Het zieleleven van het dier.
Voorspelling van aardbevingen.
Het geheim van Stradivarius.
RECEPT.
Op alle spoortreinen zijn in eiken personen
wagen versch drinkwater» closettcn en la
vatories, een kist met gereedschappen bij
ongelukken, een vorbandkist en een tele
foontoestel en gemakkelijke zitplaatsen om
een goed dutje to doen.
Een zeer belangwckkcnden blik kunnen wij
slaan in hetgeen men „het zieleleven van
het dier" zou kunnen noemen, als het plot
seling voor geheel nieuwe verschijnselen
komt te staan. In de laatste eeuw heeft het
daaiaan waarlijk niet ontbroken; men denke
slechte aan allerlei machines, aan locomo
tieven, aan groote wagens, aan omnibus
sen, aan electrisohe trams en automobielen
en zelfs aan de fiets.
D© aard der zaak brengt mee, dat, met
uitzondering van de spoortreinen, gewoon
lijk slechts huisdieren m directe .aanraking
komen met die verschijningen op den weg,
en van de huisdieren zijn bet in de eerste
plaats weer honden en paarden, die op
onze straten en wegen voorkomen en dus
in de gelegenheid gesteld worden hot nieu
we te zien-
Bedde, hond en paard, houden zich tegen
over zoo iets nieuws geheel verschillend,
zooals trouwens te verwachten was.
De hond is van huis uit een roofdier, dat
echter bij ons te lande weinig te vree-
zen beeft, want zijn ergste natuurlijke vij
anden, de wolf en de los, zijn hier al
lang uitgeroeid Die wetenschap (want deze
bezit hij) maakt, dat hij heel brutaal op
treedt en tegen alles, wat hem verdacht
voorkomt, een gxooten mond opzet; niet
van verwondering, maar van overmoed.
Het paard daarentegen is van geheel te
gengestelde natuur. Als plantenetend dier
staat het tegenover roofdieren en in 't al
gemeen vüeescheters betrekkelijk weerloos.
Zijn eenige redmiddel is do snelheid van
zijn pooten. Vliegt de hond dus op alles
aan of houdt hij ten minst© 6tand, niet aldus
het paard, dat onmiddellijk als dol weg
vlucht, en wel d© vlakte in, waar niets het
in den weg staat en het dus geen gevaar-
loopt in de dolle vlucht den kop te stoot en.
Zoodra het paard iets ongewoons ziet,
neemt het de vlucht en het eenige middel
om het voor op-hol-gaan te behoeden,;
is, het met het nieuw© verschijnsel in aan
raking te brengen of dat ton minste te la
ten zien, om het paard de overtuiging bij
te brengen, dat ,,het ding" geen kwaad
doet. Dat doet d© boor en d© paardeneige-
naar in h©t algemeen met elk jong of
nieuw paard, en de ruiter, dio straks een
hindernis zal nemen, laat zijn pnard die
hindernis eerst even zien.
Zoo hebben, door de waarneming, dat
iets „geen kwaad kan," allerlei dieren zich
aan allerlei zaken gewend. Zwaluwen nes
telen in een school, konijnen aan spoorwe
gen. In 't algemeen kan men zeggen: de
vrees vermindert met de vertrouwdheid, wat
heel natuurlijk is, want met don mensch
gaat het niet anders.
Nu zijn in de laatst© kwart-eeuw of nog
minder tijd d© luchtballons in den smaak
gekomen. Hoe staan de dieren tegenover
deze nieuwigheden? Men kan er van ver
zekerd zajn, dat een hond bdj het gezicht
van een luohtballon gaat blaffen en dat een
paard als een dolle door de wedde rent.
Omtrent ander© dieren zijn allerlei opmer
kingen reeds gemaakt en deze bevestigen
geheel den regel, dat het dier zich tegen
over zoo'n luchtgevaarte gedraagt overeen
komstig zijn natuur.
