FEUILLETON. BET LOTERIJBRIEFJE. HET KOI*JE. Mevrouw Pitman was als een uitstekende huisvrouw druk heiig met het inmaken van vruchten, toen een knecht, in livrei, haar een sierlijk pakje overhandigde, keurig in kruisband, met zijden lusjes en kwastjes. „Voor jongejufffrouw Jo." 2ci da man, bijna plechtig. Movrouw Pitman kedankto den deftigen knecht beleefd cn jongejuf frouw Jo kwam dadelijk uit do keukon stormen gevolgd door haar broer, jonge heer Flits. „O, dat is van Marie van Meer- ten van Later en, mijn buurmeisje in dc toekonles 1" En gauw ging do heole familie naar binnen, waar mijnheer aan tafel de courant zat to lezen, en nu dus ook de fees- fcelijko ontpakking zou bijwonen. Het scheen iets breekbaars to zijn tenminste het was zoo zorgvuldig ingestopt; en jawel: daar kwam een allerliefst kopje voor den dag, van echt Rozonburgsoh, op vier verguldo voetjes, die weer op het schoteltje rustten. De randjes waren versierd met een fijn- geteekendon bloemenslinger, cn op 't door schijnend wit van het kopje zelf, prijkte in sierlijke initialen: J. P. Dus het was ex pres, op bestelling, vervaardigd aan de fa briek en dat verhoogde de waarde, in niet geringe mate! Alleen jongeheor Frits, die altijdi iets aan te merken had vond ook nu, dat die jongejuffrouw van Mecrten van Latcren wel iet6 boter» had kunnen vinden dan nu juist zoo'n ding, dat toch maar al tijd breekt. De Pitmannen waren niet rijk; het leek er niet naar; maar toch was het niet zóó, of er bleef nog altijd een klein ex traatje orrer voor oen vakantiereisje oi zoo, mits heel zuinig aangelegd, natuurlijk Jo ging in triomf het kopje naar haar ka mer brengen en heel de familie volgde baar daar en ging toen aan het overleggen, waar het kleinood het bc&to neergezet zou wor den. Voorloopig had men het maar een plaatsje gegeven op den schoorsteen. „Nu maar, zie je," zed Jo, met een ontevre^ den uitdrukking op hot gezicht, ,,nu moest ik toch. eigenlijk een tafeltje hebben om het op te zetten, want als Marie nu eens komt kijken, zooals zij beloofd heeft, dan zal ze bot daar op den schoorsteen erg gek vin den staan." „Laten we het dan beneden, in de huiskamer zetten," opperde mevrouw Pitman bescheiden. „Neen; dat gaat hcele- maal niet; dan_is 't net, of ik geen eigen Hoofdstuk VI. De manége van vader Willem. Wim had zijn vader meegedeeld, dat hij beloofd had, zijn weg te nemen door de vtraat, waar André woonde, en vader had dit dadelijk toegestaan of het de eenvou digste zaak van de wereld was. En Wim had nog een andere gunst verkregen ook: n.L dat Liesje den toer met hen mee mocht maken. Misschien was dat niet eens zoo heel goed voor haar, want zo was nog al tijd wat zwak, maar zoo dringend had zc zelf Wim's béden ondersteund, dat vader zich eindelijk maar had laten, verbidden. Het was al lang haar wensch geweest, om eens mee te gaan op zoo'n tcoht maar door haar ziekte was er nog nooit iets van ge komen en had ze zich dus altijd tevreden moeten stollen mot een verslag van die heerlijke ritjes buiten, en omdat de ma nége altijd zijn vaste klantjes had, was ze zich al zeer gaan intoresseeren voor al die kinderen, waar Wim haar altijd van ver telde. En nu was het heerlijk oogenblik daar, dat ze zelf getuige zou zijn van al die belangstelling in de voorttrekkende kor- mistent. Al een uur van te voren was ze klaar. Over haar oud, haveloos jurkje had ze maar een zwart schort getrokken, dat al die armoede geheel verborg voor liet oog: op haar blonde haren had ze een ouden stroohoed, dien kaar vriendin, het bloemcnmaakstcrtje, met een schoone hor- kameitjo heb en omdat we er nu eenmaal geen salon op na houden, omdat Pa