Ho. 15237.
LEIDBCH 3A0ËLAB, Zaterdag* 23 OctoTser. Eerste Blad.
Anno 1909.
grieven van een Leidenaar.
Finaneieele Causerie.
Faillissementen.
FEUILLETON.
De nieuwe rijknecht.
CCLXXXVIII.
Daar is, toen dezon zomer de aanslagbil
jetten voor de plaatselijke directe belas
ting werdien thuis bezorgd, een storm van
klachten en klaagliederen tegen dien aan
slag opgegaan, voornamelijk uit de kr n-
gen der kleine belastingbetalers. Nu door
de laatste wijziging der verordening op
'deze belasting is bepaald, dat inkomens tot
f 500 zouden worden vrijgesteld, dachten
velen, die bij de oude verordening in de
eerste klasse waren aangeslagen, vrijge
steld te worden. Waar het er echter even
bij door kon, dat het inkomen boven de
f 500 werd betaald, liet de belastinghefster
de gemeente, het niet na en het gevolg was
dat die groep van menschen toch nog werd
aangeslagen. In dat geval werd geheel in
overeenstemming met de verordening van
het inkomen slechts f.400 afgetrokken, zoo
dat zich het geval kon voordoen, dat
iemand met f 500 inkomen vTij liep, terwijl
anderen, die maar even er boven kwameD,
'dadelijk van ruim f 100 moesten betalen en
dus allicht voor een bedrag van f 5 k f 6
.werden aangeslagen.
Dit was iets onvermijdelijks en ook bij
Üe oude verordening, toen voor allen gelij
kelijk f 400 afgetrokken werd, kwamen zul
ke grensgevallen voor. Doch, bedrieg ik mij
niet, dan werd toen bij zulke heel kleine
ïbedragen de belastingschuldige wel eens
door de vingers gezien en ging men niet
eoo licht .tot vervolging over. Er gaat een le
gende, dat in de werkmanskringen het be
lastingbiljet, zoodra als het onfvangon
werd naar een zekere plaats verhuisde en
dat cr later niet weer aan gedacht werd.
Dit is veranderd. Wie aangeslagen is, moet
In gewone omstandigheden betalen; ziekte,
werkloosheid en andere op het inkomen
'storende invloeden buitengesloten. Het
is met de invordering ook van kleine be
dragen ernst geworden en dit kan niet an
ders dan worden toegejuicht. Het prestige
van den gemeen te wetgever zou er door
Worden geschaad als men zich niet behoef-
'de te storen aan wat hij den burgers oplegt.
De eerbied voor wetten en verordeningen
zou er mede onder lijden. Daarbij zou het
zijn goed geld naar kwaad geld gooien als
'or belastingbiljetten werden rondgestuurd
en het geld niet geïnd.
Het strenger optreden in dit geval moet
worden toegejuicht, dooli dan moet er ook
meer dan ooit op gelet worden dat niet zij
worden aangeslagen die niet in 6taat zijn te
betalen of' dat zdj die dit wel voor een klei
nigheid zijn, te zwaar wondon getroffen.
Van dit-, zeker juiste standpunt, beschouwd,
zijn de adressen van werklieden vereenigin-
gen als de afdeelingen Leiden van den
R.-K. Volksbond en van Patrimonium zeker
verklaarbaar en te billijker.
De afdeeling Leiden van den R.-K. Volks
bond wensoht .een aftrek van f G00 voor
'eerste levensonderhoud. Menschen met f 600
inkomen en daar beneden zullen dus
voortaan niet worden aangeslagen.
Doze vereeniging aoht een bedrag van
f 600 of minder, te klein om er iets voor de
gemeentelijke schatkist van af te staan.
Wio echter even over de grens van dit cij
fer komt, zal wel moeten betalen en weldra
zal er een groep menschen komen, die be
weren dat ook f 700 niet genoeg is om er
iets voor af te staan, zooals ook weer an
deren, die van oordeel zijn, dat do grens
van f 600 te royaal is getrokken. Patrimo
nium bijv. doet dit nu al, zij het dan ook
alleen op grond van den slechten stand der
gomeentefinanciën. Niet f 600, maar f 500
aldus verzoekt zij.
