ZONDAG5BIAD
IÉID5CH DAGBIAD
XTo. 15219.
2 October.
Anno 1909.
Stand ophouden!
^Mupi:>i|i>;>i;>>T;iii»:>iiiïYiiiiiitiiit:«i
"*"4ll;#"
VAN HELT •?-
?'*4ll;
VWWVWWVW
Het viel niet langer uit te stellen. Het
moest gebeuren. De Meyers, die van den
Ixjcrfdeoinimes, hadden hen ook al eens
„op de thee" gevraagd en bij den ontvan
ger zou de volgende week het groote sou
per plaats vinden. Souper... dat wil zeg
gen haringsalade en brood en koud
yleeeob. Maar dat hindert niet, het was
een souper. Men kon werkelijk niet langer
bij die „lagere" ambtenaren achterblijven.
Mevrouw Van Straelen zei het met na
druk en haar beide dochters gaven haar
gelijk. Anna, die anders zoo traag was,
geraakte vel fa in vuur, do oh Ida zei de
,,Wat zal papa brommen."
Én papa bromde ook. Hij had een hekel
san bezoeken ontvangen. Het kon vol
gens ham. evengoed einde Februari gebeu
ren en je hadt dan kans, dat velen moe ge
feest waren en aan de uitnoodiging geen
gehoor zouden geven.
„Dat gaat in geen geval, papaatje,"
sprak mevrouw Van Straelen op vriende
lijken toon. „Die verplichting hebben we
eenmaal op ons genomen en als behoorlijk
mensch fear men zich daaraan niet ont
trekken."
„Neen, papa, dat gaat niet," kwam An
na. mama op zacht verwijtenden toon te
hulp. „Men spreekt er al van, dat wij zoo
laat zijn, papa."
>,Lize heeft mij gevraagd, of wij dezen
winter „stil" doorbrengen," zeide Ida,
„Laat ha^.r kalm vragen, kind."
Mevrouw richtte zich weer tot haar man:
„Daar moet je je in schikken, man-
liet Wij nemen elke uitnoodiging aan, dus
moeten we ook terug inviteeren. Het is
anders net alsof we geen geld hebben."
„Nu, houdt voor mijn part je avond."
„Mijn avond? Het is jouw avond. Dien
geven we om onzen stand op te houden. We
zijn het eenvoudig verplicht."
„Ik zeg al niets meerDoe wat je
wilt.En laat me met rust."
„Alsof ik van plan was je lastig te val
len."
Mevrouw werd booe.
„Geef mij maar het noodige geld, dan
laat ik je geheel en al met rust."
„Zoo, werkelijk! Wat vriendelijk! Hier,
daar heb je vijf en twintig gulden."
Mevrouw nam evenwel bet geld niet op,
dat mijnheer woedend op tafel had gesme
ten.
„Is het niet genoeg?"
„Daar hebben we net wijn voor, pa
paatje," zei Arma.
„Wijn? Dat wordt een deftige boel..."
„Ik kan den menschen toch geen bier
voorzetten.
Mevrouw werd hoe langer hoe booaer.
„Maak je toch niet zoo kwaad, mensch
We hebben niet eens fatsoenlijke wijn-
„Die leerteQ wij bdj taate Gnsta," zei Ida
sneL
„Willen jelui die ook viagen? Dat moet
toch wel, als je haar glazen leent."
„Ik zal de vrouw van den boekhouder
vragen," zei mevrouw minachtend. „Ida
heeft moeten zeggen, dat het voor een hee
renavondje van jou was. De zilveren lepels
en vorken heihen we ook gevraagd. Maar
luister eens, mannetjes. Ik wil getruffeerd
gehakt laten klaarmaken en dan sandwiches
en haas geven en dan dessert en vruchten.
Nietwaar? Je ziet toch zelf wel, dat ik
daarvoor meer dan vijf en twintig gjulden
noodig heb".
„Gehakt voor twintig personen."
De heer Van Straelen streek zich door
zijn haren.
„Vraag je dan alle kennissen te gelijk?"
„We hebben de allernoodigsten op het
lijst je gezet," zei mevrouw zeer onschuldig.
De fricassee moet goed zijn, mannetje.
Bij de Jansens was hazepeper, dan kun
nen wij toch geen haringsalade geven. De
Jansens moeten niet denken} dat z» meer
zijn, omdat hij al vier weken een lintje
heeft."
De hew Van Straelen hield zijn ooren
dioht.
„Doe voor mijn part wat je wilt, maar
weet wèl, we moeten er krom voor liggen...
Hoeveel kost die geschiedenis?"
„Nu, laten we 'ns rekenen," telde me
vrouw op haar vingers. „Ida doet haar
foulard-japonnetje aan, maar Anna moet
een nieuwe zijden blouse hebben en ik heb
e§n kanten kraag en manchetten noodig.
Dus alles met elkaar... tachtig k negentig
gulden."
„Tachtig gulden?
