FEUILLETON.
BET LOTERIJBRIEFJE.
HET KOI*JE.
Mevrouw Pitman was als een uitstekende
huisvrouw druk heiig met het inmaken van
vruchten, toen een knecht, in livrei, haar
een sierlijk pakje overhandigde, keurig in
kruisband, met zijden lusjes en kwastjes.
„Voor jongejufffrouw Jo." 2ci da man,
bijna plechtig. Movrouw Pitman kedankto
den deftigen knecht beleefd cn jongejuf
frouw Jo kwam dadelijk uit do keukon
stormen gevolgd door haar broer, jonge
heer Flits. „O, dat is van Marie van Meer-
ten van Later en, mijn buurmeisje in dc
toekonles 1" En gauw ging do heole familie
naar binnen, waar mijnheer aan tafel de
courant zat to lezen, en nu dus ook de fees-
fcelijko ontpakking zou bijwonen. Het scheen
iets breekbaars to zijn tenminste het was
zoo zorgvuldig ingestopt; en jawel: daar
kwam een allerliefst kopje voor den dag,
van echt Rozonburgsoh, op vier verguldo
voetjes, die weer op het schoteltje rustten.
De randjes waren versierd met een fijn-
geteekendon bloemenslinger, cn op 't door
schijnend wit van het kopje zelf, prijkte in
sierlijke initialen: J. P. Dus het was ex
pres, op bestelling, vervaardigd aan de fa
briek en dat verhoogde de waarde, in
niet geringe mate! Alleen jongeheor Frits,
die altijdi iets aan te merken had vond ook
nu, dat die jongejuffrouw van Mecrten van
Latcren wel iet6 boter» had kunnen vinden
dan nu juist zoo'n ding, dat toch maar al
tijd breekt. De Pitmannen waren niet rijk;
het leek er niet naar; maar toch was het
niet zóó, of er bleef nog altijd een klein ex
traatje orrer voor oen vakantiereisje oi zoo,
mits heel zuinig aangelegd, natuurlijk
Jo ging in triomf het kopje naar haar ka
mer brengen en heel de familie volgde baar
daar en ging toen aan het overleggen, waar
het kleinood het bc&to neergezet zou wor
den. Voorloopig had men het maar een
plaatsje gegeven op den schoorsteen. „Nu
maar, zie je," zed Jo, met een ontevre^
den uitdrukking op hot gezicht, ,,nu moest
ik toch. eigenlijk een tafeltje hebben om het
op te zetten, want als Marie nu eens komt
kijken, zooals zij beloofd heeft, dan zal ze
bot daar op den schoorsteen erg gek vin
den staan." „Laten we het dan beneden,
in de huiskamer zetten," opperde mevrouw
Pitman bescheiden. „Neen; dat gaat hcele-
maal niet; dan_is 't net, of ik geen eigen
Hoofdstuk VI.
De manége van vader Willem.
Wim had zijn vader meegedeeld, dat hij
beloofd had, zijn weg te nemen door de
vtraat, waar André woonde, en vader had
dit dadelijk toegestaan of het de eenvou
digste zaak van de wereld was. En Wim
had nog een andere gunst verkregen ook:
n.L dat Liesje den toer met hen mee mocht
maken. Misschien was dat niet eens zoo
heel goed voor haar, want zo was nog al
tijd wat zwak, maar zoo dringend had zc
zelf Wim's béden ondersteund, dat vader
zich eindelijk maar had laten, verbidden.
Het was al lang haar wensch geweest, om
eens mee te gaan op zoo'n tcoht maar door
haar ziekte was er nog nooit iets van ge
komen en had ze zich dus altijd tevreden
moeten stollen mot een verslag van die
heerlijke ritjes buiten, en omdat de ma
nége altijd zijn vaste klantjes had, was ze
zich al zeer gaan intoresseeren voor al die
kinderen, waar Wim haar altijd van ver
telde. En nu was het heerlijk oogenblik
daar, dat ze zelf getuige zou zijn van al die
belangstelling in de voorttrekkende kor-
mistent. Al een uur van te voren was ze
klaar. Over haar oud, haveloos jurkje had
ze maar een zwart schort getrokken, dat
al die armoede geheel verborg voor liet
oog: op haar blonde haren had ze een
ouden stroohoed, dien kaar vriendin, het
bloemcnmaakstcrtje, met een schoone hor-
kameitjo heb en omdat we er nu eenmaal
geen salon op na houden, omdat Pa een stu
deerkamer heeft, waar hij niet in stu
deert, moet het wel in allen geval bij mij bo
ven staan." „Ik-heb een idoe" riep mijn
heer Pitman. „Oom Bernard maakt tooh
nooit gebruik, van rijn salon misschien zou
hij 'm ons best willen afstaan." Je moet
don weten dat de familie Pitman met hun
oom gezamenlijk in ëcn huis woon don.
