Oe slaapziekte.
De oorsproDg der Sandwiches.
Zooals bekend is, woedt deze besmette
lijk© ziekte zoo hevig in een deel van den
Congo, dat gansohe streken door haar
reeds ontvolkt werden. Naar men beweert,
zou haar kiem of bacil (de Trypanosoma
gambiense) door bloedzuigende insecten,
vooral door de Tsetse-vlieg of Glossina pal
palis, worden overgedragen in het bloed, de
hersenen of het ruggemerg van den mensch.
Deze kiem vermenigvuldigt zich snel en
veroorzaakt een slepende mekte met steeds
doodelijken afloop. Zij openbaart zich,
soms eerst na jaren, door matheid in de
ledematen en zware hoofdpijn, vervolgens
door verslapping van het spierstelsel, door
krampen, en meestal ook door hooge
koorts. De zieke vermagert aldoor, zijn
geestvermogens nemen snel en blijvend af,
en ten slotte vervalt hij in een toestand
,van steeds toenemende slaperigheid, totdat
de dood intreedt. In 1905/'06 onderzocht
proi Koch deze 'ziekte in Duitsch-Oost-
Afrika en Oeganda, en behandelde de lij
ders, nu en dan met eenig gevolg, met
tttoxyL
Ziehier ongeveer hetgeen mr. Hoomaert,
rechter in den Congo, over die vreeselijke
ziekte schreef in de „Gazette de Liège."
Het bezoek aan die afdeeling, waar de
lijders van het laatst© stadium verblijven,
is droeviger dan ooit een pen zal kunnen
schetsen; zelfs een Dante zou stom staan
bij den aanblik zulk eener hel. Niet alleen
rijn de lijders als verdierlijkt, in zooverre
hun geestvermogens gansoh afgestompt
rijn, doch hun lichaam verkeert nog daaren
boven reeds in staat van ontbinding. Als
levende geraamten liggen zij daar, overdekt
met walglijke wonden, en Bterven lang
zaam weg onder de vreeselijkste pijnen. De
tneesten hebben niet eens meer het besef,
de kracht om het voedsel te nemen, dat
ncohitans vlak onder hun bereik staat. Keert
de kracht soms ook al voor een oögenblik
terug, dan is zij de kracht eener razernij,
wier aanvallen z66 plotseling en onver
hoeds zijn, dat men verplicht is de lijders
voortdurend geboeid te houden.
De ontvolking neemt overal schrikbarend
toe. Waar men vóór eenige jaren nog dor
pen zag van enkele honderden gezinnen,
riet men thans nog slechts een groep verla
ten en bouwvallige hutten. Al de bewoners
werden weggemaaid door den dood.
De zending van Beghe-St.-Marie is moe
ten opgeheven en verplaatst worden, zoo
zeer was de bevolking door de ziekte ge
dund. De, zending van St.-Tmdo, een be
koorlijk en weelderig plekje in een maagde
lijk oerwoud, werd eveneens aangetast en
zal waarschijnlijk eerlang ook moeten wij
ken voor de doodza-aiende kwaal, die tevens
de hoop verijdelt op alle vrucht van jaren
lange zorgen en moeiten en arbeid.
Dagelijks breidt de kwaal zich verder
tn±; dagelijks sterft do bevolking meer weg.
God bescherm© den Congo en behoede Bel
gië voor een kolonie zonder volk
Tegenover een kwaal van zulken aard en
'omvang kan wel niemand onverschillig blij
ven eh memand minder dan 'de missionnaris.
Zij trachten het grootst mogelijke aantal
lijders op te nemen, hun smartvol lijden
rooveel mogelijk te verzachten, hen te on
derrichten en te doopen, hen uit deze
«ardsche hel te winnen voor den hemel.
Zij doen zulks niet alleen in het belang
der zieken zelf, doch tevens in het belang
der gezonden, die tot dvcverre nog onaan
getast bleven. Zij die lijders op, bij
wie nog hoop bestaRC. op herstel; zij zinnen
op middelen om de kwaal te bestrijden, om
haar te sfcmteö in haar voortgang.
Zij bouwen zoogenaamde „Moesoko Na
Koelala" of Slaapdorpen, nooals de Zwar
ten zeggen, waar de rieken opgenomen en
kosteloos verpleegd worden. Zij schenken
daarenboven belooningen van enkele va
dems katoendoek aan al wie htm een slaap
zieke aanbrengt.