een stu deerkamer heeft, waar hij niet in stu deert, moet het wel in allen geval bij mij bo ven staan." „Ik-heb een idoe" riep mijn heer Pitman. „Oom Bernard maakt tooh nooit gebruik, van rijn salon misschien zou hij 'm ons best willen afstaan." Je moet don weten dat de familie Pitman met hun oom gezamenlijk in ëcn huis woon don. „Dat kun jo begrijpen!" viel Mevrouw Pitman in. „Oom Bernard daar is hij veel te gierig voor!" „Wel neen," riep Jo, „laat dat maar eens aan mij jvcr; ik zal hem wel weten te bewerken voor dat doch Denk eens aan hoe allorliefst mijn kopje zou staan op dab mooio hoektafeltje van sa tijnhout." Maar oom Bernard was er de man niet naar, om zich gemakkelijk te la ten overhalen. „Mijn salon 1" zei hij. „Ja, je kunt hem wel koopen, maar niet krijgen. Nu, ik zal 't niet duur maken, omdat 't dan voor jullie is: 200 gulden." Jo bracht cue boodschap over cn allen waren het er over eens, dat hot niet aardig was van oom Bernard, maar dat rijn salon anders wel meer dan het dubbele waard was En dus werd er besloten, om er toch toe over te gaan: men zou dan wel dubbel zuinig zijn op kleeren en eten en dan ging het wei. v Maar naast die elegante salon, maakte de huiskamer met haar ultra-eenvoudige meubels een armzaligen indruk, en al weer klopte men bij oom Bernard aan, om zijn huiskamer cn, na veel over en weer ge praat, mochten zo die nu ook nog voor 250 gulden. Jongejuffrouw van Meerten van Latcren was intusschen Jo komen op zoeken en vond, dat haar kopje alleraar digst uitkwam op dat satijnhoutcn tafeltje en tegen het glinsterend koperwerk. Er word thee geschonken en niet minder be wonderde de jongedame den mooien, zilve ren trekpot en do snoczig-klcine lepeltjes, die de Pitmannen ook weer van oom geleend hadden voor deze gelegenheid. Maar toen ze dit alles nu zoo hoorden roenjen en prij zen... kochten ze het maar weer van oom, d.w.c op den pof! Dit ging net zoo lang, tot oom Bernard ook genoeg had van al dat leenen en zóó diep stonden de Pitman's al bij hem in de sc-huld, dat hij eindelijk zei: ze moestr-n er nu maar voor weiken, dat zou eigenlijk de beste oplossing zijn. Hij werd toch oud en gebrekkig en dan kon moeder Pitman bet tensia had versierd en zoo wachtte ze, met de pop in de armen want haar kind moest, ook van de partij zijn den wagen af. Eindelijk daar kwam hij, voorafgegaan door Wim, in groot kostuum: hij had zwarte kousen en gele sandalen, een zwart fluweelen broek en een wit flanellen blouse met. veelkleurige pompoenseen halfroo den, half-zwarten steekkortom hij was zoo mooi, dat men er heusch niet het ar moedige ventje van den vorigen dag uit zou herkend hebben. Zijn vroolijk, rond appelsnoetje stond nog ééns zoo stralend als anders en van verre riep hij Liesje al toe: „We zijn klaar!" Wim had wel gelijk gehad, toen hij rijn vriend vermaande, de verwachting toch niet al te hoog te span nen, naar aanleiding van den grootschen naam van manége want werkelijk er was geen een dier als men ten minste het oude ezeltje niet meerekende, dat den wagen trok: het was niets anders dan een ver- voerbaro draaimolen, met slechts zes zit plaatsen en die ronddraaide door middel \an een schroef, die door vader Willem in beweging werd gebracht, terwijl zoontje Wim voor de muziek zorgde. En dit alles: ronddraaien en paukengetrommel had men voor één heelen stuiver, terwijl men er haast geen stap voor hoefde to vorzetten, want do draaimolen ging olie straatjes en steeg jes door. En werkelijk, zoo nederig als hij was, moet men toch niet te gering denken over dezen vervoerbaren caroussel, want. wel een hcele week lang werd er dikwijls opgespaard, om mee een