BRUNS ANKERMAN. Leiden. bare School, die dit jaar tot stand kwam. Die wet kan ten gevolgd hebben, dat aan het M. U. L. O. een onbillijke concurrentie wordt aangedaan, en de;;e af te weren waa het doel van het Regeeringsontwerp. Voor al van de Middelbare School met driejari gen cursus dr ;gt hier het gevaar. Verzet tegen dit ontwerp is te minder te duchten, daar de M. U. L. School aller minst uitsluitend van onzfe zijde optrad, maar ook een zeer uitgebreide neutrale clicnteele heeft. Onder het hoofd Landsdrukkerij dricstart de „H a a g s c li e Courant": Naar aanleiding van wat wij in ons blad van 8 October schreven over de Laudsdrnk- kerij in ons Overzicht vermeld heeft de redactie van „Klaasesz Aankon diger" zich „ernstig afgevraagd", of een Eaad van Toezicht in het belang van het Land rnoet aanbevolen worden cn of wer kelijk de feiten een dergelijke benoeming noodzakelijk doen zijn. Zij kwam tot de volgende conclusie: „Het lijkt mij altijd verkeerd om aan iemand, die alleen met krachtig persoon lijk beleid een zaak tot haar bestemming kan brengen, een soort voogdij uitoefenend lichaam toe te voegen. Dat werkt belem merend." Hierop antwoordt het „W cekbl&d voor den Boekdrukker" (van 20 October) „Daar zijn wo het niet mee eens, alhoe wel we best kunnen begrijpen, dat een par- ticnlier niet erg gunstig denkt over een college van dwarskijkers. Wc zijn te wei nig bekend met de Landsdrukkerij zelve en haar inrichting, of er ook maar iets over te kunnen schrijven; maar uit eigen erva ring kunnen wo zeggen, dat we ons nooit zouden verzetten tegen een voogdijraad van deskundigen. We plegen liever overleg met deskundigen, dan dat wo bijv. geheel onkundigen de noodzakelijkheid moeten aan toon on van een &f andere aanvraag. We levon niet meer in den tijd, dat de autoriteiten zeggen: „Do directeur v gt het en nu ia het goed". Onze Eegeerings heden vragon, en daar hebben ze recht op, steeds een uiteenzetting van de noodzake lijkheid van uitbreiding, hetzij van mate rieel, personeel of gebouw. En nu oordee- len wij, dat het meer belemmerend werkt om steeds nota's en steeds mnar meer in lichtingen te schrijven, dan overleg te ple gen met een commissie van deskundigen. Ook een directeur gaat veel vrijer uit, als hij eens van gedachten gewisseld heeft met zulk een commissio; is er dan nl een3 een fout begaan, dan treft hem wel ecnig zelfverwijt, maar do volle verantwoorde lijkheid heeft hij er toch niet van. Maar juist door bespreking bestaat er kans op voorkoming van fouten Men vergete niet, dat het beste paard wol eens kan struike len. Het zal hem ook gemakkelijker vallen, Iets gedaan te krijgen, want als iets met de deskundigen is overwogen en de nood zakelijkheid gebleken, dan zal hij met een bespreking in ongeveer twee uren oneindig meer gedaan hebben, dan met heele dos siers schrijven om de onkundigen op de hoogte to brengen." Naar aanleiding van het door den drie- star-schrijver in „D e Standaard" zie vorig Overzicht aan de hand gedane denkbeeld, om de tusschentndsche Raads verkiezingen af te schaffen, merkt „Het Huisgezin" o. m. op: Het denkbeeld van „De Standaard" heeft iet-s zeer aantrekkelijks. Maar dan toch alleen in het kader, waarin het past. M. a. w. ais uitvloeisel van de invoering van een evenredig kiesstelsel. Voert men dit in, dan vervallen vanzelf do tusschentijdsohe verkiezingen en kiest men dus naast de leden ook plaatsvervan gers met het oog op eventueele tusschen- iijdsche vacatures. In het kader van het meerderheidsstel sel is het instituut der plaatsvervangers niet zoo gemakkelijk te passen. Minderheden, die ver beneden hun