Het is slecht» met' schroom, dat ik spreek
over de toewijding (Her edele Zusters,
/(fier vrijwillige ballingen- Ja, bepaald roet
schroom; want nooit voelde ik zoozeer de
onmacht mijner! pen, dan no ik deciJndzok
zou willen teruggeven, dien ik ontving tel
kens als ik getuige was van zooveel zelf
opoffering en zelfverloochening.
Ik heb die Zusters gezien, urenlang ge
kromd over een wegterend lichaam, en toch
zoo gelukkig, als zij de pijnen dier vreese
lijke wonden maar eenigszins konden stillen.
En terwijl wij, mannen, huiverend terug
schrikken bij de eerste inademing dier lucht,
bij den aanblik van zooveel bederf, staat
daar de vrouw met haar liefde en haar
toewijding, lachend 'of schreiend, naar ge
lang zij voelt, met haar fijn en diep gevoel,
dat de smart een glimlach vraagt of een
traan. En als heur zachte hand die wonden
reinigt en verbindt, zweeft er een gebed op
haar lippen voor dien lijdenden broeder of
zuster, voor wie wij, mannen, wegvluchten
met afgrijzen.
Bij die zieken, daar eerst leerde ik, wat
men verstaan moet door ware, volstrekte,
onbegrensde heldendeugd, geen daad van
het oogenblik, doch een gansch leven van
zelfbeheer soiling, zelfvernedering en zelf
vergetelheid.
Vele zieken sterven eenzaam in hun hut
of in het bosch, verlaten, verschopt door
iedereen.
Wat zou er kunnen gedaan worden? Men
zou op eiken zendingspost enkele inboor-
ligen kunnen huren, die de streek zouden
doorkruisen, de stervenden zoo mogelijk
onderrichten en doopen, de overigen ver
voeren naar de ziekenhuizen, waar zij ver
pleegd, waar hun laatste lijden zou kunr
nen verzacht wordeD.
Maar de ontzettende kosten?
Zijn die kosten in werkelijkheid wel zoo
ontzettend? Laten wij eens even rekenen:
De gewone onkosten zijn bij den uiterst
lagen loonstandaard van het land zeer ge
ring. De buitengewone komen eigenlijk
alleen in aanmerking: Kosten van „aan
koop" 1.50 a 2; kosten van vervoer ge
middeld f 1.50; kosten van voeding, onder
houd, geneesmiddelen gedurende enkele da
gen, maanden of jaren, bij begrooting f 5.
Dit laatste getal schijnt wel laag, doch is
het in werkelijkheid niet, als men bedenkt,
dat verreweg de meeste rieken spoedig
sterven, en dat het voedsel van een inlan
der slechts 2 üt cent per dag kost! Stellen
wij dus f 10 voor het geheel.
Een stervende Bijstaan, een rie! redden
voor zulk een geringe som, zou niet ieder
iets daarvoor voelen
Een nieuw hotel zonder
oude gebruiken.
De bekende restaurateurs van Londen J.
Lyons en Co. maken gedurig meer furore
door hun luxueuze inrichtingen met matige
prijzen en het verbieden van fooien. Hun
populair marmeren café in Piccadilly werd
in enkele jaren het meest gezochte restau
rant van Londen, waar men soms queue
voor een tafeltje moet maken. Hun nieuw
„Corner House", in Coventry Street (Lei
cester-square), in het voorjaar geopend,
verheugt zich ook in een welverdiend, druk
bezoek en stelt alle tea-rooms verre in de
schaduw. En thans heeft deze ondernemen
de firma een reusachtig nieuw hotel in het
Strand ingericht, dat een heelen ommekeer
in het hotelwezen der stad belooft te zullen
brengen.
De Young Men's Christian Association"
(Bond van Christelijke Jongelingen) had
haar hoofdkwartier in Exeter Hall, vond
dat voor haar doel te klein, verkocht het
groote gebouw aan Lyons en Co., die er met
groote kosten een der keurigste hotel-palei
zen van Londen van hebben laten maken,
het „Strand Palace Hotel" geheeten. Daar
kan men als een dollarkoning logeeren en
eten, zonder er nu juist zoo dik in te ritten.
