onzfe zijde optrad,
maar ook een zeer uitgebreide neutrale
clicnteele heeft.
Onder het hoofd Landsdrukkerij
dricstart de „H a a g s c li e Courant":
Naar aanleiding van wat wij in ons blad
van 8 October schreven over de Laudsdrnk-
kerij in ons Overzicht vermeld heeft
de redactie van „Klaasesz Aankon
diger" zich „ernstig afgevraagd", of een
Eaad van Toezicht in het belang van het
Land rnoet aanbevolen worden cn of wer
kelijk de feiten een dergelijke benoeming
noodzakelijk doen zijn. Zij kwam tot de
volgende conclusie:
„Het lijkt mij altijd verkeerd om aan
iemand, die alleen met krachtig persoon
lijk beleid een zaak tot haar bestemming
kan brengen, een soort voogdij uitoefenend
lichaam toe te voegen. Dat werkt belem
merend."
Hierop antwoordt het „W cekbl&d
voor den Boekdrukker" (van 20
October)
„Daar zijn wo het niet mee eens, alhoe
wel we best kunnen begrijpen, dat een par-
ticnlier niet erg gunstig denkt over een
college van dwarskijkers. Wc zijn te wei
nig bekend met de Landsdrukkerij zelve en
haar inrichting, of er ook maar iets over
te kunnen schrijven; maar uit eigen erva
ring kunnen wo zeggen, dat we ons nooit
zouden verzetten tegen een voogdijraad
van deskundigen. We plegen liever overleg
met deskundigen, dan dat wo bijv. geheel
onkundigen de noodzakelijkheid moeten
aan toon on van een &f andere aanvraag.
We levon niet meer in den tijd, dat de
autoriteiten zeggen: „Do directeur v gt
het en nu ia het goed". Onze Eegeerings
heden vragon, en daar hebben ze recht op,
steeds een uiteenzetting van de noodzake
lijkheid van uitbreiding, hetzij van mate
rieel, personeel of gebouw. En nu oordee-
len wij, dat het meer belemmerend werkt
om steeds nota's en steeds mnar meer in
lichtingen te schrijven, dan overleg te ple
gen met een commissie van deskundigen.
Ook een directeur gaat veel vrijer uit,
als hij eens van gedachten gewisseld heeft
met zulk een commissio; is er dan nl een3
een fout begaan, dan treft hem wel ecnig
zelfverwijt, maar do volle verantwoorde
lijkheid heeft hij er toch niet van. Maar
juist door bespreking bestaat er kans op
voorkoming van fouten Men vergete niet,
dat het beste paard wol eens kan struike
len. Het zal hem ook gemakkelijker vallen,
Iets gedaan te krijgen, want als iets met
de deskundigen is overwogen en de nood
zakelijkheid gebleken, dan zal hij met een
bespreking in ongeveer twee uren oneindig
meer gedaan hebben, dan met heele dos
siers schrijven om de onkundigen op de
hoogte to brengen."
Naar aanleiding van het door den drie-
star-schrijver in „D e Standaard"
zie vorig Overzicht aan de hand gedane
denkbeeld, om de tusschentndsche Raads
verkiezingen af te schaffen, merkt
„Het Huisgezin" o. m. op:
Het denkbeeld van „De Standaard"
heeft iet-s zeer aantrekkelijks.
Maar dan toch alleen in het kader,
waarin het past.
M. a. w. ais uitvloeisel van de invoering
van een evenredig kiesstelsel.
Voert men dit in, dan vervallen vanzelf
do tusschentijdsohe verkiezingen en kiest
men dus naast de leden ook plaatsvervan
gers met het oog op eventueele tusschen-
iijdsche vacatures.
In het kader van het meerderheidsstel
sel is het instituut der plaatsvervangers
niet zoo gemakkelijk te passen.
Minderheden, die ver beneden hun cij
fer in de gemeenteraden vertegenwoordigd
zijn, zien niet graag voor volle zes jaar
van nBe kans af om daarin verbetering te
brengen.
De „V i s s o h e r ij-C ourant1' be
sprak in een hoofdartikel de vraag hoe de
Zuiderzeevisscherij weer tot
Bloei kan gebracht worden. Zij doet daar
toe de volgende middelen aan de hand:
In de eerste plaats een einde gemaakt
aan de roofvisscherij, een uitgebreide re
geling van het bedrijf. Dan zal de Zu der
zee weer vischrijk worden, dan zullen do
aanvoeren weer zdó zijn, dat aan de vraag
van het visehetende publiek kan worden
voldaan.
