WESPEN.
P. v. <L V. vertelde in „Avicultura":
't Is een bijzonder gunstig wespenjaar I
Algemeen hoort men klachten over bescha
diging aan druiven, pruimen, perziken, pe
ren; alleen de appels blijven verschoond;
die zijn hun met recht te zuur. Een nadere
voorstelling is vrij wel overbodig, de ken
nismaking is trouwens ook minder aange
naam. Zoo bijzonder, gunstig is de zomer
voor de ontwikkeling van het wespenge
slacht en den bouw van het nest toch niet
geweest, rna^r de beesten wisten zeker, dat
er, nogal fruit is jen in 't vfeen komt het op
een turfje niet aan! Maar alloh! we kwee-
ken niet voor, een ander, en daarbij't zijn
niet de slechtste vruchten, waaraan de wes
pen knagen I Dat' ze gevaarlijk zijn, is een
ieder bekend, menigeen heeft zijn heldhaf-
'tigheid met een dik gezicht of blauw oog
moeten bekoopen. Het gestoken lichaams
deel zwelt spoedig en soms bijzonder sterk
(pp. Voorbeelden zijn bekend, dat kinde
ren, door meerdere wespen te gelijk gesto
ken, dagen aaneen het bed moesten houden,
ja, er zelfs aan bezweken zijn. Verschillende
middelen kunnen tegen een wespen steek
.worden aangewendafkoelende stoffen,
'zooals bijv. een koolblad, een schijfje ap
pel tegen de bewuste plaats aangedrukt,
inwrijven met salmiak zijn bijwijze van te-
.gengift gemakkelijk aan te wenden.
Er zijn wespen, welke geheel afzonder-
'lijk leven, doch ook, welke gezamenlijk een
nest bouwen, en het zijn deze laatste, welke,
door hun groot aantal, veel schade kunnen
aanrichten. Zoo'n wespennest zal een ieder
bekend zijn; soms wordt het gebouwd in
'den grond, Han weer wordt een holle boom
ais schuilplaats uitgekozen, niet zelden ook
wordt het nest bevestigd aan een tak van
den een of anderen boom. 't Lijkt wel een
'papieren bal, zoo'n nest. De grondstoffen,
waaruit het is vervaardigd, zijn hout- en
jbastdeelen; deze worden door de werkwes-
Ipen zoodanig gekauwd, dat het een dikke,
Jspeekselachtige massa vormt, welke, aan
[de lucht blootgesteld, opdroogt en een grijs
achtige tint aanneemt. Tegen den winter,
1st erven de wespen, alleen eenige koningin-
jnen blijven in leven; deze overwinteren
,op plaatsen, waar ze tegen de felste kou-
jde beschut zijn. Tegen het voorjaar begint'
-de koningin met den bouw van een
'nest, onder dat bedrijf eieren leggend, en
jials deze uitgekomen zijn, de larven voe-
Idend. Hierin wordt ze al ras bijgestaan door,
!(de intusschen uitgekomen werkwespen.
j De wespen voeden zich met allerlei zoe-
itigheden, bijv. met het sap van verschillen
de vruchtsoorten. Ja, ze zijn soms zoo bra
ltaal den bijen haar verzamelden honig af
(te stelen, 't Is opmerkelijk, hoe ze in staat
zijn, die vruchten uit te kiezen, welke de;
'meeste suiker, bevatten. Druiven worden
'natuurlijk het eerst bezocht; verder prui-
,men, perziken en verschillende soorten
peren.
Speciaal hebben ze" hef van deze gemunt
op de gemuskeerdezoo wordt bij ons
(althans „Souvenir des Congrès" sterk aan-
Igevreten. Den nijveren bijtjes wordt meer-
'malen verweten, dat ook zij aan de vruch-
(ten knagen. Ik geloof, dat zoo iets tot
jide hooge zeldzaamheden zal behooren, ik
heb Ze op perziken, maar ook maar in
één zomer, wel eens en dan in een flink
aantal, aangetroffen. Dat de wespen aller-
eerst die vruchten aanvreten, welke reeds
beschadigd zijn, is waar; maar met haar
(bovenkaken zijn ze echter in staat, gaten in
jde schil te bijten, en wanneer ze eenmaal
een begin hebben, is het zoete vocht spoe-
'dig genoeg verzwolgen, om de schil met
'klokhuis achter te laten.
