Het zieleleven van het dier. Voorspelling van aardbevingen. Het geheim van Stradivarius. RECEPT. Op alle spoortreinen zijn in eiken personen wagen versch drinkwater» closettcn en la vatories, een kist met gereedschappen bij ongelukken, een vorbandkist en een tele foontoestel en gemakkelijke zitplaatsen om een goed dutje to doen. Een zeer belangwckkcnden blik kunnen wij slaan in hetgeen men „het zieleleven van het dier" zou kunnen noemen, als het plot seling voor geheel nieuwe verschijnselen komt te staan. In de laatste eeuw heeft het daaiaan waarlijk niet ontbroken; men denke slechte aan allerlei machines, aan locomo tieven, aan groote wagens, aan omnibus sen, aan electrisohe trams en automobielen en zelfs aan de fiets. D© aard der zaak brengt mee, dat, met uitzondering van de spoortreinen, gewoon lijk slechts huisdieren m directe .aanraking komen met die verschijningen op den weg, en van de huisdieren zijn bet in de eerste plaats weer honden en paarden, die op onze straten en wegen voorkomen en dus in de gelegenheid gesteld worden hot nieu we te zien- Bedde, hond en paard, houden zich tegen over zoo iets nieuws geheel verschillend, zooals trouwens te verwachten was. De hond is van huis uit een roofdier, dat echter bij ons te lande weinig te vree- zen beeft, want zijn ergste natuurlijke vij anden, de wolf en de los, zijn hier al lang uitgeroeid Die wetenschap (want deze bezit hij) maakt, dat hij heel brutaal op treedt en tegen alles, wat hem verdacht voorkomt, een gxooten mond opzet; niet van verwondering, maar van overmoed. Het paard daarentegen is van geheel te gengestelde natuur. Als plantenetend dier staat het tegenover roofdieren en in 't al gemeen vüeescheters betrekkelijk weerloos. Zijn eenige redmiddel is do snelheid van zijn pooten. Vliegt de hond dus op alles aan of houdt hij ten minst© 6tand, niet aldus het paard, dat onmiddellijk als dol weg vlucht, en wel d© vlakte in, waar niets het in den weg staat en het dus geen gevaar- loopt in de dolle vlucht den kop te stoot en. Zoodra het paard iets ongewoons ziet, neemt het de vlucht en het eenige middel om het voor op-hol-gaan te behoeden,; is, het met het nieuw© verschijnsel in aan raking te brengen of dat ton minste te la ten zien, om het paard de overtuiging bij te brengen, dat ,,het ding" geen kwaad doet. Dat doet d© boor en d© paardeneige- naar in h©t algemeen met elk jong of nieuw paard, en de ruiter, dio straks een hindernis zal nemen, laat zijn pnard die hindernis eerst even zien. Zoo hebben, door de waarneming, dat iets „geen kwaad kan," allerlei dieren zich aan allerlei zaken gewend. Zwaluwen nes telen in een school, konijnen aan spoorwe gen. In 't algemeen kan men zeggen: de vrees vermindert met de vertrouwdheid, wat heel natuurlijk is, want met don mensch gaat het niet anders. Nu zijn in de laatst© kwart-eeuw of nog minder tijd d© luchtballons in den smaak gekomen. Hoe staan de dieren tegenover deze nieuwigheden? Men kan er van ver zekerd zajn, dat een hond bdj het gezicht van een luohtballon gaat blaffen en dat een paard als een dolle door de wedde rent. Omtrent ander© dieren zijn allerlei opmer kingen reeds gemaakt en deze bevestigen geheel den regel, dat het dier zich tegen over zoo'n luchtgevaarte gedraagt overeen komstig zijn natuur. Het hert, dat van boven uit de luoht geen vijanden to vreezen heeft, omdat roof vogels zich niet aan het hert wagen, kijkt het ding min of meer verbaasd aan, alsof het bij ziohzelf zei: „Wat zou dat nu weer wezen Maar de kleinere ree en de haas weten zeer goed, dat hun van boven ge vaar kan dreigen; zoodra zij een luchtbal lon gewaarworden, denken zij klaarblijke lijk aan een grooten roofvogel. Vooral de haas