XiEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag- 2 October. Anno 1909. No. 15219. PERSOVERZICHT. m DEÜ TREIÜ. kelijk veld-soldaat, volkomen vertrouwd in het jerrcin; 2o. opleiding van den huzaar tót ver kenner; 3o. grondige studie door de officieren van de tactische beginselen. (Men stelle het houden van voordrachten (gedurende de wintermaanden voor officie ren verplichtend); 4o. examens voor hoogeren rang voor mi litie- en reserve-officieren; 60. grondige herziening en opleiding van het onderofficierskorps. (Men roepe den steuu in van de vereeni- giag „Ons Belang"); 60. werkelijk toepassen der eischen, voor geschreven voor de examens voor korporaal en onderofficier; 7o. waardoering van goed geplaatst initia tief (ook bij misvolg); 80. organisatie van luchtschippersafdoelin- gen, centrale opleiding van instructeurs voor seinen, enz.; 9o. uitbreiding van materiaal; lOo. (en dit last nob least): Do voorberei ding in vredestijd voor den oorlog. Over do aanneming der achter- atandsontwerpen 6ohrijft het „W eekblad van het R c 0 h t," Eindelijk I Na een kortori, dooh levendigen strijd zijn de ontwerpen tot onverwijl- d e voorziening in den achterstand bij enkele reiohterlijke colleges, welker oerste indie ning teruggaat tot April 1603, thans door de Eerste Kamer aangenomen. Wij gelooven, dat er reden bestaat zich over dien uitslag te verheugen. Wij hebben het altijd be treurd, dat de Minister den door hem inge slagen weg heeft gekozen en zich daardoor zelf groote moeilijkheden heeft veroorzaakt. Ook tegen do ontwerpen, zooals zij ten twee den male werden ingodiend, bestonden, naar ons inzien, ernstige bezwaren. Toch deed de meerderheid der Eerste Kamer thans ver standig werk door zich bij de onverzettelij ke opvatting doe Ministers en het besluit der Tweed© Kamer neer to leggen. Dj voorziening in den achterstand, reeds lang zoo dringend noodig, mocht niet nog eens worden verschoven. Om dat boven alles ur gente, belang mocht en moest over bezwaren worden heengestapt. De bedenkingen, aan de Grondwet ontleend, waren, zooal niet geheel onjuist, dan toch zeker schromelijk overdreven. De niet-reohtsgoleerden, die den Minister steunden, behoeven zich daar over niet al te zeer te verontrusten. Aan den imus judex gunnen wij nu een schoone kans. Moge hij, waar hij tot don arbeid zal wor den geroepen, zijn bewonderaars niet te leurstellen I Minister Nelisson kan thans, na de verworven zegepraal, het vele hem wach tende werk met kracht ter band nemen. Wij verheugen er ons over, dat deze om zdjn bekwaamheid en karakter terecht hooggeach te bewindsman den pas aangevangen arbeid niet weer aan een ander zal behoeven over te geven. Al loop en zijn en onze meeningen hier en daar nogal eens uiteen, dit belet niet, dat wij hem met sympathie in de vervulling zijner moeilijke taak blijven volgen. Hij zal, naar wij vertrouwen, nog veel in het belang onzer op velerlei gebied zoo dringend noodzakelijke reöhtshervor- ming tot stand kunnen brengen. ,,D eS tandaard" komt or tegen op, dat uit het feit, dat in de Troonrede is aan gekondigd, dat de Ziekteverze kering komende en de Invalidi teitsverzekering in bewer king is, is afgeleid, dat de laatste ver zekering op dc lange baan werd geschoven. Dit ligt h. i. volstrekt niet in de uitdruk king. Er wordt alleen mee uitgedrukt, segt het blad dat de Ziekteverzekering in staat van wijzen verkeert, en alzoo het oogenblik nadert, waarop het ontwerp er van de Staten-Genoraal zal bereiken. De tweede verzekering, die van de eerste op meer dan één punt afhankelijk is, kan uiteraard eerst in haar vorm