De prijzen rijn niet hooger dan van derde
rangs-hotels, doch de omgeving en inrichr
ting doet voor Ritz en Carlton niet onder.
En dan... Behalve kapitaal van omvang
te rijn, luxueus van inrichting en zoo com
fortabel als men. maar kan wenschen, met
ruime, van heet- en koudwater-kranen voor
ziene waschbasrins in alle logeerkamers, een
wintertuin en tapijten, waarop geen voet-
efcap is te hooren* hoeft dit hotel mat ©ode
gebruiken gebroken. In de eerste plaats
doet het er niet toe, welke logeerkamer
men huurt, op de eerste of tweede, derde,
vierde, vijfde of zesde verdieping, men be-i
taalt overal 6 shillings per nacht en perj
persoon, met ontbijt, bad, licht en bediening l
inbegrepen, terwijl aan al het personeel1
verboden is, fooien aan te nemen.
Men krijgt er een civiele behandeling,
zonder er extra voor te betalen
PAKIJS EN LONDEN.
In een Fransoh blaadje van een twintig,
jaren geleden vond men de volgende ver
gelijkingen met betrekking tot de twee
hoofdsteden van twee groote volken:
Parijs doet rechts wat Londen links doet;,
de Parijsche koetsier wijkt rechts uit, die
in Londen doet het linksde eerste rit
vóórop en die laatste achter op zijn rijtuig.
Parijs is ingesloten (binnen de vesting
wallen), Londen spreidt zich uit. Parijs
neemt toe in inwoners naar binnen, Londen
naar buiten.
Parijs is gebouwd uit gehouwen steen,
Londen uit gebakken steen.
Parijs heeft hooge huizen en veel nauwe
straten, Londen daarentegen veel breede
straten en in het algemeen niet zulke hoo
ge huizen-
Parijs heeft vensters met spanjoletslratin-
gen, die rich als deuren openen; Londen
heeft schuiframen.
Parijs heeft rijn stores of jaloezieën aan de
buitenzijde^ Londen heeft x aan den bin
nenkant.
Te Parijs wonen de mensch en in kazernes,
te Londen heeft elke familie haar woning.
Te Parijs worden de huizen geopend' er.
gesloten door den „portier", te Londen met
den 8lentel.
Te Parijs zegt men „cacao", te Londen
cocoa". Te Parijs staan de bedden tegen
den muur, te Londen staan ze midden in
de kamer.
Een Parijzenaarr dineert, een Londen aar
eet Te Londen, zegt Voltaire, vindt men
honderd godsdiensten en maar één saus;
Parijs heeft wel honderd! sausen, maar geen
godsdienst. Te Londen eet men met drie-
tands-vorken, te Parijs met viertandsche.
Parijfe ziet er vroolijk, Londen riet er
triestig uit.
Te Parijs wordt geflaneerd, te Londen
loopt men.
Te Londen rijn weinig, zelfs te weinig
soldaten; ParijB heeft er te veel.
De 6oId!aton te Parijs hebben blauwe tu
nieken met roode broeken, te Londen heb
ben ze rood© tunieken met blauwe broeken.
Te Parijs worden de huwelijken door
priesters gesloten; te Londen doet mem het
zonder deze.
Een gehuwde Parijsche vrouw is vrij in'
haar doen, een Londerisch© niet.
Te Parijs rijn de zelfmoorden het grootst
in getal, te Londen worden de meeste moor.
den op anderen gepleegd.
Te Parijs wordt gewerkt, te Londen doet
men nering.
Te Parijs wordt gevochten door te trap
pen en te schoppen, te Londen wordt met
de vuisten gebokst.
De kleine man te Parijs noemt de bank-
van-leening „ma tante", te Londen noemt
hij haar „my uncle".
Spreekwoorden in het
Riffgebied.
Een soldaat zonder wapenen, een vogel
zonder vleugels.
Het geduld is de sleutel tot het succes.
De arme is een vreemdeling in zijn eager
vaderland.
Die koren bezit, vindt gauw genoeg
iemand, die hem meel leent.
Wanneer het oog niet riet, behoeft Set
hart niet te lijden.
Een voornaam vijand 5a beter dan een?"
minderwaardig vriend.
Schrijf langraam een brief, waar haast
Zondagswetten in
Envopeescbe landen.
In Rusland is een wettelijke rusttijd van
2i uren voor de Zon- en feestdagen.
