ZONDAG5BIAD VAN HET [E-1D5CH DAGB1AD 411' tfo. 1523°?. Wïq zijn di® baas? 23 October. Anno 1909. 4if Langere levensduur. Mem hoort nogal eens beweren, dat het tegenwoordige geslacht, wat den algemee- nen gezondheidstoestand betreft, achteruit gaat, waarvan don de oorzaak voornamelijk wordt toegeschreven aan de rustalooze, ge jaagde en overspannen levenswijze, in ver gelijking met de veel kalmere, rustige en bedaardere levenswijze van vroeger. Zonder deze bewering over baar geheel In twijfel te willen trekken, is bet toch een feit, dat de gemiddelde levensduur van den mensch in den loop der laatste drie h vier eeuwen bijna verdubbeld is, d. w. c. dat de mensch van tegenwoordig een bijna dubbel zoo groot vooruitzicht heeft om oud te wor den, als die, welke eenige eeuwen goleden geboren werd. De betrouwbaarste gegevens omtrent bet sterftecijfer in vroegere eeuwen bezitten ,wij uit hot kanton Genève, waar zeer nauw keurige doodenregisters van sinds 400 ja ren bestaan. Daar bedroeg in het jaar 1560 het ge middelde levensvooruitzicht bij de geboor te 22$ jaar, terwijl dit in 1833 reeds geste gen was tot 40$, d!us bijna het dubbele. Voor de kinderen is bet oijfer zelfs nog meer dan verdubbeld, want in de 16de eeuw stierven er to Genève op 100 gebore nen niet minder dan 26 in het eerste levens jaar; in de l7do eeuw 20 en in die 10de eeuw slechte 12. Hetzelfde verschijnsel heeft zich, blijkens de statistische gege vens, ook voorgedaan in Engeland, Frank rijk, Zweden en andere landen. Nog opmerkelijker is de daling van het sterftecijfer in de groote steden, waar de gezondheidstoestand buitengewoon verbe terd is, ten gevolge van sanitaire maatre gelen, zooals kanalisatie, vlugge^ opruiming van afval en vuilnis, waterleiding en be sproeiing, hygiënische bouw verordeningen, «rz. In Londen stierven -tem tijde van koningin" Elizabeth jaarlijks 24 menschen op de dm- aencL; in 1846 was dit cjjfer gedaald tot 25; an in 1891 tot 19. Te Berlijn daalde het sterftecijfer, na de kanalisatie der stad (1875-1886), van 29 óp 34. Dit was vooral merkbaar aan het aantal dooden door typhus, 'dat van 4 pCt. daalde Dot Ö.8 pCt. Dank «ij desem maatregelen voor de alge meen© gezondheid, kunnen tegenwoordig dok de epidemieën niet meer zulke ontzet tende verwoestingen aanrichten als in vroo- gere eeuwen. Zoo doodde do pest, die tegenwoordig bij na geheel verdwenen is, in Londen in 9o ja ren 1592, 1597, 1600, 165» en 1636 telkens de helft 2/3 der inwoners. Hot aantal slachtoffers, dat nu en dan de cholera nog wegrukt, is onbeduidend klein in vergelij king met de plagen, dio in vroegere eeuwen do menschheid somtijds troffen eö die niet zelden geheele steden en zelfs ge heel© landstreken ontvolkten. Ook de vooruitgang der geneeskunde heeft bij deze algemeene verbetering een zeer belangrijke rol gespeeld. Mon denke hier alleen maar aan de antiseptische behande ling van wonden, welke van tallooze men schen het leven gered heeft, dio toch vroe ger onvoorwaardelijk veroordeeld waren om te bezwijken aan de zoo gevreesde wond koorts. Rookende vrouwen- De boerinnen in het Gooi waren vroeger bekend als liefhebsters van een pijp tabak; /andaar het uithangbord voor een tabaks winkel te Amsterdam: „In de Gooische Boerin". Over rookende vrouwen in Engeland haalt de heer S. Kal ff in „De Navorscher'' bet volgende aan uit het Journaal van C. Huygens, waar sprake is van do landing ?an Willem IIT in Engeland: „Op