Gesteld eens dat het gemeentebestuur in
ging op den wensoh van Patrimonium, dan
zou de R.-Kath. Volksbond dankbaar zijn,
doch niet voldaan. Zijn bezwaren zouden
gedeeltelijk blijven bestaan en over eenigen-
tijd zou men met het verzoek terug komen.
Voldoet het gemeentebestuur aan het ver
langen van den R.-Kath. Volksbond, dan
zouden ongetwijfeld over korter of langer
tijd er wel zijn die weer een hoogcre grens
voor vrijstelling zouden wenschen.
Zoo zou men den verkeerden weg opgaan.
Hst is een zeer juist beginsel dat het aantal
leden der gemeenschap, dat bijdraagt in de
algemeene lasten, waarvan immers ook het
algemeen profiteert, zoo groot mogelijk zij.
Voor het geen waartoe men zelf bijdraagt
voelt men meer waardeering en men draagt
daarvoor ook de verantwoordelijkheid mee.
Er is bovendien aan verbonden een groot
practisch bezwaar. Het belastbaar inko
men zou en dit geldt in de eerste plaats
voor het verzoek van den R.-Kalh. Volks
bond er enorm door verminderen. Niet
het meest omdat er een paar klassen zou
den komen te vervallen* maar vooral,
omdat dan het belastbaar inkomen van
alle belastingschuldigen met 200 zou
verminderen. Ik so'nat het aantal aange-
slagenen op ongeveer 7500. Trekt men
van ieders inkomen nu 200 meer af, dan
zou dit al een vermindering van 1,500,000
bedragen. Inwilliging van. het verzoek van
Patrimonium zou dit cijfer tot 750,000
terugbrengen, dat trouwens ock nog groot
genoeg is om het percentage van den hoof-
delijken omslag schrikbarend te doen stij
gen. En men wil immers juist cm verschil
lende redenen het percentage laag houden 1
Wil men langs dezen weg voor inkomens
van 600 en lager vrijstelling van betaling
verkrijgen, dan moet men den aftrek
slechts voor enkele der lagere klassen toe
laten, niet voor alle belastingschuldigen.
Doch wil men dat het aantal, hetwelk
in de algemeene lasten bijdraagt, zoo groot
mogelijk zij en daarvoor is veel te zeggen
als men maar zorgt dat de aanslag billijk
is en niet te zwaar drukt dan is daarvoor
een ander stelsel toe te passen, ook al wil
men zooals in onze gemeente het geval ifl,
geen progressie. Dat is het stelsel van
degressie, dat wil zeggen, dat men inko
mens beneden zekere grens tegen een lager
dan het algemeene percentage aanslaat.
De kleintjes worden dan ook geholpen al
dragen zc hun deel bij en men laat de hoo-
gere inkomens in him wezen.
Ik geef hier enkel hot beginsel aan zon
der mij aan te matigen het recht om te
zeggen hoe de degressie-schaal moet wor
den aangelegd. Maar een enkel voorbeeld
wil ik toch geven. Men zou als het alge
meen percentage 4.62 pCt. is voor inko
mens van f 800 stel 2.5 pCt. en voor een
inkomen van f 600 1.5 pOt. kunnen nemen.
Op die wijze kon de man met een klein
inkomen ook getroffen worden, doch niet
zoo zwaar, dat hij het niet zou kunnen dra
gen.
Inderdaad zou, dunkt mij^ dit stelsel
aanbeveling verdienen boven dat wat de
petitioneerende vereenigingen wenschen. In
het sectieverslag heb ik gelezen, dat het
praeadvies over het adres van -de afd. Lei
den van den R.-Kath. Volksbond in de maak
is, mag ik daarbij ook mijn idee B. en
Ws. aanbevelen? Indien zij de laagste in
komens iets willen verlichten, dan is het
6fcelsel van degressie naar mijn bescheiden
meen^ng daarvoor het meest aanbevelens
waardig.
