Ifo. 13202. LEïBSCH DA6BLM), Bfa&iidag* 13 Septembsr. Tweede Blad. Anno 1909. Tweede Kamer. FEUILLETON. Het majoraat, De Noordpool bereikt. Aan Peary's reisverhaal zijn de volgende bijzonderheden ontleend; Den lsten September 1908 wierp het 6cheepje „Roosevelt'', dat de gansche ex peditie van Feary aan boord had, het im ker uit ten noorden van GrantsJand, bij Raap Sheridan, het uiterste punt der be- bcha&fde wereld. Het was onmogelijk met het schip verder te guan; reeds had men htgl wat moeimjkneden moeten overwirnen om zoover te komen. Peary besloot daarom het schip daar te laten en te voet of per slede wat verder naar het noorden te trek ken tot kaap Columbia, waar men een groot kamp zou opslaan, waar al het noo- digc proviand zou worden bijeengebracht en van waar men op het geschikte oogenblik naar de Pool zou trekken. Zes maanden later, 1 Maart 1909, vertrok Peary werke lijk mot zijn expeditie-colonne, bestaande ui» zeven hoofdpersonen; Peary, Bartlett, prof. Mac Millan, dr. Goodsell en de onder zoekers Borup, Marvin en Hansen, benevens 17 Eskimo's, 133 honden en 19 sleden. Bart lett vormde de voorhoede, Marvin en Borup volgden, Peary met het gros zijner colonne sloot de trein. Al dadelijk begonnen de moeilijkheden- Een scherpe oostenwind met jachtsneeuw en zeer lage temperatuur vergezelde het ver trek uit het. kamp. Door den toestand van het \js werden verscheidene sleden bescha digd gedurende den eersten dag, sommige moesten zelfs buiten dienst worden gesteld en de bemanning naar kaap Columbia te ruggezonden om reserve-sleden te he.len. Dén tweeden dag passeerden wij het Engel- scho record, door Markham in Mei 1876 ge steld. Op het eind van den vierden dag haalden wij Bartlett in, die door een breed wak open _water was opgehouden. Wij ble ven daar van 4 tot 11 Maart. Den 5den Maart 's middags vertoonde de roode zon zich slechts enkele minuten boven don horizon om opnieuw te verdwijnen. Dat was voor het eerst, dat wij haar sedert Oc tober zagen. Den 16den Maart bemerkto ik, dat een voet van Mao Millan bevroren was. Eigen lijk was dat al twee dagen vroeger gebeurd, maar de professor had er niets van gezegd, in de hoop dat het wel vanzelf zou genezen. Er bleef niets over dan hem naar Raap Columbia terug te zenden, wat mogelijk was gemaakt doordien Marvin en Borup een voldoend aantal honden hadden meege bracht. Een peiling der diepte op dit punt toon de 825 vademen aan. Zooals verwacht, ont moetten wij op de volgende marschen tal van open wakken. Ons aantal verminderde gaandeweg, want weldra moesten ook Marvin en Borup te- rugkceren, maar vooraf gebeurde er een groot feit. Den Sisten Maart 1909 sloeg do colonne alle records, uitgezonderd dat van Peary: zij bereikten 86 gr. 38', dat is het noordelijkste 'punt dat tevoren door Nan- sen en den Hertog Yan Abruzzen bereikt» was. Marvin keerde toen terug, met de waarschuwing van Peary: „Waarde vrind, pas op de scheuren". De colonne telde toen nog maar 9 man, 7 sleden en 60 honden. Onzen marsch naar het noorden zetten wij onder vrij gunstige omstandigheden voort; voor het eerst sedert on3 vertrek van de va-ste aarde merkten wij het vrij dikwijls in deze streek op de ijsvelden voor komend ver chijnaol op, dat het licht in de mistige atmosfeer van alle kanten schijnt te komen. Den 25sten Maart ontmoetten wij de hoogste sneeuw op onze reis. Daar vonden wij ook Bartlett en de zijnen terug, geheel uitgeput en ontmoedigd door do vermoeie nissen. Ik wist echter seint Peary dat zij door het gemakkelijke der voorgaande dagen verwend waren, spotte wat met ben, verlichtte hun sleden een weinig en zond hen opnieuw vooruit- Den volgenden dag moesten wij door een dikken en ijskouden mist marcheeren, die do noordoosten wind ons in het gelaat joeg, maar ten slotte vonden wij onzen kameraad