N\ 15242
"V rijdfm; 29 October».
A®. 1909
(§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
Eerste Blad.
Gemeenteraad van Leiden.
FEUILLETON.
De tanfes.
LEIBSCH
DA&BLAI)
PBUS DER ADYERTENTIEN:
Van 16 regels /"LOS. Iedere regel meer O.I7£. Grootere letters naar
plaatsruimte. Kleine adrertentiën van 30 woorden 40 Oentscontant; elk
tiental woorden meer 10 Oents. Voor het incasseeren wordt/"0.05 berekend.
PRIJS DEZER COURANTi
Voor Leiden per week 9 Oents; par 3 maanden I l 2 l f 1.10.
Buiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd s\jn 9 1.30.
Franco per post1.65.
Vergadering van gisteravond te 8 uren.
Vervolg: Gemeenfcebegroo-
t i n g.
De Voorzitter opent do vergade
ring waartoe de leden hedenavond nog
èob rif tel ijk zijn bijeengeroepen.
Afwezig met kennisgeving de heeren
Pera en Aalbcrse.
Aan de orde is do voortzetting van de
beraadslaging over de Gemeente-begroo-
ting.
De Voorzitter deelt mede dat de
agenda aanwijst de nieuwe stemming over
het amendement-Van Hoeken op volgn. I2i
(vtrhooging der bestrating van 4 vakken
van de onde Beestenmarkt) en het amen-
domonb-Fokker op volgn. 139 (geen derde
sproeiwagen).
Bij deze nieuwe stemming werd het
amendement-Van Hoeken verworpen met
16 tegen 14 stemmen.
Dezelfde leden stemden thans weer voor
©n tegen. De heer Aalberse echter was
afwezig, waardoor er één vóórstemmer
minder was.
Het amendement-Fokker werd aangeno
men met 15 togen 14 stemmen. Vóór stem
den de heeren Bots, Briët, Driessen, Van
der Eist, Fokker, Van Hoeken, Meuleman,
A. Mulder, P. J. Mulder^ Reimeringer,
Sijtsma, Timp, Van Tol, Vergouwen en
Zwiera.
De Voorzitter sluit thans deze
vergadering en heropent do geschorste ver
gadering van gistermiddag.
Aan de orde ia volgn. 161.
Do heer Fokker maakt de opmerking
dat zijn stem thans aan dozen poet tot n:ets
bindt, indien door reorganisatie van Ma
thesis misschien later anders over dit sub
sidie zal worden gedacht.
Bij volgn. 167 merkt de heer TanHoe-
ken op dat d© financieel© positie der 3-
Oct.-Vereen, er in dc laatete jaren niet op
vooruitgegaan is. Spr. wijst op het toene
men van het aantal dergenen die van do
uitdeeling profile,eren. Daarom wil spr.
niet het subsidie afschaffen maar verm:n-
deren, spr. meent dat het met die uitdee-
ling niet altijd even juist toegaat. Hij wil
het. subsidie thans op f 500 brengen en
dient in. dien geest een amendement in.
De heer Fokker vraagt het oordeel
Van het college van B. en Ws. over dit
amendement in verhand met het standpunt
in de Memorie van Antwoord meegedeeld
dat van B. en Ws. nooit verandering van
dit subsidie te wnohten ia.
De Voorzitter zegt dat B. en Ws.
nog niet aan het woord zijn geweest.
De heer A. Mulder draagt de 3-0.?to-
ber-Vereeniging een. goed hart toe, maar
die Vereeniging geniet meer dan 1000
subsidie; immers een groot-aantal stads-
werklieden doen allerlei werk bij die gele
genheid. Dat wordt niet betaald.
Dit zou spr. in. aanmerking wensohen te
nemen bij het toestaan van het subsidie.
Bovendien zegt spr., is de Vereeniging
finanoieel sterk genoeg om dio verminde
ring te dragen.