De fondsenmarkten zijn op het oogen-
blik onder den invloed der geldmarkt.
Reeds zeer lang geleden hebben wij gewe
zen op de anomalie van zeer goedkoop
geld en de herleving der industrie, vooral
in Amerika, Wij waarschuwden bij herha
ling voor duur geld, dat komen moest, in
dien het de industrie werkelijk zoo goed
ging, als do stijging in prijzen het deed
voorkomen. Een der gronden, waarop de
fondsenmarkten steunden in haar vaste
stemming, was de plethora van geld. Het
behoeft daarom nauwelijks verwondering
te baren, dat, nu het geld schaarsch gewor
den is, de basis voor de vaste stemming is
weggevallen en dat wy flauwere markten
zien.
De vraag is thans maar of do duurdere
geldkoersen blijvend zullen zijn en cf wer
kelijk groot gevaar te duchten is, zoolang
ze duren. Wij kunnen reeds dadelijk zeg
gen, dat een vergelijking met dc periode,
die voorafging aan de paniek van 1907, in
de meeste opzichten mank gaat en dus
voor practischo doeleinden buiten beschou
wing kan worden gelaten. Toen, het eindo
van een langdurigen voorspoedstijd, thans
het herstel na de crisis, die er op volgde.
Een herhaling daarvan op dit oogenblik
behoort tot de grootst© onwaarschijnlijk
heden.
Een andere kwestie is, of het geld niet
inderdaad op den duur meer waard
zal blijven. Wij zouden geneigd zijn die
vraag in tcestommenden zin te beant
woorden. De spanning van het oogenblik
wordt veroorzaakt door den strijd om het
goud. De Engelsche hoofdstad heeft nog
altijd de eer de bankier te zjjn van de ge-
heele wereld. Men heeft van haar diensten
den laatsten tijd een te veelvuldig gebruik
gemaakt. Niet alleen Amerika, dat, in
anticipatie van den te exporteeren oogst,
gewoon is te Londen de middelen te vin
den, waarmede die oogst van het binnen
land naar de havens wordt vervoerd. Dcch
ook Zuid-Amerika met name Argentinië en
Brazilië en ditmaal ook Egypte, komen
zware eischen stellen aan den goudvoor
raad der Bank van Engeland. Daar de
Duitsohe Rijksbank door de eischen harer
eigen industrie ook al in een ongunstigen
toestand verkeert, heeft do Bank van En
geland haar disconto eerst tot 4 pCt. ver
hoogd, een maatregel, die natuurlijk on
middellijk aanleiding gaf tot navolging door
bijna alle andere Circulatiebanken. Reeds
een week daarna verhoogde zij opnieuw,
ditmaal tot 5 pCt.
Vrij algemeen wordt de laatst© verhoo
ging opgevat als een waarschuwing aan het
adres van Amerika, om toch vooral te be
denken, dat de Bank niet kan noch wil
medehelpen tot overspeculatie. De Ameri
kanen zijn gewoon een gr< ~«t gedeelte hun
ner speculatieve engagementen op de Lon-
densohe markt te financieren en schijnen
juist thans in die positie te verkeeren. Dit,
gevoegd bij de strikt legitieme doeleinden
van Egypte, Zuid- en Noord-Amerika, waar
die betreffen oogstbewegingen, werden haar
te machtig en het ia dus all ins begrijpe
lijk, dat de Bank, ten einde de rccele za-
nen te kunnen blijven doen, vde Bpeculatio
dwingt tot matiging en inkrimping.