komen, zoo de eerste geheel gereed ligt. Tooh is er niet gewacht, om aan de inva liditeitsverzekering de eerste hand te leg gen tot de Ziekteverzekering gereed was. Integendeel, ook de Invaliditeitsverzeke ring is in bewerking genomen, er is de hand aan golegd, id schiet reeds op; maar afgewerkt kan ze eerst worden, zoo de eer ste bij de Kamer is. In niets is hieruit alzoo af te leiden* dat ce in uéze vierjarige pefióde haai- beslag niet zal kunnen krijgen. Wat twijfel deed rijzen, lag alleen in het gemengd karakter der Openingsrede. Het was geen rede uit één stuk, door een leiden de gedachte gedragen. Er la^ in dooreen- gemengd, wat 't Kabinet dit jaar, en wat het in de vierjarige po r i 0 d e hoopt tot stand te brengen. Vandaar, dat de Invaliditeitsverzekering, waarvan het niet zeker is, of ze d i t j a a r nog in staat van wijzen komt, moest wor den aangekondigd in oen uitdrukking, die niet voor d i t j a a r bond. Hieruit nu heeft men afgeleid, dat ze dus n'et bond voor do vierjarige periode. Vandaar de gewekte ongerustheid. Een ongerustheid, waarvoor geen grond bestond, en die reeds bij de schriftelijke be handeling van de begrooting, naar we ver trouwen durven, geheel cal verdwijnen. In de anti-rev. ,,H ilver- enVeoht- b o d e" leest men: De Hooge Raad heeft 18 Juni een arrest gegeven, dat èn aan onze propagandisten èn aan de gemeentebestuien heel wat lost zal geven. De Hooge Raad heeft uitgomaakt, dat hij, die verhuisd zijnde, in zijn nieuwe woonplaats kie 0 r wil worden op grond van in zijn vroegere woonplaats be taalde Rijks directe belastingen, moet over leggen voor voldaan getcekonde aanslagbil jetten van alle Rijks directe belastingen, waarin hij was aangeslagen. Hij, die in meerdere Rijks directo belas tingen was aangeslagen, kan dus niet vol staan met over te leggen zijn voor voldaan geteekend aanslagbiljet in de porsonoelo belasting, maar zal daarbij moeten voegen zijn biljetten van bodrijfs-, vermogens- of grondbelasting, indien hij in die alle is aan geslagen. Ons» propagandisten zullen dus bij het bezoeken van deze ndspirant-kiezora niet meer genoeg doen als zij vragen: „Och, mijnheer, geef mij maar uw biljet van de personeele belasting van verleden jaar, dan zal ik wel zorgen, dat u kiezer wordt" maar rij zullen naarstig moeten onderzooken of de patiënt ook bedrijfs-, vermogens- of grondbelasting betaald heeft, en ook daar van de voor voldaan getoekende aanslagbil jetten meenemen en ton stadhuize inleve ren. Ieder begrijpt, dat dit geen geringe ver meerdering van werk en moeite meebrengt. Want hoeveel personeel" iemand betaalt, daarvan maaikt hij gewoonlijk zoo'n ge heim niet; maar do aanslagbiljetten voor bo drijf en vermogen, daar mag een ander zijn neus niet in steken. Mijnheer belooft dus zelf de biljetten naar het stadhuis te zul len brengon. Natuurlijk laat de propagan dist niet na, na ccnige dagen to komen in- formeeren of mijnheer al gewoest isin meer dan één geval zal nog wel oen derde on vierde bezoek noodig zijn. Er zullen ook adspirant-k'ozcs zijn, die hun aanslagbiljet in vormogens- en bedrijfs belasting ook aan het gemeentebestuur lie ver niet toonen. Zij hebben een stille hoop, dat zij, als zij geen aangifte doen, in de plaatselijke inkomstenbelasting niet te hoog zullen worden aangeslagen, on vreecen, dat die aanslag wel eens zou kunnen stijgen, wanneer het gemoentobcst u-r de ïlijk^>e- lastingbiljetten te zien had gehad. Zoo belooft deze categorie van adspirant- kiezers. die tot heden hot gemakkelijkst te behandelen waren, en vooral in plaatsen met sterk wisselende of toenemende be volking, een