cij fer in de gemeenteraden vertegenwoordigd zijn, zien niet graag voor volle zes jaar van nBe kans af om daarin verbetering te brengen. De „V i s s o h e r ij-C ourant1' be sprak in een hoofdartikel de vraag hoe de Zuiderzeevisscherij weer tot Bloei kan gebracht worden. Zij doet daar toe de volgende middelen aan de hand: In de eerste plaats een einde gemaakt aan de roofvisscherij, een uitgebreide re geling van het bedrijf. Dan zal de Zu der zee weer vischrijk worden, dan zullen do aanvoeren weer zdó zijn, dat aan de vraag van het visehetende publiek kan worden voldaan. Maar verder moet er gezorgd worden, dat het product de waarde niet verliest. Nóg is het slechts een gedeelte van het jaar, dat de vreemde haring de onze con currentie aandoet. Straks komen de slechte kwaliteiten cn brengen den naam van Zui- derzeebokking vred:r in miskrediet. Daar tegen moet worden gewaakt. Vreemde ha ring mag niet voor Zuidcrzeeviseh wor en verkocht. Zoo ook met do ansjovis. Nóg mist de buitenlandsche de kwalite.t van het Nederlandsen product en ontrooft zij do onzo den goeden naam. Ook daarvoor dient gewaakt. Evenals bij de margarine moet do buitenlandsche viseh verpakt wor den in van merken voorziene vaten, an kers, kisten. Daarop moet thans met kracht worden aangestuurd. Maar er is nog meer werk aan den win kel. Men moet zorgen, dat de prijs van de viseh, vooral ook van de tweede-rangs-vis- sehen der Zuiderzee, spiering, bot, aal, garnalen, zoo hoog mogelijk zijn. Dat de schelpdieren, kreukelen, oesters, wulken cn krabben, ja krabben o:k, zoo veel mo gelijk opbrengen. Men moet daarnaast zorgen, dat do on kosten zoo gering mogelijk zijn, coöperatief inkoopen, tanen. Men moet zorgen be drijfszekerheid te hebben, verzekering van schepen en want, verzekering tegen onge vallen en dood. Kortom, het bedrijf moet op moderne wijze worden gedreven. Het begin is er reeds. Er zijn reeds enkele coöperatieve vereenigingen, enkele nog slechts geringe draagkracht bezittende fondsen. Maar dit alles moet krachtiger worden aangevat. Er moet meer eenheid en samenwerking komen. Het moet, want het kan. W\j, voor ons, zijn overtuigd, dat de kwijnende Zuiderzeevisscherij weer opleven kan, dat, wanneer de visscher en belanghebbende de handen ineenslaan, het bedrijf wedeT welvarend in plaats van so ber zal genoemd worden. Er kan een flinke, krachtige groote in koop- en verkoopcoöperatie komen. Voot het succes van dit laatste middel acht het blad het voldoende, dat van de circa zes duizend visschers Blechta enkele honderden ernstig willen. RECLAMES, 1974 5 k 40 Cents per regel. Lenigste ManteMIaxa/djaen, speciaal voor den verkoop vun Mantels zijn de Hauteliuacaz(jnen Brieven uit Warmond. IV. Heel vroeger, in mijn jeugd nog, wat al een heel tijdje geleden is, liet ik mij o zoo graag wijsmaken, dat het gezegde „zoo slecht als de weg" reeds dateerde van vóór den tijd van Napoleon Bonaparte, onder wiens bestuur men wil, dat vooral in deze streken straatwegen zijn aangelegd, met name de groote straatweg van Amsterdam, door Haarlem en den Hout, langs Leiden naar cn door het Haagsche Bosch naar Den Haag. Nu echter, nu de ernst des levens de plaats, welke vroeger door jeugdige goed- geloovigheid werd ingenomen, voor heel iets anders beschikbaar houdt; nu ik dat alles, wat waar kan zijn, voor waaT aan te nemen al op den afgelegden levensweg heb achtergelaten; nu heb ik mij een heel an dere meening omtrent den oorsprong van dat gezegde gevormd, en dagelijks word ik hierin nog gesterkt. Wanneer nüj n.1. niet met degelijke be wijsgronden aan de hand het tegendeel wordt aangetoond, praat