Woedend sprong de heer Van Straelen'
°P
„Tachtig gulden. Dat kan niet, die heb
ik eenvoudig niet."
Met groote passen liep hij de kamer
•rond.
„Je hebt toch neg honderd gulden in je
bureau liggen," herinnerde mevrouw.
„Wat heb ik?"
Hij bleef staan.
„Ja zeker, die heb ik, nog wel honderd
vijf en twintig. Maar weet je wel waar dat
geld voor is Daar moet de behanger er nog
vijftig van hebben en veertig zijn voor dt.
maandiekening bij den kruidenier en de
schoenmaker en mijn kleermaker..."
„Nu ja, als je zóó rekent, HenrL"
Mevrouw leunde trotsch achterover.
„Als je in de eerste plaats aan je leve
ranciers denkt. Ik denk het eeist aan onze
verplichting. Maar jij hebt ook geen ge
voel voor wat wij aan on*en stand verplicbs
zijn."
Een stukje uit Leidens Historie.
Na den slag op de Mookerheide, op 14
April 1574, hadden de Spanjaarden het be
leg van Leiden hervat. Reeds in Oct. 1573
was de eerste belegering aangevangen, doch
op het bericht van den inval van de graven
van Nassau waren de belegerïngstroepen
weggeroepen. In Mei 1574 kwamen ze echter
terug. De stedelijke .autoriteiten hadden,
evenwel de noodige voorzorgsmaatregelen;
voor een tweede belegering verzuimd; zelfs;
de Spaansche schansen van het eerste be
leg waren niet weggeruimd. De voorraad inj
de stad was klein, de insluiting werd zeer;
nauw, en weldra was „Leiden in last, eni
Holland in nood".
Gelukkig beschikte de vijand over te wei-!
nig artillerie, om tot een degelijke beschie-!
ting en bestorming der stad over te gaan. I
Door een nauwe insluiting hoopte Yaldez
de stad uit te hongeren en tot overgave te.'
dwingen. Toen hij wist, dat zij tot den'
uitersten nood gekomen was, deed hij tel-i
kens voorslagen tot capitulatie, doch dank
zij de kloekheid van 's Prinsen gouverneur,
Bronkhorst, den stadsoommandant Yan der;
Does, burgemeester Yan der Werf en den;
stads-schrijver Van Hout, bleef de burgerij';
volhouden. Immers zij wist, door berichten,
van blokkade-brekers of „glippers", dat;
ontzet niet zou uitblijven. Ook kon zij van-
de torens af te vuren zien, en hoorde menj
het kanon bulderen van de kloeke Zeeuw-!
sche en Hollandsche geuzen, onder Boisot»1
opdagende tot ontzet.
Prins Willem van Oranje n.l„ hoewel te
Rotterdam zwaar ziek, had van de Staten',
wet-en te verkrijgen, dat de dijken van;
Delf- en Rijnland werden doorstoken, omi
over het ingestroomde water een ontzet-'
tingsvloot naar Leiden te zenden. Een aan
tal plat-boomde vaartuigen, van alles voor-,
zien om de benardo stad te hulp te komen,
en bemand door 4000 Watergeuzen, gingen
van Rotterdam onder zeil. Groot waren dei
moeilijkheden, door de vloot te overwinnen;!
dikwijls moest met de wapenen in de handi
een weg of dijk veroverd worden, die hetj
water tegenhield, en steeds ook bleef de!
wind Oost, zoodat het Maaswater, dat bij
Rotterdam moest worden ingelaten, naar
zee stroomde, in stede van den gewenscht«a]
en noodigen kant uit.
Doch eindelijk, in de laatste dagen van
September, keerde de wind. Een Wester*,
storm zweepte het lang verbeide water in(
wilden stroom de goede richting uit Boisot;
kon zijn tocht voortzetten. N©g één geduchte;
Spaansche versterking, de Lammeschans,'
lag tusschen hem en de stad; een lastsW
beslissende slag wachtte.
In den loop van Zaterdag den 2d©n Octo
ber was de Geuzenvloot dan voor dit LaaV
ste bolwerk der Spanjaarden verschenen^
Do nacht was gedaald. Wat zou er gebet*.'
ren?
Binnen de stad sliep niemand. Angstig,
schaarde de burgerij zich op de wallen enj
keek met gespannen aandacht in de rich
ting van het dorp Zoeterwoude (de Lam-,
meschans lag halverwege dit dorp en dej
stad). Alles bleef er rustig, totdat plotse-j
ling de stad werd opgeschrikt door eefflii
schrikkelijk geweldeen stuk der stads-i
muur bii de Hoogewoerdspoort was inge-,
stort. Tijdens den schrik en de ontsteltenia,j
hierdoor veroorzaakt, zag men, boe in de;
Lammeschans voortdurend lichtjes heen eni
weer gingen. Zeker had ook de vijand heij
feit bemerkt: de ondergang was nabij.
Doch het zou anders loofvanl Yaide* en