zeer dankbaar arbeidsveld vormden, tot de moeilijk te bewerken soor ten te zullen gaan behooron. Moeilijk ook voor do gemeentebesturen. Want die zullen eenigermate moeten gaan onderzoeken of de adspirnnt-kiezer ook an dere aanslagbiljetten in Rijks directe belas tingen had thuis gekregen, dan die door hem zijn overlegd. Andere aanslagbiljetten niet aanslagbiljetten in andere belastin gen, maar ook misschien verdere aanslagbil jetten in belastingen, waarvan door hem reeds een biljet is overlegd. Te moeilijker is dat voor de gemeentebesturen, daar deze adspirant-kiezers niet een formulier van „D e T ij d" doet de vraag of d r. K u y- yer is gepasseerd. Het blad herin- Inert er aan, dat „L and en Volk" tchreef: „In de vierde afdeeling zat dr. Kuypor. Er zijn daar ingedeeld 12 leden van de Xechterrijde, 6 van links. Hoewel er van de 19. rechtsohe leden slechts 4 katholiek zijn, ffverd niet dr. Kuyper, maar de heer Van iSosse van Ysselt voorzitter. En dan vervolgt „D e T ijd": Dit kon reeds op zichzelf de aandacht ge- itrokken hebben, maar had toch een toeval lige uitslag kunnen zijn van oorzaken, als iwij boven noemden. Van „Land en Volk" is echter hoofdredacteur het bekende kamerlid Mar- phant. Die kon dus wel iets meer van de Baak weten. En inderdaad is ons bij nadere pavraag gebleken, dat de keuze van den heer Van Sasse van Ysselt niet bloot toe- Val is. De 'zaak krijgt voor dr. ypor een hog onaangenamer aanzicht, nu hij zelfs niet 'tot vice-president werd gekozen, maar dr. De Visser. Intusschen is het nog mogelijk, Sat dr. Kuyper om een of andere reden Vooraf te kennen had gegeven, dat hij niet in aanmerking wenscht© te komen (het be danken voor een benoemin. strijdt in de •Kamer tegen de gewoonten). Daar zou „D e t a n d aard" ons misschien over kun- ïien inlichten. „Land en Volk" schrijft nog: In erband met het n i e t-v erkiezen Van dr. Kuyper tot afdeeling s- ïoorzi tter trekt de aandacht, dat de jtser De Savornin Lohman is benoemd tot yoorzitter van do Commissie van Rappor teurs over hoofdstuk I, enz. der Staatóbe- £rooting, waaronder de algemeene beschou wingen. De Commissie bestaat uit de hee- Ten Goeman Borgesius, Lohman, Drucker, 'Kuyper en Nolens als plaatevervanger van den heer Loeff. En voorts: ,,D e T ij d" oppert het denkbeeld, dat Ret Kamerlid dr. Kuyper aan zijn mede leden in de afdeeling zou hebben te ken- inen gegeven, dat hij voor een benoeming tot voorzitter niet in aanmerking wenschte $e komen. Zijn wij goed ingelicht, dan is zulk een Sncdedeeling niet vernomen. De verrassing moet dr. Kuyper te pijn lijker hebben getroffen, doordat hij zelf als Oudste in jaren gedurende de stemming met öe leiding der vergadering was belast. Het spreekt vanzelf, dat men daarna hem niet voor het ondervoorzittersohap in ■aanmerking kon brengen. Do overtuiging schijnt inderdaad hij vele Onzer volksvertegenwoordigers levendig te zijn, dat de eer van het Noderlandsche volk niet gedoogt, dat dr. Kuyper vooralsnog een eereplaats inneme in het staatkundig leven. Het zou zijn te betreuren, zoo do partijen der rechterzijde do zorg hiervoor overlieten aan de oppositie. Ook ,.H et Volk" bespreekt het ,,p a s- s e c r e n" van dr. Kuyper, de door den voorzitter der Kamer wel is aangewezen als lid van de commissie voor de voorberei ding der algemeene beschouwingen over de Staatebegrootang. Het blad bespreekt dan dc functie van deze comm'ssie en merkt o.a. op, dat als de lintjes-kwestie ter sprake gebracht wordt, dr. Kuyper o. a. gehouden is van het gevoelen der a.