XiEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag- 2 October.
Anno 1909.
No. 15219.
PERSOVERZICHT.
m DEÜ TREIÜ.
kelijk veld-soldaat, volkomen vertrouwd in
het jerrcin;
2o. opleiding van den huzaar tót ver
kenner;
3o. grondige studie door de officieren van
de tactische beginselen.
(Men stelle het houden van voordrachten
(gedurende de wintermaanden voor officie
ren verplichtend);
4o. examens voor hoogeren rang voor mi
litie- en reserve-officieren;
60. grondige herziening en opleiding van
het onderofficierskorps.
(Men roepe den steuu in van de vereeni-
giag „Ons Belang");
60. werkelijk toepassen der eischen, voor
geschreven voor de examens voor korporaal
en onderofficier;
7o. waardoering van goed geplaatst initia
tief (ook bij misvolg);
80. organisatie van luchtschippersafdoelin-
gen, centrale opleiding van instructeurs voor
seinen, enz.;
9o. uitbreiding van materiaal;
lOo. (en dit last nob least): Do voorberei
ding in vredestijd voor den oorlog.
Over do aanneming der achter-
atandsontwerpen 6ohrijft het
„W eekblad van het R c 0 h t,"
Eindelijk I Na een kortori, dooh levendigen
strijd zijn de ontwerpen tot onverwijl-
d e voorziening in den achterstand bij enkele
reiohterlijke colleges, welker oerste indie
ning teruggaat tot April 1603, thans door de
Eerste Kamer aangenomen. Wij gelooven,
dat er reden bestaat zich over dien uitslag
te verheugen. Wij hebben het altijd be
treurd, dat de Minister den door hem inge
slagen weg heeft gekozen en zich daardoor
zelf groote moeilijkheden heeft veroorzaakt.
Ook tegen do ontwerpen, zooals zij ten twee
den male werden ingodiend, bestonden, naar
ons inzien, ernstige bezwaren. Toch deed de
meerderheid der Eerste Kamer thans ver
standig werk door zich bij de onverzettelij
ke opvatting doe Ministers en het besluit
der Tweed© Kamer neer to leggen. Dj
voorziening in den achterstand, reeds lang
zoo dringend noodig, mocht niet nog eens
worden verschoven. Om dat boven alles ur
gente, belang mocht en moest over bezwaren
worden heengestapt. De bedenkingen, aan
de Grondwet ontleend, waren, zooal niet
geheel onjuist, dan toch zeker schromelijk
overdreven. De niet-reohtsgoleerden, die
den Minister steunden, behoeven zich daar
over niet al te zeer te verontrusten. Aan den
imus judex gunnen wij nu een schoone kans.
Moge hij, waar hij tot don arbeid zal wor
den geroepen, zijn bewonderaars niet te
leurstellen I Minister Nelisson kan thans, na
de verworven zegepraal, het vele hem wach
tende werk met kracht ter band nemen.
Wij verheugen er ons over, dat deze om zdjn
bekwaamheid en karakter terecht hooggeach
te bewindsman den pas aangevangen arbeid
niet weer aan een ander zal behoeven over
te geven. Al loop en zijn en onze meeningen
hier en daar nogal eens uiteen, dit belet
niet, dat wij hem met sympathie in de
vervulling zijner moeilijke taak blijven
volgen. Hij zal, naar wij vertrouwen, nog
veel in het belang onzer op velerlei gebied
zoo dringend noodzakelijke reöhtshervor-
ming tot stand kunnen brengen.
,,D eS tandaard" komt or tegen op,
dat uit het feit, dat in de Troonrede is aan
gekondigd, dat de Ziekteverze
kering komende en de Invalidi
teitsverzekering in bewer
king is, is afgeleid, dat de laatste ver
zekering op dc lange baan werd geschoven.
Dit ligt h. i. volstrekt niet in de uitdruk
king.