weer, die zijn kamp had opgeslagen aan den kant van een open water. Wij sloegen onze snêeuwhutten op naast de zijne en zochten er een schuilplaats tegen de kou Juist toen ik begon in te slapen, werd ik plotseling gewekt door de beweging van het ijs. Ijlings verliet ik mijn tent. De toestand zag er niet bekoorlijk uit; op slechts enkele voeten van onze hutten had zioli een breede scheur geopend en het scheelde maar heel weinig of mijn span honden was daarin ge raakt. Ten noorden van die scheur ver plaatste het ijs zich naar het westen, ter wijl hef deel waarop ons kamp rustte in oostelijke richting afdreef. Terstond gaf ik bevel de sleden op te laden en zich gereed te houden om zoo spoedig mogelijk een gunstige kans waar te nemen. Zoodra de Eonden aangespannen waren, zetten wij de sleden in beweging en bereikten een uitge strekt ijsveld ten westen van ons kamp, een man achterlatende om de sleden en honden te bewaken, terwijl wij zelf het overig deel van het convooi te hulp snelden. De laatste uren van den nacht en deu volgenden ochtend bleef het ijs z-ich opsta pelen met een helsoh leven, terwijl het wa ter een pikzwarten mist opjoeg als de rook i van een prairiehrand. Eindelijk weid het weer kalmer en sloos het water zich, waarna wij ons haastten naar den overkant te komen vóór do scheur zich weer opende. Op sommige plaatsen was het ijs zoo dun, dat wij het onder onze sleden voelden buigen. Toch trokken wij nog 6 mij len noordelijker, toen wij een beter terrein vonden, gevormd door oud ijs, bedekt met j hard geworden sneeuw, waar wij konden uitrusten. Met het oog cp onze voorraad moest Bartlett toen terugkeeren Den 28sten Maart begon het geducht te waaien uit het noor den. De scheuren in het ijs werden daardoor gesloten, maar tevens werd het ijs, waarop wij ons bevonden, eenigo mijlen naar het zuiden teruggedreven. Wij meenden toen heel dicht bij de 88ste parallel te zijn. Den volgenden ochtend tiok Bartlett nog 6 0 mijlen naar het noorden om zeker te zijn dat wij die breedte bereikt haddein, maar een waarneming toonde, dat wij toon slechts op 87 gr. 48 min. waren, zoodat de noordenwind ons een aantal moiilijk afgelegde mijlen had doen verliezen. Ook Marvin had vijf dagen te voren een opname gedaan, zoodat wij twee zelfstandige getuigenissen hadden. Wij maakten daar twee afschriften van, waarvan Bartlett er een op ijn terugreis meenam Nadat hij vertrokken wast Irield ik mij bezig met de vraagstukken, die nog opgelost moesten worden en waaraan ik 32 jaren heb gewerkt, mij ontberingen heb opgelegd. Wat mijn uitrusting en leeft<x:ht betreft was alles in orde, alles overvloedig. Mijn expeditie kon als een model-expeditie wor- den beschouwd; mijn makkers waren de J trouw zelf, ik kon op hen rekenen als op I mijn vingers. Vier hunner waren beproefde I slodevoerders; zij konden den Eskimobond, het ijs en de koude alsof zij in het land j geboren waren. Twee hunner hadden mij reeds drie jaren te voren naar het noorden vergezeld, twee anderen maakten deel uit I van de expoditio van Clarck. De vijfde was een jongo man, 'n Eskimo, die nog nooit aan een Pool-expeditie had deelgenomen en nog vuriger dan de anderen verlangde naaT het vorstelijk geschenk, dat ik hem beloofd had, een kano, een karabijn, een jachtgeweer, munitie en eenige messen, waarvoor hij zioh een lieve vrouw hoopte te koopen. Allen waren vol vertrouwen in mij. Ook de honden waren met zorg uitgekozen uit de 53, welke wij van Kaap Columbia hadden meegeno men. MeereDdeeds waren het sterke reuen, goed doorvoed, maar zonder overtollig vet Ook mijn sleden verkeerden in goeden staat, terwijl de voorraad levensmiddelen voldoen de was voor 40 dagmarschen, eoodat wij met de vleesch-roserve van onze honden ver zekerd waren van nog 50 dagen voedsel. Terwijl wij bozig waren sneeuwhutten