Het hert, dat van boven uit de luoht
geen vijanden to vreezen heeft, omdat roof
vogels zich niet aan het hert wagen, kijkt
het ding min of meer verbaasd aan, alsof
het bij ziohzelf zei: „Wat zou dat nu weer
wezen Maar de kleinere ree en de haas
weten zeer goed, dat hun van boven ge
vaar kan dreigen; zoodra zij een luchtbal
lon gewaarworden, denken zij klaarblijke
lijk aan een grooten roofvogel. Vooral de
haas is er kwaad aan toe. Op de vlakte
«keigen hem gevaren van hoven jan de
zijdie der roofvogels; in het bosch loeren
vossen en kleinere roofdieren op hem. Is
het te verwonderen, dat hij schuw is? En
als wij vriend Langoor bespotten om zijn
schuwheid, dan doen wij hem onrecht; de
meeste menschen, die overal vijanden kon
den veronderstellen, zouden in zijn geval
even schuw zijn. Merkt dus de haas iets
bijzonders, dan denkt hij met zijn hazenver
stand: „Veel goeds zal het wel niet zijn."
De vos (want omtrent dezen slimmerd
zijn ook lal waarnemingen gedaan) weet
maar al te goed, dat hij niet erg gezien is
en men mag aannemen, dat hij (mensche-
lijk gesproken) weet, dat er geen tijd is,
waarin geen jacht op hem mag gemaakt
worden. In streken, waar hij veel voor
komt, leven ook steenarenden, die zich niet
ontzien Heintje aan te pakken; m het bosoh
heeft hij zajn vijanden en op de vlakte
evenzeer, zelfs van boven uit de lucht lacht
hem de vrede niet altijd toe. Wat wonder,
dat hij bij het gezicht van iets nieuws in de
war raakt en zelfs deze S»eel geroemde
leeperd den kop verliest en rondloopt als
een bezetene. Wel opmerkelijk, dat haas en
vos, die men als de grootste tegenstellingen
aanmerkt, in dit opzicht dus overeenko
men.
Do vogels komen aan de beurt. Een ooie
vaar zal zich in de lucht weinig aan een
luchtballon storen. Vijanden, die hij te
vreezen heeft, kont hij meestal in de hoogte
niet. Luchtreizigers, die ooievaars ontmoet
hebben, maakten dan ook de opmerking,
dat zij rustig doorvlogen, misschien zelf3
wel overpeinzingen bielden, dat luohtschip-
pers toch vrij onbeholpen wezens zijn.
Kippen zijn altijd dom in haar angst. De
kip gaat door voor een der domste dieren
en automobilisten weten er van mee te pra
ten, hoe dol onze eierenleveranciers voor
en langs de machine vliegen en als slacht
offers vallen. Baanwachters bij 't 6poor heb
ben treurige ondervindingen opgedaan om
trent hun kippen, die in dwazen angst on
der den trein geraakten. Vooral ook „van
boven" vertrouwen de kippen het niet, en
het is dus natuurlijk, dat als een lucht
ballon op geringe hoogte over een boeren
erf of een hoenderpark dreef, het een alge
meen gekakel ein een „saluve qui peut"
zou veroorzaken.
Patrijzen zouden denkelijk bij het gezicht
van een luohtballon stil op den grond blij
ven zitten althans men beweert, dat het al
vertoond is, dat een vlucht patrijzen zich
door een gewonen vlieger zoo hang liet
maken, dat zo niet opvlogen. Nu kan men
dat dom vinden, maar de menschen zien
ook wel eens een boom in den avond voor
een man aan of op klaarlichten dog een
stok voor een slang.
Wilde eenden laten zich niet licht van
de wijs brengen. Tegen roofvogels zajn ze
vrij veilig, als ze maar in de nabijheid van
water blijven; bovendien zijn ze door hun
bedrevenheid in bet duiken beschermd te
gen de grootere roofvogels.
Een Italiaansch natuurkundige, Padre
Maccioni, heeft aan de academie te Sien
na een instrument getoond, dat in staat
moet zijn het voorkomen van een aardbe
ving op zijn minst eenige minuten vooraf
aan te geven, Maccioni beeft zich bij de
constructie van dit apparaat laten leiden
door het feit, dat vele dieren,, gelijk be
kend is, deor onverklaarbare zenuwachtig
heid en onrust bewijzen geven, een voor
gevoel te hebben van een weldra volgende
aardbeving.