De heer Van dor Lip herinnert er
aan dat het subsidie indertijd ia verleend
onder voorwaarde dat het niet meer zou
gegeven worden indien de reserve meer
dan f 1500 bedragen zou.
Bovendien acht spr. het subsidie zeer ge
rechtvaardigd. De Vereeniging zorgt toch
voor een waardige viering van dit gedenk
waardig feit.
De eenige klacht die in al die jaren ver
nomen is4 was die van den heer Van der
Eist naar aanleiding van het rondtrekken
in de optocht met een paardekop, (gelach).
Maar als die 3-October-Vereeniging nu
eens haar werk neerlegde, dan zou de ge
meente er voor moeten zorgen en dat zou
nog veel duurder worden; want er moet
toch feest zijn op 3 October. Wat betreft
het gebruik van personeel van de gemeen
te, meent spr. dat de heer Mulder z;ch
vergist. Die regeling staat toch in verband
met andere motieven.
De heer V-ergouwen meent ook, dat
de 3-October-Vereeniging krachtig genoeg
is om het verlies van f 500 te dragen. Het
argument dat dan de gemeente het werk
zou moeten overnemen, acht spr. van wei
nig belang. De discussie wordt gesloten.
Het amendement-Van Hoeken wordt in
stemming gebracht en verworpen met 20
tegen 9 stemmen. Vóór stemden de hoeren
Bosch, Briët, Van Hoeken, A. Mulder, P.
J. Mulder, Sijtsma, Timp, Van Tol en Ver
gouwen.
Do lieer Briët vraagt of de 3-October-
Vereeniging recht heeft op de Gehoorzaal
's avonds en of zulks berust op een Raads
besluit. Anders heeft do Christelijke Oranje-
Vereeniging toch evenveel recht er op.
De heer v. d. L i p zegt, dat het een soort
gewoonterecht is, dat de 3-October-Vereeni-
ging de zaal ter beschikking heeft. Als
het weer niet meewerkt, moet er gelegen
heid zijn om tocli te kunnen feestvieren.
De heer B r i t merkt op," dat deze toe
stand dan in strijd is met de verordening,
die uitdrukkelijk de voorwaarden van de
verhuring der Gehoorzaal regelt.
De Voorzitter zegt, dat er welis
waar niets tegen de woorden van den heer
Briët te zeggen is, maar we hebben hier
een gewoonte van meer dan 20 jaar. En
het is wel moeilijk om daar nu aan te gaan
tornen.
De heer Vergouwen vraagt of het
nog wel ooit zal voorkomen, dab het feest
binnenshuis wordt gevierd naar spr. nu al
sedert jaren heeft opgemerkt kan het weer
niet zoo slecht rijn of het feest gaat door op
hot Schuttersland. Regen en modder schij
nen geen bezwaren.
De Voorzitter zegt, dat do Vereeni
ging toch wel eenige malen, naar hij meent
twee malen, do zaal 's avonds heeft ge
bruikt. Bovendien is er meerdere keeren
's middags van geprofiteerd en ook een
maal tot 7 uren bij gelegenheid van de
groote hutspotmaaltijd.
Spr. meent, dat het ook in het belang
d£r Chr. Oranje-Vereeniging is, dat de
zaak zoo blijft, want die zouden op den
avond zelf nooit een volle zaal kunnen trek
ken. En nu hebben ze één dag later dat
w«l gehad.
De heer Fokker voelt wel iets voor
het bezwaar der Chr. Oranje-Vereeniging
want gewoonterecht is toch wel wat veel
gezegd. En clan kosteloori» afstandSpr.
zou de zaal niet meer kosteloos willen af
staan als 'n andere vereeniging er wel voor
wil betalen dien avond of j»ijv. om het an
dere jaar do eene en de andere vereeni
ging de zaal geren.
De heer r. d. Lip herinnert, dat de 3-
October-Vereeniging do oudste brieven
heeft maar bovendien deze ver
eeniging omvat alle burgers; do Christe
lijke Oranje-Vereennigingmaar een gedeelte
Als er meer zulke vereenigingen worden op
gericht, dan zouden wij in een moeilijk par
ket komen met de verdeeling van de zaal.