te bouwen, wijzigde ik het program voor de volgonde marschen. Ik besloot er 15 to ma ken elk van 15 rqijlen, die voor 'e middags 5 uren moesten rijn afgelegd, om nog waarne mingen mogelijk te maken. Mochten wij een dag tekortschieten, dan zou den volgenden dag een geforceerde marsch worden gemaakt met oponthoud alleen om thee te zetten en aan de honden eenige rust te gunnen, maar zonder slapen. Aan het eind van den vijf den marsch werd een geforceerde marsch gemaakt met een lichte slede met dubbele bespanning en slechts een of twee loden der expeditie, terwijl de anderen in het kamp zouden blijven. Waarmee echter het meest rekening gehouden moest worden, was dat een storm van 24 uren al onze plannen kon doen mislukken en ons leven in ernstig ge vaar brengen. PEARY's echlp „Roosevelt", waarmede by den 6den Juli 1903 van Nleuw-York uit z{jn Noordpoolreis begon. Na eenige uren van diepen slaap vond ik den lsten April kort na middernacht een bruikbaren weg en ve trok ik, aaa mijn mak kers de zorg voor de rest van het convooi overlatende. Ik haalde dien dag mijn gordel een gaatje am, het derde sedert om» vertrok Elk onzer, mannen zoowel als honden, was mager ge vorden en had een buik zoo plat als een plank. Het was een mooie ochtend De wind, die de laatste twee dagen had ge waaid, was gaan liggen; do weg was goed en gelijk, de boste, dien wij nog gevonden hadden. Wel vonden wij hier en daar nog enorme ijsbergen voor ons, door hot opdrin gen van het ijs gevormd, maar daar konden wij omtrekken of, als het moest, over klim men. Na een marsch van 25 mijlen in onge veer 10 uren bereikten wij de 88ste parallel. Terwijl wij bezig waren snecuwstutten te bouwen voor ons kamp, ontstond er eon lango scheur in het ijs ten oosten en noord oosten op eenige mijlen van onze stelling. Wij sliepen enkele uren en begaven ons teen weer op weg. De stand van de zon was toen voor onze oogen gevoelig horizontaal. Van alle hinderlijke bagage ontdaan, konden wij zoo lange marschen maken als wij wilden, mits we onze dagelijksche hoeveelheid slaap niet verruimden. Het was mooi weeralleen moesten wij voor onze sleden een weg banen met de bijl, wat ons eonig oponthoud ver oorzaakte, evenals het ontmoeten van een scheur. Nog een 20 mijlen en wij waren hal verwege de 89ste breodtegraad. De drang van het ijs was vrij sterkmen hoorde het knarsen. Maar geen enkele beweging was te zien, zoodat het blijkbaar tot rust kwam. Hier breekt het roisverhaal af. Peary zelf is tijdens het overseinon door middel van de draadloozo telegraaf uit St.- Johns niet van het toestel geweest. Do gou verneur van New-Foundland heeft hem na mens dio kolonie een offioieele ontvangst aangeboden. Het heet, dat J. Pierpont Morgan, de bo tende millionair, aan dr. Cook heeft aange boden hem allo fondsen te verschaffen, die dore mooht noodig hebben om zijn zaak met bewijzen te staven. Dr. Cook zou op dezo aanbevoling niet zijn ingogoan. Het Geografisch Genootschap te Weenen heeft zoowel dr. Cook aJs Peary uitgonoo- digd, in Weenen een voordracht to komen houden. Ook hebben beide reizigers een uitnoodi- ging ontvangen, om dool te nemen aan het waterfeest tn Nieuw-York, ter gelegenheid van de HucLson-Fulton-feesten. De commis sie voor dc?je feesten zou het schip van Peary, de Roosevelt", dto eeroplaats in de schepenformatie van die feesten willen ge ven. Bij het verlaten van Kopenhagen heeft dr. Cook in een schrijven het Deonache volk dank gezegd voor de hartelijke waardeo- ring, hora daar te lande betoond. Aan heb departement v&d Staat te Washington (buitenlandsche zaken) is het volgende telegram ontvangen van Peary. ,,Mct vorsohuldigden eerbied Btcl ik u er van In kennis, dat ik den 6den April 1909 de Amerikaanse he vlag heb geplant aan de Noordpool, en dat ik in naam van den pre sident der Vereonigde Staten het gansche gebied (voor de Vereenigde Staten) heb in bezit genomen. Ik constateer, dat de Ver eenigde Staten er in het bezit van zijn." Aan het departement van marine te Washington is uit Battle Harbour (Labra dor) eenzelfde boricht ontvangen van Pea ry. Hij geeft er daarin eerbiedig kennis van, dat hij de Amerikaanscho marine vlag aan de Noordpool heeft geplant. De Zeppelin 111.