Er wordt alleen mee uitgedrukt, segt
het blad dat de Ziekteverzekering in
staat van wijzen verkeert, en alzoo het
oogenblik nadert, waarop het ontwerp er
van de Staten-Genoraal zal bereiken. De
tweede verzekering, die van de eerste op
meer dan één punt afhankelijk is, kan
uiteraard eerst in haar vorm komen, zoo
de eerste geheel gereed ligt.
Tooh is er niet gewacht, om aan de inva
liditeitsverzekering de eerste hand te leg
gen tot de Ziekteverzekering gereed was.
Integendeel, ook de Invaliditeitsverzeke
ring is in bewerking genomen, er is de
hand aan golegd, id schiet reeds op; maar
afgewerkt kan ze eerst worden, zoo de eer
ste bij de Kamer is.
In niets is hieruit alzoo af te leiden* dat
ce in uéze vierjarige pefióde haai- beslag
niet zal kunnen krijgen.
Wat twijfel deed rijzen, lag alleen in het
gemengd karakter der Openingsrede. Het
was geen rede uit één stuk, door een leiden
de gedachte gedragen. Er la^ in dooreen-
gemengd, wat 't Kabinet dit jaar, en
wat het in de vierjarige po r i 0 d e
hoopt tot stand te brengen.
Vandaar, dat de Invaliditeitsverzekering,
waarvan het niet zeker is, of ze d i t j a a r
nog in staat van wijzen komt, moest wor
den aangekondigd in oen uitdrukking, die
niet voor d i t j a a r bond. Hieruit nu heeft
men afgeleid, dat ze dus n'et bond voor do
vierjarige periode.
Vandaar de gewekte ongerustheid.
Een ongerustheid, waarvoor geen grond
bestond, en die reeds bij de schriftelijke be
handeling van de begrooting, naar we ver
trouwen durven, geheel cal verdwijnen.
In de anti-rev. ,,H ilver- enVeoht-
b o d e" leest men:
De Hooge Raad heeft 18 Juni een arrest
gegeven, dat èn aan onze propagandisten
èn aan de gemeentebestuien heel wat lost
zal geven.
De Hooge Raad heeft uitgomaakt, dat hij,
die verhuisd zijnde, in zijn nieuwe
woonplaats kie 0 r wil worden op
grond van in zijn vroegere woonplaats be
taalde Rijks directe belastingen, moet over
leggen voor voldaan getcekonde aanslagbil
jetten van alle Rijks directe belastingen,
waarin hij was aangeslagen.
Hij, die in meerdere Rijks directo belas
tingen was aangeslagen, kan dus niet vol
staan met over te leggen zijn voor voldaan
geteekend aanslagbiljet in de porsonoelo
belasting, maar zal daarbij moeten voegen
zijn biljetten van bodrijfs-, vermogens- of
grondbelasting, indien hij in die alle is aan
geslagen.
Ons» propagandisten zullen dus bij het
bezoeken van deze ndspirant-kiezora niet
meer genoeg doen als zij vragen: „Och,
mijnheer, geef mij maar uw biljet van de
personeele belasting van verleden jaar, dan
zal ik wel zorgen, dat u kiezer wordt" maar
rij zullen naarstig moeten onderzooken of
de patiënt ook bedrijfs-, vermogens- of
grondbelasting betaald heeft, en ook daar
van de voor voldaan getoekende aanslagbil
jetten meenemen en ton stadhuize inleve
ren.
Ieder begrijpt, dat dit geen geringe ver
meerdering van werk en moeite meebrengt.
Want hoeveel personeel" iemand betaalt,
daarvan maaikt hij gewoonlijk zoo'n ge
heim niet; maar do aanslagbiljetten voor bo
drijf en vermogen, daar mag een ander zijn
neus niet in steken. Mijnheer belooft dus
zelf de biljetten naar het stadhuis te zul
len brengon. Natuurlijk laat de propagan
dist niet na, na ccnige dagen to komen in-
formeeren of mijnheer al gewoest isin meer
dan één geval zal nog wel oen derde on
vierde bezoek noodig zijn.