een plaets stonden vyff vrouwen hem groetende, yder met een pijp taback In hoer mondt, gélijck wij der sulcke met groote menichrte sagen, Bonder oenigbe schaemte roockende, oock geheel jonghe van 13 of 14 jaeren." Een bekende Nederlandsche schrijfster kon niet werken dan onder het rooken van een pijp. „Daar ga je!" Bij het drinken op iemands gezondheid wordt bovenstaande uitdrukking gebezigd. De verklaring, dat het een verkorting zou zijn van: Ik drink op je gezondheid..., welaan, dus doe ik het! lijkt even onaan nemelijk als de uitlegging, dat men hem of haar, aan wien die dronk gewijd wordt, als hot ware in den drank gepersonifieerd ziet en dus uit louter toewijding of gene genheid opdrinkt, zooals men iemand wel eens urt liefdie opeet of zou kunnen op eten. Het schijnt dat: „Daar ga je!" een ver bastering is van het Hebreeuwsche ,,le- gajim", dat zooveel als „prosit" beduidt; bij de Israëlieten wordt veel wijn gebruikt ook bij hun ceremoniën, en oen heilwensch (logajim, d. i. ten leven) bij een glos wijn heeft bij hon '•en bijzondere beteekenis. Dus geen klankwettige verklaring, maar een volksetymologie. STOPGOUD. Ontneem den aodelijken zin aan den" mensch, en zijn verstand, waarop hij zoo trotsoh is, zal hem niet kunnen behoeden voor slechte l irtstochten. Rabelais. Ontwijk een uitvrager, want hij ie ook een uitflapper. Horatius. D« inbreker. Met een sobok zat hij overeind in bed, ruw gestoord in eersten slaap. Scherp zette hij zich tot luisteren, want er was gerukt aan de tuinkamordourdui delijk had hij het gehoord. Hemel! Daar had je 't weer! De beide deurbelften, die, vanwege de hygiëne, voor den nacht, op den haak waren gezet, klep perden onrustbarend. Wind was er niet en tocht ook niet, want de andere deuren waren ge sloten. Dan moest het bet werd hem angstig to moe de een inbreker zijn.... Hij had er nooit zoo over gedacht als nu, in die pasar seconden, dat hij te luisteren zat 't Was eigenlijk onverantwoordelijk do deur 'e nachts open te laten. Het huis grensde aan de trrinrijde aan een land; 't was zoo gemakkelijk voor een vakman bin nen te komen. Daar bad jo *t weer, hetzelfde gerammel, maar krachtiger. De inbreker trachtte den haak te ontwrichten totdat er genoeg ruimte was van den buitenkant om de smalle ijzeren deur-verbinding uit te lich ten. Er moest snel gehandeld worden, dade lijk, voordat men in de kamer was. Moedig stapte hij het Iekker-warme bed uit, op het zeiL HuWat was dat koud Voorzichtig op den tast werden de slof fen gezocht en toen greep hij in het nacht kastje. Een nachtspiegel van zwaar kaliber is een niet te versmaden wapen. Stevig omklemde bij met de rechterhand het oor en toen sloop hij, door het nach telijk duister, dapper de tuinkamer in. HH zwakke sterrenlicht reflecteerde in het spiegelglas van de buitendeur en zod werd' hem in het aardedonker de weg ge baand. Nu was het stil: het beste bewijs, dat het niet pluis moest zijn. Het witte wapen in de opgeheven rech ter, schreed hij verder, gereed den doode- lijken slag toe te brengen. Niets was er echter te bespeuren en de haak zat nog op de deur. Verbaasd drukte hij zijn neus tegen de ruit en overzag de zwakbelichte warande. Ook daar niets: ovenal de stilte van den onbewogen nacht. Hij wachtte, muisstil, totdat hij van de kcm ging huiveren, en keerde toen terug, tot zijn warm bed. Geen minuut lag hij onder de dekens of het lawaai herhaalde rich. Weer sprong hij op, weer greep