niemand mij voor- loopig uit het hoofd, dat „zoo slecht als de weg" zelfs van zeer jongen datum is; en alleen een nauw verband houdt met het geen onder deze gemeente als wegen en s aatweg betiteld wordt. Ik durf gerust beweren, dat het een m- en-in-Warmondsch-gezegde is, en elkeen, waar vandaan ook, zal volmondig erken nen, ua kennismaking er mede, dat bijna nergens een dergelijke slechte straatweg te vinden is. En niet een bepaald soort menschen, bijv. wielrijders, klaagt luidop over den slech ten toestand; neen, elkeen, goed of slecht ter been. B-c-stuurders van henden-, kinder en sportwagens; gebruikers van landauers en handduwers; gaande met rijwiel of één- wiel (kruiwagens), liet is allemaal koekoek één zang: „Wat is die weg tot sleob(t)". Nu zou to:k die weg niet zoo aller aan dacht vragen cn zooveel stof tot spreken en nu zelfs tot schrijven geven, ware het niet, dat dit 3500 Meter lange eind weg oen geschiedenis had, welke menige 60-jarige die minder stil gelegen heeft dan wel die straatweg, hem zou benijden. Ik mag met grond vermoeden, dat het bijna elk bekend is. dat indertijd aan de bewoonster van cl© Heerlijkheid van War mond ooncessie is verleend tot het leggen van een straatweg, mits conditie, dat zij ook voor het onderhoud zorg droeg. Voor dat onderhoud werd haar vergun ning verleend een tol to plaatsen aan den Wa noon der dam, waar zij gemachtigd werd een recht te heffen van vijftig procent van datgene, wat bij gewone Bijkstollen als tarief gold. Het onderhoud liet in den regel niets to wenschen over; er werd, kan men gerust zeggen, evengoed de hand aan gehouden als aan het tolheffen; totdat, na een paar malen van eigenaar veranderd te zijn, de straatweg in eon positie kwam van „Wees" te zijn, en er een rechtskwestie uit voort sproot: wie wel de eigenaar was. Het eigenaardige van het proces was. dat men niet om het bezit er van procedeert, doch om van eigendnm en onderhoud af te zijn. Do laatste en tegenwoordige eigenaar van do Heerlijkheid ,,'t Huys to Warraonc" do heer Krantz, kocht do buitenplaats van de erven Graaf van Limburg Stirum en nam daarbij tevens op zich do erven to vrijwaren voor alle verplichtingen, welke Een briefkaart, dio, zoodor nader adres voor wio rij bestemd uit een procedure over den straatweg zou den voortvloeien kunnen; zoodat de heer Krantz de verantwoordelijke en aansprake lijke persoon voor allee werd. De straatweg riep echter om reparatie en wel zóó erg, dat in dat gedeelte van den Warmonderdam onder de gemeente SasBen- heim het zelfs voorgekomen is, dat een paard en rijtuig geheel omkantelden. De gemeente Sassenheim besloot dan ook maar, wat onder dio gemeente behoorde, geheel te laten vernieuwen, waar de toenmalige en de tegenwoordige heer van Warmond niet genegen scheen het onderhoud voor eigen rekening te nemen. Het werk werd onder do hoede van den heer Veilhrief, uit Leiden, toentijda ge meente-opzichter daar, door den Delft- schen aannemer De Hoed gemaakt en op geleverd. Spoedig daarop begon ook Warmond, noode gedwongen, eenige der slechtste ge deelten eerst, te vernieuwen; waarvoor het gedeelte van de Seminarie-laan tot voorbij de B.