Er zullen ook adspirant-k'ozcs zijn, die
hun aanslagbiljet in vormogens- en bedrijfs
belasting ook aan het gemeentebestuur lie
ver niet toonen. Zij hebben een stille hoop,
dat zij, als zij geen aangifte doen, in de
plaatselijke inkomstenbelasting niet te hoog
zullen worden aangeslagen, on vreecen, dat
die aanslag wel eens zou kunnen stijgen,
wanneer het gemoentobcst u-r de ïlijk^>e-
lastingbiljetten te zien had gehad.
Zoo belooft deze categorie van adspirant-
kiezers. die tot heden hot gemakkelijkst te
behandelen waren, en vooral in plaatsen
met sterk wisselende of toenemende be
volking, een zeer dankbaar arbeidsveld
vormden, tot de moeilijk te bewerken soor
ten te zullen gaan behooron.
Moeilijk ook voor do gemeentebesturen.
Want die zullen eenigermate moeten gaan
onderzoeken of de adspirnnt-kiezer ook an
dere aanslagbiljetten in Rijks directe belas
tingen had thuis gekregen, dan die door
hem zijn overlegd. Andere aanslagbiljetten
niet aanslagbiljetten in andere belastin
gen, maar ook misschien verdere aanslagbil
jetten in belastingen, waarvan door hem
reeds een biljet is overlegd. Te moeilijker
is dat voor de gemeentebesturen, daar deze
adspirant-kiezers niet een formulier van
„D e T ij d" doet de vraag of d r. K u y-
yer is gepasseerd. Het blad herin-
Inert er aan, dat „L and en Volk"
tchreef:
„In de vierde afdeeling zat dr. Kuypor.
Er zijn daar ingedeeld 12 leden van de
Xechterrijde, 6 van links. Hoewel er van de
19. rechtsohe leden slechts 4 katholiek zijn,
ffverd niet dr. Kuyper, maar de heer Van
iSosse van Ysselt voorzitter.
En dan vervolgt „D e T ijd":
Dit kon reeds op zichzelf de aandacht ge-
itrokken hebben, maar had toch een toeval
lige uitslag kunnen zijn van oorzaken, als
iwij boven noemden.
Van „Land en Volk" is echter
hoofdredacteur het bekende kamerlid Mar-
phant. Die kon dus wel iets meer van de
Baak weten. En inderdaad is ons bij nadere
pavraag gebleken, dat de keuze van den
heer Van Sasse van Ysselt niet bloot toe-
Val is. De 'zaak krijgt voor dr. ypor een
hog onaangenamer aanzicht, nu hij zelfs niet
'tot vice-president werd gekozen, maar dr.
De Visser. Intusschen is het nog mogelijk,
Sat dr. Kuyper om een of andere reden
Vooraf te kennen had gegeven, dat hij niet
in aanmerking wenscht© te komen (het be
danken voor een benoemin. strijdt in de
•Kamer tegen de gewoonten). Daar zou „D e
t a n d aard" ons misschien over kun-
ïien inlichten.
„Land en Volk" schrijft nog:
In erband met het n i e t-v erkiezen
Van dr. Kuyper tot afdeeling s-
ïoorzi tter trekt de aandacht, dat de
jtser De Savornin Lohman is benoemd tot
yoorzitter van do Commissie van Rappor
teurs over hoofdstuk I, enz. der Staatóbe-
£rooting, waaronder de algemeene beschou
wingen. De Commissie bestaat uit de hee-
Ten Goeman Borgesius, Lohman, Drucker,
'Kuyper en Nolens als plaatevervanger van
den heer Loeff.
En voorts:
,,D e T ij d" oppert het denkbeeld, dat
Ret Kamerlid dr. Kuyper aan zijn mede
leden in de afdeeling zou hebben te ken-
inen gegeven, dat hij voor een benoeming
tot voorzitter niet in aanmerking wenschte
$e komen.