Ook is het een feit. dat' in een aardbe-
vingsgebied niet zelden menschen plotse
ling uit den slaap wakker worden, hoewel
nog niet hot minste spoor van een mecha
nische beweging der aardkorst ontdekt
wordt, en de daarop volgende aardbeving
nitermate zwak is. Om die verschijnselen
te verklaren, meent Maccioni, dat van de
aardbevingshaard electrische golven uit
gaan, dio, gelijk bekend is, op bet dierlijk
zenuwstelsel werken. De aardbeving, wel
ke door de seismograaf wordt opgetee-
kend, is de laatste fase van een geheele
reeks van samengestelde verschijnselen,
terwijl in den tijd, onmiddellijk daaraan
voorafgaande, andere verschijnselen zich
afspelen, en er voornamelijk heen en weer
gaande electrische ontladingen plaats heb-'
ben, evenals bij een onweder. Bij vulkani
sche uitbarstingen hebben ook steeds he^*
vige onweders plaats.
Op dien grond heeft Maccioni een toe
stel uitgedacht, dat die voorafgaande
electrische golven leert kennen, en door
een hoorbaar teeken, een alarmsignaal, de
voorbereiding der krachten in de aarde
tot een aardbeving aankondigt. Hij kon
metbehulp van zijn toestel op den lOden
April reeds twee aardbevingsstooten voor
spellen, die op 22 K.M. afstand van het
waarnemingsstation 4 minuten later wer
den waargenomen. Vanwege do Aoademie
worden de onderzoekingen in die richting
voortgezet.
GROENE ERWTEN.
Greene erwten zijn, vooral als ze als
eerstelingen op de markt komen, steeds eenfc
delicatesse. Als een buitengewone lekkernij
echter golden zij in de 17de eeuw in Frank-'
rijk. Speciaal in Parijs brak een ware groe-,
ne-erwten-manic uit. In een stuk, dat on-'
der den merkwaardigen titel „La Comédie
des coteaux ou des friands marquis" in 1665
te Parijs werd opgevoerd, verklaart een der
hoofdpersonen, dat haar middelen baar
slechts dan veroorloofden groene erwten te
eten, als een litron (nog geen liter) niet
meer kostte dan 100 fres.
In „Het leven van Colbert", een in 1695
verschenen boek, wordt zelfs verteld, dat
eenige buitengewoon gastronomisch aange
legde personen zich het genoegen een litron
jonge groene erwten te eten, voor den prijs
van 65 gulden verschaften.
Een jaar later schreef over hetzelfde the
ma madame De Maintenon: „Het erwten
thema duurt nog steeds voort; het onge
duld en het genoegen ze t© eten, de onver
zadigbaarheid!, het steeds nog meer daar
van begeeren, dat zijn de hoofdpunten,
waarover 't hof sedert vier dagen spreekt."
Het scheelzien.
Ho© menigten traan schreien moeders over
het ongeluk van haar kinderen, die scheel
zien.
En toch hebben zij zelf in de meeste ge
vallen het ongeluk veroorzaakt, doordat zij,
onwetend en niet gewaarschuwd, datgene
verzuimden, wat tot ontwikkeling van de
richting der oogen noodig was, n.1. do juis
te plaatsing van het kinderbedje tegen het
licht.
In de eerst© kinderjaren zijn de oogeiv
nog niet geoefend om samen te werken,
cL w. z. zich steeds te gelijk naar rechts
en links, naar boven en onderen, naar bin
nen en buiten te draaien. Veel meer maakt
in het begin ieder oog zijn bewegingen, ta
melijk onafhankelijk van het andere. Als-
nu de wieg van het kind zóó staat, dat zij
alleen van één zijde het licht krijgt, en'
meestal zeer helder licht, dan he®ft het'
kind met het een© oog slechte een kleinen
draai te maken, en met het ander© een
grooteren. Daar nu alle kinderen gaarne
naar het licht zien, vormt zich, als de wiegt
op de ongeschikte plaats staat, d. w.
slechte van één© zijde verlicht is, voor
goed de ongelijke stand der oogassen: het
kind ziet scheeL
In vele gevallen verergert het gebrek bij
niet ten rechten tijde ge vraagden en gevolg-
den raad. Dikwijls brengt in latere jaren
een operatie genezing aan. In vele gevallen1
blijft het gebrek in meer of minder hoogen!
graad onherstelbaar, tot groot verdriet en
nadeel voor het kind.
Daarom is het plicht dier moeders er voor
te waken, dat de bedjes of wiegen van haar»
lievelingen zóó geplaatst worden, dat het
licht van beide zijden er te gelijk opvalt,
dus: met het hoofdeneind naar het veneter
gekeerd.,
Lucht-torpedo's.