-K. kerk het eerst in aanmerking kwam, en vervolgens, het volgend jaar, van daar tot het station. Het eerste deel werd gelegd onder toe zicht van den gemeente-oprichter, destijds de heer Piot, door denzelfden aannemer De Hoedhet volgende> onder hoede en op zicht van De Hoed, door diens neef als aan nemer. Al weet men nu, en het is voor elk waar te nemen, dat dat werlc van De Hoed, waar bij de heer Piet opzichter was, het beste is, en veel beter dan dat, waarover Do Hoed met het opzicht belast was, gaat het natuur lijk niet op luidkeels een conclusie daaruit te trekken, te verkondigen. Ik zal als altijd de laalste zijn dat te doen in minder gunstigen rin. Ik kan mij ten minste niet indenken, dat er één is, die denken kan, dat bijv. opzich ter Yeilbrief met De Hoed „gehoeteld" heeft, en dat het gebruik van oude steenen voor een deel geoorloofd was. Ook niet, al ligt dat laatste straatweg- eind veel minder goed, dat De Hoed geen gced opzichter is daarom; of dat De Hoed met neef onder één hoedje gespeeld heeft. Veeleer wil ik aannemen, dat De Hced de gulden spreuk in practijk heeft willen biengen. Wat gij niet wilt, dat u geschiedt, doe dat ook aan anderen niet. Dc man, als aannemer, heeft het onaan gename en schadelijke, in afkeuren van werk en materiaal gelegen, by ondervin ding, en heeft dat „neef-' wellicht willen besparen. Nn, dat Is toch ontegenzeglijk prijzens waardig en aardig; en men kan iemand geen grief er over maken. Sassenheim, dat in dit geval het eerst de koe by de horens genomen had, omdat het dier in figuurlijken en werkelijken zm he vig stootte, deed ook het eerste de erven Graaf van Limburg Stirum, en door hun vrijwaring door don heer Krantz, o.k de zen, een proces aan om terugbetaling van de drie duizend achthonderd en een ge guldens en centen, welke de kosten van de vernieuwing hadden bedragen. In tegenstelling met de vlugheid van onzo hedendaagscho pers, die al vóórdat je eigenlijk goed en wel rustig bij je lotge- nooten een plaats hebt gekregen; je lyk- Tede, het aantal gestrooide bloemen en schopjes zand tusschen de „rotatie" laat doorglijden, om de menschen maar spoedig van je begrafenis te doen lezen, is ons he- dendaagsdh recht o, zoo saai, pardon 1 minder vlug. Er verliepen eenige jaTen; toen deed do Rechtbank uitspraak in het nadeel van Sassenheim en wees deze gemeente als onderhoudsplichtige aan. Warmond, lang green vijand van proce- deeren, ging, met dat slechte resultaat voor oogen, van deze zaak ook een recht zaak maken, welke, naar ik meen, nu na Tuim vier jaren ook al in tweede instan tie is. De gevoelens over het al of niet winnen van het proces liepen over het algemeen nogal uiteen, tot einde Juni dezes jaars het Gerechtshof uitspraak deed, dat als onderhoudsplichtigen werden aangewsen de erven Graaf van Limburg Stirum, cn door vrijwaring in hun plaats dc heer Krantz. De kans vo°r Warmond wordt daardoor veel grooter, en zoo de Hooga Eaad, waarvoor nu do zaak, door nict-berusting in het vonnis, is gebracht, spoedig in zelf den zin uitspraak doet, krijgen wij voor het tegenwoordige gedeelte dat nog zand,- grindL, puinweg is, een mooien nieuwen straatweg; en bovendien de ongeveer acht duidend, gulden, reeds aan onderhoud be steed, in de gemeentekas. Het is om van te watertanden, want ik weet. zeker, dat een deel daarvan wordt gebruikt om van <Ï8 ,^dorpel"-straat weer een fatsoenlijke „dorps"-straat te mnkon, waarin dan ge op dan het opgeplakte portret van haar, as, deze toch bereikte^ lijktijdig de elecfcrische kabel voor de ver lichting gelegd wordt. Ook is door deze kwestie tevens nog een echt stukje conservatisme van de baan ge ruimd. De heer Krantz liet n.1. bij den aanvang van het proces den tol, welke voor het onderhoud aan den weg aan den War monderdam was geplaatst, wegnemen; doch dit heeft niet de uitwerking gehad, daarmede beoogd; want, zoo luidde de uit spraak van het Qerechtshof, het tolheffen was niet verplichtend, het onderhoud evenwel wel. Nu gaat recht, ten minste rechtspraktijk, verre boven mijn praktijk; maar nooit Heb ik kunnen