Zijn wij goed ingelicht, dan is zulk een
Sncdedeeling niet vernomen.
De verrassing moet dr. Kuyper te pijn
lijker hebben getroffen, doordat hij zelf als
Oudste in jaren gedurende de stemming met
öe leiding der vergadering was belast.
Het spreekt vanzelf, dat men daarna
hem niet voor het ondervoorzittersohap in
■aanmerking kon brengen.
Do overtuiging schijnt inderdaad hij vele
Onzer volksvertegenwoordigers levendig te
zijn, dat de eer van het Noderlandsche volk
niet gedoogt, dat dr. Kuyper vooralsnog
een eereplaats inneme in het staatkundig
leven.
Het zou zijn te betreuren, zoo do partijen
der rechterzijde do zorg hiervoor overlieten
aan de oppositie.
Ook ,.H et Volk" bespreekt het ,,p a s-
s e c r e n" van dr. Kuyper, de door
den voorzitter der Kamer wel is aangewezen
als lid van de commissie voor de voorberei
ding der algemeene beschouwingen over de
Staatebegrootang. Het blad bespreekt dan
dc functie van deze comm'ssie en merkt
o.a. op, dat als de lintjes-kwestie ter sprake
gebracht wordt, dr. Kuyper o. a. gehouden
is van het gevoelen der a.-r. partij in deze
getuigenis te geven.
Zoo blijkt wel duidelijk, dat h-t geen
vriendendienst was, die den heer Van Bv«
landt dr. Kuyper deed aanwijzen voor het
lidmaatschap dezer <>mm «sic, nvirr dit
'de voorzitter der Kamer het zijo plicht
heeft geacht, zonder aanzien des persoon»,
vijf partijhoofden aan l© wijzen.
Nu willen wij ons niet verdiepen in gis
singen omtrent het belangrijk debat, dat in
deze commissie, naar aanleiding van het
aangeduide onderwerp, kan ontstaan tus-
sohen de hoeren Lohman en Kuypor, of, in
dien ook de Regeering tot overleg wordt
uitgenoodigd, tusschen Heemskerk en Kuy
per. Welke merkwaardige uitingen daar
ook mogen worden gewisseld zij blijven:
geheim. Maar wat openbaar werd, is dit:
'de anti-revolutionnaire Kamerleden schui
000000000000^^-^^-^
,We hadden 't over menschen, die onder
weg hun spoorkaartje verlezen; een boete
oploopen, omdat ze zonder la lie aankomen,
't Is steeds een ellendige geschiedenis, nog
erger dan werkelijk gefraudeerd te hebben.
„Een paar jaar geleden," vertelde er een,
^reisde ik met mijn oompaguon van Utrecht
naar Den Haag. Ik reis nooit graag met
hem, omdat hij er een liefhebberij in heeft
altijd allerlei dwaze streken uit te halen
in den trein. Zoo zat hij eens, toen ergens
aan een tusschenstation de trein bestormd
werd met reizigers, heel kalm met zijn voet
op den grendel van 't portier. Buiten ston
den tien, twaalf menschen om beurten te
wringon; maar er was geen verwikken of
verwegeu aan en ten slotte moesten ze er
gons anders in kruipen en bicven wij alleen.
Een oudere maal baalde hij, terwijl we
afreden, heel leuk een briefje met: „Besmet
telijke ziekte Roodvonk" uit zijn porte
feuille cn plakte dit t jgen het raam. Dien
dag bleven we ook alleen.
Zoo heeft hij altijd wat bijzonders, maar
zelf zit je in doodsangst, als je met hem
feist.