Maar verder moet er gezorgd worden,
dat het product de waarde niet verliest.
Nóg is het slechts een gedeelte van het
jaar, dat de vreemde haring de onze con
currentie aandoet. Straks komen de slechte
kwaliteiten cn brengen den naam van Zui-
derzeebokking vred:r in miskrediet. Daar
tegen moet worden gewaakt. Vreemde ha
ring mag niet voor Zuidcrzeeviseh wor en
verkocht. Zoo ook met do ansjovis. Nóg
mist de buitenlandsche de kwalite.t van het
Nederlandsen product en ontrooft zij do
onzo den goeden naam. Ook daarvoor
dient gewaakt. Evenals bij de margarine
moet do buitenlandsche viseh verpakt wor
den in van merken voorziene vaten, an
kers, kisten.
Daarop moet thans met kracht worden
aangestuurd.
Maar er is nog meer werk aan den win
kel.
Men moet zorgen, dat de prijs van de
viseh, vooral ook van de tweede-rangs-vis-
sehen der Zuiderzee, spiering, bot, aal,
garnalen, zoo hoog mogelijk zijn. Dat de
schelpdieren, kreukelen, oesters, wulken
cn krabben, ja krabben o:k, zoo veel mo
gelijk opbrengen.
Men moet daarnaast zorgen, dat do on
kosten zoo gering mogelijk zijn, coöperatief
inkoopen, tanen. Men moet zorgen be
drijfszekerheid te hebben, verzekering van
schepen en want, verzekering tegen onge
vallen en dood. Kortom, het bedrijf moet
op moderne wijze worden gedreven. Het
begin is er reeds. Er zijn reeds enkele
coöperatieve vereenigingen, enkele nog
slechts geringe draagkracht bezittende
fondsen. Maar dit alles moet krachtiger
worden aangevat. Er moet meer eenheid
en samenwerking komen. Het moet, want
het kan. W\j, voor ons, zijn overtuigd,
dat de kwijnende Zuiderzeevisscherij weer
opleven kan, dat, wanneer de visscher en
belanghebbende de handen ineenslaan, het
bedrijf wedeT welvarend in plaats van so
ber zal genoemd worden.
Er kan een flinke, krachtige groote in
koop- en verkoopcoöperatie komen.
Voot het succes van dit laatste middel
acht het blad het voldoende, dat van de
circa zes duizend visschers Blechta enkele
honderden ernstig willen.
RECLAMES, 1974 5
k 40 Cents per regel.
Lenigste ManteMIaxa/djaen,
speciaal voor den verkoop vun Mantels
zijn de Hauteliuacaz(jnen
Brieven uit Warmond.
IV.
Heel vroeger, in mijn jeugd nog, wat al
een heel tijdje geleden is, liet ik mij o zoo
graag wijsmaken, dat het gezegde „zoo
slecht als de weg" reeds dateerde van vóór
den tijd van Napoleon Bonaparte, onder
wiens bestuur men wil, dat vooral in deze
streken straatwegen zijn aangelegd, met
name de groote straatweg van Amsterdam,
door Haarlem en den Hout, langs Leiden
naar cn door het Haagsche Bosch naar Den
Haag.
Nu echter, nu de ernst des levens de
plaats, welke vroeger door jeugdige goed-
geloovigheid werd ingenomen, voor heel
iets anders beschikbaar houdt; nu ik dat
alles, wat waar kan zijn, voor waaT aan te
nemen al op den afgelegden levensweg heb
achtergelaten; nu heb ik mij een heel an
dere meening omtrent den oorsprong van
dat gezegde gevormd, en dagelijks word
ik hierin nog gesterkt.
Wanneer nüj n.1. niet met degelijke be
wijsgronden aan de hand het tegendeel
wordt aangetoond, praat niemand mij voor-
loopig uit het hoofd, dat „zoo slecht als
de weg" zelfs van zeer jongen datum is;
en alleen een nauw verband houdt met het
geen onder deze gemeente als wegen en
s aatweg betiteld wordt.