begrijpen, dat de heer Krantz, met dat opruimen van dien tol, zijn zaak erg diende, al geriefde hij zijn mede-inge zetenen kolossaal met het wegnemen van die staande cn liggende hinderpalen, pre- oie8 op die wegkromming. Het zal toch niemand in het hoofd ko men, om, om iets te noemen, het hek van het dezen zomer zoo peperduur verkochte stukje teelland in het Oost-Emd weg te nomen, om de doodeenvoudige reden, dat dam, pad of land hem niet behoort; en dat kan alleen door den eigenaar onbetwist geschieden. Zoo ook daarmede, hebben m. i. door dus te handelen, de gedaagde en eischeres beiden laten blijken, dat ze eigenlijk omtrent den eigendom dezelfde meening waren toegedaan. Niet onwaarschijnlijk is het, dat wij reeds spoedig de uitspraak in hoogsfo in stantie te hooren of te lezen krijgen, en kan men over een en ander zelf ook een oordeel vellen, in hoeverre of nog gelijk heeft .SPECTATOR. Het .Leidech Dagblad," ls 'B Zaterdagavond» tn de stad verkrijgbaar btf: Joh. Dekker, Haarlemmerstraat 263. Joh. HogervoTBt, Haarlemmerstraat 128. P. J. van Keulen, Zuidaingel 29. H. Lnmbooy, Hoogewoord 96. P. v.d. Moer, Haarlemmeratr., hoek Turfmarkt A. Somerwll, Hoogewoerd 24. 0. 8tuiveuberg, Groentsteeg SI. en b(J alle looporn en agenten buiten de stad tegen Cent. En Dagelijks aan de Kiosk Apothokersdjjk. Be ridderorde-zaak in de Tweede Kamer. In het verschenen verslag betreffende het onderzoek dor begrooting in do afdeelïn- gen der Tweede Kamer, lezen wij omtrent de bekende lintjesquaestie het volgende: In alle afdeelingen werden gedachten wis seling en gevoerd ter zako van de in 1907 aan den heer R. Lehmann verleende deco ratie en hetgeen omtrent deze zaak bokend werd. Yele leden waren van oordeel, dat het voorgevallene van dien aard is, dat de Ka mer zioh aan een bespreking daarvan niet mag onttrekken. Terwijl tot dusver ons land zich onderscheidde door de zuiverheid zij ner politieke reden en nimmer gebleken 4b van het geven van ridderorden in verband met politieke verkiezingen, hadden deze le den den indruk gekregen, dat door de wijze, waarop ten deze door den toenmaligen mi- nistor van binnenlandsche zaken gehandeld is, de goede naam der Tegeering niet zon der reden in binnen- en buitenland in op spraak is gebracht. Men achtte een bespre king te meer noodig, omdat het hier betreft handelingen van den leider eener Invloed rijke partij, die er haar eer in stelt op te komen voor hooge beginselen van morali teit. Hier scheen te blijken, dat 't voorop etellen van Christelijke leuzen geen waar borg geeft voor het hoog houden van het gezag. Naar men meende, moeten de poli tieke medestanders van Dr. Kuyper In de verantwoordelijkheid voor rijn houding doe len, zoolang zij die houding verdedigen. Ten einde rich te vrijwaren voor dh be schuldiging, dat zij zich ten deze zouden schuldig maken aan lasterlijke aantijgin gen, uitgevonden om een polïtieken tegen stander te treffen, stelden deze leden er prijs op aan te toonen, dat de grieven, wel ke zij tegen de houding van den oud-minis ter hadden, berusten op de door hem zel- vcn in „Do Standaard" van 29 Juni J.L afgelegde verklaringen. In de eerste plaats blijkt uit die ver klaringen, dat hij, terwijl hij minister was, herhaaldelijk, ook van den heer R. Leh mann, gelden aannam voor de kaa zijner partij. Tot dusverre was het, voor zoover mon wist, regel, dot een minister rich ont houdt van elke bemoeiing met politieke ver kiezingen. Afwijking van dien regel is, naar men meende, met goede politieke seden niet vereenigbaar. In de tweede plaats er kent de oud-minister, dat hij omtrent het vcrleenen der ridderorde