Eens, toen de coupé's tweede te vol naar
frijn zin waren, haalde hij mij over om in
eerste klas met hem te gaan zitten. Ze
ven als hun hoofdman een persocn voorop,
die voor het zedelijk gevoel van de coalitie
vrienden niet de eerst-, ook niet de tweede
aangewezene is, om het christelijk beginsel
tri vertegenwoordigen. Hun bezwaar tegen
dr. Kuyper is gelegen in zijn handel en
wandel als openbaar persoon, als minister
president. Het is niet een bezwaar tegen
tz^jn onbetwiste bekwaamheid, maar tegen
zijn moraliteit. Wij willen, hebben de cleri-
calen van de vierde sectie, schoon niet met
zooveel woorden, toch zeer ondubbelzin
nig verklaard, met dr. Kuyper liever niet
te doen te hebben.
De anti-revolutionnaire Kamerfractie
daarentegen zegt: wij, dat is dr. Kuyper.
De coalitie-vrienden kunnen nu, hetzij zij
zich nog eenigen tijd de weelde yan het
geven van speldeprikken aan den ex-pre-
m'er veroorloven, hetzij zij ook daaraan
af ien, ter wille van de macht aan hun
zedelijkheidsbesef het zwijgen opleggen. In
dat geval krijgt men aan de rechterzijde
een leerrijk voorbeeld van het stuivertje
wisselen, waarover de heer Lohman zich
&00 kan opwinden als hij het bij de sociaal
democratie poogt te ontdekken.
Tenzij de christelijk-historisohe en katho
lieke partijen bij de algemeene beschouwin
gen met hun anti-revolutionnaire bondge-
nooten schoon schip maken.
In een artikel, gewijd aan den heer
Lovink, directeu r-g enoraal van
Landbouw, zegt „De Nieuwe O0u-
rant" o. m.
Maar wij willen niet de dringende vraag
verzwijgen, die hij het bekend worden van
Lovinks heengaan en de hoofdreden daar
van, aan ons en aan menig ander op de
lippen is gekomen en die wij zijn er
yan overtuigd weerklank vindt in ge
heel het land.
Het is deze: of ons land werkelijk zóó
arm of zóó benepen is, dat het niet genoeg
beschikbaar kan of wil stellen om een
Lovink een positie te geven, welke hem
weerhouden zou van liet verlaten van een
post, waarop hij niet kan worden vervan
gen, voor een anderen, dien hij om de stof
felijke belangen van hem zeiven en zijn ge
zin niet weigeren mag; Wanneer iemand
heeft getoond niet sleehts de rechte man
op do reohte plaats, dit komt, gelukkig,
niet zóó zelden voor maar uitzonderlijk
onmisbaar te zijn voor den voornaamsten
tak onzer volkswelvaart, gedoogt dan het
belang der natio hem te laten gaan zonder
dat een ernstige poging beproefd is om
weg te nemen wat hem tot zijn besluit be
woog? En zou die poging moeten achter
wege blijven, omdat zij geld kost, formeel
bezwaarlijk en ongewoon zou zijn?
Het staat vast, dat een dergelijke poging
bij den. heer Lovink, (die reeds, verge]ijken-
dorwijs, een voor een ambtenaar hoog trak
tement geniet) van regeeringswego niet is
gedaan. De landvoogd Idenburg heeft een
voudig zijn oud-ooi lcga Tal ma don direc
teur-generaal afhandig gemaakt; en do Mi
nister troost zich waarschijnlijk met de ge
dachte, dat Lovink ook in Indiö de belan
gen van het Rijk blijft dienen.