Ik durf gerust beweren, dat het een m-
en-in-Warmondsch-gezegde is, en elkeen,
waar vandaan ook, zal volmondig erken
nen, ua kennismaking er mede, dat bijna
nergens een dergelijke slechte straatweg te
vinden is.
En niet een bepaald soort menschen, bijv.
wielrijders, klaagt luidop over den slech
ten toestand; neen, elkeen, goed of slecht
ter been. B-c-stuurders van henden-, kinder
en sportwagens; gebruikers van landauers
en handduwers; gaande met rijwiel of één-
wiel (kruiwagens), liet is allemaal koekoek
één zang: „Wat is die weg tot sleob(t)".
Nu zou to:k die weg niet zoo aller aan
dacht vragen cn zooveel stof tot spreken
en nu zelfs tot schrijven geven, ware het
niet, dat dit 3500 Meter lange eind weg oen
geschiedenis had, welke menige 60-jarige
die minder stil gelegen heeft dan wel die
straatweg, hem zou benijden.
Ik mag met grond vermoeden, dat het
bijna elk bekend is. dat indertijd aan de
bewoonster van cl© Heerlijkheid van War
mond ooncessie is verleend tot het leggen
van een straatweg, mits conditie, dat zij
ook voor het onderhoud zorg droeg.
Voor dat onderhoud werd haar vergun
ning verleend een tol to plaatsen aan den
Wa noon der dam, waar zij gemachtigd werd
een recht te heffen van vijftig procent van
datgene, wat bij gewone Bijkstollen als
tarief gold.
Het onderhoud liet in den regel niets to
wenschen over; er werd, kan men gerust
zeggen, evengoed de hand aan gehouden
als aan het tolheffen; totdat, na een paar
malen van eigenaar veranderd te zijn, de
straatweg in eon positie kwam van „Wees"
te zijn, en er een rechtskwestie uit voort
sproot: wie wel de eigenaar was.
Het eigenaardige van het proces was. dat
men niet om het bezit er van procedeert,
doch om van eigendnm en onderhoud af te
zijn.
Do laatste en tegenwoordige eigenaar
van do Heerlijkheid ,,'t Huys to Warraonc"
do heer Krantz, kocht do buitenplaats van
de erven Graaf van Limburg Stirum en
nam daarbij tevens op zich do erven to
vrijwaren voor alle verplichtingen, welke
Een briefkaart, dio, zoodor nader adres
voor wio rij bestemd
uit een procedure over den straatweg zou
den voortvloeien kunnen; zoodat de heer
Krantz de verantwoordelijke en aansprake
lijke persoon voor allee werd.
De straatweg riep echter om reparatie en
wel zóó erg, dat in dat gedeelte van den
Warmonderdam onder de gemeente SasBen-
heim het zelfs voorgekomen is, dat een
paard en rijtuig geheel omkantelden. De
gemeente Sassenheim besloot dan ook maar,
wat onder dio gemeente behoorde, geheel te
laten vernieuwen, waar de toenmalige en
de tegenwoordige heer van Warmond niet
genegen scheen het onderhoud voor eigen
rekening te nemen.
Het werk werd onder do hoede van den
heer Veilhrief, uit Leiden, toentijda ge
meente-opzichter daar, door den Delft-
schen aannemer De Hoed gemaakt en op
geleverd.
Spoedig daarop begon ook Warmond,
noode gedwongen, eenige der slechtste ge
deelten eerst, te vernieuwen; waarvoor het
gedeelte van de Seminarie-laan tot voorbij
de B.-K. kerk het eerst in aanmerking
kwam, en vervolgens, het volgend jaar,
van daar tot het station.
Het eerste deel werd gelegd onder toe
zicht van den gemeente-oprichter, destijds
de heer Piot, door denzelfden aannemer
De Hoedhet volgende> onder hoede en op
zicht van De Hoed, door diens neef als aan
nemer.
Al weet men nu, en het is voor elk waar te
nemen, dat dat werlc van De Hoed, waar
bij de heer Piet opzichter was, het beste is,
en veel beter dan dat, waarover Do Hoed
met het opzicht belast was, gaat het natuur
lijk niet op luidkeels een conclusie daaruit
te trekken, te verkondigen.
Ik zal als altijd de laalste zijn dat te
doen in minder gunstigen rin.