** Do Parseval had tot 7 uur in de luoht gomanoeuvreerd om de „Zeppelin III" te kunuen begroeten. Behalve het defect aan een der motoron heeft tot de vertraging in de aankomst ook tegenwind het zijne bijgedragen. Do motoi van het voorste schuitje heeft steeds door* goworkt. Niettegenstaande het geduld op zulk een zware proef werd gesteld, was bij aankomst van het luohtschip toch veel publiek aan wezig, dat in luide uitroepen uiting gaf aan zijn geestdrift. Het moet dan ook oen phantastisch gezicht, geweest rijn. Vele autoinobielcu en equipages waren eveneens aanwezig. Het luchtschip gleed uit hot nachtelijk duister in het groen-blauwe mag- nesialicht en in het licht der reflectors, be schreef een kring om de tentoonstelling, gaf seinen met lichten on landde daarna vlot. Door de spanning was de menigte zenuw achtig goword'en, zoodat er telkens loos alarm werd gemaakt. Hot weer was tamelijk goed en bot luoht- sohip werd in do loods geborgen. De schade aan den motor is niet van beteekenis. fftunibiljetten. De minister van Financiën brengt onder de aandacht van het publiek: dat, krachtens de wet van 1 Juli 1909, tob 1 October 1900 alsnog de gelegenheid bestaat om muntbiljetten in te wisselen dat die inwisseling zal kunnen geschieden bij de betaalmeesterskantoren en bij de kam toren der Nederlandsche Bank (behalve bij de correspondentschappen 2de en 3de kl.)j dat van 1 October 1909 af de alsdan nog niet ingewisselde muntbiljetten waardeloos zullen zijn. Een ieder wordt derhalve met nadruk! aanbevolen na te gaan of nog muntbiljetten! in zijn bezit rijn en, zoo ja, dio biljetten" onverwijld op een der bovenbodoelde kan* toren ter inwisseling aan te bieden. Het bovenstaande geldt alleen voor dé muntbiljetten, dus uitsluitend voor de bil jetten van 60 gulden en van 10 gulden, waarop het woord „munt bil jet" voorkomt (niet voor de sinds 1 October 1904 uitgege*' ven blauwe bankbiljetten van 10 guldon). („Stok") „Patrimonium.'» Naar „Het Vad." verneemt, xal in dé jaarlijksche Bondsvergadering van het Ohr., Werkliedenverbond „Patrimonium", in Januari to houden, ter sprake komen de fusie tusschen „Patrimonium", „Het Chris telijke Werkliedenverbond" en „Maarten Luther." Nod.-Indische Bestnursncademie. ;-De Avp." verneemt, dat voor liet volgeif (als toehoorder) van don cursus 19091910Ï aan do Nod.-Indischo Bestuursacodomie té 's-Gravenhage, do volgende ambtenaren van) hot Binnonlandsoh Bestuur zijn aangewezen! jhi*. L, de Stuors, A. C. J. Krocsen, G. J. Kooty F. W. A L. do Nüs, P. F. Laging Tobia^i A. H F. W. Ockerss en .V. A. Doevo. -• Om kwart voor zeason Zaterdagnamiddag ia uit het luchtschip een aan de Ila gerichte kaart geworpen, volgens welke de aohterste motor defect geraakt was. De „Z. III" voer toen zeer langzaam den korteren weg langs i den Rijn naar Mannheim. Het luchtschip is doe avonds om twaalf minuten voor tienen, dus veel later dan gezegd was, te Frankfort a/d. Main aange- j komen., i Gebouw Tweede Kamor. Tor uitvoering van het bestaandö voornemen tot uitbreiding en betere bevei liging tegen brandlgovaar van het gebouw van de Tweede Kamer der Staten-Gone- raal, zal o.m. moeten worden beschikt oveil een zevental aan do oostzijde van hot Ka* mergobouw grenzende peroeelen. Om de beaohikking over de eigendommerï te kunnen verkrijgen, is toepassing noodig van de Onteigeningswet. Daartoe strekt eefi ingediend wetsontwerp. Naturalisatie. Ter naturalisatie zijn voorgedragon J. Tü, Klarenaar en vijf en twintig ondoro pel. sonen, die het Nederlanderschap hadden verloren ingevolge art. 7 dor wet van li Deo. 1892. 