Maar moet nu onze land- en tuinbouw
zwijgend aannemen, dat zulk een poging,
wijl de Regeoring haar niet deed, onuit
voerbaar en onvruchtbaar zou zijn Is het
uitgesloten, dat indien die talrijke kring
onzer bevolking, één van zin, op indruk
wekkende wijze de stem verhief, Regeering
en Volksvertegenwoordiging voor dit enkele
geval, zouden toegevon on doen wat in h a a r
vormogen zou zijn om liet heengaan van
dezen onmisbaren landsdienaar te verhin
deren P
Zeker, er zijn bedenkingen bij menigte,
de tijd is kort, de heer Lovink zelf zal wel
licht op zulk een beweging niet gesteld
zijn, het antecedent is niet wenschclijk, en
zoo is er nog meer bezwaarlijks
Maar, als nu de vertegenwoordigers van
onzen heelen land- cn tuinbouw de koppen
toch maar eens fluks bij elkaar staken en
zich duidelijk en dringend lieten hooren
zou het dam onmogelijk zijn
H. O., die in „De Telegraaf" aan
de laatste manoeuvres een bespiegeling
wijdt, ooncludeert, dat als eischen voor
een leger, dat den Hollandse li en'
bodem in de toekomst zal verdedigen, met
eenig resultaat, te stellen zijn:
lo. Opleiding van den milicien tot een vrer-
kwamen toch niet controleeren, én kwamen
ze, dan zou hij ons er wel uitredden. Toen
ilc met hem in een coupé eerste klas zat,
had ik eigenlijk het land, dat ik me had
laten bepraten. Natuurlijk kwamen ze wel
controleorcn juist dien keer. 't Was in Den
Haag, aan 't Hollandsohe-Spoorstation, in
een trein naar Rotterdam.
„We zijn er bij, Jó 1" zei ik.
f,0, heelemaal niet!" zei hij. Meteen rukte
de controleur het portier open, de kniptang
in de hand. Mijn compagnon greep in zijn
vestjeszakje en vroeg: ,-,Dit is toch de trein
naar Amsterdam, niet?"
;,Nee, mijnheer I" haastte zioh de conduc
teur hulpvaardig; „aan den overkant; als
u hard loopt, haalt u 'm nogl"
Een verwenschrng,- mompelend; vloog mijn
compagnon den coupé uit, terwijl hij mij
toeriep: „Kom, kerel, haast jel"
Ik hem natuurlijk achterna, opluchtend.
Achteraan dienzelfden trein kropen we in
een c-oupé tweede I
Zoo kwam hij altijd goed er af, of liever,
hij redde zich er uit met een buitengewone
tegenwoordigheid van geest en een enorme
brutaliteit. Maar toch stondt je iederen keer
opnieuw doodsangsten uit.
Maar ik begon te vertellen van dien man,
die zijn kaartje verloren had. 't Was 'n zie
lige ouwe stakker. We reden zooals ik
je al zei van Utrecht naar Den Haag
Tegenover ons zat een onbeholpen mannetje
van misschien zeventig jaren. Zijn dochter
had 'm in Utrecht naar den trein gebracht,
hem zorgvol neergezet in een hoekje buiten
den bocht. Hij had wat zitten dommelen.
Ter hoogte van Voorburg werd hij wakker
schrikte, tastte bevend in zijn zakken.
„Benne w© er haast1?" vroeg hij.
„Over vijf minuten," antwoordde ik.
Weer doorzocht hij, bevend, al zijn zakken.
„Da's casauwecl V' zei hij in zichzelf, „nou
ben ik m'n kaartje kwijt II"
Hij zooht en zocht, steeds zenuwachtiger,
angstiger zonder resultaat. Wij haalden
mee zijn zakken overhoop. Wij hadden ge
zien, dat hij 't in Utrecht had laten knip
pen. Geen kaartje. Ten slotte, terwijl we
het station binnenreden, zei mijn oompag-
non: „Hier, neem 't fhijne maar; ik kom
er wel door."
De oude man aarzelde, verlegen.
„Komt u er wel door?" vroeg hij, onge-
loovig.
„Ja zeker, ik ben zelf van do Spoor,"
loog de ander; „ik zal me wel redden I"
Toen nam de oude het aan, bedankjee
stamelend.
De deuren werden opengerukt, onze over
buurman klom, blij en dankbaar, er uit.