hij den nachtspiegel krachtig in het oor en weer ontdekte hij... niets. Het duurde geruimen tijd oer hij insliep en zijn slaap werd verstoord door angsti ge droomen over wezens, die met inbrekers een cancan op zijn bed dansten. Om zes uren weer schrikte hij wakker, thans door het gekJapwiek van het musch- je, dat den vorigen avond, bij een roof tocht in do kamer, was ingesloten en dat nu eon uitgang nocht door hot slaapver trek De twee heeren spraken al een poosje; met elkaar in den trein. „Gaat u vanavond naar de rede van Bakker luisteren?" „Ja, juiet," antwoordde de ander. „Volg mijn raad en doe het niet. Ik hoor, dat hij verschrikkelijk vervelend is." „Ik moet er heen", zei de ander. Jk ben Bakker." „Kercl^ Jaap, wat 'n sigaar rook je daar! Die is temet 'n voet lang." „Meer dan 'n voet! Die heb ik eocprea laten maken. Ik mag maar één sigaar peri dag rooken voor den dokter, en dien gehoor-' zaam ik altijd!" „Hebt u insectenpoeder voor mijn hondr 'meneer de drogist?" „Zeker, meneer; voor hoeveel?" „Dat weet ik niet, ik heb ze niet ge teld." Er liep een man langs de buizen met opj zijn schouder een aapje. Klein« Bet kreeg van haar moeder een| cent om het aardige diertje, dat baar zoo- vermaakt had, to beloonen. Doch rij aarzelde en vroeg toen: „Moeder, zou ik den cent aan den aap of; aan rijn vader gewen V' Tweemaal bótale nr! „Hola, hei] daar V' riep een kastelein en snelde achter] zijn buffet de straat op, een man achterna, „hola, je hebt je bier nog met betaald." „Heb jij 't zelf betaald?" rl.-p de ander,' zijn vlucht voortzettend, t rug* „Natuurlijk 1" „Wel, dan is 't ook niet" nóodig, dat we *t allébei doen P* Opschepper. No. - „*6 Ie wat die luchtvaart." No. 2: „Ie u al eens met een ballon mee geweest?" No. 1» „Neem, maar ik ben d; man, tfiej in mijn jeugd zoo boog sprong, dat ik me" in de lucht verveelde." Dedlensibo'de in Ke dorps hotel: ..Wat gobruikt meneer?" P r o f o s s o r: „Niets, zooals je ziet, herhaal dus uw vraag in dén toekomstigen tijdl" Aan het diner. - Wil je rdet nog een klein stukje kipt" „Dank je wel?" „Wat, geen kip?" »Kjp „4, «frfrjpi*8 'wvw^COOOCOOÖOOöO'wwwv Mijnheer nam 's morgens, omdat hot hem; verveelde binnen in don wagen te zitten suffen, zelf het stuur in handen, en me vrouw, als ijverig chauffeuse en jonggetrouw de, wilde haar man niet verlaten en nam' paasfc hem plaats. De chauffeur en do kamenier gingen 'trotsoh achterin zitten. Zij maakten, er een goed figuur; hij, statig in al zijn dikte, frischgeschoreii, een pet op, waarvan het ko per blonk, gehuld in ©en grijzen dolman met kleurig band omzet. Eigenlijk was do kar menier er niet op gekleed om in een auto te zitten. Zij had alleen een nieuwerwetschon, teusachtigen hoed op, een geschenk van me vrouw; toch ontbrak er nog een handbreed aan om volkomen te voldoen aan de eischen der laatste mode. En bij dit indrukmakend paar verzonken mevrouw en mijnheer in het niet, zooals zij daar zaten, vooroverge bogen in den wind, gehuld in hun stof mantels. i Een poosje' later moest halt gehouden woer den om wat te gebruiken in een dorpje in do landstreek Lozère, waar steden een Zeldzaamheid zijn, maar waar de herberg er aanlokkelijk en zindelijk uitzag. De waardin, oen hoekige!, grof gebouwde vrouw, donker van uiterlijk, verscheen op den drem pel. Eerst koek zij wat verbluft; het was voor het eerst, dat er een auto voor haar deux stilstond. Een kring dorpelingen vormde nok al spoedig