65) „Ia dat dan noodig Zijt gij nog niet een onnoozele kwant? Als gij eens kamerdie naar zijt geworden, is het nog lijd geno g, dat gij den champagne leert kennen. En ik hoop voor je, dat het cliquot zal zijn en geen sillery mousseux. Als gij verstandiger waart, zoudt gij begrijpen, waarom ik dit met een zekeren weemoed zeg. Tuscchon mijn eerste glas cliquot en dezen sillery ligt namelijk mijn leven. Het eerste dronk ik in Londen, toen graaf Teupen, mijn meester, tweede secretaris van den Prui- sischcn gezant, graai Bernstorff, was, en wel bij een gelegenheid, waarover ik mij niet meer wil uitlaten. Gezegd zij slechts, dat het een vergenoegde was, een ach... En bij den sillery eindigde ik. Six transit gloria, mundi, zeide gewoonlijk de graaf, als hij 's morgens naar huis terugkeerde en niet zonder moeilijkheden zijn bed vond. Dat begrijpt gij weer Diet, en daarom zeg ik in goed Hollandsrii: Zoo komt men van den wal in de sloot." Stupps grijnsde. Hij begreep het wel en zeide: „Wel, mijnheer Riedecke, ik zou reeds tevreden rijn, als ik mijn leven lang altijd sillery kon drinken." „Gij zijt- een ezel, mijn zoon, en maak nu, dat gij weer in de eetzaal komtl En als de ritmeester von Kahlenegg je onmiddellijk voor het vertrek weer vraagt, of gij hem een tien-mark-stuk kunt wisselen, zog dan kalm van ja. Andera schiet zijn fooi er ook nu weer b^j in." In de eetkamer stond men met veel druk te op. Graaf Teupen leiddo zijn dame naar het salon en zocht vervolgens mevrouw von Seesen op. „Zoo, liefste mevrouw," zeide hij, „nu willen wij een paar minuten praten l Zou het u in den tuin ook te kool zijn „Niet in het minst, graaf. En u?" „Ah, bah, ik doe een capo om. In Biar ritz heb ik eens mot Bismarck en graaf Walewski den halven nacht langs het strand op en neer gewandeld, en bij een storm 1 Maar gij moet ook iets om doen, zool Luis ter dus, Marinka, ik heb iets ernstigs met u te bespreken. „Ik ook met u,'graaf." „Charmant. Mijn thema geldt Max." „Eveneens het mijne." „Dat vermoedde ik." Zij waren nu mid den in de Ahornla&n. De graaf was een oogenblik blijven staan. „Weet gij, Marin ka," ging hij voort, „ik ben bang, dat Max ons met rijn reis naar Afrika een poets ge bakken heeft." Mevrouw von Seesen knikte. „Dat kan ik u bevestigen, graaf Teupen. Hij is in Parijs en Italië geweest. Maar niet alleen." „Niet alleen?! Teupen keek haar ont hutst aan. „Met juffrouw Warnow?" Nu schoof mevrouw von Seesen haar arm door dien van den ouden heer en leidde hem langzaam door de allee, welke aan het eind door het zwarte ijzeren parkhek werd afgesloten. „Dus ja, waarde graaf. Met juffrouw Wavnow 1 Maar het is naar behooren gegaan Ik zelf was de „dame d'honneur" bij de zaak. Ik had juffrouw Warnow bij mij ge nomen, toen men haar hier het huis ver bood." „Niet verbood, Marinka." „Maar, beste graaf, het was een strikt verbod, al geschiedde 't ook in den beleefd- sten vorm I Gij wildet in Hohen-Kraata niet. toegeven, dat de jonge harten elkaar liefhadden, en toen kwamen zij bij mij in Langonpfuhl samen „Marinka, ik vermoed iets vreeselijka I" „Dat is best mogelijk. Maar ook het VTee- 8elijke moet men dapper in de oogen zi Max en Elise..." Nu liet Teupen de jonge vrouw niet ver der spreken. Hij bleef nogmaals staan, greep haar bij den arm en keek haar strak aan. „Marinka", fluisterde hij, „mevrouw See sen... <iie beiden rijn toch mogelijk niet.... heimelijk.... getrouwd?" „Gelukkig, nu is het er uit! Ja, waarde graaf, zij hebben zioh in Berlij_\ laten trou wen, maar gingen niet naar Afrika, doch naar een gematigder luchtstreek, en op het oogenblik hebben zij zelfs een