In Noorwegen is de Zondagsrust verplich
tend van 's Zaterdagsavonds 6 uren tot
's Zondagsavonds 10 uren.
In Zweden wordt alle werk, niet nood
zakelijk geoordeeld, gestraft, wanneer het
geschiedt des Zondags tusschen 6 uren
's morgens en 9 uren 's avonds.
In Roemenië m-oeten de nijverheids- en
handelshuizen des Zondags om 6 uren ge
sloten zijn*
Terwijl in Zwitserland reeds van af het
jaar 1878, in Oostenrijk reeds van af
1885 het werken op fabrieken door vol
wassen arbeiders geheel en al verboden
werd, heoft men in Duitschland in 1891
bet werken op Zon- en feestdagen verboden
voor de volgende bedrijven:
le. In alle mijnen en steengroeven.
2e. In alle werkplaatsen.
3e. In alle fabrieken.
4c. Op a-lle bouwhoeven, scheepstimmer
werven e.d., terwijl diezelfde wet voor het
handelsbedrijf slechts hoogstens 5 uren werk
o-p Zondag toestaat.
In Spanje is de Zondagsrust verzekerd
aan de minderjarigen en Frankrijk heeft
ten minste één wettelijken rustdag per week.
Maar er is wellicht geen land ter wereld,
waar men de beteekonis van den Zondag zoo
goed begrijpt als in Groot-Britannië
(Engeland en Schotland.)
In de grootste Schotsche stad Glasgow,
een zeer industrierijke plaats met kolossale
werven en een millioen inwoners ligt op
Zondag letterlijk alles stil De eenige per
soon, daar dan bezig, is do melkboer. Men
kan de langste straten van Glasgow, waar
honderden wdnkolpaleizen en magazijnen el
kander afwisselen, op Zondag doorloopen,.
men zal er alles gesloten zien, en zou
iemand het wagen, rijn zaak op Zondag te
openen, hij ware voor altijd rijn krediet
kwijt, en de wetgever zou hem spoedig op
de hielen ritten.
Het gaat in Glasgow met de Zondags
rust zelfs zoo ver, dat alle drank gelegen
heden (waaronder er vele door de gemeente
zelf worden geëxploiteerd) gedurende den
Zondag gesloten of slechts enkele uren
geopend rijn. In de hotels kan men echter
terecht. Aan de werven, waar door de week
de drukte ontzaglijk is, waar de zwaarste
arbeid ter wereld, het zoogenaamde ketting
maken, plaats grijpt, iets, wat een reus
achtig, maar van den anderen kant ook
een afzichtelijk schouwspel oplevert,
wordt des Zondags slechts do allernood
zakelijkste arbeid gedaan. Van de tien
duizenden arbeiders, die hier werken, kan
men er des Zondags nauwelijks enkelen
voor de vuurovens terug vinden. O, nergens
komt meer het contrast uit tusschen den
Zondag en den werkdag't Is alsof uit die
reusachtige werven in alle majesteit een
gtem klinkt: „Des Zondags werkt
men niet; de Zondag is de dag van God;
geen mensch sla schendend de hand aan
dien dag, die den Heer toebehoort."
En de middenstander in Glasgow?
Hij kan rich des Zondags met geheel
rijn familie begeven „naar buiten"; hij
tan de heerlijke oevers van de rivier de
Clyde opgaan; hij kan met rijn familie
naar het park of de bosschen trekkenhif
kan rich bewegen in de schoon© tuinen
rondom het reusachtige Glasgowhij kan
op dien dag alle beslommeringen aan den
kant zetten en rich geheel en al geven aan
rijn huisgezin.
OUDE MUZIEK.
In de muziekwereld is een krachtige bewe
ging merkbaar om de oude muziek, vooral
die uit de 18de eeuw, te doen herleven.
Het is eigenaardig, dat in die richting in
de eerste plaat» gestreefd wordt door een
jonge kunstenares, die zich sinds jaren te
Parijs een goeden naam als pianiste heeft
Tgmwarrm, nadat rij, als Hoolsgha uaj£ ge
boorte, te Berlijn haar studiën had volein
digd.
Meviouw Wanda Landowska heeft zich ge
heel in dienst gesteld van de denkbeelden,
welke zij voorstaat, dat het n.L een groote
dwaling is in de muziek steeds van „voor
uitgaan te willen spreken en de oude
kunst als verouderd te willen beschouwen.