-r. partij in deze getuigenis te geven. Zoo blijkt wel duidelijk, dat h-t geen vriendendienst was, die den heer Van Bv« landt dr. Kuyper deed aanwijzen voor het lidmaatschap dezer <>mm «sic, nvirr dit 'de voorzitter der Kamer het zijo plicht heeft geacht, zonder aanzien des persoon», vijf partijhoofden aan l© wijzen. Nu willen wij ons niet verdiepen in gis singen omtrent het belangrijk debat, dat in deze commissie, naar aanleiding van het aangeduide onderwerp, kan ontstaan tus- sohen de hoeren Lohman en Kuypor, of, in dien ook de Regeering tot overleg wordt uitgenoodigd, tusschen Heemskerk en Kuy per. Welke merkwaardige uitingen daar ook mogen worden gewisseld zij blijven: geheim. Maar wat openbaar werd, is dit: 'de anti-revolutionnaire Kamerleden schui 000000000000^^-^^-^ ,We hadden 't over menschen, die onder weg hun spoorkaartje verlezen; een boete oploopen, omdat ze zonder la lie aankomen, 't Is steeds een ellendige geschiedenis, nog erger dan werkelijk gefraudeerd te hebben. „Een paar jaar geleden," vertelde er een, ^reisde ik met mijn oompaguon van Utrecht naar Den Haag. Ik reis nooit graag met hem, omdat hij er een liefhebberij in heeft altijd allerlei dwaze streken uit te halen in den trein. Zoo zat hij eens, toen ergens aan een tusschenstation de trein bestormd werd met reizigers, heel kalm met zijn voet op den grendel van 't portier. Buiten ston den tien, twaalf menschen om beurten te wringon; maar er was geen verwikken of verwegeu aan en ten slotte moesten ze er gons anders in kruipen en bicven wij alleen. Een oudere maal baalde hij, terwijl we afreden, heel leuk een briefje met: „Besmet telijke ziekte Roodvonk" uit zijn porte feuille cn plakte dit t jgen het raam. Dien dag bleven we ook alleen. Zoo heeft hij altijd wat bijzonders, maar zelf zit je in doodsangst, als je met hem feist. Eens, toen de coupé's tweede te vol naar frijn zin waren, haalde hij mij over om in eerste klas met hem te gaan zitten. Ze ven als hun hoofdman een persocn voorop, die voor het zedelijk gevoel van de coalitie vrienden niet de eerst-, ook niet de tweede aangewezene is, om het christelijk beginsel tri vertegenwoordigen. Hun bezwaar tegen dr. Kuyper is gelegen in zijn handel en wandel als openbaar persoon, als minister president. Het is niet een bezwaar tegen tz^jn onbetwiste bekwaamheid, maar tegen zijn moraliteit. Wij willen, hebben de cleri- calen van de vierde sectie, schoon niet met zooveel woorden, toch zeer ondubbelzin nig verklaard, met dr. Kuyper liever niet te doen te hebben. De anti-revolutionnaire Kamerfractie daarentegen zegt: wij, dat is dr. Kuyper. De coalitie-vrienden kunnen nu, hetzij zij zich nog eenigen tijd de weelde yan het geven van speldeprikken aan den ex-pre- m'er veroorloven, hetzij zij ook daaraan af ien, ter wille van de macht aan hun zedelijkheidsbesef het zwijgen opleggen. In dat geval krijgt men aan de rechterzijde een leerrijk voorbeeld van het stuivertje wisselen, waarover de heer Lohman zich &00 kan opwinden als hij het bij de sociaal democratie poogt te ontdekken. Tenzij de christelijk-historisohe en katho lieke partijen bij de algemeene beschouwin gen met hun anti-revolutionnaire bondge- nooten schoon schip maken. In een artikel, gewijd aan den heer Lovink, directeu r-g enoraal van Landbouw, zegt „De Nieuwe O0u- rant" o. m. Maar wij willen niet de dringende vraag verzwijgen, die hij het bekend worden van Lovinks heengaan en de hoofdreden daar van, aan ons en aan menig ander op de lippen is gekomen en die wij zijn er yan overtuigd weerklank vindt in ge heel het land. Het is deze: of ons land werkelijk zóó arm of zóó benepen is, dat het niet genoeg beschikbaar kan