Do heer Briët vindt het niet onbillijk
dat, als er menscben zijn, die den 3-Octo-
ber-avond kalm willen vieren, en er voor
willen betalen, dat dan de zaal aan de 3-
October-Vereeniging ontnomen wordt.
De heer R o o m wil een voorstel doen om
de heeren Briët en Van der Lip tot elkaar
te brengen. Als het mooi weer ia, zal dc
Chr. Oranje-Vereeniging de zaal krijgen;
regent het echter dan heeft de 3-Oetobor-
Vereeniging de beschikking.
De Voorzitter vindt dat dit wel wat
moeilijk gaat. Wanneer zullen we uitmaken
dat het mooi weer is en tot welk uur op
den dag. Als heb om- 5 uur droog is, heeft
dan de 3-Octobcr-Vereeniging de beschik
king verloren en hoe maken we dat, zoo
gauw bekend.
De heer Roem herinnert aan het aflas ten
van de sohutterij indertijd door heb uithan
gen van vlaggen op den Stadhuistoren.
(Gelach).
De discussie wordt gesloten. B. en Ws.
zullen de zaak overwegen.
Bij volgn. 166 vraagt de heer v. Hoeksn
stemming over het Schouwburg-subaidie.
De heer Wildeboer vraagt het woord
om zijn stem te motiveerën. Het heeft spr.
moeite gekost om dit oordoel hierover te
bepalen. Gold het liier een nieuw subsidio
aan den Schouwburg spr. zou dadelijk er
tegen geweest zijn. Maar do zaak staat an
ders. Het is reeds een geschiedenis v;in
ouden datum. In 1698 werd het subsidie
voor 15 jaren verleend. In hoeverre kan
zoo'n besluit den spr. van-thans verplichten?
Spr. heeft opgeslagen de discussies toen ter
tijd gehoudon en is getroffen speciaal door
do debatben tuaschen de heeren Van der
Lip en Aall>erso.
De heer V. d. Lip zag er een garantie in
de heer Aalberse een schenkiDg.
Spr. heeft een eigen meening. Die beide
sprekers hadden gedeeltelijk gelijk gedeel
telijk ongelijk, zoo gaat het meer. Ware heb
een garantie, spr. zou het met den heer
V. d. Lip eens zijn, maar er was toen f 8000
schuld. Goed gerekend ware dan de zaak
in 1804 reeds afgedaan want toen was
f 9000 gesubsidieerd, du9 reeds meer dan de
schuld bedroeg. De rest dus is soheaking.
En nu meent spr., dat het niet avUigiat
opvolgende meerderheden in den Raad te
binden voor zoo iets.
Spr. aoht het daarom thans billijk op te
houden met het subsidie. Aan de garantie is
voldaan, de schenking behoeft niet voortge
zet te worden, indien men meent dat de ge
meente geen Schouwburgen behoeft ie
steunen Dat moeten de raenschen maar doen
die er heen gaan. Zulk gonoegen moet zc
toch zelf betalen.
Do heer Fookema Andreae is niet
geprepareerd op-'deze discussie, maar Kan
toch wel eenige historische opmerkingen
meedeelen. Dio schuld van f 8000 zat anders.
Toen indertijd de subsidie zou worden ver
leend, is nagegaan of bijwijze van strafver
ordening geen voorwaarden moesten gesteld
worden om brand- en ander gevaar in zulk©
inrichtingen te voorkomen. Toen zijn aan 't
Schouwburgbestuur allerlei eiscben gesteld.
Daaraan kon het bestuur niet voldoen, want
dat zou te duur worden. Tc :n is een andere
Schouwburg-commissie opgetreden om tot
een vergelijk te komen. Als de gemeente nu
de subsidie verhoogt tot f 1500 zoo redeneer
den zij, zullen wij er voor zorgen dat aan
de voorwaarden voldaan wordt en zien wij
wel kans om de leening die noodig zal zijn,
af te lossen.