,,Nu ben ik toch benieuwd, hoe jij 'm dat
lappen zult," zei ik.
„Wacht maar af, let maar op; hou je
kalm en doe maar net of je niet bij mij
hoort"t
„Aan de oontróle duwde hij mij vooruit.
Ik gaf mijn kaartje af en wachtte buiten,
onder het publiek, de dingen die komen
zouden.
Mijn oompoguon ging heel kalm de oontró
le door, doch toen hij halverwege was en
de controleur de hand uitstak om zijn
kaartje, scheen hij zich te bedenken.
„Mag ik nog even terug?" vroeg hij. „Ik
heb me zakdoek in den trein Laten liggen I"
„Zeker, mijnheer, ga uw gang," antwoord
de do controleur beleefd.
De ander verdween weer in do richting
van den trein; en kwam na een oogenblik te
rug.
„Uw kaartje, mijnheer!"
„Me kaartje? Dat heb ik je daarnet al
gegeven 1"
„Pardon, mijnheer!"
„Beslist.; ik weet 't zeker."
Groot dispuut natuurlijk, 't Eindroee
naar den chef. Toen meende ik me er in
te moeten mengen. „Ik herinner me ook,
dat mijnheer je z'n kaartje gegeven heeft,"
zei ik.
„Zoo, mijnheer," zei mijn compagnon.
„Dank uZoudt u dan misschien óók oven
mee willen gaan naar den stationschef?"
„Met genoegen," zei ik.
„Bij den chef natuurlijk de gebruikelijke j
formaliteiten. De controleur herinnerde zioh j
zeer beslist, dat hij van mijnheer, geen
kaartje had gekregenj zonder zijn kaartje j
aangifte te telkenen hebben, en dus ook
niet verklaren, dat zij geen andero aan
slagbiljetten in Rijks directe belastingen
hebben ontvangen.
De „Nieuwe Prorinoiale Gro*
ningor Courant" verbeidt er zich
over dat de Inoensohakeii.ngs-
o o ui m i 3 3 i 0 met haar arbeid aan hé$
edndo gekomen is.
„Reeds do korte opsomming van hetgeen
zal worden aangeboden, doet zien, dat de
oommissie haar taak met grooten ernst
hoeft opgeval Men voelt nu goed welk een
meesterlijke greep het was van minister
Kuyper, om door de mannen, daarvoor aan
gewezen, een goed ineensluitend reorgani
satieplan to doon ontwerpen.
Men kan er zekor van zijn, dat uitnemend
werk is geleverd.
Tot nu lijdt ons onderwijs zeer, doordat
de wetgeving niet door één alles doordrin
gende gedachte wcfrdb bchoorscht. Er ia
geon goede aaneensluiting. En dat heeft
ten gevolge, dat er in de opleiding geen
rustige, welbewuste gang is te bespeuren,
maar wol een gejaagdheid, gevolg van on
zekerheid, dio niet alleen schadelijk voor
hot onderwijs ia, maar ook hoogst nadeolig
voor de leerlingen.
En nu was do godaoht© van minister
Kuyper deze, dat er op het gobied der on-
derwij8-wetgcving niet maar aldoor stuk-
work moest geleverd worden, maar dat bij
de horvorming von elk ondordeel hot geheel
van ons onderwijs den hervormer duidelijk
voor oogon moest staan.
Dit nu zal worden mogelijk gemaakt door
de voorstellen dor inoensohakelingsoominis
sio.
Met zoor veel belangstelling zien wij de
openbaarmaking dor voorstellen te gemoefc."
Het verblijdt bet blad vooral, dat hier
een groot werk tot stand kwam, waaraan
mannon van alllcrlei richting op onderwijs
gebied hebben medegewerkt. Hier is sprake
van oen rijke vrucht van onzo Christelijke
politiek, waarover velen zioh zullen ver
blijden.