In normale tijden, zooals wij thans geluk
kig weer beleven, duurt de spanning op de
geldmarkt meestal tot begin December;
dan zijn de meeste groote oogsten gefinan
cierd en geplaatst. Echter begint dan
Januari in zicht te komen met zijn eischen
voor 't einde van het jaar, zooals huren,
pachten, interessen etc., etc. Zoodat wij
kunnen rekenen van begin volgend jaar af
weer ruimer geld te zullen zien. Een ver
gelijking met de beide vorige jaren gaat
niet op, want verleden jaar leefden wij in
een tijdvak van uiterste lusteloosheid na d©
paniek en gold het geld zelfs' omtrent do
zen tijd nauwelijks ll pCt. In 1907 hadden
wij de goudpremie in Amcr.":a, paniek al
daar, met terugslag over de geheele we
reld, geldkoersen van 70 pOt. en hoogcr.
Het effect der duurdere geldkoersen op
do Amerikaansche markt, is allerzonder
lingst geweest In anticipatie der verhoo
ging tot 4 pCt., waren de Yankees flauw.
Op het fait accompli kregen wij een rij
zing, die het geheele verlies v- r terug
bracht. Men redeneerde toen: „r.i de Bank
tot 4 pCt. heeft verhoogd, staat geen ver
dere verhooging te duchten". De verhoo
ging tot 5 pCfc. kwam min of ir.rr onver
wacht. Londen had natuurlijk de primeur
van het nieuwtje en antwoordde met een
fiksche daling, zoodat de koersen zich sterk
onder vorige Nieuw-Yorksche pariteit ba-
wogen. Niets ware natuurlijker geweest,
dan dat ook Nieuw-York zich ontstemd had
betoond; doch in plants daarvan zendt het
hoogere koereen dan daags «te voren, on
danks de flauwt© van Londen. Do Nieuw-
Yorksche berichten luiden optimistischer
dan ooit, in verband met de vergadering
der Steelcorporation op 26 dezer en van
die der Union Pacifio op hedeD, Vrijdag;
Londen neemt dio stemming over, zonder re
verder te accentueeren, doch daarop opent
Nieuw-York zeer flauw, als besefte 't eerst
thans de porfcée der disconto-verhOoging.
Fluctueerendo markten zijn ook voor de
naaste toekomst waarschijnlijk. Aan dea
eenen kant 't feit, dat de gronden waarop
de koersen gerezen zijn, hecht zijn, opti
misme wettigen. Aan den anderen kant
duur geld, dat moeilijk kan nalaten een
deprimeerenden invloed uit te oefenen op
dc koersen. Want een 6 pCt. dividend be
talend aandeel, dat 120 pCt. noteert en den
belegger dus 6 pCt. inbrengt, bij een rente-
koeis van 2 pCt., moot minder waard zijn,
respectievelijk moer rent© brengen, als de
rentekoers tot 4 pCt. wordt verhoogd. Do
overweging dat het acute stadium van dure
geldkoersen een quaestie zal zijn van korten
tijd zal een ernstige inzakking wel voorko
men. Strenge vorsten rogeeren nooit lang!!
De vordeeling van do „nalatenschap van
Harriman," voor zooverre deae betreft den
invloed van zijn persoonlijkheid op ver
schillende Spoorweg- en andere Onderne
mingen, is in vollen gang. Daarbij treden
de Rockefellers vooral actief op en men
wil weten, dat zij ook toenadering zookon
tot do Gould-belangcn. De President van de
Chesapeake, Hawley, heeft met dc Rock-
Island-beihcerders de Missouri Kansas Texas
aangekocht. Hawley schijnt een groote rol
te gaan spelen.
ZuJid-Afrildaausclie Mijnwrjarden hebben
ook al den invloed ondervonden der geld-
scihaarschte, doch ook hier geldt, als bij
Yankees „unterlying Conditions are
Sound."
Santa Fë Landshaies verheugden zioh,
tegelijk met Landshares van elke soort,
in groote populariteit. Er is juist dezer da
gen een nieuwe Maatschappij gevormd, de
„Development Company of Santa Fó Lid,"
met een kapitaal van 100.000 pd.st. Deze
Maatschappij heeft van de Santa Fó Land
een complex land overgonómen ter grootte
van 94.000 acres, met optie op nog
350.000 acres, tegen zekore voorwaarden,
tegen betaling van de helft in contanten,
do andere helft in volgestorte aandeelen
der nieuwo Maatschappij. Ook bij haar is de
Swiss Bankoerein vertegenwoordigd in het
bestuur. W»
Nationale Tentoonstelling voor
Huisvlijt.