of wil stellen om een Lovink een positie te geven, welke hem weerhouden zou van liet verlaten van een post, waarop hij niet kan worden vervan gen, voor een anderen, dien hij om de stof felijke belangen van hem zeiven en zijn ge zin niet weigeren mag; Wanneer iemand heeft getoond niet sleehts de rechte man op do reohte plaats, dit komt, gelukkig, niet zóó zelden voor maar uitzonderlijk onmisbaar te zijn voor den voornaamsten tak onzer volkswelvaart, gedoogt dan het belang der natio hem te laten gaan zonder dat een ernstige poging beproefd is om weg te nemen wat hem tot zijn besluit be woog? En zou die poging moeten achter wege blijven, omdat zij geld kost, formeel bezwaarlijk en ongewoon zou zijn? Het staat vast, dat een dergelijke poging bij den. heer Lovink, (die reeds, verge]ijken- dorwijs, een voor een ambtenaar hoog trak tement geniet) van regeeringswego niet is gedaan. De landvoogd Idenburg heeft een voudig zijn oud-ooi lcga Tal ma don direc teur-generaal afhandig gemaakt; en do Mi nister troost zich waarschijnlijk met de ge dachte, dat Lovink ook in Indiö de belan gen van het Rijk blijft dienen. Maar moet nu onze land- en tuinbouw zwijgend aannemen, dat zulk een poging, wijl de Regeoring haar niet deed, onuit voerbaar en onvruchtbaar zou zijn Is het uitgesloten, dat indien die talrijke kring onzer bevolking, één van zin, op indruk wekkende wijze de stem verhief, Regeering en Volksvertegenwoordiging voor dit enkele geval, zouden toegevon on doen wat in h a a r vormogen zou zijn om liet heengaan van dezen onmisbaren landsdienaar te verhin deren P Zeker, er zijn bedenkingen bij menigte, de tijd is kort, de heer Lovink zelf zal wel licht op zulk een beweging niet gesteld zijn, het antecedent is niet wenschclijk, en zoo is er nog meer bezwaarlijks Maar, als nu de vertegenwoordigers van onzen heelen land- cn tuinbouw de koppen toch maar eens fluks bij elkaar staken en zich duidelijk en dringend lieten hooren zou het dam onmogelijk zijn H. O., die in „De Telegraaf" aan de laatste manoeuvres een bespiegeling wijdt, ooncludeert, dat als eischen voor een leger, dat den Hollandse li en' bodem in de toekomst zal verdedigen, met eenig resultaat, te stellen zijn: lo. Opleiding van den milicien tot een vrer- kwamen toch niet controleeren, én kwamen ze, dan zou hij ons er wel uitredden. Toen ilc met hem in een coupé eerste klas zat, had ik eigenlijk het land, dat ik me had laten bepraten. Natuurlijk kwamen ze wel controleorcn juist dien keer. 't Was in Den Haag, aan 't Hollandsohe-Spoorstation, in een trein naar Rotterdam. „We zijn er bij, Jó 1" zei ik. f,0, heelemaal niet!" zei hij. Meteen rukte de controleur het portier open, de kniptang in de hand. Mijn compagnon greep in zijn vestjeszakje en vroeg: ,-,Dit is toch de trein naar Amsterdam, niet?" ;,Nee, mijnheer I" haastte zioh de conduc teur hulpvaardig; „aan den overkant; als u hard loopt, haalt u 'm nogl" Een verwenschrng,- mompelend; vloog mijn compagnon den coupé uit, terwijl hij mij toeriep: „Kom, kerel, haast jel" Ik hem natuurlijk achterna, opluchtend. Achteraan dienzelfden trein kropen we in een c-oupé tweede I Zoo kwam hij altijd goed er af, of liever, hij redde zich er uit met een buitengewone tegenwoordigheid van geest en een enorme brutaliteit. Maar toch stondt je iederen keer opnieuw doodsangsten uit. Maar ik begon te vertellen van dien man, die zijn kaartje verloren had. 