correspondentie voerde met iemand, die ln echt Kngelschen stijl bij de verkiezingen als agente zonder aanstelling optrad. Indien de aan dezelHs persoon gerichte brief, gepubliceerd ln „Het Volk" van 1 Juli j.l inderdaad van den genoemde afkomstig is, waarom^'Qt deze zich in zijn verklaringen van 23 Juni natuurlijk niet kon uitlaten dan Wijkt, dat hij haar c k geschreven neeft over een aangelegenheid, de Utrechtsche universiteit rakende. Men oordeelde, dat het voeren van correspondentie met bedoelde persoon over staatszaken niet strookt met goede beginselen van regeeringsbcleid. EvenwAa achtte men het behoorlijk, dat de weg aan gewezen werd, waarop aanspraak op een decoratie kan worden verkregen, omdat daardoor de schijn is gewekt-, dat het geven van decoraties door politieke consideraties wordt beheerscht. In de derde plaats verklaart de heer Kuy per, dat door hem in verband met de deco ratie niets is ontvangen, noch voor hem zelf, noch met een bestemming voor een verkie- zingsactie en dat er geenerlei verband be stond tusschen het verleenen der decoratie en de vorsfcrekldng van gelden ten behoeve der partijkas. De verzekering dat hij niets voor zichzelf aannam, achtte men overbodig, maar van de juistheid der verklaring, dal er geenerlei verband bestond tusschen de deoaratie en de vorstrekking van gelden ten behoeve der partijkas, was men niet over-» tuigd. De geloofwaardigheid dezer verkla ring wordt, naar men meende, 'niet ver strekt door de omstandigheid dat dr. Kuy* per het noodig vond herhaaldelijk aan juf frouw Westmeyar te verklaren, dat zooda nig verband was uitgesloten. Hij zegt in Juli 1903 vernomen te hebben, dat de con sul-generaal van Griekenland zich in na« tionalen zin verdienstelijk maakte door aan de Nederlandsche krijgsgevangenen uit den Boerenoorlog, die op een der Bermuda eilanden waren geïnterneerd, de middelen te verschaffen om naar Nederland terug to keeren, alsmede door aan de NederL kolonie op Ceylon gelden te verschaffen voor deü wederopbouw eener ingestorte kerk. Men meende, dat, indien deze feiten aanlei ding gaven tot het verleenen van een deco ratie aan den consul-generaal van Grieken land, de voordracht niet van den minister van binnenlandsche, maar van zijn ambtge noot voor buitenlandsohe zaken had bohoo- ren uit te gaan. Verder merkte men op, dat blijkens de memorie van antwoord betreffen de hoofdstuk III der Staatsbegrooting voor 1903, reeds op 24 Sept. 1902 geen krijgsge vangenen op de Bermudar eiland en en in Brïtsch-Indie meer aanwezig waren en blij kens een bericht in het „Handelsblad" van 29 Let. 1902, reeds toen aan den minis tec van binnenlandsche zaken, door iemand, die voelde voor onze nationale eer, het geheel® bedrag was ter hand gesteld, dat nog noo dig was voor de restauratie van de oud® Nederlandsohe kerk te Colombo op Cey lon. Het scheen dus niet aannemelijk, dut de oud-minister de beide door hem bedoelde feiten eerst in Juli 1903 zou hebben verno men. Sommige leden waren van oordeel, dat de hierboven aangestipte feiten, in onderling verband beschouwd, voldoende vermoeden® opleveren ©m daaruit bewijs te putten, dat het ontkende verband wel degelijk bestond. Andere-1 gingen niet zoover, maar adhtten tooh verschaffing van meer bobt, omtrent deze zaak, noodig. In verband met het bovenstaande werden" van do regeering verschillende inlichtin gen gevraagd. Het spreekt vanrelf, dat het tegenwoordige Kabinet niet verantwoorde lijk is voor een in 1900 verleende decoratie, maar men vertrouwde, dat de regeering dé Kamer zal willen inlichten omtrent de wij ze, waarop ten aanzien van het verleeneiï