is er kwaad aan toe. Op de vlakte «keigen hem gevaren van hoven jan de zijdie der roofvogels; in het bosch loeren vossen en kleinere roofdieren op hem. Is het te verwonderen, dat hij schuw is? En als wij vriend Langoor bespotten om zijn schuwheid, dan doen wij hem onrecht; de meeste menschen, die overal vijanden kon den veronderstellen, zouden in zijn geval even schuw zijn. Merkt dus de haas iets bijzonders, dan denkt hij met zijn hazenver stand: „Veel goeds zal het wel niet zijn." De vos (want omtrent dezen slimmerd zijn ook lal waarnemingen gedaan) weet maar al te goed, dat hij niet erg gezien is en men mag aannemen, dat hij (mensche- lijk gesproken) weet, dat er geen tijd is, waarin geen jacht op hem mag gemaakt worden. In streken, waar hij veel voor komt, leven ook steenarenden, die zich niet ontzien Heintje aan te pakken; m het bosoh heeft hij zajn vijanden en op de vlakte evenzeer, zelfs van boven uit de lucht lacht hem de vrede niet altijd toe. Wat wonder, dat hij bij het gezicht van iets nieuws in de war raakt en zelfs deze S»eel geroemde leeperd den kop verliest en rondloopt als een bezetene. Wel opmerkelijk, dat haas en vos, die men als de grootste tegenstellingen aanmerkt, in dit opzicht dus overeenko men. Do vogels komen aan de beurt. Een ooie vaar zal zich in de lucht weinig aan een luchtballon storen. Vijanden, die hij te vreezen heeft, kont hij meestal in de hoogte niet. Luchtreizigers, die ooievaars ontmoet hebben, maakten dan ook de opmerking, dat zij rustig doorvlogen, misschien zelf3 wel overpeinzingen bielden, dat luohtschip- pers toch vrij onbeholpen wezens zijn. Kippen zijn altijd dom in haar angst. De kip gaat door voor een der domste dieren en automobilisten weten er van mee te pra ten, hoe dol onze eierenleveranciers voor en langs de machine vliegen en als slacht offers vallen. Baanwachters bij 't 6poor heb ben treurige ondervindingen opgedaan om trent hun kippen, die in dwazen angst on der den trein geraakten. Vooral ook „van boven" vertrouwen de kippen het niet, en het is dus natuurlijk, dat als een lucht ballon op geringe hoogte over een boeren erf of een hoenderpark dreef, het een alge meen gekakel ein een „saluve qui peut" zou veroorzaken. Patrijzen zouden denkelijk bij het gezicht van een luohtballon stil op den grond blij ven zitten althans men beweert, dat het al vertoond is, dat een vlucht patrijzen zich door een gewonen vlieger zoo hang liet maken, dat zo niet opvlogen. Nu kan men dat dom vinden, maar de menschen zien ook wel eens een boom in den avond voor een man aan of op klaarlichten dog een stok voor een slang. Wilde eenden laten zich niet licht van de wijs brengen. Tegen roofvogels zajn ze vrij veilig, als ze maar in de nabijheid van water blijven; bovendien zijn ze door hun bedrevenheid in bet duiken beschermd te gen de grootere roofvogels. Een Italiaansch natuurkundige, Padre Maccioni, heeft aan de academie te Sien na een instrument getoond, dat in staat moet zijn het voorkomen van een aardbe ving op zijn minst eenige minuten vooraf aan te geven, Maccioni beeft zich bij de constructie van dit apparaat laten leiden door het feit, dat vele dieren,, gelijk be kend is, deor onverklaarbare zenuwachtig heid en onrust bewijzen geven, een voor gevoel te hebben van een weldra volgende aardbeving. Ook is het een feit. dat' in een aardbe- vingsgebied niet zelden menschen plotse ling uit den slaap wakker worden, hoewel nog niet hot minste spoor van een mecha nische beweging der aardkorst ontdekt wordt, en de daarop volgende aardbeving nitermate zwak is. Om die verschijnselen te verklaren, meent Maccioni, dat van de aardbevingshaard electrische golven uit gaan, dio, gelijk bekend