't Was 'n zie lige ouwe stakker. We reden zooals ik je al zei van Utrecht naar Den Haag Tegenover ons zat een onbeholpen mannetje van misschien zeventig jaren. Zijn dochter had 'm in Utrecht naar den trein gebracht, hem zorgvol neergezet in een hoekje buiten den bocht. Hij had wat zitten dommelen. Ter hoogte van Voorburg werd hij wakker schrikte, tastte bevend in zijn zakken. „Benne w© er haast1?" vroeg hij. „Over vijf minuten," antwoordde ik. Weer doorzocht hij, bevend, al zijn zakken. „Da's casauwecl V' zei hij in zichzelf, „nou ben ik m'n kaartje kwijt II" Hij zooht en zocht, steeds zenuwachtiger, angstiger zonder resultaat. Wij haalden mee zijn zakken overhoop. Wij hadden ge zien, dat hij 't in Utrecht had laten knip pen. Geen kaartje. Ten slotte, terwijl we het station binnenreden, zei mijn oompag- non: „Hier, neem 't fhijne maar; ik kom er wel door." De oude man aarzelde, verlegen. „Komt u er wel door?" vroeg hij, onge- loovig. „Ja zeker, ik ben zelf van do Spoor," loog de ander; „ik zal me wel redden I" Toen nam de oude het aan, bedankjee stamelend. De deuren werden opengerukt, onze over buurman klom, blij en dankbaar, er uit. ,,Nu ben ik toch benieuwd, hoe jij 'm dat lappen zult," zei ik. „Wacht maar af, let maar op; hou je kalm en doe maar net of je niet bij mij hoort"t „Aan de oontróle duwde hij mij vooruit. Ik gaf mijn kaartje af en wachtte buiten, onder het publiek, de dingen die komen zouden. Mijn oompoguon ging heel kalm de oontró le door, doch toen hij halverwege was en de controleur de hand uitstak om zijn kaartje, scheen hij zich te bedenken. „Mag ik nog even terug?" vroeg hij. „Ik heb me zakdoek in den trein Laten liggen I" „Zeker, mijnheer, ga uw gang," antwoord de do controleur beleefd. De ander verdween weer in do richting van den trein; en kwam na een oogenblik te rug. „Uw kaartje, mijnheer!" „Me kaartje? Dat heb ik je daarnet al gegeven 1" „Pardon, mijnheer!" „Beslist.; ik weet 't zeker." Groot dispuut natuurlijk, 't Eindroee naar den chef. Toen meende ik me er in te moeten mengen. „Ik herinner me ook, dat mijnheer je z'n kaartje gegeven heeft," zei ik. „Zoo, mijnheer," zei mijn compagnon. „Dank uZoudt u dan misschien óók oven mee willen gaan naar den stationschef?" „Met genoegen," zei ik. „Bij den chef natuurlijk de gebruikelijke j formaliteiten. De controleur herinnerde zioh j zeer beslist, dat hij van mijnheer, geen kaartje had gekregenj zonder zijn kaartje j aangifte te telkenen hebben, en dus ook niet verklaren, dat zij geen andero aan slagbiljetten in Rijks directe belastingen hebben ontvangen. De „Nieuwe Prorinoiale Gro* ningor Courant" verbeidt er zich over dat de Inoensohakeii.ngs- o o ui m i 3 3 i 0 met haar arbeid aan hé$ edndo gekomen is. „Reeds do korte opsomming van hetgeen zal worden aangeboden, doet zien, dat de oommissie haar taak met grooten ernst hoeft opgeval Men voelt nu goed welk een meesterlijke greep het was van minister Kuyper, om door de mannen, daarvoor aan gewezen, een goed ineensluitend reorgani satieplan to doon ontwerpen. Men kan er zekor van zijn, dat uitnemend werk is geleverd. Tot nu lijdt ons onderwijs zeer, doordat de wetgeving niet door één alles doordrin gende gedachte wcfrdb bchoorscht. Er ia geon goede aaneensluiting. En dat heeft ten gevolge, dat er in de opleiding geen rustige, welbewuste gang is te bespeuren, maar wol een gejaagdheid, gevolg van on zekerheid, dio niet alleen schadelijk voor hot onderwijs ia, maar ook hoogst nadeolig voor de leerlingen. En nu was do godaoht© van minister Kuyper deze, dat er op het gobied der on- derwij8-wetgcving niet maar aldoor stuk- work moest geleverd worden, maar dat bij de horvorming von elk ondordeel hot geheel van ons onderwijs den hervormer duidelijk voor oogon moest staan. Dit nu zal worden mogelijk gemaakt