In het vertrouwen daarop is dc exploi
tatie van den Schouwburg daarna voortge
zet. Garantie is het niet. Een juridische
verplichting bestaat er niet, maar het gaat
toch niet aan 3 jaar voordat de termijn is
verstreken nu ineens het subsidie in te
houden, waardoor het toenmalige Schouw
burgbestuur zou worden gedupeerd in het
vertrouwen door hen in den Raad gesteld.
Inhouden van het subsidie zou dus niet
geheel billijk rijn.
Spr. herhaalt dat die leening indertijd
is aangegaan in het vertrouwen, dat do
Raad zijn verplichtingen geregeld zou na
komen.
Do heer Wildeboer erkent, dat hij
misschien zich onduidelijk heeft uitgedrukt.
Die schuld zal dus bedoeld zijn als lcenlng.
Maar dan is de toenmalige Raad wel wat
scheutig geweest met zijn toezegging
Bovendien hoort spr. fluisteren, dat die
leening thans reeds is afgelost. Er zat dus
wel iets meer in dan zuiver garantie en dus
gedeeltelijk een schenking. Daar do zaak
zoo staat acht spr. zich wèl gerechtigd ora
tegen de voortduring van het subsidie
te stemmen.
Do heer Vander Lip wijst er den heer
Wildeboer op, dat hij spr.'s standpnnt van
vroeger niet begrepen heoft. Spr. heeft
hierin nooit van een garantie maar van
subsidie gesprokon. Wat het eigenlijk is,
kan volgens spr. onvcrschilig rijn.
Hot komt hier alleen op aan, dat de ge
meente indertijd voor een aantal jare.n de
verplichting tot subsidieering op zich nam
en daarna ziet spr. de moreelo verplichting
om tot het einde toe er mee door to gaan,
anders dupeert, men dogenen wien men dat
indertijd beloofd had. Of de Sohouwburg
het noodig had of niet, doet niets ter zake.
Het billijkheidsstandpunt is hier hot eenige
ware en fatsoenshalve moot dus het subsi
die doorbetaald worden. Spr. herinnert aan
de subsidie voor de restauratie van dc Pie
terskerk.
De Raad besloot toen voor 20 par lang
die 'uitkeering te doen. Daar za! men ook
niet van mogen afwijken.
Een man een man, een woord oen woord;
aan het toenmalig Raadsbesluit mag men
niet tornen.
Men kan tegen hot verleenr van subsidie
rijn voor meerdere jaren. Goed maar do
Raad is thans gebonden naar spr. meent,
en ook naar de meening van do meerder
heid in het Dagolijksch Bestuur.
Do heer Fockema Andreae deelt
mede, dat de leening nog niet geheel afge
lost is.
Do heer Fokker zou wel op het stand
punt van den heer Wildeboer staan, als het
een nieuwe subsidie gold, ur het geldt-
hier een zooveelste termijn van een schen
king. Daaraan valt niets te veranderen.
Spr. citeert de vroigero beraad Viking
omtrent deze zaak.
Wo staan dus voor he^ Ra: '>esluit van
1898, waarbij een schenking v. i f 22,500
werd gedaan alleen op voorwaarde, dat er
geen onwaardige tooneelen zouden word n
opgevoerd en dat het subsidie zou ophou
den als do exploitatie voordoelig werd.
Alleen omdat spr. rich door het vroeger
besluit gebonden acht-, stemt hij vóór het
voorstel van B. en Ws.
De heer W i 1 d e b o er neemt nota van
do erkenning van den heer Fockema An
dreae, dat dio leening nog niet is afgelost,
maar dan is het geld anders gebruikt, want
or is toch meer dan f 8000 gegeven.
De vergelijking met de Pictorskerk gaat
niet op Hier geldt het het behoud van een
historisch monument.
'fc Spijt spr., dat de heer VandorLip
er toe gekomen is om indirect spr.'s stand
punt onfatsoenlijk te noemen.