ritje te kunnen maken; en in de oogen van Wim en Liesje was er niets mooiers en .vermakelijkers denkbaar dan dat kalm ronddraaiende tentje, huishoude-n doen, óók voor hem, daarin na-; tuurlijk trouw bijgestaan door haar doch-' tertje Jo, die met leedwezen zag, hoe grof; haar Handen werden van al dat ruwe werk. F rits deed dienst als tuinmanhij plantte en pootte en harkte en sohoifelde, dat het zoo een aard hadalleen troostte hij zich maar met do gedachte, dat het tooh alijd nog prettiger was dan onder vreemden te zijn-, Ze hoopten tenminste maar, dat, het nog lang mocht duren too, want oom had her haaldelijk gezegd, dat hij al wat hij bezat aan de armen naliet en dat rij, bij rijn dood, onmiddellijk raoosten aanzuiveren, wat ze' dan nog schuldig zouden zijn. Evenwel: Oom Bernard stierf en aan zijn nabestaan den werd geschreven, om tegenwoordig te zijn bij het openen van zijn testament. Die( nabesbaanden waren allen rijk, behalve de Pitmannen die er leelijk aan toe waren, nu natuurlijk. Het testament werd geopend: „Ik laat al wat ik bezit aan. de armen na," begon de notaris te lezen. „Waarom heeft hij ons dan maar niet liever thuisgelatenV' zeidon de rijke bloedverwanten boos. En ze waren al c*p het punt, om maar kalm-aan weer naar huis te gaan, toen do notaris voortging. „Maar ijc verzoek mijn rijke nabestaanden mij op hun kosten te la/ten begraven, opdat de armen geen stui ver verliezen van wat ik hun heb toege dacht." „Dat is óók een leclijko streek van hem," sprak een oude, nijdige nicht. Maar toen stond mevrouw Pitman tooh op en zei „Nu, ais geen van u he.t op zich nemen wil dan zullen wij nog wel zorg dragen voor oom's begrafenisik heb nog een paar kost bare oorknopjes, die moeten er dan maar aan. Ik, voor nuj, wil tenminste niet heb ben, dat do mensahen zouden zeggen, dat wij den laatsteü wensch van een overledene niet hadden nagekomen." De notaris los verder: „De armen, die ik op het oog heb zijn do Pitmannen. Zij hebben geen cent. Maar ze rijn nooit te kort gekomen aan eer bied jegéns don ouderdom, hoezeer ik ze ook op proef gesteld heb. Ik draag hun op, goed te zorgen voor dat porceleinen kopje van Jo, want zonder dat zou ik nooit m de gelegenheid rijn geweest, hen van dren goeden kant te leeren kennen." De rijke bloedverwanten keken leelijk op hun neus, en mevrouw Pitman sprak aange daan: „Die goede oomhij zal altrijd versohe bloomen hebben op rijn graf, nu ook; daar Natuurlijk bad Liesje alle buren op de hcogte gebracht van het genot dat haar te wachten stond; en een belangstellende menigte deed haar dan ook uitgeleide, ter wijl de goede vrouw Dubbel haar een por tie gebakken aardappelen mee gaf op reis; dat kon nog eens een góede hartverster king zijn onderweg. De oude orgelman speelde een deuntje, geheel alleen te barer eer, en het was dan ook niet ten onreohte, dat mijnheer de markies de opmerking maakte, dat een koningin niet meer ge vierd kon rijn dan ons kleine Liesje. Het was dien dag voor de eérste maal, dat vader Willem zijn schreden richtte in de straat waar André woonde, maar hij had er niets op tegen, want overal, waar hij weer nieuwe klantjes kon opdoen, wou hij zich graag eens vertoonen. Inderdaad werd hij dan ook in de grootste spanning afge wacht door een paar nieuwsgierige bruine oogen die tersluiks naar buiten gluurden want moeite genoeg had het den kleinen eigenaar van die bruine kijkers gekost, om eventjes te ontsnappen aan de strenge bewaking, waar bij sinds' den vorigen avond aan bloot stond! Maar oom vergist te zich ook, als Hij meende, dat er geen wil zat bij rijn kleinen onverschilligen neefwil was er genoeg, het was alleen maar