Het is niet onwaarschijnlijk, dat do Na
tionale Huisvlijt-Tentoonatelling van den
„V o 1 k s b o n d", welke in 1910 to '6-Ora-
venhage zal worden gehouden, eenigen in
vloed zal hebben op do beoefening van de
Huisvlijt in het Leger, waar deze tot nu toe
niet dan sporadisch voorkwam, gelijk een
onderzoek heeft geleerd. Door de welwillen
de beschikkingen toch zoowol van den Mi
nister Sabron als van den Minister Cool, ia
het aan het tontoonsteliiugsbcstuur vergund
geworden op ruime schaal in militaire krin
gen daarvoor propaganda to maken. Aan
plakbiljetten, uitgevoerd in de nationale
kleuren, komen in allo kazerne-inrichtingen
en hospitalen, van de tentoonstelling n
haar bijzonderheden vermelden, on op de
bureaux zullen programma's en insch,-j-
vingsbiljetten verkrijgbaar zijn voor allen,
die wenschen in te zenden. Bovendien heeft
de Minister den Commandanten vergund
zich over dit onderwerp in directe verbin
ding met het bestuur te stellen dat
natuurlijk van zijn kant alle gevraagde hulp
e" voorlichting gnarno zal verstrekken. Do
militaire Chefs, die sympathie gevoelen voor
de Huisvlijt, kunnen dus wel* een en ander
ten goede doen. Misschien goeft do ten
toonstelling zoodoende wel eeuig karakte
ristiek militair-kuisvlijtwerk te zien, zooala
dat te Breda op de plaatselijke tentoonstel
ling in den vorm van miniatuur geni©arbeid
zoo bijzonder mooi aanwezig was.
Dat do Huisvlijt ook in het Leger in den
vrijen tijd veel nut kan stichten en een uit
nemend wapen is tegen verveling en alles
wat daar uit voortvloeit, het is niet to
ontkennen. Te hopen is dus, dat deze eerst©
poging succes met zich zal brengon.
Do nalatenschap van M. Keikcs, steen
houwer, te Kampen.
P. Berbers, herbergier, te Roermoud.
J. Smulders, graanhandelaar, te Ton-
gelro.
A. de Beer, concierge, te Amsterdam.
B. G. v. d. Broek, te 's-Gravenhago.
J. van Rut-ten, koopman, te 's-Graven-
ha-ge.
J. P. G. Yerheijdt, boekbinder, te VGro-
venhage.
J. Visser, handelsreiziger, te 's-Gravcn-
hago.
H. Lazarom, te Loosduinen.
Voorloopigo surcéance van betaling ver
leend: aan K. J. Looijen, aannemer, to
's-Gravenhago. Bewindvoerder: mr. J. W.
do Kantor; deskundige: de heer K, M. do
Jong, aooountant.
Do lioer Van Kol nl« geldschieter.
In „Hot Volk" komt voor do volgende»
merkwaardige odvertentio van hot oud-
Kamerlid Van Kol
Na lang dralen heb ik mij wol genood
zaakt gezien tot dezen stap, teneinde paal
en perk te stellen aan veel nuttcloozo cor
respondentie, die vaak uren in boslag
neemt.
Vrijwel dagelijks ontvang ik brlevon om
iemand te helpen aan een botrekking, oen
verzoek té doen aan con of ander minister
en vooral om geldelijken steun. Soma van!
deze laatsten 12 op óón dag, om bodragen,
varieerende van 10 tot 50, 200 en soms en
kele duizenden guldens I
Men begrijpe toch, dat ik over betrekkin
gen niet besohikken kan, aan ministers geen
verzoeken doen wil, en de bankbiljetten niet
uit mijn mouwen schud.
Vandaar mijn dringend vorzook, zich meg
een en ander t© beperken, on mij toe to
staan door het niet langer beantwoorden
van onvervulbare wensoh en, wederzijdsch
tijdverlies te voorkomen.