is, op bet dierlijk zenuwstelsel werken. De aardbeving, wel ke door de seismograaf wordt opgetee- kend, is de laatste fase van een geheele reeks van samengestelde verschijnselen, terwijl in den tijd, onmiddellijk daaraan voorafgaande, andere verschijnselen zich afspelen, en er voornamelijk heen en weer gaande electrische ontladingen plaats heb-' ben, evenals bij een onweder. Bij vulkani sche uitbarstingen hebben ook steeds he^* vige onweders plaats. Op dien grond heeft Maccioni een toe stel uitgedacht, dat die voorafgaande electrische golven leert kennen, en door een hoorbaar teeken, een alarmsignaal, de voorbereiding der krachten in de aarde tot een aardbeving aankondigt. Hij kon metbehulp van zijn toestel op den lOden April reeds twee aardbevingsstooten voor spellen, die op 22 K.M. afstand van het waarnemingsstation 4 minuten later wer den waargenomen. Vanwege do Aoademie worden de onderzoekingen in die richting voortgezet. GROENE ERWTEN. Greene erwten zijn, vooral als ze als eerstelingen op de markt komen, steeds eenfc delicatesse. Als een buitengewone lekkernij echter golden zij in de 17de eeuw in Frank-' rijk. Speciaal in Parijs brak een ware groe-, ne-erwten-manic uit. In een stuk, dat on-' der den merkwaardigen titel „La Comédie des coteaux ou des friands marquis" in 1665 te Parijs werd opgevoerd, verklaart een der hoofdpersonen, dat haar middelen baar slechts dan veroorloofden groene erwten te eten, als een litron (nog geen liter) niet meer kostte dan 100 fres. In „Het leven van Colbert", een in 1695 verschenen boek, wordt zelfs verteld, dat eenige buitengewoon gastronomisch aange legde personen zich het genoegen een litron jonge groene erwten te eten, voor den prijs van 65 gulden verschaften. Een jaar later schreef over hetzelfde the ma madame De Maintenon: „Het erwten thema duurt nog steeds voort; het onge duld en het genoegen ze t© eten, de onver zadigbaarheid!, het steeds nog meer daar van begeeren, dat zijn de hoofdpunten, waarover 't hof sedert vier dagen spreekt." Het scheelzien. Ho© menigten traan schreien moeders over het ongeluk van haar kinderen, die scheel zien. En toch hebben zij zelf in de meeste ge vallen het ongeluk veroorzaakt, doordat zij, onwetend en niet gewaarschuwd, datgene verzuimden, wat tot ontwikkeling van de richting der oogen noodig was, n.1. do juis te plaatsing van het kinderbedje tegen het licht. In de eerst© kinderjaren zijn de oogeiv nog niet geoefend om samen te werken, cL w. z. zich steeds te gelijk naar rechts en links, naar boven en onderen, naar bin nen en buiten te draaien. Veel meer maakt in het begin ieder oog zijn bewegingen, ta melijk onafhankelijk van het andere. Als- nu de wieg van het kind zóó staat, dat zij alleen van één zijde het licht krijgt, en' meestal zeer helder licht, dan he®ft het' kind met het een© oog slechte een kleinen draai te maken, en met het ander© een grooteren. Daar nu alle kinderen gaarne naar het licht zien, vormt zich, als de wiegt op de ongeschikte plaats staat, d. w. slechte van één© zijde verlicht is, voor goed de ongelijke stand der oogassen: het kind ziet scheeL In vele gevallen verergert het gebrek bij niet ten rechten tijde ge vraagden en gevolg- den raad. Dikwijls brengt in latere jaren een operatie genezing aan. In vele gevallen1 blijft het gebrek in meer of minder hoogen! graad onherstelbaar, tot groot verdriet en nadeel voor het kind. Daarom is het plicht dier moeders er voor te waken, dat de bedjes of wiegen van haar» lievelingen zóó geplaatst worden, dat het licht van beide zijden er te gelijk opvalt, dus: met het hoofdeneind naar het veneter gekeerd., Lucht-torpedo's. De lucht-torpedo wordt op dezelfde wijze voortgedreven