Over do kosten van subsidie©
ring van bijoondor onder-
w ij 8 zei „D e Standaard" in een drie
star:
Nu het met onze Rijksfinanciën spaak
loopt, do vette jaren uit hebben, cn do ma
gere ziöh aandienen, poogt inou weer stem
ming te makon tegen den steun, door bet
Rijk verleend aan do Vrije Scholen.
Art. 185 van de Begrooting voor Binnen-
landsoke Zaken vraagt zes milliocn driehon
derd vijftig duizend guldon voor uo Vrije
Scholen, on dit nekt het b idget, zoo heet
het dan. Kon men die 6J millioon in kua
houden, het tekort zou op vcito i a niet zoo
onrustbarend - 'jn. Wij zijn hot dus, die het
budget bezwaren, en de lie last in gbe tale r
moet wel verstaan, dat de nieuwe of ver
scherpte belastingen grootendeels overbo
dig zouden zijn, indien wij d> kas niet plun
derden.
Hier nu sta als onoinstootelijfoit tegen
over, dat de publieko kas door do Vrije
Sokooi in geen onkel opzicht bezwaard
wordt, maar integendeol wordt 0 n 11 a 0 t.
Volgens het jongste verslag, ons door do
Regeoring medegedeeld, werd op 15 Jan.
1908 de Openbare Lagere School bezocht
door 312,272 jongens en door 250,013 meis
jes. Saam alzoo 563,187 kinderen. De Vrijo
Scholen door 138,221 jongens en 177,867
meisjes, wat een totaal geeft van 316,088.
Bestond de Vrije School niet, dan zouden
derhalve Rijk en gemeenten nog moot en
voorzien in het noodig© om 316,033 meer
kinderen op de Openbare School onder dak
tè brengen.
Nu word, blijkens de ,,j a a r c ij f e re",
in 1907 aan het Openbaar Onderwiis door
ile Overheid in totaal tcu koste gelegd een
bedrag van 25J milliocn gulden, en ontvan
gen 2j milliocn, zoodat de zuivere uitgaven,
bedroegen 23^ millioon, d. i. over 563,137
kinderen geslagen, nog iels meer dan 10
per kind.
Moest nu do Overheid, naar dien maat
staf ook voorzien in de behoefte van de
368,0S8 kinderen, die thans op de Vrije
School gaan zoo bou uit dc Overheidskas
hiervoor bovendien te betalen zijn Ml mil
liocn gulden, of, zx>o men do gemeenscha p-
af te geven, had doze govraagd of hij nog
even terug mocht. Mijn gotuigenis legde
niet veel gewicht in de schaal.
„Ja, mijnheer," zei de ohef ton slotte
„aan de vorklaring van den controleur moot
ik mo houden in deze. Wo zullon dus proces
verbaal opmaken.''
„En ais ik u nu bewijs, dat ik mijn kaartje
heb afgogeven?"
„Hoe wilt u dat bewijzen?"
„Heel eenvoudig. Ik heb de gewoonte al
tijd mijn naam op mijn kaartje te schrijven.
Uit deze brieven (hij haalde zijn portefeuil
le voor den dag) kan u blijken, dat ik P. B.
van Drogeeteyn heet. Kijk nu de kaartjes
van dezen controleur maar eens na."
„Gretig deden ze hel en het duurde niet
Lang, of ze vonden werkelijk een kaartje
met dien naam in potlood er op gekrabbeld l
De controleur stond versteld. Do ohef sta
melde een verontschuldiging. En wij togen
triomfantelijk af.
„Zie je," zei mijn compagnon, toen we
voilig buiten de kap waren, „we hebben de
Maatschappij niet benadeeld, want die oude
man heeft een kaartje gehad, dat heb jé
zelf gezien 1"
Ik kon r.iet antwoorden van verbazing en
na-werkende ontzetting.
„Zie je," besloot de verteller, „zóo'h veiifc
j is m'n compagnon nou. Maai; toch ga lk
liever niet met hom op reifl./1