jammer, dat die zich, voorloopig al thans, ten minste niet op den arbeid richt te. Zooals nu ook: hij had zich nu eenmaal in rijn hoofd gezet, dat. hij Wim's manége zou zien en dus had hij ook wel degelijk een middeltje weten te bedenken, waar door tante even de kamer uitgestuurd werd, net op het critieke moment. Hij had n.L voorgewend, dat bij een zware ver koudheid in aantocht voelde en de goede* zal ik voor zorgen." En Jo hield maar niet op te betuigen, dat dat kopje toch maar geluk had aangebracht, want zonder dat hadden ae niet gcérfd van oom Bernard. Maar Frits was het er maar niet mee eens, want bij meende: „Neen; als moeder geen oom Bernard had gehad, dan zou dat kopje juist vier menschen tot den bedelstaf ge bracht hebben," En misschien had hij ge lijk. Brave Hendrik. Ondier een „braven Hendrik" verstaan we een modelkind, niet waar, een onmoge lijk type van 1 /.aaktheid en kinderen heb ben dan ook een grooto angst om voor een „braven Hendrik" door te gr 1 Die naam is ontleend aan een leesboekje voor die volksschool van A. N". Anslijn dat in het begin der 19de eeuw gebruikt werd en waarin de lotgevallen van zulk een kind vermeld werden. DRIE WENSCHEN. Jullie kent allemaal wel dat verhaaltje van de drie wensch en, waarbij de worst aan den neus van de vrouw bleef hangen? Nu, dat hoorde ik laatst eens heel anders. Daar was ereïs een man en een vrouw en die waren nooit tevreden. Dan wilden ze dit en dan weer dat; en, kregen z<? hun zin, dan was het tooh niet goed. Eindelijk ver scheen hun een engel, die zei: ,,Ik heb al lang gemerkt, dat. je niet beelemaal tevre den bent en dat vind ik alles behalve goed en, omdat ik niet weet, wat je eigenlijk wilt, dat er gebeuren zal, moet je het dan zelf maar zeggen." „Jij", zei hij tegen den man, „je bent in alle gevallen nog de beste van de twee. Jij mag dus drie dagen achter elkaar een wensch doen; maar, bedenk je goed, want het gaat dadelijk in vervulling." Den volgenden morgen lag hij nog te bed, öoen zijn vrouw al begon,: „Nou, wensch nou wat; begin maar met veel geld te wenschen of anders een mooi huis, of een groote buitenplaats, o „Mensch, schei uit. Ik heb nog niet eens ontbeten; ik won veel liever, dat ik eerst wat te eten had." Nauwelijks had hij dat gezegd, of er stond een tafel aangerecht. Wat was de vrouw nijdigMaar er was zorgzame ziel, was toen absoluut zelf naar de keuken willen gaan, om hc-m een heete gerstendrank klaar te maken. Hoofdstuk VIL Het ontsnappen. Nu trof het net zóó, dat tante zich" ge woonlijk na den eten even aan de piano tzetteterwijl oom rustig rijn pijp rookte er. dit was ook nu het geval, zoodot André ongemerkt de voordeur kon uitsnappen en in een ommezien op straat stond, waar hy al heel gauw Wim's troep gewaar werd, en, in de vreugde over zijn welgelukte vlucht, was hij in het minst niet teleurge steld door de kleinheid van de manége. Hü liep dadelijk op Wim toe en zei: „Het is heel aardig van je, dat jo toch gekomen bent.'' En Wim antwoordde, bijwijze van voorstelling: „Daar, we zijn er allemaal irijn vader, Liesje, Grauwtje en de mar nége." „Laten we hier maar ©ven stilhouden, vent,*' zei vader Willem, „en begin vast te spelen, om de attentie van het pnbliek te trekken." Zoontje Wim liet zich dat geen tweemaal zeggen en begon er lustig op los te slaan, terwijl André, als gast, alle toeren voor niets mocht doen en Liesje er dan ook maar uitgestegen was, omdat het anders wat te duur zou worden voor vader Wil lem, want voortdurend was de draaimolen zóó goed bezet, dat de kinderen queue maakten, om er in te komen. Liesje had zich onder de wachtenden ge mengd en merkte daar een klein