als de algemeen beleende vuuipijL De boring van dit vuurwerk is n.1. gevuld met brandsas, dat bij ontsteking aan de achterzijde begint te branden. De daarbij ontstaande gassen worden met groote kiacht achter waarts gedreven en werpen, door reactie tegen de zich daaronder bevindende lucht laag, den vuurpijl omhoog. De voortdrijven de kracht werkt, zoolang de sas blijf bran den. Ten einde den vuurpijl recht vooruit, in een bepaalde richting, voort te drijven, wordt hij vóór het gebruik aan een lichte, houten stang, een vuurpijUat, gebonden, welke dezelfde werking uitoefent als de veeren op een pijl; terwijl n.1. de lucht aan de achterzijde een vermeerderde wrijving uitoefent, wordt het achtereinde door de murpijllat, evenals een pijl in zijn vlucht vertraagd, waardoor d© vuurpijl met zijn spits naar voren gericht blijft. Op het be ginsel, toegepast voor het voortdrijven van den vuurpijl, berustte reeds de pijlvormige luoht-torpedo van den Amerikaan Dudley. Hij sehoot zijn 2 M. lange lucht-torpedo met behulp van samengeperste lucht uit een lange buis. Deze lanoeerinrichting dien de slechts om de torpedo in een bepaalde richting in beweging te brengen. Zoodra hnj de lanoeerbuis verlaten had, begon de voort drijvende werking van de in de boring inge brachte brandsas. De lucht-torpedo van Dudley woog 5 K.G. en droeg in den kop een lading schietkatoen met schokbuis. Om te maken, dat de torpedo in stabiel even wicht door de luoht werd gedreven, was hij van een vasten staart voorzien, welko schui ne lei vlakten droeg. Deze inrichting had be halve de vertragende werking, evenals de veer van een pijl nog het voordeel, dat het projectiel in een hoewel langzame, toch vol doende draaiende beweging om zijn lengte as werd gebracht, waardoor natuurlijk do stabiliteat van het geheele projectiel ver hoogd werd. De Zweedsohe majoor Unge, wiens naam reeds door andere technische uitvindingen bekend geworden is en die zich reeds sedert omstreeks 1885 ernstig met het vraagstuk der luchttorpedo's bezighield, heeft een tor pedo uitgevonden, welke veel krachtiger werkt dan de voorgaande. Generaal Wille geeft er de volgende be schrijving van in zijn „Waffenlehre" „De torpedo heeft den vorm van een handgranaat, welker binnenruimte verdeeld Jfe in twee kamers, waarvan de voorste springstof, de achterste drijf sas bevat. De bij de verbranding van de drijf sas ontwik kelde gassen stroomen achterwaarts uit en drijven daardoor het projectiel voorwaarts. De uitat r oo mende gassen brengen tevens bet projectiel in een draaiende beweging om zijn lengte-as, daar zij door de schroef vormige kanalen van een in den bodem aan gebrachte turbine gedreven worden; de stabiliteit van de torpedo is hierdoor, ter wijl zij haar baan aflegt, verzekerd. Met de voortschrijdende verbranding van de drijf- sas neemt de gasontwikkeling toe, waardoor ook de snelheid van de torpedo grooter wordt. De springlading wordt voorloopig door een schokbuis tot ontsteking gebracht. Later denkt men hieraan nog een tijdbuis toe te voegen, welke onder den invloed van de middelpuntvliedende kracht begint te werken, zoodra de torpedo een bepaalde omwentelingssnelheid heeft gekregen. Om de lucht-torpedo in de verlangde rich ting te werpen, schiet men haar uit een stuk licht geeohut af, dat ook een buekruit- lading kan opnemen, welke zich in het achterste verlengstuk van den mantel der gasturbine bevindt. Bij de tegen het einde van October 1901 te Manna, in Zweden, genomen proeven, bereikte de met 2.5 tot 3 K.G. springstof geladen torpedo een dracht van 4000 tot 5000 M. De uitvinder beweert echter, dat bij zijn torpedo ook een springlading kan gewan van 150 tot 200 K.G. bij een