door de voorstellen dor inoensohakelingsoominis sio. Met zoor veel belangstelling zien wij de openbaarmaking dor voorstellen te gemoefc." Het verblijdt bet blad vooral, dat hier een groot werk tot stand kwam, waaraan mannon van alllcrlei richting op onderwijs gebied hebben medegewerkt. Hier is sprake van oen rijke vrucht van onzo Christelijke politiek, waarover velen zioh zullen ver blijden. Over do kosten van subsidie© ring van bijoondor onder- w ij 8 zei „D e Standaard" in een drie star: Nu het met onze Rijksfinanciën spaak loopt, do vette jaren uit hebben, cn do ma gere ziöh aandienen, poogt inou weer stem ming te makon tegen den steun, door bet Rijk verleend aan do Vrije Scholen. Art. 185 van de Begrooting voor Binnen- landsoke Zaken vraagt zes milliocn driehon derd vijftig duizend guldon voor uo Vrije Scholen, on dit nekt het b idget, zoo heet het dan. Kon men die 6J millioon in kua houden, het tekort zou op vcito i a niet zoo onrustbarend - 'jn. Wij zijn hot dus, die het budget bezwaren, en de lie last in gbe tale r moet wel verstaan, dat de nieuwe of ver scherpte belastingen grootendeels overbo dig zouden zijn, indien wij d> kas niet plun derden. Hier nu sta als onoinstootelijfoit tegen over, dat de publieko kas door do Vrije Sokooi in geen onkel opzicht bezwaard wordt, maar integendeol wordt 0 n 11 a 0 t. Volgens het jongste verslag, ons door do Regeoring medegedeeld, werd op 15 Jan. 1908 de Openbare Lagere School bezocht door 312,272 jongens en door 250,013 meis jes. Saam alzoo 563,187 kinderen. De Vrijo Scholen door 138,221 jongens en 177,867 meisjes, wat een totaal geeft van 316,088. Bestond de Vrije School niet, dan zouden derhalve Rijk en gemeenten nog moot en voorzien in het noodig© om 316,033 meer kinderen op de Openbare School onder dak tè brengen. Nu word, blijkens de ,,j a a r c ij f e re", in 1907 aan het Openbaar Onderwiis door ile Overheid in totaal tcu koste gelegd een bedrag van 25J milliocn gulden, en ontvan gen 2j milliocn, zoodat de zuivere uitgaven, bedroegen 23^ millioon, d. i. over 563,137 kinderen geslagen, nog iels meer dan 10 per kind. Moest nu do Overheid, naar dien maat staf ook voorzien in de behoefte van de 368,0S8 kinderen, die thans op de Vrije School gaan zoo bou uit dc Overheidskas hiervoor bovendien te betalen zijn Ml mil liocn gulden, of, zx>o men do gemeenscha p- af te geven, had doze govraagd of hij nog even terug mocht. Mijn gotuigenis legde niet veel gewicht in de schaal. „Ja, mijnheer," zei de ohef ton slotte „aan de vorklaring van den controleur moot ik mo houden in deze. Wo zullon dus proces verbaal opmaken.'' „En ais ik u nu bewijs, dat ik mijn kaartje heb afgogeven?" „Hoe wilt u dat bewijzen?" „Heel eenvoudig. Ik heb de gewoonte al tijd mijn naam op mijn kaartje te schrijven. Uit deze brieven (hij haalde zijn portefeuil le voor den dag) kan u blijken, dat ik P. B. van Drogeeteyn heet. Kijk nu de kaartjes van dezen controleur maar eens na." „Gretig deden ze hel en het duurde niet Lang, of ze vonden werkelijk een kaartje met dien naam in potlood er op gekrabbeld l De controleur stond versteld. Do ohef sta melde een verontschuldiging. En wij togen triomfantelijk af. „Zie je," zei mijn compagnon, toen we voilig buiten de kap waren, „we hebben de Maatschappij niet benadeeld, want die oude man heeft een kaartje gehad, dat heb jé zelf gezien 1" Ik kon r.iet antwoorden van verbazing en na-werkende ontzetting. „Zie je," besloot de verteller, „zóo'h veiifc j is m'n compagnon nou. Maai; toch ga lk liever niet met hom op reifl./1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 13