om hot prachtige voertuig, bewijzende de zeldzaamheid van zoo'n v«r- Bchijning. Dit was een zaak van gewicht .voor de goede vrouw, maar spoedig van haar ontroering bekomen, beloofde zij gauw het eten klaar te maken, stookte haar kachel op en dekte do tafel. Een goed kwartier daarna prijkte op twee zindelijke, frisch-gedekt© tafeltjes een heer lijke hors d'oeuvre, bestaande uit: radijsjes, boter, sardines en sappige rose meloenschij- vcn. De jonggohuwdem deden het eerste ge recht alle oor aan: de tocht had hun eet lust» gescherpt; zij hadden een honger als paarden. En de meloen was geurig, smolt in den mand, als ware hij een sorbet, waarin ialle bloemen uit den tuin haar geuren hadden vermengd; hjj was ook do eerste yan het seizoen. En dat blijft toch altijd een feestje, zoo'n inwijding in het klein, het verorberen van een „primeur". Mijnheer riep de waardin: „Juffrouw, breng ons nog een stukje van dien Jicctr- töken meloen." Maar, tamelijk knorrig, zonder erven stal te staan, bromde rij in het voorbijgaanJBr Sb niet meer." Mijnheer dacht nog eenige stukken te zien óp een schotel aan het andere eind van hei zaaltje bij hot tafeltje van den chauf feur ea de kamenier. Maar die bewaarde de .waardin zeker roer zichzelf. Bescheiden van terd, drong hij er niet verder op aan. Op do hors d.'oeuvre volgde een fricassee iae ME ast öa ass**» mr<v nu evenwel ook weer een beetje klein. En de goede eetlust van de jongelui werd niet bevredigd; rij werden werkelijk op rantsoen gesteld. Door een verwonderlijke opeenvolging van toevalligheden bleven alle schotels aan hot andere eind van hot zaaltje. lederen koer moest mijnheer aanmerking maken en de waardin bracht niet dan mopperende de schotels terug. Zeker voelde zij zich door een soort geheime sympathie aangetrokken tot den chauffeur en de kamenier. Nu kon men zoo vrij van begrip zijn Oils men wil, een gouden hart hebben, zijn on dergeschikten met engelachtige goedheid be handelen, en er rich toch over verwonderen, dat zij alle schotels en allo attenties voor zich nemen. Maar dat was nu toch1 wel wat' al te kras 1 Op een blaadje warden twee kopjes koffie en een flosch fijne likeur binnen gebracht, maar zij kwamen niet bij hen te recht. Neen, de vtouw zetto ze aan het hndero eind van het zaaltje neer en de jongelui moesten zich vergenoegen met den heerlijken geur, welken de koffie achterliet. Dat was te bar 1 Mijnheer sloeg met de vuist op de tafel. „Maar, juffrouw, die koffie?*' De waardin kwam op haar gemak aan sloffen, ging recht voor het tafeltje Btaan en vroeg achterdochtig„Wat? Krijgen jul lie ook koffie?" Zonder te begrijpen, hoogst verbaasd, ant woordde mijnheer: „Welzeker, waarom niet T' En mevrouw voegde daaraan toe: „Neon maar, natuurlijk 1" „Zoo, nu maar jullie neemt het er van," zei de waardin, hot hoofd schuddend. „En die daar, wat zullen die er van zeggen Steeds meer on meer verbaasd, herhaalde mijnheer: „Wat zij zullen zoggen?" „Mijn hemel, weot ik of ze jullie koffie betalen na ieder maal Mijnheer dacht, dat hij droomde. „Wat zegt u?" „Ik vraag jullie, of je meester je koffie betaalt Mevrouw herhaalde óp haar beurt: „Jé meester De waardin werd boos, omdat ze haar maar met schenen te begrijpen. „Nou, die generaal daar, met zijn kepi» en die dame, zijn dat jullie mijnheer en mevrouw dun niét?" Mijnheer bracht zijn vinger aan zijn voor hoofd, wierp zich achterover in zijn stoel en barstto in lachen uit, zijn buik