„Dat kun jo begrijpen!" viel Mevrouw
Pitman in. „Oom Bernard daar is hij
veel te gierig voor!" „Wel neen," riep Jo,
„laat dat maar eens aan mij jvcr; ik zal
hem wel weten te bewerken voor dat doch
Denk eens aan hoe allorliefst mijn kopje zou
staan op dab mooio hoektafeltje van sa
tijnhout." Maar oom Bernard was er de
man niet naar, om zich gemakkelijk te la
ten overhalen. „Mijn salon 1" zei hij. „Ja,
je kunt hem wel koopen, maar niet krijgen.
Nu, ik zal 't niet duur maken, omdat 't dan
voor jullie is: 200 gulden." Jo bracht cue
boodschap over cn allen waren het er over
eens, dat hot niet aardig was van oom
Bernard, maar dat rijn salon anders wel
meer dan het dubbele waard was En dus
werd er besloten, om er toch toe over
te gaan: men zou dan wel dubbel zuinig zijn
op kleeren en eten en dan ging het wei.
v Maar naast die elegante salon, maakte
de huiskamer met haar ultra-eenvoudige
meubels een armzaligen indruk, en al weer
klopte men bij oom Bernard aan, om zijn
huiskamer cn, na veel over en weer ge
praat, mochten zo die nu ook nog voor
250 gulden. Jongejuffrouw van Meerten
van Latcren was intusschen Jo komen op
zoeken en vond, dat haar kopje alleraar
digst uitkwam op dat satijnhoutcn tafeltje
en tegen het glinsterend koperwerk. Er
word thee geschonken en niet minder be
wonderde de jongedame den mooien, zilve
ren trekpot en do snoczig-klcine lepeltjes,
die de Pitmannen ook weer van oom geleend
hadden voor deze gelegenheid. Maar toen ze
dit alles nu zoo hoorden roenjen en prij
zen... kochten ze het maar weer van oom,
d.w.c op den pof!
Dit ging net zoo lang, tot oom Bernard
ook genoeg had van al dat leenen en zóó
diep stonden de Pitman's al bij hem in de
sc-huld, dat hij eindelijk zei: ze moestr-n er
nu maar voor weiken, dat zou eigenlijk de
beste oplossing zijn. Hij werd toch oud en
gebrekkig en dan kon moeder Pitman bet
tensia had versierd en zoo wachtte ze, met
de pop in de armen want haar kind
moest, ook van de partij zijn den wagen
af. Eindelijk daar kwam hij, voorafgegaan
door Wim, in groot kostuum: hij had
zwarte kousen en gele sandalen, een zwart
fluweelen broek en een wit flanellen blouse
met. veelkleurige pompoenseen halfroo
den, half-zwarten steekkortom hij was
zoo mooi, dat men er heusch niet het ar
moedige ventje van den vorigen dag uit
zou herkend hebben. Zijn vroolijk, rond
appelsnoetje stond nog ééns zoo stralend
als anders en van verre riep hij Liesje al
toe: „We zijn klaar!" Wim had wel gelijk
gehad, toen hij rijn vriend vermaande, de
verwachting toch niet al te hoog te span
nen, naar aanleiding van den grootschen
naam van manége want werkelijk er was
geen een dier als men ten minste het oude
ezeltje niet meerekende, dat den wagen
trok: het was niets anders dan een ver-
voerbaro draaimolen, met slechts zes zit
plaatsen en die ronddraaide door middel
\an een schroef, die door vader Willem in
beweging werd gebracht, terwijl zoontje
Wim voor de muziek zorgde. En dit alles:
ronddraaien en paukengetrommel had men
voor één heelen stuiver, terwijl men er haast
geen stap voor hoefde to vorzetten, want
do draaimolen ging olie straatjes en steeg
jes door. En werkelijk, zoo nederig als hij
was, moet men toch niet te gering denken
over dezen vervoerbaren caroussel, want.
wel een hcele week lang werd er dikwijls
opgespaard, om mee een ritje te kunnen
maken; en in de oogen van Wim en Liesje
was er niets mooiers en .vermakelijkers
denkbaar dan dat kalm ronddraaiende
tentje,
huishoude-n doen, óók voor hem, daarin na-;
tuurlijk trouw bijgestaan door haar doch-'
tertje Jo, die met leedwezen zag, hoe grof;
haar Handen werden van al dat ruwe werk.