Het meest rationeele bestrijdingsmiddel
'is, hef spreekt vanzelf, hef vernielen der
nesten om de daarin verblijf houdende wes
pen te dooden. Kwajongens beschouwen
zoo iets als een extra-heldenfeit; niet zel-
'den echter, komt hun hun roekeloosheid,
'duur te staan. Dé beste gelegenheid doet
'zich voor, tegen den avond, wanneer, de
'familie binnen is. Sekuriteitshalve wapênt
men zich met een bijenkap, want zoodra
onraad bespeurd wordt, verlaten 'dé bees
ten het bestookte nest, om hun aanvaller te
lijf .te gaan. Hangt liet nést in een boom,
dan kan het nogal gemakkelijk worden
verbrand of anders Het takje met een rup-
senschaar afgeknipt en dan het nest ver
brand. Het opsporen der nesten is zoo ge
makkelijk nog niet, vooral wanneer ze in
den grond of in een hollen boom zijn ver
scholen. Het overgieten met petroleum, om
er daarna den brand in te steken, gaat niet
altijd even gemakkelijk en is niet steeds
probatum. Het dichttrappen der nesten, al
thans de aarde boven het nést, is evenmin
afdoende, want de nesten zelf blijven, waar
ze soms vrij diep zitten, gespaard en een
nieuwe uitweg is spoedig genoeg gemaakt.
Stikken doen .de beesten niet gauw. De
behandeling met zwavelkoolstof is eenvou
dig en het succes is verzekerd. Hoe taai dit
ongedierte overigens ook is, zoo'n lucht
schijnt het niet te kunnen verdragen. Zoo
voorzichtig mogelijk wordt éen weinig van
deze vloeistof in de opening van het nest
gegoten, om deze direct dicht te maken,
opdat het gas niet kan ontsnappen. Niet
altijd gelukt het, een nest te vinden, en zoo
dienen we, ten einde zooveel mogelijk onze
vruchten te sparen, iets te bedenken, om
de wespen er af te houden. Het zakken dei-
vruchten is al mee het meest afdoende;
deze bezigheid bepaalt zich echter tot en
kele vruchtsoorten en dan in klein bedrijf.
Pruimen, perziken te gaan zakken, is een
voudig nonsens. Om bijzonder fijn ooft zoo-:
veel mogelijk tegen den aanval der wespen
te beschermen, worden in de boomen eeni
ge fleschjes of potjes, gevuld met verdun
den honing of dik suikerwater, opgehangen.
Bij potjes of flesschen met een wijde ope
ning voegt men een weinig bier, aan den
honig toe; na zich te goed gedaan te heb
ben, sterven de beesten. Op deze wijze
worden massa's wespen gevangen. In den
handel worden speciaal voor dit doel be
reide glazen aangeboden. Zonder aan de
practische waarde iets te kort te willen
doen, kan men zich met eenvoudige gla
zen, flesschen of vetpotjes voldoende red
den.
Het leven der Eskimo's.
Ovér dé ruwe leefwijze der Eskimo's
in het hooge Noorden weten de Poolreizi
gers vreemde verhalen te doen.
Anderhalve eeuw geleden moeten de;
Amerikaansche Eskimo's Innoeïts noe
men zij zichzelf weinig beter dan bees
ten geweest zijn. De eerste Moravische
broeders, die in 1771 tot hen kwamen, wa
ren spoedig verdwenen, zonder een spoor,
na te laten, maar anderen volgden en
brachten verbetering in den toestand van
die menschen. Het was hard werken. Nacht
en dag was er geen rust; overdag stikte
men van smook en stank, 's Nachts werd
men „opgegeten door ongedierte" in die
vieze hutten. In zoo'n sneeuwhut zitten en
liggen een twintigtal Eskimo's bijeenhet is
er zóó heet, dat kleeren overtollige en hin
derlijke weelde zijn; tot verlichting dient
een oliepit en er is geen andere ventilatie
dan de lage ingang. Men komt deze op
handen en voeten kruipend binnen, op ge
vaar af, gebeten te worden door een van
de honden, die daar liggen of (wat
haast nog erger is) door. hen in 't gelaat
te worden gelikt.
De Eskimo voedt zich" behalve met
wild, bij uitzondering met visch én wal-
rusvet. Hij eet zijn voedsel liefst koud, maar
bij voorkeur wordt de „blubber" van den
walrus of zeehond gekookt. Overigens ver
slindt hij al wat hij krijgen kan, maar
liefst geen rauw hondenvleesch. Vet of
olie is in dit koude klimaat onontbeerlijk
en wordt bij massa's verzwolgen. De zen
delingen moeten ook bijzonder op hun kaar
sen passen, én als een Eskimo-bediende
de olielamp wat te vol geschonken heeft,
drinkt hij er een teugje uit. Bijwijze, van
lekkernij snoepen kinderen een stuk
yel, met rendiervet gevuld.