meisje op, van een jaar of zes, die haar dadelijk bijzonder aantrok: „Waarom maak jij <*o'K niets aan te doen, en knorrig aten ze het eten op. Den volgenden dag, moest hij beter oppas son. Ze bracht hem dus dadelijk wat lekkers te eten en te drinken, en toen hij dat op had, zei ze: „Nou wensch nou! maar nou bct-er dan gisteren, want wat hebben we ge had? Ja, een lekker hapje; maar wat heb je daaraan? Zoo zijn alle wenschen gedaan, zonder dat het iots geeft. Kom, nou wensch je maar gold hoor, en veel ook; anders zal je met mij te doen bobben Toe dan, wensch nou moet je je nou nog bedonken? Ik wou maar, dat ik wenschen mocht. Ik zou wel beter oppassen. Ik sou... Ik zou..." „Ik zou!" zei de man; „jij zou niks; en ik wou voor mijn part, dat jouw hoofd vandaag maar averechts andersom stond." De wensch werd dhdelijk vervuld en het hoofd stond verkeerd op haar nek. Maar toen was er hcelomaal geen huis met haar te houden. Den ganschen dag was het jam meren en klagen, en wilde de arme man ten minste nog wat. aan zijn loven hebben, dan bleef bem den derden dag niets anders over dan te wenschen, dat het hoofd van rijn vrouw weer goed ging staan. Vanwaar de naam Porte, voor de Turksche regeering? De grootvizier bewoont er een bepaald paleis en aan dit laatste werd aanvanke lijk den naam Porte-deur of poort gegeven, omdat vroeger, naar Oostersch gebriiik, aan dc poort van het paleis <Le vreemde ge zanten enz. ontvangen werden, om er met hem de sta a ts a an gelegenheden te behan delen. Om die reden heeft men de Turksofce regeering door den Grootvizier vertegen woordigd, den naam van: dc Hooge Porte gegeven. ©at liep anders af, dan hij gedacht had. Eens op een dag, dat do Engelsche ko ning Karei II geschoren word, zei zijn bar bier, dat volgers zijn meening, in geen van rijn Majesteit® dienaren meer vertrou wen gesteld werd dan in hem. „Hoe dat? mijn vriend" zei de koning. „Wel" ant woordde de barbier, ieder en dag is uw le ven in mijn hand. ik zou Uw Majesteit den hals kunnen afsnijden indien ik dat wilde." niet, dat je eens aan de beurt komt?" vroeg ze aanmoedigend; want ze dacht eigenlijk, dat de kleine wat te verlegen was, om een beetje vooraan te dringen. „Ik heb geeu stuiver", zei se, met een vérdrietig" ge zichtje. „O, mijnheer Willem, er zijn een heele boel kinderen, die niet eens kunnen meedraaien, omdat ze geen geld bcb'ien. „Dan maar een toertje voor niks, zei Wim's vacler goedig; het aan Liesje over latende, haar beschermelingen wat voor aan te laten komen. Maar er bleken zóóveel liefhebbers voor zoo'n gratis ritje, dat het er van één, wel twee cn drie werden; en maar nosie scheidde ons troepje van deze nienw-b*- gunstigde straat en dan' ook niet zonder belofte om gauw weer eens terug te to men. André liep ook steeds mee met de kinderen, die het uitgeleide deden; en hij gaf er zich in het minst geen reken schap van, waar hij eigenb'jk naar toe ging, toen hij ineens een hand op zijn schouder voelde, en zich tegenover mijnheer Pérard bevond, die hem niet booe, maar heel ern stig vroeg: „Dus, hier, bij deze troep, wou jij voor de muziek zorgen, AndLrc?" „Ja," antwoordde bet. kind, kalm. „Je weet dus wat je verlangt?" „Ja," zei André weer. „En weet j'e ook het adres van dien man, bij wien jo dus in dienst wilt treden?" „Hij heet Willem en hij woont in de buitenwijk, daar vlak bij ons." „Nu, dan zal ik morgen met hem spreken gaan; maar voor het oogenblik nioet je maar eerst liever mee naar huis gaan, want tan to maakt zich ernstig ongerust over je?" Vreemd, nu sprak oom toch beelemaal niet boos tegen hem en toch voelde André zich niet op zijn gemak. Voor grooten en