De lucht-torpedo wordt op dezelfde
wijze voortgedreven als de algemeen
beleende vuuipijL De boring van dit
vuurwerk is n.1. gevuld met brandsas,
dat bij ontsteking aan de achterzijde
begint te branden. De daarbij ontstaande
gassen worden met groote kiacht achter
waarts gedreven en werpen, door reactie
tegen de zich daaronder bevindende lucht
laag, den vuurpijl omhoog. De voortdrijven
de kracht werkt, zoolang de sas blijf bran
den. Ten einde den vuurpijl recht vooruit,
in een bepaalde richting, voort te drijven,
wordt hij vóór het gebruik aan een lichte,
houten stang, een vuurpijUat, gebonden,
welke dezelfde werking uitoefent als de
veeren op een pijl; terwijl n.1. de lucht aan
de achterzijde een vermeerderde wrijving
uitoefent, wordt het achtereinde door de
murpijllat, evenals een pijl in zijn vlucht
vertraagd, waardoor d© vuurpijl met zijn
spits naar voren gericht blijft. Op het be
ginsel, toegepast voor het voortdrijven van
den vuurpijl, berustte reeds de pijlvormige
luoht-torpedo van den Amerikaan Dudley.
Hij sehoot zijn 2 M. lange lucht-torpedo
met behulp van samengeperste lucht uit
een lange buis. Deze lanoeerinrichting dien
de slechts om de torpedo in een bepaalde
richting in beweging te brengen. Zoodra hnj
de lanoeerbuis verlaten had, begon de voort
drijvende werking van de in de boring inge
brachte brandsas. De lucht-torpedo van
Dudley woog 5 K.G. en droeg in den kop
een lading schietkatoen met schokbuis. Om
te maken, dat de torpedo in stabiel even
wicht door de luoht werd gedreven, was hij
van een vasten staart voorzien, welko schui
ne lei vlakten droeg. Deze inrichting had be
halve de vertragende werking, evenals de
veer van een pijl nog het voordeel, dat het
projectiel in een hoewel langzame, toch vol
doende draaiende beweging om zijn lengte
as werd gebracht, waardoor natuurlijk do
stabiliteat van het geheele projectiel ver
hoogd werd.
De Zweedsohe majoor Unge, wiens naam
reeds door andere technische uitvindingen
bekend geworden is en die zich reeds sedert
omstreeks 1885 ernstig met het vraagstuk
der luchttorpedo's bezighield, heeft een tor
pedo uitgevonden, welke veel krachtiger
werkt dan de voorgaande.
Generaal Wille geeft er de volgende be
schrijving van in zijn „Waffenlehre"
„De torpedo heeft den vorm van een
handgranaat, welker binnenruimte verdeeld
Jfe in twee kamers, waarvan de voorste
springstof, de achterste drijf sas bevat. De
bij de verbranding van de drijf sas ontwik
kelde gassen stroomen achterwaarts uit en
drijven daardoor het projectiel voorwaarts.
De uitat r oo mende gassen brengen tevens
bet projectiel in een draaiende beweging
om zijn lengte-as, daar zij door de schroef
vormige kanalen van een in den bodem aan
gebrachte turbine gedreven worden; de
stabiliteit van de torpedo is hierdoor, ter
wijl zij haar baan aflegt, verzekerd. Met de
voortschrijdende verbranding van de drijf-
sas neemt de gasontwikkeling toe, waardoor
ook de snelheid van de torpedo grooter
wordt. De springlading wordt voorloopig
door een schokbuis tot ontsteking gebracht.
Later denkt men hieraan nog een tijdbuis
toe te voegen, welke onder den invloed van
de middelpuntvliedende kracht begint te
werken, zoodra de torpedo een bepaalde
omwentelingssnelheid heeft gekregen.
Om de lucht-torpedo in de verlangde rich
ting te werpen, schiet men haar uit een
stuk licht geeohut af, dat ook een buekruit-
lading kan opnemen, welke zich in het
achterste verlengstuk van den mantel der
gasturbine bevindt.