Ik kan mij ten minste niet indenken, dat
er één is, die denken kan, dat bijv. opzich
ter Yeilbrief met De Hoed „gehoeteld"
heeft, en dat het gebruik van oude steenen
voor een deel geoorloofd was.
Ook niet, al ligt dat laatste straatweg-
eind veel minder goed, dat De Hoed geen
gced opzichter is daarom; of dat De Hoed
met neef onder één hoedje gespeeld heeft.
Veeleer wil ik aannemen, dat De Hced
de gulden spreuk in practijk heeft willen
biengen. Wat gij niet wilt, dat u geschiedt,
doe dat ook aan anderen niet.
Dc man, als aannemer, heeft het onaan
gename en schadelijke, in afkeuren van
werk en materiaal gelegen, by ondervin
ding, en heeft dat „neef-' wellicht willen
besparen.
Nn, dat Is toch ontegenzeglijk prijzens
waardig en aardig; en men kan iemand
geen grief er over maken.
Sassenheim, dat in dit geval het eerst de
koe by de horens genomen had, omdat het
dier in figuurlijken en werkelijken zm he
vig stootte, deed ook het eerste de erven
Graaf van Limburg Stirum, en door hun
vrijwaring door don heer Krantz, o.k de
zen, een proces aan om terugbetaling van
de drie duizend achthonderd en een ge
guldens en centen, welke de kosten van
de vernieuwing hadden bedragen.
In tegenstelling met de vlugheid van
onzo hedendaagscho pers, die al vóórdat
je eigenlijk goed en wel rustig bij je lotge-
nooten een plaats hebt gekregen; je lyk-
Tede, het aantal gestrooide bloemen en
schopjes zand tusschen de „rotatie" laat
doorglijden, om de menschen maar spoedig
van je begrafenis te doen lezen, is ons he-
dendaagsdh recht o, zoo saai, pardon 1
minder vlug.
Er verliepen eenige jaTen; toen deed do
Rechtbank uitspraak in het nadeel van
Sassenheim en wees deze gemeente als
onderhoudsplichtige aan.
Warmond, lang green vijand van proce-
deeren, ging, met dat slechte resultaat
voor oogen, van deze zaak ook een recht
zaak maken, welke, naar ik meen, nu na
Tuim vier jaren ook al in tweede instan
tie is.
De gevoelens over het al of niet winnen
van het proces liepen over het algemeen
nogal uiteen, tot einde Juni dezes jaars
het Gerechtshof uitspraak deed, dat als
onderhoudsplichtigen werden aangewsen de
erven Graaf van Limburg Stirum, cn door
vrijwaring in hun plaats dc heer Krantz.
De kans vo°r Warmond wordt daardoor
veel grooter, en zoo de Hooga Eaad,
waarvoor nu do zaak, door nict-berusting
in het vonnis, is gebracht, spoedig in zelf
den zin uitspraak doet, krijgen wij voor
het tegenwoordige gedeelte dat nog zand,-
grindL, puinweg is, een mooien nieuwen
straatweg; en bovendien de ongeveer acht
duidend, gulden, reeds aan onderhoud be
steed, in de gemeentekas. Het is om van
te watertanden, want ik weet. zeker, dat
een deel daarvan wordt gebruikt om van
<Ï8 ,^dorpel"-straat weer een fatsoenlijke
„dorps"-straat te mnkon, waarin dan ge
op dan het opgeplakte portret van haar,
as, deze toch bereikte^
lijktijdig de elecfcrische kabel voor de ver
lichting gelegd wordt.
Ook is door deze kwestie tevens nog een
echt stukje conservatisme van de baan ge
ruimd. De heer Krantz liet n.1. bij den
aanvang van het proces den tol, welke voor
het onderhoud aan den weg aan den War
monderdam was geplaatst, wegnemen;
doch dit heeft niet de uitwerking gehad,
daarmede beoogd; want, zoo luidde de uit
spraak van het Qerechtshof, het tolheffen
was niet verplichtend, het onderhoud
evenwel wel.
Nu gaat recht, ten minste rechtspraktijk,
verre boven mijn praktijk; maar nooit Heb
ik kunnen begrijpen, dat de heer Krantz,
met dat opruimen van dien tol, zijn zaak
erg diende, al geriefde hij zijn mede-inge
zetenen kolossaal met het wegnemen van
die staande cn liggende hinderpalen, pre-
oie8 op die wegkromming.