Onafscheidelijk van den Eskimo zijn dé
honden: half wilde dieren, die soms elkan
der of een zwervend kind met volstrekte
onpartijdigheid opeten. Om hun dit laatste
té beletten worden de kinderen in de „dor
pen" dikwijls binnen een omrastering gen
houden. Die honden kunnen een paar, da--
gen zonder, voedsel blijven en zijn onge
looflijk sterk: een slede van 1600 pond,
gewicht wordt door negen honden een mjjl
ver; getrokken in tien minuten. Met ge^
schreeuw en zweepslagen worden ze m
toom gehouden.
Tegenover de losse zeden van de Esk>
mo's, him geringen eerbied voor: andere
mans eigendom en voor de naakte waars
heid, staan hun gedienstige aard en hun
onverstoorbare vxoolijkheid. Een hunner
was wegens een ernstig vergrijp door een
zendeling geducht gekapitteld. „Ik geloof
al wat u zegt," was het bescheid, „maaB
nu zou ik graag een mes hebben." De ze»
deling heeft hem, behalve het evangelie
én verbetering van zeden, véél stoffelijke
voordeelen gebracht; de Christelijke Es
kimo's hebben zelfs het voor, hen aller^
moeilijkste geleerd: spaarzaam te zijn eni
te zorgen voor dé toekomst. Dé trekzucht,-
dé nomadische natuur, die hun ingeschapen
is, vormt echter een .ernstig beletsel tegen!
<den vooruitgang van dej Eskimo-maat!
schappijn
LICHTE KLEEDU.
De zomerwarmte, al heeft men er dan
ook dit jaar slechts luttele dagen zich over
te verheugen gehad, heeft onlangs in de be
kende Fransche modebadplaats Trouvüle
eenigen dames aanleiding gegeven, de
lichtst mogelijke zomerkleeding te ont
dekken.
Zij hebben daarbij het resultaat bereikt*
dat een mousselinen rok van 650 gram, een
onderrok van 400 gram, onderkleederen tot
een gewicht van 780 gram en een hoed, die
340 gram weegt, met de overige kleine toi-
let-deelen samen het mogelijk maken, dat
een dame 'a zomers een kleeding kan dra
gen, die een totaalgewicht van 2 en één vier
de kilogram niet te boven gaat.
Een Engelsche dokter heeft geconstateerd,
dat de zwaarte van de kleeding eener dame
van gemiddelde grootte nooit meer mag
bedragen dan 6 kilogram en dat in het
warmste jaargetijde een vermindering tot
op de helft van dat gewioht zeer goed mo
gelijk ia. .Ja, men kan zelfe nog verder
gaan. Een mousselinen japon van het dun
ste en fijnste Indische weefsel of van zijde
mousseline zal, zelfs als zij met lichte bor
duursels is gegarneerd, niet veel meer dafl
340 gram wegen. Een onderrok van Japaa-
sche zijde zal datzelfde gewicht niet te bo
ven gaan en het gewicht der overige onder-
kleeren zal men ook nauwkeurig kunnen be
palen, al naarmate zij van chiffon of van
zijde is. Een licht zomerkoreet weegt niet
meer dan 125 gram. Diezelfde zwaarte mag
ook de liohte zomerhoed bereiken. Alles
bijeen bedraagt dat nog niet eens 2 en één
vierde kilogram, maar doet bet zomertoilet
eener dame nog veel lichter worden.
De dame uit het Directoire-tijdperk, d»
den hedendaagsdben dames in menig op
zicht tot voorbeeld dient, is een tijd lang
in de vermindering van het gewioht der
kleeding nog verder gegaan. Zoo versoheen
mevrouw Tallien eens op een bal in een
toilet, dat, alles bijeen, 560 gram woog. Zij
droeg twee zeer lichte japonnen van zijde
gaas over elkaar, eenige juweelen en eeö
paar sandalen van zijde. Zij vond spoedig
navolgsters en een tijd lang was het in de
Parijsche salons mode, zjoo licht mogelijk
gekleed te verschijnen. Ja, men loofde zelfs
prijzen uit voor de lichtst gekleede dames,
die bij het begin van het bal in een bijzon
dere weegkamer haar geheele toilet moes
ten laten wegen.
STOFGOUD.
De menschen verraden hun oogmerken
niet lichter dan wanneer zq daarin teleur
gesteld zijn.
Théxése Hoven.