F rits deed dienst als tuinmanhij plantte en
pootte en harkte en sohoifelde, dat het zoo
een aard hadalleen troostte hij zich maar
met do gedachte, dat het tooh alijd nog
prettiger was dan onder vreemden te zijn-,
Ze hoopten tenminste maar, dat, het nog
lang mocht duren too, want oom had her
haaldelijk gezegd, dat hij al wat hij bezat
aan de armen naliet en dat rij, bij rijn dood,
onmiddellijk raoosten aanzuiveren, wat ze'
dan nog schuldig zouden zijn. Evenwel:
Oom Bernard stierf en aan zijn nabestaan
den werd geschreven, om tegenwoordig te
zijn bij het openen van zijn testament. Die(
nabesbaanden waren allen rijk, behalve de
Pitmannen die er leelijk aan toe waren, nu
natuurlijk. Het testament werd geopend:
„Ik laat al wat ik bezit aan. de armen na,"
begon de notaris te lezen. „Waarom heeft
hij ons dan maar niet liever thuisgelatenV'
zeidon de rijke bloedverwanten boos.
En ze waren al c*p het punt, om maar
kalm-aan weer naar huis te gaan, toen do
notaris voortging. „Maar ijc verzoek mijn
rijke nabestaanden mij op hun kosten te
la/ten begraven, opdat de armen geen stui
ver verliezen van wat ik hun heb toege
dacht."
„Dat is óók een leclijko streek van hem,"
sprak een oude, nijdige nicht. Maar toen
stond mevrouw Pitman tooh op en zei
„Nu, ais geen van u he.t op zich nemen wil
dan zullen wij nog wel zorg dragen voor
oom's begrafenisik heb nog een paar kost
bare oorknopjes, die moeten er dan maar
aan. Ik, voor nuj, wil tenminste niet heb
ben, dat do mensahen zouden zeggen, dat
wij den laatsteü wensch van een overledene
niet hadden nagekomen." De notaris los
verder: „De armen, die ik op het oog heb
zijn do Pitmannen. Zij hebben geen cent.
Maar ze rijn nooit te kort gekomen aan eer
bied jegéns don ouderdom, hoezeer ik ze
ook op proef gesteld heb. Ik draag hun
op, goed te zorgen voor dat porceleinen
kopje van Jo, want zonder dat zou ik nooit
m de gelegenheid rijn geweest, hen van
dren goeden kant te leeren kennen." De
rijke bloedverwanten keken leelijk op hun
neus, en mevrouw Pitman sprak aange
daan: „Die goede oomhij zal altrijd versohe
bloomen hebben op rijn graf, nu ook; daar
Natuurlijk bad Liesje alle buren op de
hcogte gebracht van het genot dat haar
te wachten stond; en een belangstellende
menigte deed haar dan ook uitgeleide, ter
wijl de goede vrouw Dubbel haar een por
tie gebakken aardappelen mee gaf op reis;
dat kon nog eens een góede hartverster
king zijn onderweg. De oude orgelman
speelde een deuntje, geheel alleen te barer
eer, en het was dan ook niet ten onreohte,
dat mijnheer de markies de opmerking
maakte, dat een koningin niet meer ge
vierd kon rijn dan ons kleine Liesje. Het
was dien dag voor de eérste maal, dat
vader Willem zijn schreden richtte in de
straat waar André woonde, maar hij had
er niets op tegen, want overal, waar hij
weer nieuwe klantjes kon opdoen, wou hij
zich graag eens vertoonen. Inderdaad werd
hij dan ook in de grootste spanning afge
wacht door een paar nieuwsgierige bruine
oogen die tersluiks naar buiten gluurden
want moeite genoeg had het den kleinen
eigenaar van die bruine kijkers gekost,
om eventjes te ontsnappen aan de strenge
bewaking, waar bij sinds' den vorigen
avond aan bloot stond! Maar oom vergist
te zich ook, als Hij meende, dat er geen
wil zat bij rijn kleinen onverschilligen
neefwil was er genoeg, het was alleen
maar jammer, dat die zich, voorloopig al
thans, ten minste niet op den arbeid richt
te. Zooals nu ook: hij had zich nu eenmaal
in rijn hoofd gezet, dat. hij Wim's manége
zou zien en dus had hij ook wel degelijk
een middeltje weten te bedenken, waar
door tante even de kamer uitgestuurd
werd, net op het critieke moment. Hij had
n.L voorgewend, dat bij een zware ver
koudheid in aantocht voelde en de goede*
zal ik voor zorgen." En Jo hield maar niet
op te betuigen, dat dat kopje toch maar
geluk had aangebracht, want zonder dat
hadden ae niet gcérfd van oom Bernard.