Bij de tegen het einde van October 1901
te Manna, in Zweden, genomen proeven,
bereikte de met 2.5 tot 3 K.G. springstof
geladen torpedo een dracht van 4000 tot
5000 M. De uitvinder beweert echter, dat
bij zijn torpedo ook een springlading kan
gewan van 150 tot 200 K.G. bij een dracht
van 8 tot 10 K.M. De reactie van de uit de
perboBding van de drijfiaae ontstane gassen
werkt dus bij de lucht-torpedo van Unge
als voortdrijvende kracht; de vrijkomende
gassen worden echter gelijktijdig benut om
het projectiel snel te doen wentelen om zijn
lengte-as. De verbrandingsgassen van hoog©
spanning worden door schroefvormige ka
nalen in de buitenlucht geleid en brengen
door hun druk dé torpedo tot wenteling, op
dezelfde wijze als dit bij de gasturbine ge
schiedt.
Gewaarschuwd moet worden tegen het in
den laatsten tijd in de couranten voorko
mende, onjuiste bericht, dat men in de lucht-
torpedo een gasturbine gebouwd heeft, die
nende als drijfmiddel van het projectiel.
De persing van de verbrandingsgassen door
de schroefvormige kanalen brengt de tor
pedo in draaiende beweging om haar leng
te-as, en verhoogt daardoor de stabiliteit
van liet projectiel, dat nu steeds met zijn
spits naar voren gericht blijft.
Terwijl de stabiliteit van de luchttorpe-
do van Dudley bewaard bleef door de wrij
ving tegen de buitenlucht, dus door een ver
tragende kracht, wordt de stabiliteit van de
torpedo van Unge verkregen zonder de
voortdrijvende kracht eenigszins te vermin
deren. De luoht-torpedo van Unge staat
dus, wat haar inrichting betreft, ver boven
die van Dudley.
Het sparen in Pruisen.
Gedurende het jaar 1907 steeg het aantal
spaarkassen in Pruisen van 1606 tot 1639.
Hiertoe behoorden 749 stedelijke kassen,
251 kassen in landelijke gemeenten, 453
„kreis"- en „amt"-kassen, 6 provinciale
kassen en 180 kassen van vereen i gingen of
van privaten aard; alle filialen en inleg-
kantoren medegerekend, bestond voor elke
7075 bewoners een gelegenheid tot het in
leveren van spaargeld. Aan het einde van
dat boekjaar was het totaal aan spaargel
den gestegen tot 9121 millioen Markde toe
neming dier gelden in dat jaar bedroeg
332 millioen Mark. Per hoofd der bevol
king gaf dat 237 Mark spaarpenningen en
per spaarbankboekje gemiddeld 794 Mark.
Aan reservefondsen waren 503 millioen
Mark voorhanden.
Prijzen der levensmiddelen
in Oostenrijk.
Een kilo brood koet naar gelang van de
kwaliteit tusschen 14 en 23 cente, een kilo
boonen tusscl. n 17 en 2'. cente, een liter
melk tu®6chen 12 en 16 cents, een kilo bo
ter tusschen f 1.10 en f 2, een kilo aardap
pelen tusschen 8 en 6 cente, een kilo rund-
vleesch van f 0.70 tot f 1.10, een kilo paar-
devleesch van f 0.32 tot f 0.50, een kilo sui
ker van f 0.37 tot f 0.86, een liter petroleum
van f 0.11 tot f 0.25.
De verbooging der melkprijzen, m«£ 1
1* cent, die onlangs heeft plaats gehad,
koet aan de bevolking 3 millioen gulden
per jaar.
P.ogiDgen, om strijkinstrumenten te ver
vaardigen, welker nobele eigenschappen
die der 'beroemde Stradivarii, Guaraerii,
enz. evenaren, zijn niet van den laatsten
tijd. Niet alleen, misschien zelfs niet in de
eerste plaats hebben do zeldzame eigen
schappen, alsmede het geringe aantal, ver
bonden met de exorbitant hooge prijzen,
verschillende vernuftige geesten geprik
keld, de verloren geraakte geheimen \an
êen Stradivarius aan de vergetelheid te
ontworstelen. Neen, bet was juist de won
dere geheimzinnigheid, die d© zoekers
prikkelde; het was hun neiging naar mys
tiek, die hier voedsel vond. De geschiede
nis der oude violen, zoowel de jacht naar
de authentieke exemplaren als het speuren
naar het geheim, dat aan die instrumenten
dat onweerstaanbaar-bekoorlijk karakter
geeft, bezit een beslist romantische tint.