dracht van 8 tot 10 K.M. De reactie van de uit de perboBding van de drijfiaae ontstane gassen werkt dus bij de lucht-torpedo van Unge als voortdrijvende kracht; de vrijkomende gassen worden echter gelijktijdig benut om het projectiel snel te doen wentelen om zijn lengte-as. De verbrandingsgassen van hoog© spanning worden door schroefvormige ka nalen in de buitenlucht geleid en brengen door hun druk dé torpedo tot wenteling, op dezelfde wijze als dit bij de gasturbine ge schiedt. Gewaarschuwd moet worden tegen het in den laatsten tijd in de couranten voorko mende, onjuiste bericht, dat men in de lucht- torpedo een gasturbine gebouwd heeft, die nende als drijfmiddel van het projectiel. De persing van de verbrandingsgassen door de schroefvormige kanalen brengt de tor pedo in draaiende beweging om haar leng te-as, en verhoogt daardoor de stabiliteit van liet projectiel, dat nu steeds met zijn spits naar voren gericht blijft. Terwijl de stabiliteit van de luchttorpe- do van Dudley bewaard bleef door de wrij ving tegen de buitenlucht, dus door een ver tragende kracht, wordt de stabiliteit van de torpedo van Unge verkregen zonder de voortdrijvende kracht eenigszins te vermin deren. De luoht-torpedo van Unge staat dus, wat haar inrichting betreft, ver boven die van Dudley. Het sparen in Pruisen. Gedurende het jaar 1907 steeg het aantal spaarkassen in Pruisen van 1606 tot 1639. Hiertoe behoorden 749 stedelijke kassen, 251 kassen in landelijke gemeenten, 453 „kreis"- en „amt"-kassen, 6 provinciale kassen en 180 kassen van vereen i gingen of van privaten aard; alle filialen en inleg- kantoren medegerekend, bestond voor elke 7075 bewoners een gelegenheid tot het in leveren van spaargeld. Aan het einde van dat boekjaar was het totaal aan spaargel den gestegen tot 9121 millioen Markde toe neming dier gelden in dat jaar bedroeg 332 millioen Mark. Per hoofd der bevol king gaf dat 237 Mark spaarpenningen en per spaarbankboekje gemiddeld 794 Mark. Aan reservefondsen waren 503 millioen Mark voorhanden. Prijzen der levensmiddelen in Oostenrijk. Een kilo brood koet naar gelang van de kwaliteit tusschen 14 en 23 cente, een kilo boonen tusscl. n 17 en 2'. cente, een liter melk tu®6chen 12 en 16 cents, een kilo bo ter tusschen f 1.10 en f 2, een kilo aardap pelen tusschen 8 en 6 cente, een kilo rund- vleesch van f 0.70 tot f 1.10, een kilo paar- devleesch van f 0.32 tot f 0.50, een kilo sui ker van f 0.37 tot f 0.86, een liter petroleum van f 0.11 tot f 0.25. De verbooging der melkprijzen, m«£ 1 1* cent, die onlangs heeft plaats gehad, koet aan de bevolking 3 millioen gulden per jaar. P.ogiDgen, om strijkinstrumenten te ver vaardigen, welker nobele eigenschappen die der 'beroemde Stradivarii, Guaraerii, enz. evenaren, zijn niet van den laatsten tijd. Niet alleen, misschien zelfs niet in de eerste plaats hebben do zeldzame eigen schappen, alsmede het geringe aantal, ver bonden met de exorbitant hooge prijzen, verschillende vernuftige geesten geprik keld, de verloren geraakte geheimen \an êen Stradivarius aan de vergetelheid te ontworstelen. Neen, bet was juist de won dere geheimzinnigheid, die d© zoekers prikkelde; het was hun neiging naar mys tiek, die hier voedsel vond. De geschiede nis der oude violen, zoowel de jacht naar de authentieke exemplaren als het speuren naar het geheim, dat aan die instrumenten dat onweerstaanbaar-bekoorlijk karakter geeft, bezit een beslist romantische tint. Mep moet ze kennen, die verhalen van on derzoekingstochten naar oude violen, van de sensaties van duizenden teleurstellingen cn van het geluk, een zeldzaam exemplaar te- ontdekken in handen van een ongeculti- veerdexi Zigeuner, onder den rommel van