Nog ietsvan de hondorden voorschotten^,
dio in mijn boeken staan, kwam er geent
dozijn terooht. Mag ik betrokken personen"
daarom verzoeken eens na t© gaan, of zij
nog geen kans zien, him sohuld af te los
sen, waardoor weer anderen zoudon gehol
pen worden?
Blot)
„Wilt gij niet alles laten, zooals het is?"
èmeekte hij.
Doch zij schudde haar hoofd en hield
hem' nog eenmaal den wissel toe. Hij Dam
dien en scheurde hem langzaam in stukken.
Zijn droom was daarmee eveneens ver
scheurd.
„Den volgenden Maandag zal het geld op
uw rekening op de Bank gestort worden.
iWij kunnen van niemand zulk een geschenk
aannemen. Ik weet, dat gij het ook niet
zoudt doen. Maar ik zal met 'n dankbaar
Jiart uw edelmoedige bedoeÜDg in herinne
ring houden. Die zal mij moed geven voor
de toekomst, waarvoor ik alleen moet strij
den."
„Wat is u van plant"
„Ik?" vroeg zij met voorgewende onver
schilligheid. „Ik wil in het openbaar optre
den. Ik met mijn viool."
Hij sloeg ontsteld zijn handen ineen. „In
het openbaar optreden?" riep hij.
„Ik moet toch leven," zeide zij bedaard.
„Maar een slavin van de grillen van het
publiek? Dat mag niet zijn. Ik weet wel,
dat ik u niet dwingen kan mijn geschenk
aan te nemen, maar één ding wil ik doen
en wel: de paarden koopen en u die terug
geven."
„Dat moogt gij niet doen. Ik zal geen stal
hebben; waar moet ik dus met hen heen?
O!" riep zij vol wanhoop uit: „Waarom
hebt gij dit alles gedaan? Waarom deze ver
momming, deze onderdanigheid, ondanks al
de vernederingen, welke ik voor u heb uit
gedacht; waarom deze daad van grootmoe
digheid? Waarom?"
Wellicht wist zij het antwoord op deze
tragen, maar wilde dat volgens vrouwen-
aard hooren uitspreken.
„U vraagt mij, waarom ik dit maskerade
pak heb aangetrokken?" vroeg hij, eindelijk
weer in het volle bezit van yjn stem.
„Waarom ik mij zwijgend uw vernederingen
heb laten welgevallen? Waarom ik gedaan
heb, wat gij een edelmoedige daad noemt!
Wilt gij beweren, dat gij het raadsel niet
hebt geraden?"
Zij boog haar fijn kopje op rijde en sloeg
met haar rijzweep in het gras.
„Welnu," riep hij, terwijl hij zijn muts,
welke hij tot- dusver in zijn hand had gehou-
don, wegwierp. „Ik wilde in uw nabijheid
zijn. Ik wilde die zijn, waartoe gij mij
gemaakt hebt: uw dienaar. Ik heb dit allc3
gedaan, omdat, omdat, omdat ik u liefheb.
Ja, ik heb u lief met elke klopping van
mijn hart 1" En trotsch hief hij zijn hoofd
op. Op rijn gelaat had de liefde haar hei
ligen stempel gedrukt-. „Wend u niet af,
mijn liefde is onbaatzuchtig. Ik verlang
niets, niets; ik verwacht niets, wijl ik weet,
dat het vruchteloos zou zijn. Welke vrouw
zou een man kunnen liefhebben, die zich in
haar oogen zoo bclachlijk heeft gemaakt
als ik mij in de uwe?" voegde hij er bitter
bij.
„Neen, niet belachlijk, dat nooit 1" viel
rij hem, met nog altijd afgewend gelaat, in
de rede.
Hij trad haastig op haar toe en een oogen
blik hield haar hart op te kloppen. Maar
hij knielde slechts aan haar voeten neer en
buste den zoom van haar rijkleed, waarna
hij weer even haastig opstond.