Het zal toch niemand in het hoofd ko
men, om, om iets te noemen, het hek van
het dezen zomer zoo peperduur verkochte
stukje teelland in het Oost-Emd weg te
nomen, om de doodeenvoudige reden, dat
dam, pad of land hem niet behoort; en dat
kan alleen door den eigenaar onbetwist
geschieden. Zoo ook daarmede, hebben
m. i. door dus te handelen, de gedaagde en
eischeres beiden laten blijken, dat ze
eigenlijk omtrent den eigendom dezelfde
meening waren toegedaan.
Niet onwaarschijnlijk is het, dat wij
reeds spoedig de uitspraak in hoogsfo in
stantie te hooren of te lezen krijgen, en
kan men over een en ander zelf ook een
oordeel vellen, in hoeverre of nog gelijk
heeft .SPECTATOR.
Het .Leidech Dagblad," ls
'B Zaterdagavond» tn de
stad verkrijgbaar btf:
Joh. Dekker, Haarlemmerstraat 263.
Joh. HogervoTBt, Haarlemmerstraat 128.
P. J. van Keulen, Zuidaingel 29.
H. Lnmbooy, Hoogewoord 96.
P. v.d. Moer, Haarlemmeratr., hoek Turfmarkt
A. Somerwll, Hoogewoerd 24.
0. 8tuiveuberg, Groentsteeg SI.
en b(J alle looporn en agenten buiten
de stad tegen Cent.
En Dagelijks
aan de Kiosk Apothokersdjjk.
Be ridderorde-zaak in de
Tweede Kamer.
In het verschenen verslag betreffende het
onderzoek dor begrooting in do afdeelïn-
gen der Tweede Kamer, lezen wij omtrent
de bekende lintjesquaestie het volgende:
In alle afdeelingen werden gedachten wis
seling en gevoerd ter zako van de in 1907
aan den heer R. Lehmann verleende deco
ratie en hetgeen omtrent deze zaak bokend
werd. Yele leden waren van oordeel, dat het
voorgevallene van dien aard is, dat de Ka
mer zioh aan een bespreking daarvan niet
mag onttrekken. Terwijl tot dusver ons land
zich onderscheidde door de zuiverheid zij
ner politieke reden en nimmer gebleken 4b
van het geven van ridderorden in verband
met politieke verkiezingen, hadden deze le
den den indruk gekregen, dat door de wijze,
waarop ten deze door den toenmaligen mi-
nistor van binnenlandsche zaken gehandeld
is, de goede naam der Tegeering niet zon
der reden in binnen- en buitenland in op
spraak is gebracht. Men achtte een bespre
king te meer noodig, omdat het hier betreft
handelingen van den leider eener Invloed
rijke partij, die er haar eer in stelt op te
komen voor hooge beginselen van morali
teit. Hier scheen te blijken, dat 't voorop
etellen van Christelijke leuzen geen waar
borg geeft voor het hoog houden van het
gezag. Naar men meende, moeten de poli
tieke medestanders van Dr. Kuyper In de
verantwoordelijkheid voor rijn houding doe
len, zoolang zij die houding verdedigen.
Ten einde rich te vrijwaren voor dh be
schuldiging, dat zij zich ten deze zouden
schuldig maken aan lasterlijke aantijgin
gen, uitgevonden om een polïtieken tegen
stander te treffen, stelden deze leden er
prijs op aan te toonen, dat de grieven, wel
ke zij tegen de houding van den oud-minis
ter hadden, berusten op de door hem zel-
vcn in „Do Standaard" van 29 Juni J.L
afgelegde verklaringen.