vasthou dend. Nu begreep hij het ineens. Die chauffeur, zoo plechtig uitgedost, zoo schitterend, zoo dikdie dame met haar grooten hoed, die zoo op haar gemak in oen hoekje van den phaëton zaten, dat waren mijnheer en mevrouw 1 Tusschen twe^ lachaanvallen in helder do mijnheer de zaak op. De waardin haalde spijtig Haar schouders op. En zondor de strekking noch de ironie van haar woorden te begrijpen, zei ze: „Mijn hemel, als de ondergeschikten mooier kleeren aantrekken dan mijnheer en mevrouw, hoe kin je er dan ook uit wijs worden?1' Tram, telefoon en post in Amerika. Een Amsterdammer, dio vele jaren in- Amerika verbleef, schrijft: Vergeleken bij de Vereenigdó Staten van Noord-Amerika, rijn do passagegelden voor het tramgebruik hier oeer hoog. De langste rit voor een kaartje van 7$ oent is sleohfcs 5.25 Kilometer en Amsterdam is oen stad met pl.m. 600,000 inwonen». Noem nu bij voorbeeld Milwaukee, in Wisconsin, met 353,000 inwoners. Deze stad heeft zoo onge veer den votm van Amsterdam. De lengte dor stad van Noord tot Zuid is 10,855 Kilo meter, en van Oost naar Weet 9185 Kilo meter. De gezamenlijke lengte van alle' tramlijnen der stad is 222,100 K.M. De, langste lijn is 15,264 Kilometer en de lang ste lijn, waarvan men met een ©versta p- knartje gaan kan, 21,627 Kilometer. Dus1 rijdt men 15 Kilometer met een lijn on' pLm. 6 met de andere lijn van het tram- stelsel. De prijs is 5 cents voor een tocht (zonder kaartje te koopen) met het recht op een overstapkaartje voot een andere lijn. Koopt men kaartjes, dan krijgt men er 6 voor 25 cents of 25 voor een dollar. Kinderen onder drie jaren zijn vrij; van 3 tot 10 jaren 3 cents of 2 voor 5 cents. De waarde daar te lande van den dollar k 100 cents met den guldén k 100 oents ge lijkgesteld, komt men tot de overtuiging, dat de prijs hier veel te hoog is. Terwijl de ontwikkeling dor electricitoït ook door stoomkracht geschiedt, de wagens nacht en dag loopen voor denzelfden prijs met het echt-uur-werkstelsel, en de motdnman en die oonducteur 2$ dollar por dag krijgen. Dezelfde verhoudingen en nog grootcr af stand vindt men te Cincinnati (Ohio) en In- dianopolis (Indiana), terwijl Cleveland in Ohio met 500,000 zielen de kroon spant. Toen ik daar in 1907 was, betaalde men slechts 3 cents voor een overstapkaartje. Nergens in dio gemelde steden is er een gemeentelijke tram, doch zijn alleen Maat schappijen, die goede dividenden uitkeeren, en de aandeden zijn zeer gezocht. Ook de telefoon is goedkooper. Men be taalt voor een kantoor of magarijn 4 dollars per maand en voor een particulier 3 dollars por maand voor intercommunaal gebruik. Voor het bnitenverbruik betaalt men voor een afstand van 170 Kilometer 40 cents. Ook do telefoon is een particuliere onder neming, en de boeren op bet platteland heb ben een telefoon op de boerderij met 2 ste den verbonden, voor den prijs van 1 dollar per maand. Op alle spo Twegcn reist men voor 2 cents (Amerikaanscb geld) in wagens, die met onze lste klasse gelijk staan, (l Miji is 1.679 K.M.) Ook dienaangaande is de onderneming particulier. De Poet rekent voor een brief van 15 gram door geheel Noord-Amerika en naar Canada en naar de Philippijnen 2 cents. Men wordt met vigilante of wol omnibus vnn het station naar eenig deel der stad gebracht voor 25 oents, inolusief Kobte ba gage. Er bestaat voorts geen fookosbeteel -Sê£- ^k, a «N7q v« n

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 19