klcd- De koning schrikte op en rei„Drommels die gedachte alleen is reeds verraad; gij zult mij niet meer scheren!" En zoo werd de praatzieke barbier ont slagen. Het pnbliek misleid. Een aardige grap veroorloofde zich eens dc beroemde Parijsolie komiek Fran- cisque, bij een voorstelling te Marseille. Hij zou in een nieuwe klucht optreden en in den heelen schouwburg was geen plaats onbezet. Maar er werd nog steeds geen bc-gin gemaakt met dc voorstelling; het pu bliek werd onrustig en toen eindelijk het scherm opging, stond de regisseur op het troneel, om mede tc doelen dat de heer Fianoisque plotseling oDgesteld was ge worden en men een andor stuk moest ge ven. Daar stond in een loge een vrouw op, aan wie men op het eerste gezicht kon zien, dat zij van buiten kwam, en ver-i klaarde op heftigen toon, dat zij, om deo beroemden Francisque te zien, zoo'n verre reis gedaan had cn zoo'n dure plaats ge-; nomen en dat ze zich zoo iets dus niet zou laten welgevallende heer Francisque moest spelen, het zou met zijn ziekte wel zoo erg niet wezen, men kende die uit vluchten. Zij wou een weddenschap aan gaan, zei zij, dat hij in den schouwburg was cn niet spelen wilde. De regisseur haalde de schouders op en liet eon stuk papier zien „Hier is de verklaring van den dokter." „Och, kom! dat kennen wij, dat is bedriegerij," antwoordde de opge- wenden dame, „ik sta op mijn recht." „Na lees dan zelf, om u te overtuigen," sprak de regisseur. „Ja, dat zal ik ook", riep de dame nog heftiger; „op uw papier staat geen verklaring, ik zal het u bewij zen." En het volgend oogenblik zag het verbaasde publiek, hoe de vrouw over de leuning van de loge klom en op het too- neel klauterde. „Zooals ik gezegd heb," raasde zij, „op het papier staan oen paar onleesbare woorden; houdt u nog vol, dat de heer Francisque ziek is?" Nu werd het publiek nog ongeduldiger. Men begon met de voeten te stampen. Toen wierp de d'me plotseling haar mantel af, haar pruik vloog in een hoek, haar kleeren vio len af en men zag do sierlijke gestalte van Francisque, gekleed voor de rol, waarin' hij moest optreden. nen Willem was het echter een bijzonder goede dag geweest, die lang in beider go- heugen zou blijven. Wel was Liesje op de terugreis wat overmoe, maar toen liet ze 7.ioh maar zacht in slaap wiegen door het hotsen van den wagen. Bij hun thuiskomst stond mijnheer de markies hen al in groote spanning op te wachten. „De trekking l.eeft plaats gehad van die loterij, weten jullie wel, maar het nummer is mij ont gaan van je lootje, .Wim, haal het eens gauw." In een wip was Wim terug en vol vreug de riep mijnheer de markies. „Nu kan je nog zoo rjjk worden als Cresus, jongeheer Wim, want op dat lot is een buitenverblijf gevallen van 15000 gulden waarde." Dc ver bazing was bij de kinderen nog grooter dan hun vreugde. „U hebt het lootje ge vonden, mijnheer de markies, dus u hebt ook gewonnen." „Neen, zeker met; een maal gegeven, blijft gegeven en als binnen 7.cs maanden de eigenaar zich niet opdoet, dan is Wim de gelukkige bezitter van een schoone villa. Dat zal me een vreugde geven 1" Liesje ging maar gauw naar bed dien avond en sliep zoo heerlijk, als ze .sinds weken niet gedaan had, zeker van dc Irissche buitenluchtWat zou zo dan genieten van een verblijf, hcelemaal bui ten Zo werd dan ook vrij laat wakker, den volgenden morgen, Wim was ten minste al lang op; want hij was belast met dc zorg voor de manége gedurende de echtenduren, terwijl zijn vader dan dienst deed als besteller, want dc draaimolen alleen bracht niet genoeg op, om den kost tc verdienen. (Wordt veryolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 12