In de eerste plaats blijkt uit die ver
klaringen, dat hij, terwijl hij minister was,
herhaaldelijk, ook van den heer R. Leh
mann, gelden aannam voor de kaa zijner
partij. Tot dusverre was het, voor zoover
mon wist, regel, dot een minister rich ont
houdt van elke bemoeiing met politieke ver
kiezingen. Afwijking van dien regel is, naar
men meende, met goede politieke seden
niet vereenigbaar. In de tweede plaats er
kent de oud-minister, dat hij omtrent het
vcrleenen der ridderorde correspondentie
voerde met iemand, die ln echt Kngelschen
stijl bij de verkiezingen als agente zonder
aanstelling optrad. Indien de aan dezelHs
persoon gerichte brief, gepubliceerd ln
„Het Volk" van 1 Juli j.l inderdaad van
den genoemde afkomstig is, waarom^'Qt
deze zich in zijn verklaringen van 23 Juni
natuurlijk niet kon uitlaten dan Wijkt,
dat hij haar c k geschreven neeft over een
aangelegenheid, de Utrechtsche universiteit
rakende. Men oordeelde, dat het voeren
van correspondentie met bedoelde persoon
over staatszaken niet strookt met goede
beginselen van regeeringsbcleid. EvenwAa
achtte men het behoorlijk, dat de weg aan
gewezen werd, waarop aanspraak op een
decoratie kan worden verkregen, omdat
daardoor de schijn is gewekt-, dat het geven
van decoraties door politieke consideraties
wordt beheerscht.
In de derde plaats verklaart de heer Kuy
per, dat door hem in verband met de deco
ratie niets is ontvangen, noch voor hem zelf,
noch met een bestemming voor een verkie-
zingsactie en dat er geenerlei verband be
stond tusschen het verleenen der decoratie
en de vorsfcrekldng van gelden ten behoeve
der partijkas. De verzekering dat hij niets
voor zichzelf aannam, achtte men overbodig,
maar van de juistheid der verklaring, dal
er geenerlei verband bestond tusschen de
deoaratie en de vorstrekking van gelden ten
behoeve der partijkas, was men niet over-»
tuigd. De geloofwaardigheid dezer verkla
ring wordt, naar men meende, 'niet ver
strekt door de omstandigheid dat dr. Kuy*
per het noodig vond herhaaldelijk aan juf
frouw Westmeyar te verklaren, dat zooda
nig verband was uitgesloten. Hij zegt in
Juli 1903 vernomen te hebben, dat de con
sul-generaal van Griekenland zich in na«
tionalen zin verdienstelijk maakte door aan
de Nederlandsche krijgsgevangenen uit den
Boerenoorlog, die op een der Bermuda
eilanden waren geïnterneerd, de middelen
te verschaffen om naar Nederland terug to
keeren, alsmede door aan de NederL kolonie
op Ceylon gelden te verschaffen voor deü
wederopbouw eener ingestorte kerk.
Men meende, dat, indien deze feiten aanlei
ding gaven tot het verleenen van een deco
ratie aan den consul-generaal van Grieken
land, de voordracht niet van den minister
van binnenlandsche, maar van zijn ambtge
noot voor buitenlandsohe zaken had bohoo-
ren uit te gaan. Verder merkte men op, dat
blijkens de memorie van antwoord betreffen
de hoofdstuk III der Staatsbegrooting voor
1903, reeds op 24 Sept. 1902 geen krijgsge
vangenen op de Bermudar eiland en en in
Brïtsch-Indie meer aanwezig waren en blij
kens een bericht in het „Handelsblad" van
29 Let. 1902, reeds toen aan den minis tec
van binnenlandsche zaken, door iemand, die
voelde voor onze nationale eer, het geheel®
bedrag was ter hand gesteld, dat nog noo
dig was voor de restauratie van de oud®
Nederlandsohe kerk te Colombo op Cey
lon. Het scheen dus niet aannemelijk, dut
de oud-minister de beide door hem bedoelde
feiten eerst in Juli 1903 zou hebben verno
men.
Sommige leden waren van oordeel, dat de
hierboven aangestipte feiten, in onderling
verband beschouwd, voldoende vermoeden®
opleveren ©m daaruit bewijs te putten, dat
het ontkende verband wel degelijk bestond.
Andere-1 gingen niet zoover, maar adhtten
tooh verschaffing van meer bobt, omtrent
deze zaak, noodig.