Maar Frits was het er maar niet mee eens,
want bij meende: „Neen; als moeder geen
oom Bernard had gehad, dan zou dat kopje
juist vier menschen tot den bedelstaf ge
bracht hebben," En misschien had hij ge
lijk.
Brave Hendrik.
Ondier een „braven Hendrik" verstaan
we een modelkind, niet waar, een onmoge
lijk type van 1 /.aaktheid en kinderen heb
ben dan ook een grooto angst om voor een
„braven Hendrik" door te gr 1 Die naam
is ontleend aan een leesboekje voor die
volksschool van A. N". Anslijn dat in het
begin der 19de eeuw gebruikt werd en
waarin de lotgevallen van zulk een kind
vermeld werden.
DRIE WENSCHEN.
Jullie kent allemaal wel dat verhaaltje
van de drie wensch en, waarbij de worst aan
den neus van de vrouw bleef hangen? Nu,
dat hoorde ik laatst eens heel anders.
Daar was ereïs een man en een vrouw en
die waren nooit tevreden. Dan wilden ze
dit en dan weer dat; en, kregen z<? hun zin,
dan was het tooh niet goed. Eindelijk ver
scheen hun een engel, die zei: ,,Ik heb al
lang gemerkt, dat. je niet beelemaal tevre
den bent en dat vind ik alles behalve goed
en, omdat ik niet weet, wat je eigenlijk
wilt, dat er gebeuren zal, moet je het dan
zelf maar zeggen."
„Jij", zei hij tegen den man, „je bent in
alle gevallen nog de beste van de twee. Jij
mag dus drie dagen achter elkaar een
wensch doen; maar, bedenk je goed, want
het gaat dadelijk in vervulling."
Den volgenden morgen lag hij nog te bed,
öoen zijn vrouw al begon,:
„Nou, wensch nou wat; begin maar met
veel geld te wenschen of anders een mooi
huis, of een groote buitenplaats, o
„Mensch, schei uit. Ik heb nog niet eens
ontbeten; ik won veel liever, dat ik eerst
wat te eten had." Nauwelijks had hij dat
gezegd, of er stond een tafel aangerecht.
Wat was de vrouw nijdigMaar er was
zorgzame ziel, was toen absoluut zelf naar
de keuken willen gaan, om hc-m een heete
gerstendrank klaar te maken.
Hoofdstuk VIL
Het ontsnappen.
Nu trof het net zóó, dat tante zich" ge
woonlijk na den eten even aan de piano
tzetteterwijl oom rustig rijn pijp rookte
er. dit was ook nu het geval, zoodot André
ongemerkt de voordeur kon uitsnappen en
in een ommezien op straat stond, waar
hy al heel gauw Wim's troep gewaar werd,
en, in de vreugde over zijn welgelukte
vlucht, was hij in het minst niet teleurge
steld door de kleinheid van de manége.
Hü liep dadelijk op Wim toe en zei: „Het
is heel aardig van je, dat jo toch gekomen
bent.'' En Wim antwoordde, bijwijze van
voorstelling: „Daar, we zijn er allemaal
irijn vader, Liesje, Grauwtje en de mar
nége."
„Laten we hier maar ©ven stilhouden,
vent,*' zei vader Willem, „en begin vast
te spelen, om de attentie van het pnbliek
te trekken."
Zoontje Wim liet zich dat geen tweemaal
zeggen en begon er lustig op los te slaan,
terwijl André, als gast, alle toeren voor
niets mocht doen en Liesje er dan ook
maar uitgestegen was, omdat het anders
wat te duur zou worden voor vader Wil
lem, want voortdurend was de draaimolen
zóó goed bezet, dat de kinderen queue
maakten, om er in te komen.