van decoraties in het algemeen gehandeld pleegt to worden en van wat naar haar we ten bij het verleenen van uedoelde deoO- natie is geschied. Ook wenschte men, dat zij haar oordeel zoti uitspreken over de vragen van politiek beleid, waartoe het gebeurde aanleiding geeft. Men herinnerde hierbij, dat de minister van financiën zich in 18^9 bereid verklaarde inlichtingen te verstrek ken omtrent de redenen, waarom de uit gaven voor decoraties onder het bewind zijns ambtsvoorgangers het daarvoor toe gestane krediet hadden overschreden (Han delingen 186969, bladz. 261 en vig.) efl dat' het ministerie-Röeïl in 1894 aan de Eerste Kamer stukken overlegde, waaruit bleek, welke motieven het vorige Kabinet er t-oe hadden geleid, ontbinding der Ka mer raadzaam te achten (Handelingon Eer ste Kamer 1894, bladz. 2529). De inlichtingen, welke gevraagd werden, waren de volgende: lo. Welke zijn de regels, welke bij het' verleenen van decoraties aan ingezetenen plegen gevolgd te worden t Van welke auto riteiten worden daarbij informaties ge vraagd t Is bij de decoratie van den heer R .Lehmann de gebruikelijke weg gevolgdt Gaarne zoü men de ter zake daarvan uit gebrachte ambtelijke adviezen aan de Ka mer overgelegd zien, 2o. Welke regels gelden ten aanzien van de vraag, tot het ressort van welken minis ter de voordracht tot toekenning eener do- ooTatie behoort? 3o. Komt het meer voor en acht de regee ring het oorbaar, dat door een minister de weg wordt aangewezen, door het volgeö waarvan iemand aanspraak cal kunnen mal. ken op een ridderorde? 4o. Acht de regeering het in overeen stemming met goede politieke zeden, dat een minister geld aanneemt voor een par tijkas en op de in de verklaringen van dr. Kuyper vermelde wijze over regeerrags- aangelegenheden correspondentie voert met iemand, die geenerlei officieele positie bezit? 5o. In verband met de verklaring van dr. Kuyper, dat de heer E. A. Lehmanni niet op een lijst betreffende het verlee nen van decoraties kon geplaatst zijn, om dat zoodanige lijst door het Kabinet, dat aftrad, niet „gearresteerd" was, werd ver der de vraag gesteld, of vóór dat aftreder! een voorloopigd lijst werd opgemaakt en zoo ja, of de naam van genoemden persoott daarop voorkwam. Algemeen was men van hen die aan de rijde van dr. Kuyper staan van oordeel dat de uitdrukkelijke verklaring van dr. Kuy per dat er geen verband bestaat tusschen het verleenen der decoratie en Bet aanno- nemen van geld voor verkiezingsdoeleinden geloofd behoort te worden tot dat het te gendeel gebleken is. Dat het bewijs van het tegendeel uit zijne verklaringen afgeleid zou kunnen wonden, werd dezerzijds ont kend. Voorts was men van oordeel dat het geen de heer Lehmann voor de krijgsge vangen Nederlanders en voor de kerk te Colombo deed, het verleenen der decoratie alleszins rechtvaardigt. Verscheidene ledeil achtten het overigens gewenscht, dat dr. Kuyper de nadere inlichtingen, die hij toe gezegd heeft, niet langer achterwege zal houden. Naar aanleiding van het geopperde denk beeld, dat de regeering een onderzoek eot* rustellen werd verder opgemerkt, dat zij zich met doze zaak alleen kan inlaten voor- zoover er sprake sou kunnen zijn van eenig ambtsmisdrijf en voor zoover betreft- het veïtetrekkon van inlichtingen aangaandö het verleenen der decoratie. PoïtjSrte V Carte postale Vfahpoitrerrin U«von postal* universele •rtiJtitr» Dopisnice V** Kottfpaodfnl; fartöKno fbs tol* Portal PwU}' |B& Kap*a - Mi Sere FtlMtyieMtkên r^i r r 'iv -I" Een staaltje Tan „Tindinerljkhcid" Tan de Iluitgehe Rljkupont.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 10