In verband met het bovenstaande werden"
van do regeering verschillende inlichtin
gen gevraagd. Het spreekt vanrelf, dat het
tegenwoordige Kabinet niet verantwoorde
lijk is voor een in 1900 verleende decoratie,
maar men vertrouwde, dat de regeering dé
Kamer zal willen inlichten omtrent de wij
ze, waarop ten aanzien van het verleeneiï
van decoraties in het algemeen gehandeld
pleegt to worden en van wat naar haar we
ten bij het verleenen van uedoelde deoO-
natie is geschied. Ook wenschte men, dat zij
haar oordeel zoti uitspreken over de vragen
van politiek beleid, waartoe het gebeurde
aanleiding geeft. Men herinnerde hierbij,
dat de minister van financiën zich in 18^9
bereid verklaarde inlichtingen te verstrek
ken omtrent de redenen, waarom de uit
gaven voor decoraties onder het bewind
zijns ambtsvoorgangers het daarvoor toe
gestane krediet hadden overschreden (Han
delingen 186969, bladz. 261 en vig.) efl
dat' het ministerie-Röeïl in 1894 aan de
Eerste Kamer stukken overlegde, waaruit
bleek, welke motieven het vorige Kabinet
er t-oe hadden geleid, ontbinding der Ka
mer raadzaam te achten (Handelingon Eer
ste Kamer 1894, bladz. 2529).
De inlichtingen, welke gevraagd werden,
waren de volgende:
lo. Welke zijn de regels, welke bij het'
verleenen van decoraties aan ingezetenen
plegen gevolgd te worden t Van welke auto
riteiten worden daarbij informaties ge
vraagd t Is bij de decoratie van den heer
R .Lehmann de gebruikelijke weg gevolgdt
Gaarne zoü men de ter zake daarvan uit
gebrachte ambtelijke adviezen aan de Ka
mer overgelegd zien,
2o. Welke regels gelden ten aanzien van
de vraag, tot het ressort van welken minis
ter de voordracht tot toekenning eener do-
ooTatie behoort?
3o. Komt het meer voor en acht de regee
ring het oorbaar, dat door een minister de
weg wordt aangewezen, door het volgeö
waarvan iemand aanspraak cal kunnen mal.
ken op een ridderorde?
4o. Acht de regeering het in overeen
stemming met goede politieke zeden, dat
een minister geld aanneemt voor een par
tijkas en op de in de verklaringen van dr.
Kuyper vermelde wijze over regeerrags-
aangelegenheden correspondentie voert
met iemand, die geenerlei officieele positie
bezit?
5o. In verband met de verklaring van
dr. Kuyper, dat de heer E. A. Lehmanni
niet op een lijst betreffende het verlee
nen van decoraties kon geplaatst zijn, om
dat zoodanige lijst door het Kabinet, dat
aftrad, niet „gearresteerd" was, werd ver
der de vraag gesteld, of vóór dat aftreder!
een voorloopigd lijst werd opgemaakt en
zoo ja, of de naam van genoemden persoott
daarop voorkwam.
Algemeen was men van hen die aan de
rijde van dr. Kuyper staan van oordeel dat
de uitdrukkelijke verklaring van dr. Kuy
per dat er geen verband bestaat tusschen
het verleenen der decoratie en Bet aanno-
nemen van geld voor verkiezingsdoeleinden
geloofd behoort te worden tot dat het te
gendeel gebleken is. Dat het bewijs van het
tegendeel uit zijne verklaringen afgeleid
zou kunnen wonden, werd dezerzijds ont
kend. Voorts was men van oordeel dat het
geen de heer Lehmann voor de krijgsge
vangen Nederlanders en voor de kerk te
Colombo deed, het verleenen der decoratie
alleszins rechtvaardigt. Verscheidene ledeil
achtten het overigens gewenscht, dat dr.
Kuyper de nadere inlichtingen, die hij toe
gezegd heeft, niet langer achterwege zal
houden.
Naar aanleiding van het geopperde denk
beeld, dat de regeering een onderzoek eot*
rustellen werd verder opgemerkt, dat zij
zich met doze zaak alleen kan inlaten voor-
zoover er sprake sou kunnen zijn van eenig
ambtsmisdrijf en voor zoover betreft- het
veïtetrekkon van inlichtingen aangaandö
het verleenen der decoratie.
PoïtjSrte V Carte postale
Vfahpoitrerrin U«von postal* universele
•rtiJtitr» Dopisnice
V** Kottfpaodfnl;
fartöKno fbs tol*
Portal PwU}'
|B& Kap*a
- Mi
Sere FtlMtyieMtkên
r^i r r 'iv -I"
Een staaltje Tan „Tindinerljkhcid" Tan de Iluitgehe Rljkupont.