Mep moet ze kennen, die verhalen van on
derzoekingstochten naar oude violen, van
de sensaties van duizenden teleurstellingen
cn van het geluk, een zeldzaam exemplaar
te- ontdekken in handen van een ongeculti-
veerdexi Zigeuner, onder den rommel van
halfvergane wiegen, verroeste deurhengsels
en versleten tapijten
Nog romantischer zijn de vroegere speur
tochten naar den sleutel van het geheim.
Vooral de meening, dat een der grootste
factoren voor do wondere qualiteiten der
cude riolen het lak was, welks geheimzin
nige chemische formule met den laatsten
Stradivarius in 't graf was gedaald, maak
te do onderzoekingen zoo romantisch. Wij
kennen een zeer bekwamen instrumentma
ker, die zijn halve leven wijdt aan de
samenstelling van heb authentieke lak. Let
is een merkwaardig man, die, wanneer hij
zich met koortsachtigen ijver aan zijn on-]
derzoekingen bezighoudt, sterk doet den
ken aan een middeleeuwschen alchimist.'
Zijn verrukking, wanneer hij iets op het
spoor meent te zijn, is met geen andere
extase te vergelijken.
Maar die meening van de essentieele:
waarde van bet lak ia geenszins door allen
gedeeld. De nuchtere wetenschap heeft,1'
helaas, aan de geschiedenis van de jacht'
op hot violengeheim veel van haar roman-.'
lisch karakter ontnomen. Er zijn mannen
opgestaan, die boweerden, dat het zoeken}
naar het lakgeheim juist... lak was 1 Zij'
kwamen met acustiek, stelden formules op,
die beweerden dat in het trillingsvermogen
van het hout de kneep zat. Er kwam een
geneeskundige, die vertelde, dat boven- en
onderblad van de viool ieder een e gen,
klank moeten hebben, die zich resp. ver
houden moeten als bijv. grondtoon tot
terts. Die formules hebben voor den leek
evenwel ook iets kaballistisch en menige
eerzuchtige geest dacht „wie anders wirkt
dies' Zedchen auf mich ein."
Nu is het weer een zekere Aglio Dibbin,.
de zoon van een scheikundige, die meentj
den steen der wijzen in dezen te hebben;
gevonden. Hij meent ook, dat de trillings-;
capaciteit van het bout de eigenlijke fac-,
tor is. Volgens hom moet het volmaakte,
materiaal voor een riool vooral een gebjke;
dichtheid hebben en een zeer hooge elasti-,
citeitscoèfficient bezitten. Het gewone;
bout is daarvoor ongeschikt, want daarin,
rijn te veel zg. „doode plaatsen" („docd"
gebruikt ten opzichte van de draagkracht
van den toon), die de totaaltrilling wfel
niet tegenhouden, doch van zeer nadeeli-
gen invloed zijn op de vorming van zekere
harmonieën.
De oude Italiaansche vioolbouwers tracht
ten nu al die „doode" plaatsen te verwij
deren. Deze doode plaatsen kunnen zoo
wel veroorzaakt zijn door groote dichtheid
als door het bestaan van losse vezels in
bet bout. Elk instrument kan voortreffelijk
zijn, wanneer het trillings vermogen van heti
hout maar homogeen is. Op die manier'
beweert Dibbin zelfs veel riolen van min
dere draagkracht en toonqualiteit te kun
nen verbeteren.
Het is wel de moeite waard om ts erva
ren of Dibbin werkelijk iets op het spoor
is of dat de moderne alchimisten weer on
gestoord hun romantische lak-experimen-
ten kunnen voortzetten en de wereld nog
altijd de bekoring van een onoplosbaar ge
heim bezit.
Gewone citroenpudding.
Men ontdoet een half oudbakken witte
brood van de korst, raspt het fijn en roert
het te zamen met een halven liter melk;
tot een dikke brij. Vervolgens voegt men;
er bijeen paar lepels gesmolten boter, eenj
weinig zout, vier eierdooiers en het sap]
van vier citroenen, twee groote lepels sui-j
ker, de geraspte schil van één citroen; ten:
laatste voegt men er het stijf geklopte ei-j
wit bij. Nu doet men het beslag in een met]
boter besmeerden en met beschuit bestrooi-i
den puddingvorm en laat het een halfuurj
gestadig koken in bain marie. Men zorgej
een ketel kokend water bij de hand te heb-j
ben, om het bain marie 1 j te vullen, als h^tj
water verkookt. Het water moet steeds tot'
aan de, sluiting van den vorm komen.