Liesje had zich onder de wachtenden ge
mengd en merkte daar een klein meisje
op, van een jaar of zes, die haar dadelijk
bijzonder aantrok: „Waarom maak jij <*o'K
niets aan te doen, en knorrig aten ze het
eten op.
Den volgenden dag, moest hij beter oppas
son. Ze bracht hem dus dadelijk wat lekkers
te eten en te drinken, en toen hij dat op
had, zei ze: „Nou wensch nou! maar nou
bct-er dan gisteren, want wat hebben we ge
had? Ja, een lekker hapje; maar wat heb je
daaraan? Zoo zijn alle wenschen gedaan,
zonder dat het iots geeft. Kom, nou wensch
je maar gold hoor, en veel ook; anders zal
je met mij te doen bobben Toe dan, wensch
nou moet je je nou nog bedonken? Ik wou
maar, dat ik wenschen mocht. Ik zou wel
beter oppassen. Ik sou... Ik zou..." „Ik
zou!" zei de man; „jij zou niks; en ik wou
voor mijn part, dat jouw hoofd vandaag
maar averechts andersom stond."
De wensch werd dhdelijk vervuld en het
hoofd stond verkeerd op haar nek. Maar
toen was er hcelomaal geen huis met haar
te houden. Den ganschen dag was het jam
meren en klagen, en wilde de arme man ten
minste nog wat. aan zijn loven hebben, dan
bleef bem den derden dag niets anders over
dan te wenschen, dat het hoofd van rijn
vrouw weer goed ging staan.
Vanwaar de naam Porte, voor
de Turksche regeering?
De grootvizier bewoont er een bepaald
paleis en aan dit laatste werd aanvanke
lijk den naam Porte-deur of poort gegeven,
omdat vroeger, naar Oostersch gebriiik,
aan dc poort van het paleis <Le vreemde ge
zanten enz. ontvangen werden, om er met
hem de sta a ts a an gelegenheden te behan
delen. Om die reden heeft men de Turksofce
regeering door den Grootvizier vertegen
woordigd, den naam van: dc Hooge Porte
gegeven.
©at liep anders af,
dan hij gedacht had.
Eens op een dag, dat do Engelsche ko
ning Karei II geschoren word, zei zijn bar
bier, dat volgers zijn meening, in geen
van rijn Majesteit® dienaren meer vertrou
wen gesteld werd dan in hem. „Hoe dat?
mijn vriend" zei de koning. „Wel" ant
woordde de barbier, ieder en dag is uw le
ven in mijn hand. ik zou Uw Majesteit den
hals kunnen afsnijden indien ik dat wilde."
niet, dat je eens aan de beurt komt?" vroeg
ze aanmoedigend; want ze dacht eigenlijk,
dat de kleine wat te verlegen was, om een
beetje vooraan te dringen. „Ik heb geeu
stuiver", zei se, met een vérdrietig" ge
zichtje. „O, mijnheer Willem, er zijn een
heele boel kinderen, die niet eens kunnen
meedraaien, omdat ze geen geld bcb'ien.
„Dan maar een toertje voor niks, zei
Wim's vacler goedig; het aan Liesje over
latende, haar beschermelingen wat voor
aan te laten komen.
Maar er bleken zóóveel liefhebbers voor
zoo'n gratis ritje, dat het er van één, wel
twee cn drie werden; en maar nosie
scheidde ons troepje van deze nienw-b*-
gunstigde straat en dan' ook niet zonder
belofte om gauw weer eens terug te to
men. André liep ook steeds mee met de
kinderen, die het uitgeleide deden; en
hij gaf er zich in het minst geen reken
schap van, waar hij eigenb'jk naar toe ging,
toen hij ineens een hand op zijn schouder
voelde, en zich tegenover mijnheer Pérard
bevond, die hem niet booe, maar heel ern
stig vroeg: „Dus, hier, bij deze troep,
wou jij voor de muziek zorgen, AndLrc?"
„Ja," antwoordde bet. kind, kalm. „Je
weet dus wat je verlangt?" „Ja," zei
André weer. „En weet j'e ook het adres
van dien man, bij wien jo dus in dienst wilt
treden?" „Hij heet Willem en hij woont
in de buitenwijk, daar vlak bij ons." „Nu,
dan zal ik morgen met hem spreken gaan;
maar voor het oogenblik nioet je maar
eerst liever mee naar huis gaan, want
tan to maakt zich ernstig ongerust over je?"