„God zegeno u en moge het u altijd wel
gaan V' Hij wist-, dat, wanneer hij bleef,
hij alle zelfbeheersching verliezen, haar in
zijn armen trekken en hoar lippen met kus
sen bedekken zou. Doch hij had rich nau
welijks eenige stappen verwijderd, of hij
hoorde haar op smeekenden toon roepen
en zich omkeerend, bleef hij staan.
„Mijnheer Warburton, u zult mij hier tcch
niet alleen met de paarden willen laten?"
„Vergeef mij, ik heb dat niet bedacht, ik
ben geheel in de war", stotterde hij.
„Bovendien zijt gij ook bescheiden.
(Waarom komt de vrouw in hetzelfde oogen
blik, dat de man verlegen wordt, haar ver
legenheid te boven.) „Treed nader." Een be
vel waaraan hij slechts aarzelend gehoor
zaamde. „Gij hebt voor koetsier, voor
knecht gespeeld, ben met het doel om mij
te zeggen, dat gij mij bemint. Luister: de
liefde is een tempel, welke op een droom
is gegrondvest. Wij stapelen de steenen van
de schoonheid, den moed, de trouw, van do
eer en standvastigheid den een na den an
der op elkaar. Wij ontwaken en het sclioone
gebouw stort ineen. Welk recht hebt gij,
uw tempel te grondvesten op hetgeen gij
van mij hebt gedroomd? Wat weet gij van
mijn eigenlijk. Ik af, want ik bezit al
de gebreken en ijdelheden van mijn ge
slacht; wat weet gij van mij af? Hoe kunt
gij weten of ik niet zelfzuchtig ben? Of
standvastig? Of de liefde van een man
waard
„De liefde houdt niet, als do gerechtig
heid, de weegschaal in de hand. Ik vraag
niet, waarom ik u liefheb, veeleer voldoet
mij het bewustzijn, dat het zoo is. En u
is evenmin zelfzuchtig als onstandvastig en
God weet, dat gij de liefde van een man
waard zijt. Maar zooals reeds gezegd, ik ver
lang niets."
„Eh dan ook", ging zij voort, alsof zij
niet had gehoord wat hij er bijgevoegd had,
„ken ik u door en door. Ik heb bewijzen
van uw moed, van uw rechtschapenheid en
onbaatzuchtir,' cid. Begrijp mij niet ver
keerd. Ik ben er trotsch op, dat gij mij
liefhebt. Een liefde als de uwe, welke naar
geen loon vraagt, die slechts het recht ver
langt zich te verklaren, moet elke vrouw ge
lukkig maken of zij hem al dan niet bemint.
En gij wildet zelfs heengaan, zonder mij
iets daarvan te zeggen 1"
„Ja", zeide hij, terwijl hij den hak van
rijn rijlaars in den grond boorde. Wanneer
zij slechts wist hoezeer zij hem martelde.
„Waarom wildet gij heengaan zonder mij
daarvan iets te zeggen?"-
Hij bleef zwijgen.
Zij hief haar armen en "oogen smeekend
omhoog. „Wat moet ik zeggen? Hoe moet
ik hem mijn gevoelens doei> kennen?" mom
pelde zij, „Gij bemint mij en gij.verlangt
niets? Doet gij dat, omdat mijn vader een
misdaad begaan heeft?" Zij richtte zich in
haar volle lengte op en wierp hem een trot-
schen blik toe.
„Groote goedheid, gij golooft dat toch
niet?" riep hij.
„Wat moet ik geloovcn?" vroeg zij, ter
wijl ze zenuwachtig met de punt van haar
voet op den grond klopte..
Een pauze.
„Weet ge, mijnheer Warburton, wat do
vrouw in den man bemint? Ik zal u het ge
heim verraden. Zij houdt van moed, stand
vastigheid en een vasten wil, welke alle
hinderpalen overwint; zij wil veroverd wor
den, en zich dan gaarne geven. Elk meisje
bouwt een tooverslot en wacht op den prins
en wanneer hij komt, wordt er verstopper
tje gespeeld. Wellicht heb ik ook mijn too
verslot gebouwd. Ik wacht op den prins cn
een man komt verkleed als een rijknecht.