De heer v. d. Lip wcnscht dadelijk het
woord om zich nader te verklaren en den
indruk weg te nemen, dat hij des heeren
Wildeboers standpunt _*..tsoenlijk achtte.
Hij heeft dat woord in een heel ander ver-
band gebruikt.
Spr. verklaart daarom nader zij a moo
ning.
Do heer Vergouwen heeft hooren
spreken van een gewoontcreoht. Degenen,
dio er in 1898 tegon waren, cn hun geest
verwanten, zijn er nog streds togen om
principioelo x denen. Dat is ook gewoon
terecht. Dus die twee heffen elkaar op.
Men mag dus nu ook best tegenstemmen.
Do Voorzitter deelt medo als de
minderheid van het college van TV cn Ws.
dat het hier geen publiekrechtelijk subsidio
geldt, maar toch zou spr. betwijfelen of we
hier moreel even sterk staan t-egonover eec
weigering.
Spr. staat geheol aan de zijde van den
heer Aalberse in de discussie van 1898.
Het is een schenking.
De discussie wordt gesloten. De post:
subsidio aan den Schouwburg wordt, daarop
met 16 tcgon 13 stommen aangenomen. Vóór
stemden do heeren: De Beer, Carpentior
Alting, Oorts, Van der Eist, 'ckema An
dreae, Fokker. Van Gruting, Van Hamel,
Hoogenboom, Korevaar, Van der Lip, Rei
meringer, Roem, Sijtsma De Vries en
Zwicra.
Bij volgn. 170o vrangt dc lieer Fokker
of het loon van den fles'eheïiknccht in do
Stads apotheek 2) niet wat weinig is.
De Voorzitter gelóóft dat de man
nog wel andore baantjes er bij zal bebbon.1
Bij volgn, 171 maakt de heer Meule
man een opmerking óver de verpleging
van armlastige patiënten. Spr. zou er niet
over gesproken hebbon, had hij niet do
laatst© dagen ondervonden, dat er patiën
ten geweigerd zijn, die verpleging zeer
noodig hadden. Prof. Korteweg deelde»
aan spr. medo dat, hoe gaarne hij ze ook
kou willen opnemen, er geen plaats voor
beschikbaar was. Het ziekenhuis kan du»
niet meer voldoen aan do eiscben ook van
de gemeentelijke verpleging.
Spr. zal goen overweging vragen van zijn
idee door B. en Ws., maar binnenkort met
twee vooralellen komen: lo. of het niet
6)
En daarop dacht Jetje aan Bruno. Maar
merkwaardig, in dat oogonblik volstrekt
niet met toom en wrodc. Nu, nu haar hart
■zoo van angst en srnart vervuld was, had zij
geen ruimte voor dergelijke gevoelens. Bij
na koel en onverschillig oordeelde zij nu:
>,Hij is als uit een andere wereld I Hij be
hoort werkelijk niet bij ods 1 Maar wellicht
zijn wij daaraan zelf schuldWij hebben
hem te zeer verwend..."
Van Bruno gleden echter Jetjes gedach
ten als van een onverschillig voorwerp snel
weer naar Juultjo. „Ach," fluisterde zij en
verfrommel do in haar rechterhand haar wit
ten zakdoek. „Hoe zal hot nu gaan? Ik houd
immera zooveel van haar, zoo vreoselijk
.veel...."
Maar de tweede dag van het keizerlijk be
zoek met den maaltijd bij den Pruisischon
gezant, de wedrennen en de voorstelling in
het theater verstreek. En toen de derde
feestdag aanbrak, verliet Juultjos teere,
fijne kinderziel het even teore en fijne om
hulsel. Heel zaoht, zooals een vlinder van
een bloem opvliegt. En Jetje zat op den
irand van het bed en streelde het langzaam
geheel koud wordendo handje; streelde dat
zoo teeder en zaoht, als slechts de liefde
kan atreelen.