Vreemd, nu sprak oom toch beelemaal niet
boos tegen hem en toch voelde André zich
niet op zijn gemak. Voor grooten en klcd-
De koning schrikte op en rei„Drommels
die gedachte alleen is reeds verraad; gij
zult mij niet meer scheren!"
En zoo werd de praatzieke barbier ont
slagen.
Het pnbliek misleid.
Een aardige grap veroorloofde zich
eens dc beroemde Parijsolie komiek Fran-
cisque, bij een voorstelling te Marseille.
Hij zou in een nieuwe klucht optreden en
in den heelen schouwburg was geen plaats
onbezet. Maar er werd nog steeds geen
bc-gin gemaakt met dc voorstelling; het pu
bliek werd onrustig en toen eindelijk het
scherm opging, stond de regisseur op het
troneel, om mede tc doelen dat de heer
Fianoisque plotseling oDgesteld was ge
worden en men een andor stuk moest ge
ven. Daar stond in een loge een vrouw
op, aan wie men op het eerste gezicht kon
zien, dat zij van buiten kwam, en ver-i
klaarde op heftigen toon, dat zij, om deo
beroemden Francisque te zien, zoo'n verre
reis gedaan had cn zoo'n dure plaats ge-;
nomen en dat ze zich zoo iets dus niet zou
laten welgevallende heer Francisque
moest spelen, het zou met zijn ziekte wel
zoo erg niet wezen, men kende die uit
vluchten. Zij wou een weddenschap aan
gaan, zei zij, dat hij in den schouwburg
was cn niet spelen wilde. De regisseur
haalde de schouders op en liet eon stuk
papier zien „Hier is de verklaring van
den dokter." „Och, kom! dat kennen wij,
dat is bedriegerij," antwoordde de opge-
wenden dame, „ik sta op mijn recht."
„Na lees dan zelf, om u te overtuigen,"
sprak de regisseur. „Ja, dat zal ik ook",
riep de dame nog heftiger; „op uw papier
staat geen verklaring, ik zal het u bewij
zen." En het volgend oogenblik zag het
verbaasde publiek, hoe de vrouw over de
leuning van de loge klom en op het too-
neel klauterde. „Zooals ik gezegd heb,"
raasde zij, „op het papier staan oen paar
onleesbare woorden; houdt u nog vol, dat
de heer Francisque ziek is?" Nu werd het
publiek nog ongeduldiger. Men begon met
de voeten te stampen. Toen wierp de
d'me plotseling haar mantel af, haar
pruik vloog in een hoek, haar kleeren vio
len af en men zag do sierlijke gestalte van
Francisque, gekleed voor de rol, waarin'
hij moest optreden.
nen Willem was het echter een bijzonder
goede dag geweest, die lang in beider go-
heugen zou blijven. Wel was Liesje op de
terugreis wat overmoe, maar toen liet ze
7.ioh maar zacht in slaap wiegen door het
hotsen van den wagen. Bij hun thuiskomst
stond mijnheer de markies hen al in groote
spanning op te wachten. „De trekking
l.eeft plaats gehad van die loterij, weten
jullie wel, maar het nummer is mij ont
gaan van je lootje, .Wim, haal het eens
gauw."
In een wip was Wim terug en vol vreug
de riep mijnheer de markies. „Nu kan je
nog zoo rjjk worden als Cresus, jongeheer
Wim, want op dat lot is een buitenverblijf
gevallen van 15000 gulden waarde." Dc ver
bazing was bij de kinderen nog grooter
dan hun vreugde. „U hebt het lootje ge
vonden, mijnheer de markies, dus u hebt
ook gewonnen." „Neen, zeker met; een
maal gegeven, blijft gegeven en als binnen
7.cs maanden de eigenaar zich niet opdoet,
dan is Wim de gelukkige bezitter van een
schoone villa. Dat zal me een vreugde
geven 1" Liesje ging maar gauw naar bed
dien avond en sliep zoo heerlijk, als ze
.sinds weken niet gedaan had, zeker van
dc Irissche buitenluchtWat zou zo dan
genieten van een verblijf, hcelemaal bui
ten Zo werd dan ook vrij laat wakker,
den volgenden morgen, Wim was ten
minste al lang op; want hij was belast met
dc zorg voor de manége gedurende de
echtenduren, terwijl zijn vader dan dienst
deed als besteller, want dc draaimolen
alleen bracht niet genoeg op, om den kost
tc verdienen.
(Wordt veryolgd).