Gedurende lange, nauwgezette studie ia
het haar gelukt een repertoire samen te
stellen van echte paarlcn uit vergeten en
lialf vergeten schatten. En wanneer rij op
haar concerten op het clavecin* waarop de
oude stukken moeten worden gespeeld, aan
den meester uit vervlogen dagen weer nieuw
leven geeft, dan heeft zij nauwelijks een
ander bewijs noodig om haar verdediging
van het verleden te rechtvaardigen. Toch
stolt de kunstenares zich niet tevreden met
de oude meesters zelf in tonen te laten spre-
ken, rij heeft ook een schitterend pleidooi
geschreven, dat xn de Fransch© taal wordt
uitgegeven.
In dat boek, „De oude Muziek," heeft rij
veel kostbaar materiaal uit het verleden
bijeen gebracht. Er wordt bijzonder op ge
wezen, dat in de 18de eeuw de vrouw veel
grooter aandeel in de muzikale beweging
had dan tegenwoordig; een feit, dat ook
'bevestigd wordt, daar op de oude schilde
rijen zoo dikwijls musiceerende vrouwen rijn
afgebeeld.
Mevrouw Landowska keert zich tegen de
meening, als zou een nieuwe kunstvorm
steeds een vooruitgang wezen en van een
geringschatting van het verlcdene verge
zeld mogen gaan. Zij wijst er op, dat elke
tdjd rijn eigen schoonheid heeft en dat heb
onverantwoordelijk is de schatten der oude
muziek verloren te laten gaan, en zij eischt
een zorgvuldige instandhouding. Zij hoopt
op een tijd, waarin men, om zoo t© zeggen,
muzikale musea zal hebben; musea waarin
de muzieklief hebbers de oude meesters zul
len kunnen booren, evengoed als de tegen
woordige musea de werken van beeldendo
en schilder-kunst voor een ieder toeganke
lijk maken.
De beweging, welke door mevrouw Lan
dowska is begonnen en zoo warm wordt
voorgestaan, verwekt in alle beschaafde lan
den een levendig verschil van meeningen.
De angst voor het manuscript.
Nog steeds komt het voor, dat heeren be
stuurders van een tooneelgezelschap de hun
toegezonden manuscripten, vergezeld van
uitvoerige redenen van weigering, terug
zenden, zonder dat rij één blik in het werk
geslagen hebben. Door schade wijs gewor
den auteurs richten hun manuscripten thans
.zóó in, dat zxj na terug-ontvangst kunnen
nagaan, of hun werk gelezen is, ja dan
neen. Dit bereikt men bijv. door op ver
scheidene plaatsen van het manuscript een
paar vellen aan elkander te plakken; willen
deze bladzijden gelezen rijn, dan moeten ze
eerst zorgvuldig losgemaakt worden. Meest
al komen z© eohter terug, zooals ze verzon
den werden, d. Lvastgekleefd.
Een Italiaansch auteur, die den directeur
Terravilla, bekend om zijn voortdurend wei
geren van jongere werken, niet vertrouw
de, bedacht er iet® anders op. Hij zond den
manuscript-schuwe, een lijvig boekdeel met
het dreigende bijschrift: „Komedie in vijf
bedrijven", en het 'bescheiden verzoek:
„Veroorloof mij u mijn poover blijspelletje
te zenden en aan te bevelen, dat mij en mijn
vrienden wel een opvoering waardig
schijnt. Ik zou u hoogst dankbaar zijn, wan
neer u het zoudt willen lezen, en mij uw
geëerd oordeel doen toekomen."
Na een maand kreeg de „auteur" rijn
boekdeel terug, met het bijschrift: „Ik heb
uw werk gelezen en herlezen, doch kwam
helaas tot de overtuiging, dat het niet voor
een opvoering in aanmerking kan komen.
Vooral de derde act© zou op het tooneel
een onmogelijkheid rijn. Vergeef mij mijn
openhartigheid," enz.
Per koerende post kwam van den inzen
der het antwoord: „Uw critiek is volkomen
rechtvaardig, en vooral zeer consciëntieus.
Slechts in een bijzaak ben ik 't met u oneens;
Gij zegt, dat. gij mijn kaïnedie gelezen! en
herlezen hebt..., terwijl ik er geen minuut
aan gedacht heb, er een te schrijven. Het
u toegezonden manuscript bestond voor*
meer dan de helft uit schoon, wit, onboi
schreven papier...I"
Aardrijkskundige namen.