En toen zij langen tijd zoo had gezeten,
toen de lamp begon te flikkeren en de eer
ste vale morgensohomermg door 't raam
Benarde, legde zij do bloemen, welko da
oude, trouwe Uhl den vorigen dag had ge
bracht-, bij het hoofd van de doode, en be
gaf zich daarop naar bed om een weinig te
slapen.
Pas om acht uren werd zijn wakker. Zij
kleedde zich haastig aan en moakfe het ont
bijt gereed, dat Bruno tegen halfnegen had
besteld. Zij reikte hem ook zijn laarzen,
welke zij gepoetst, en het scheerwater, dat
aij voor hem warm gemaakt had, door de
deur der slaapkamer toe. Alles zooals ge
woonlijk. En toen hij ontbeten had en zich
gereed maakte om uit te gaaan, zeide zij
bijna als terloops: Bruno, gij behoeft er
jo niet aan te storen. Maar ik zeg je 't al
leen, opdat gij het weet: ,,Juultjc is van
nacht gestorven!"
Bruno zette bij deze modedecling een
zeer zonderling gezicht. Hij wist niet goed,
wat hij zeggen moest. Hij had haa9t om weg
te komen en wilde toch ook niet zonder eeu
wooid van deelneming heengaan. Dus sta
melde hij iets tamelijk om samenhangende,
zoodat Jetje hem zelve tot vertrekken aan-
spoordde: „Ga maar, Bruno 1 Wanneer gij
terugkomt, zullen wij er langer over spre
ken
En Bruno ging. De oudé juffrouw viel een
steen van het hart, toen hij weg was. Zij
ging naar haar „kind" en hield een lange,
aandoenlijke toespraak tot de doode, zeido
o. a.» dat rij haar ouders in den hemel
moest groeten en dat zij zelve spoedig na
kwam. „Ge zult niet lang behoeven te wach
ten, mijn Juult-je! Ik denk nog twee of
drie maanden. wanneer tk alles heb gere
geld Dan kom ik ook 1"
Toen Jetje zoo haar eigen hart' had ge
rustgesteld, legde zij een fijnen, witten
sluier over het gelaat van de doode en ging
aan haar werk. zonder haast, aonder tra- j
nen geheel zooals altijd. En ook aohreef
zij een paar brieven aan de familie, schreef j
een advertentie voor de courant en bestelde j
een beambte van de begrafenisvereeniging,
waarvan zij lid was en waarbij zij en Juultjo
zich reeds lang voor een .begrafenis eerste
klasse" hadden opgegeven.
En toen de oude dokter Berlhcau kwam,
was reeds alles bsroddord; hij prees dan
ook het kleine, dappere dametje in warme
bewoordingen, al beschouwde hii oc-k met
bezorgdheid haar stil, bleek gezichtje. En
teen Uhl op zijn middagrondgang verscheen
en de treurmare hoorde, kon zij bedaard
de hand van den ouden huisknecht grijpen
en hem hartelijk troosten, toen hij aan het
bed van de overledene in snikken uit
barstte.
Het was werkelijk, alsof Jetje Odemann
nu, nü het lot had beslist, de volle kalmte
van haar gemoed had teruggekregen. Zij
nam dankbaar en bijna opgeruimd het aan
bod van Uhl aan om 's avonds terug te ko
men en do doode in de kist te helpen leg
gen. En toeiL de oude man was vertrokken,
kookte zij een eenvoudig soepje en at in de
woonkamer op haar gowone plaats, van
waar zij de overledene op haar bed kon
zien liggen.
Eindelijk, tegen zes uren het begon
reeds te schemeren kwam Bruno terug-
Hij hield een prachtigen bouquet witte ro
zen in de hand. „Daar tante Zonderman,
voor tante Juultjel" zeide hij, zoodra de
oude juffrouw hem had binnengelaten.
Zijn gericht was vuurrood, zijn oogen
zwommen. „Warm vandaag, hè?" Hij keek
weifelend door do halfdonkere gang en
deed eenige schreden naar de logeerkamer.