allerlief sten' kleinen jongen, en Elise zit hangend en ver langend op een kleine hofstede v n mij en wacht slechts op een oogen ik, waarin Max eindelijk den moed zal vinden di_ waarheid te zeggen. Halt, graaf, ik ben nog niet ten einde Ik zou er nog gaarne een paar woor den bijvoegen. U zou kunnen dat ik verkeerd heb gehandeldu zou ook op Max en zijn arm vrouwtje kunnen afgeven; maar aan het gebeurde- kan u niets meer veranderen. En drzou het, naar mijn idee, het verstandigste rijn, als u zioh aan mijn zijde sch aarde t." „Ik ben geheel verbijsterd", kermde Teupen. „Hemelsche goedheid! Ik had mij alles zoo geheel anders voorgesteld. Ik had gehoopt, dat gij gij-..-" „Eenmaal Max tot gemaal zoudt kiezen. Ik weet, dat gij allen dat te Hohen-Kraatz hebt gehoopt. En ziet ge, beste Excellentie, wellicht zou ik op uw algemeen aanzoek ook werkelijk ingegaan zijn, als Seesen niet in zijn laatste levensdagen een dcrgelijken wensch bad geuit Geen zweem yan zijn geest, zal echter door mijn toekomstig leven varen; gij weet, h oe ik naast hem hdb ge leefd, hoe ik zijn ondergeschikte wasu moet dat ook begrijpen, graaf Teupen!.... Ik was dus overgelukkig, dat ik de lief do van cGe beiden kon bevorderen. Laat ze toch gelukkig worden! Do druppel burger lijk bloed is geen slechte toegift en de rampzalige majoraataparagraaf zal wel te wijzigen wezen l" „En zoo niet?" antwoordde Teupen, nog steeds tamelijk toonloos. „Dan kan Max zioh later op Drake vastncstelen." „Zou dat dan zoo ontzettend zijn? Millioe- nen hebben het minder goed. Neemt u van daag den kleinen Brada zijn attila af, dan kan hij morgen pikeuT worden of steenen kloppen! En zonder te morren zou hij het doen, om zich eerlijk door het leven te slaan, e» or zou nog geen parel uit do wa penkroon vallen. Juist de trots op onzon ouden naam moest ons tegen vooroordeeion wapenen. Anders zijn wij niet trotsoh meeT, maar aanmatigend en hoogmoedig. Maar waarom spreek ik u dat alles voor, graafIk kan begrijpen, dat u ongaarne van een lie- velingsgddaöhte afstand doet; doch niet, dat u onrechtvaardig is. Overigens: ik her haal, de feiten zijn niet uit de wereld te maken. Verlangt u, dat baron Tubingen zoon, schoondochter en kleinzoon de deur wijst; dat er een groot schandaal ontstaat?" Teupen hief afwerend de handen op. „Nu, dan moeten wij diplomatisch té werk gaan." „Diplomatisch I" Mevrouw Marinka juichte dat woord letterlijk toe; nu wist zifo dat Teupen slechts nog haar marionet woa „Natuurlijk, boete graaf, altijd diplomat tiseh! Dat heb ik ook tegen Max gezegd 1 zoodra wij grootpapa op onze zijde hebben* zijn wij geborgen." Beklen hadden een zijpad ingeslagen, dat' door kreupelhout in kronkelingen naaT het heerenhuis terugleidde. Zij kwamen zoc loopende bij een kleine halfronde open plek met een zodenbank en zagen hier iets, dat hen deed stilstaan en een kreet van ver* rassing naar hun lippen drong. Na het souper waren ook in de tuinka* mor en veranda de lichten aangestoken* Graaf Brada had Benedicte haastig ter zij* de getrokken en haar toegefluisterd: „Lï het park, Diotel Over vijf minuten l Alf de lampions in do kastanjes worden aango* stoken, zijn wij weer terug I Dat merkt cie* mand 1" En zij slopen den tuin in, welke ln eo& schemerachtig, droomerig duister was ges huid en waar achter heesters en "rozen weel de liefdegodjes zacht grinnikten. Dicht bij do zodenbank bleven zij staan, de lux>rfc®* achtige warme banden vast ineen geklemd^ tot spreken niet in staat. Zij staarden nl'« kaar met groote oogen aan en onstuimig klopten hun jonge harten. Brada zodat naar woorden; hij wilde ziol£ toch niet al to onhandig voordoen; maan ach, het bijzonder mooie, dat hij wensohtf te zoggen, schoot hem juist niet te ffinnettf' (Wordt vervolgd. X

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 5