Neem de eerste de beste kra.ut ter hand1
en stellig komen er tal van namen in vocayj
die overbekend zijn, maar waarvan de be»'
teekonis niet begrepen wordt.
Azorische eilanden Sperwer-eilandeojj
Altai Gouden Berg; Bab-el-Mandeb
Poort dor tranenCairo Overwinnende;]
Belour-Tagh Nevelgebergte-; Daghestan =3)
Land der bergen; Formosa De Schoone;!
Ganges Rivier; Fez Spade; Hima-;
laya Bevroren bergen; La Plata Het|
zilver; Lakkadiven Honderd duizend'
eilanden; Madera Timmerhout; Patago
uiers GrootvoetenParamaribo Plaats:
der bloemenPundsjaab Land der hon©
derd waterenSingapoer Stad der leeu
wenVenezuela Klein-VenetiëValpa
raiso Paradijsdal.
Natuurlijk is dit nog met tal van namen
te vermeerderen. Sommige geographiscke
eigennamen komen veelvuldig voor; zoo von
den wij in het alphabetiscli register van
een gxooten atlas vermeld, dat de Arabische
uitdrukking a n voor bron er niet min
der dan 116-maal in verschillende samen-
stellingen .in voorkomt. Dit wijst op het,
groote belang, dat de bronnen in Noord-
Afrika en Arabië bezitten voor de bevol
king. Eveneens vindt men er niet minder
dan 81 plaatsnamen in samengesteld met;
bir d. i. put Niet minder dan 42 ver
schillende berggroepen zijn bestempeld niet
den naam A 1 p berg en 17 borgen mot don;
naam.Hagios (heiligeof hl i as ziin op
de Grieksche kaart te vinden. Aan het voor»;
komen van zout herinnert de naam hall
zout of hal le, veelvuldig in Duitsch
land voorkomende.
Het gebruik van persoonsnamen voor plaat
sen is gewoonlijk een bewijs van hoogach
ting of wsardecring, maar ook hier kan
overdaad werkelijk schaden. De Engolschen
o. m. hebben in den loop der jaren de namen
van Victoria en Albert in alle wereldstre
ken zoo veelvuldig op de kaart geplaatst
dat het hoofd begint om te loopeii, als men
ze wil opzoekenterwijl de Amerikanen in
dertijd veel met kalender heiligen op had
den. Er wordt beweerd, en, wie lust ge
voelt rekene het na dat aan rotsen, haaien
en kapen de naam St.-George 108-maal is
gegeven, Johan 31-maal, Jean 30-maal, John
37-maal en Juan 38-maal, terwijl de naam
van de heilige Maria in 148 geographische
namen is weergegeven, waar hij 30-maal in
den Engelschen vorm Mary. De heilige Mar
tin is 76-, en Michel 66-maal herdacht. Jef
ferson 14-maal in de Vereenigde Staten;
Washington 17-maal, Humboldt lö-maai,
Smith (welke?) 24-maal.
OnlangB stierf te Londen, in den ouder
dom van 71 jaar, het hoofd der familie^
Sandwich, die aan de welbekende Sandwich
zijn naam heeft gegeven. Ieder kent wel de,
dunne, rechthoekig gesneden plakjes brood,
waar tusschen een stukje ham of iets anders]
gelegd wordt, doch slecht» weinigen weten
iets van de geschiedenis van zujn oorsprong.
Charles Sandwich, een der voorvaderen
van den pas overleden Sandwich, leefde inj
de tweede helft der achttiende eeuw. Hij;
was een hartstochtelijk kaartspeler, en het]
ging hem zeeT aan het hart, wanneer het
spel onderbroken moest worden voor 't sou
per. Zijn lust om deze ergernis uit den weg
te helpen, bracht hem op een goeden dag
op het idee het tijdroovendo souper over
bodig te maken, door kleine sneden brood,,
met ham belegd, op schotels naast de speel-
tafeltjes te zetten, sneetjes, die door hun
handig formaat den kaartspelers toeston
den hun honger te stillen, zonder dat de
kaarten neergelegd behoefden te worden.
Zijn naam is aan deze boterhammen veJV
bonden gebleven,