halfvergane wiegen, verroeste deurhengsels en versleten tapijten Nog romantischer zijn de vroegere speur tochten naar den sleutel van het geheim. Vooral de meening, dat een der grootste factoren voor do wondere qualiteiten der cude riolen het lak was, welks geheimzin nige chemische formule met den laatsten Stradivarius in 't graf was gedaald, maak te do onderzoekingen zoo romantisch. Wij kennen een zeer bekwamen instrumentma ker, die zijn halve leven wijdt aan de samenstelling van heb authentieke lak. Let is een merkwaardig man, die, wanneer hij zich met koortsachtigen ijver aan zijn on-] derzoekingen bezighoudt, sterk doet den ken aan een middeleeuwschen alchimist.' Zijn verrukking, wanneer hij iets op het spoor meent te zijn, is met geen andere extase te vergelijken. Maar die meening van de essentieele: waarde van bet lak ia geenszins door allen gedeeld. De nuchtere wetenschap heeft,1' helaas, aan de geschiedenis van de jacht' op hot violengeheim veel van haar roman-.' lisch karakter ontnomen. Er zijn mannen opgestaan, die boweerden, dat het zoeken} naar het lakgeheim juist... lak was 1 Zij' kwamen met acustiek, stelden formules op, die beweerden dat in het trillingsvermogen van het hout de kneep zat. Er kwam een geneeskundige, die vertelde, dat boven- en onderblad van de viool ieder een e gen, klank moeten hebben, die zich resp. ver houden moeten als bijv. grondtoon tot terts. Die formules hebben voor den leek evenwel ook iets kaballistisch en menige eerzuchtige geest dacht „wie anders wirkt dies' Zedchen auf mich ein." Nu is het weer een zekere Aglio Dibbin,. de zoon van een scheikundige, die meentj den steen der wijzen in dezen te hebben; gevonden. Hij meent ook, dat de trillings-; capaciteit van het bout de eigenlijke fac-, tor is. Volgens hom moet het volmaakte, materiaal voor een riool vooral een gebjke; dichtheid hebben en een zeer hooge elasti-, citeitscoèfficient bezitten. Het gewone; bout is daarvoor ongeschikt, want daarin, rijn te veel zg. „doode plaatsen" („docd" gebruikt ten opzichte van de draagkracht van den toon), die de totaaltrilling wfel niet tegenhouden, doch van zeer nadeeli- gen invloed zijn op de vorming van zekere harmonieën. De oude Italiaansche vioolbouwers tracht ten nu al die „doode" plaatsen te verwij deren. Deze doode plaatsen kunnen zoo wel veroorzaakt zijn door groote dichtheid als door het bestaan van losse vezels in bet bout. Elk instrument kan voortreffelijk zijn, wanneer het trillings vermogen van heti hout maar homogeen is. Op die manier' beweert Dibbin zelfs veel riolen van min dere draagkracht en toonqualiteit te kun nen verbeteren. Het is wel de moeite waard om ts erva ren of Dibbin werkelijk iets op het spoor is of dat de moderne alchimisten weer on gestoord hun romantische lak-experimen- ten kunnen voortzetten en de wereld nog altijd de bekoring van een onoplosbaar ge heim bezit. Gewone citroenpudding. Men ontdoet een half oudbakken witte brood van de korst, raspt het fijn en roert het te zamen met een halven liter melk; tot een dikke brij. Vervolgens voegt men; er bijeen paar lepels gesmolten boter, eenj weinig zout, vier eierdooiers en het sap] van vier citroenen, twee groote lepels sui-j ker, de geraspte schil van één citroen; ten: laatste voegt men er het stijf geklopte ei-j wit bij. Nu doet men het beslag in een met] boter besmeerden en met beschuit bestrooi-i den puddingvorm en laat het een halfuurj gestadig koken in bain marie. Men zorgej een ketel kokend water bij de hand te heb-j ben, om het bain marie 1 j te vullen, als h^tj water verkookt. Het water moet steeds tot' aan de, sluiting van den vorm komen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 20