Er is veretoppertje gespeeld, maar hij is er
gens gestruikeld. Wilt gij mij niet vragen
of ik u ook bemin?"
„Neen, neen. Ik begrijp het, ik verlang
uw dankbaarheid niet", zeide hij met go-
smoorde stem. „Gij wilt grootmoedigheid
met grootmoedigheid vergelden, maar ik
verlang uw dankbaarheid niet. Ik verlang
uw geheele liefde, elke uwer gedachten, el
ke klopping van uw hart. Kunt gij mij dit
alles geven, oprecht geven?"
Nu trok zij een handschoen uit en haar
hand vsrloor zich in haar boezem. Toen die
weer te voorschijn kwam, werd hem die met
de palm naar boven toegestoken en op de
hand lag een verbleekte, verwelkte roos. En
zij wendde weer haar gelaat af.
Hij stond plotseling naast haar en hand
en roos werden tusschen zijn beide vingers
geklemd.
„Kunt gij geven, wat ik" verlang? Al uw
liefde, al uw gedachten, elke hartklopping?"
Nu bewaard© zij op haar beurt het stil
zwijgen. „Kunt gij? Hij trok haar naar zich
toe, wellicht wat onstuimig, want hij was
zich zijn kracht en de zenuwachtige energie,
welke door het zien der roos bij hem was op
gewekt, niet bewust.
„Kan men geven, wat reeds lang gegeven
is?" fluisterde zij nauwelijks hoorbaar.
Een paard kan men elk geheim toevertrou
wen, het dier zal het niet verraden. War
burton wilde mij nooit vertellen, wat er ver
der volgde; en ik ben te verstandig om do
paarden te beluisteren, in de hoop, zo bij
een gesprek over d.o zaak te betrappen.
Maar ik kan mij wel den volgenden paar-
dondialoog voorsteilen.
Jane: „Hebt gij ooit zulk een zotheid go-
zien?"
Dick: „Nog nooit 1"
Wat er ook gebeurd moge zijn, het gaf
het meisje aanleiding zacht te zeggen: „Gij
zijt de man, dien ik liefheb, do geliefde,
op wien ik in mijn tooverslot heb gewacht.
Ik ben blij, dat ik alle aardscho goedoron
heb verloren, heel, heel blij. Sinds waaneer
weet gij, dat gij mij bemint?"
(Een oude, z^er oude vraag: reeds dui
zenden jaren oud on zal nog duizenden ja
ren ouder worden).
„Sinds ik je voor het eerst heb gezien,
op een perron van het Gare du Nord to
Parijs."
„En gij zijt mij over den Oceaan ge
volgd?" vroeg zij verwonderd-
„En sinds wanneer weet ge, dat gij mij
liefhebt?" (O, dat gefluister van twee ver
liefden
„Sinds ik je indertijd op het politiebu
reau zag. Hemel, welk een schandaal l Ik
trouvr met mijn bediende l"
Jane: „Zij lachen!"
Dick: „Dat is beter dan weenen. Boven
dien zullén zij waarschijnlijk stapvoets niet
ons naar huis rijden". (Verstandig dier).
Het dier bleek niet alleen verstandig.-
maar ook een profeet te zijn. Het paartje
reed stapvoets naar huis. Hand in hand
kwamen zij aangereden, terwijl ver in heb
Westen dc lichtgod vlamde, welke de bruine
aarde met een rooden gloed kleurde en do
blauwachtige schaduwen der naderende
schemering langer en langer werden. De
man draaide zich om.
„Wat is de wereld toch mooi 1" zeide hij.
„Zij begint mij ook zoo voor te komen",
antwoordde bet meisje, doch keek daarbij
hem aan cn niet de wereld.
Postscriptum. Ik geloof, dat zij William
terugzonden om de mand mot proviand en
do muts van mijn stalkneobt- te halen.