„Drommels, wat- is het hier donker, tante!
Geef mij een blaker!" Hij hield zich aan
een commode vast. „Ontzettend warm,
vandaag 1"
Jetje Odemann was krijtwit geworden,
toen rij zag hoe het met haar gast was ge
steld. Zij beefde van verontwaardiging, dat
deze man, de zoon van haar zustor, het
durfde wagen, beachonken in het huis van
een doode tc komen. Met trillende handen
stak zij een blaker aan en overhandigde dien
haar neef: „Daardaar Ga alsjeblieft naar
bed, Bruno 1 Gij kunt niet meor staan l"
„Ik niet meer staan?" voor Bruno uit.
„Ik niet meer staan? Vanwege de paar
glazen wijn, welke ik heb gedronkeh? Be
spottelijk! En ik kan bovendien nu niet sla
pen; ik moet naar den trein..."
Met die woorden was Bruno in do logeer
kamer verdwenen, waarvan hij de deur ach
ter zich in het slot wierp.
Het oude juffertje .stond als versteend.
Dat roo iets mogelijk wasDat de dood zoo
weinig macht over het gemoed van een
menscli kon hebbonDat er zoo weinig aan
hankelijkheid in de borst van iemand huis
de, dien men van kind ai verwend en ver
troeteld had! Ja, verwend en vortoeteld...
Opeens viel het de oude, wakkere dame
als een last op het gemoed, wat haar reeds
den vorigen dag door het hoofd was gegaan,
nl. dat zij zelve er niet onschuldig aan was,
wanneer Bruno zelfzuchtig was geworden.
Zij en nog meer Juultje hadden den mooicn
bengel verwend. Ook haddon zij, daar hij
grappig en vroolijk was, over zijne onge
manierdheden gelachen. En ook hadden zij
niet genoeg haat waardigheid tegenover
hem weten te bewaren, Wat waren Juultje
en rij indertijd voor hom geweest? Geen op
voedsters en moei! rüjko vriendinnen, maar
cHtnarcrson, dio hem geen plichtsbesef er
dankbaarheid hadden weten in te prenten.
En nu, nu hij een rijk, eenvoudig sloofje
tot vrouw had genomen, die tegenover hem
geen eigen wil bezat-, was allc3 nog veel er
ger geworden. Ja, ja, het was hem tc goee'
en ook te sleoht gegaan in het loven. Ilij
was te zeer verwend go worden en had te-
weinig oprechte, innige liefde gevonden.
Het kwam Jetje Odemann voor, alsof de
ze plotselinge erkentenis met de zwaar! o
van een groote schuld op haar neerdaalde
en haar ter neer drukte. Zij was in do
gang op een stoel neergevallen en keek met
sombere, strakke oogen in haar schoot.
Nu verscheen Bruno weer. Hij had oogen
sehijnlijk zijn gezicht gewasschen. Do dui
zeling, welke hem bij het betreden' der be
dompte gang was overvallen, was een wei
nig geweken. Hij schaamde zich blijkbaar
over zijn gedrag van daareven. „Arme tanto
Jetje", zeido hij op meewarigen toon, „ik
heb oprecht met u te doenIk wou, dat ik
nog een paar dag n kon blijven en u hel
pen. Maar u weet wel, ik kan niet om do
zaak! Ik kom, als ik kan, weer terug met
do begrafenis."
Jetje Odemann was langzaam opgestaar
cn hield zich zwijgend met de ganglamp
bezig. Bruno voelde rich door dit stilzwij
gen beklemd en begon zich wegens zijn ge
drag te verontschuldigen. „Ik zou van
morgen gaarne zijn thuis gebleven. Maar
u begrijpt, het appèl van Zijne Majesteit'
Geloof me, ik heb ondertusscben voortdu
rend aan tante Juultje moeten denkon 1
Ach, die goede tante JuultjeHet spijt mij
werkelijk ontzettend 1"
ISlot volgt).