Ifo. 13202.
LEïBSCH DA6BLM), Bfa&iidag* 13 Septembsr. Tweede Blad.
Anno 1909.
Tweede Kamer.
FEUILLETON.
Het majoraat,
De Noordpool bereikt.
Aan Peary's reisverhaal zijn de volgende
bijzonderheden ontleend;
Den lsten September 1908 wierp het
6cheepje „Roosevelt'', dat de gansche ex
peditie van Feary aan boord had, het im
ker uit ten noorden van GrantsJand, bij
Raap Sheridan, het uiterste punt der be-
bcha&fde wereld. Het was onmogelijk met
het schip verder te guan; reeds had men
htgl wat moeimjkneden moeten overwirnen
om zoover te komen. Peary besloot daarom
het schip daar te laten en te voet of per
slede wat verder naar het noorden te trek
ken tot kaap Columbia, waar men een
groot kamp zou opslaan, waar al het noo-
digc proviand zou worden bijeengebracht
en van waar men op het geschikte oogenblik
naar de Pool zou trekken. Zes maanden
later, 1 Maart 1909, vertrok Peary werke
lijk mot zijn expeditie-colonne, bestaande
ui» zeven hoofdpersonen; Peary, Bartlett,
prof. Mac Millan, dr. Goodsell en de onder
zoekers Borup, Marvin en Hansen, benevens
17 Eskimo's, 133 honden en 19 sleden. Bart
lett vormde de voorhoede, Marvin en Borup
volgden, Peary met het gros zijner colonne
sloot de trein.
Al dadelijk begonnen de moeilijkheden-
Een scherpe oostenwind met jachtsneeuw en
zeer lage temperatuur vergezelde het ver
trek uit het. kamp. Door den toestand van
het \js werden verscheidene sleden bescha
digd gedurende den eersten dag, sommige
moesten zelfs buiten dienst worden gesteld
en de bemanning naar kaap Columbia te
ruggezonden om reserve-sleden te he.len.
Dén tweeden dag passeerden wij het Engel-
scho record, door Markham in Mei 1876 ge
steld. Op het eind van den vierden dag
haalden wij Bartlett in, die door een breed
wak open _water was opgehouden. Wij ble
ven daar van 4 tot 11 Maart.
Den 5den Maart 's middags vertoonde de
roode zon zich slechts enkele minuten boven
don horizon om opnieuw te verdwijnen. Dat
was voor het eerst, dat wij haar sedert Oc
tober zagen.
Den 16den Maart bemerkto ik, dat een
voet van Mao Millan bevroren was. Eigen
lijk was dat al twee dagen vroeger gebeurd,
maar de professor had er niets van gezegd,
in de hoop dat het wel vanzelf zou genezen.
Er bleef niets over dan hem naar Raap
Columbia terug te zenden, wat mogelijk
was gemaakt doordien Marvin en Borup
een voldoend aantal honden hadden meege
bracht.
Een peiling der diepte op dit punt toon
de 825 vademen aan. Zooals verwacht, ont
moetten wij op de volgende marschen tal
van open wakken.
Ons aantal verminderde gaandeweg, want
weldra moesten ook Marvin en Borup te-
rugkceren, maar vooraf gebeurde er een
groot feit. Den Sisten Maart 1909 sloeg do
colonne alle records, uitgezonderd dat van
Peary: zij bereikten 86 gr. 38', dat is het
noordelijkste 'punt dat tevoren door Nan-
sen en den Hertog Yan Abruzzen bereikt»
was. Marvin keerde toen terug, met de
waarschuwing van Peary: „Waarde vrind,
pas op de scheuren". De colonne telde toen
nog maar 9 man, 7 sleden en 60 honden.
Onzen marsch naar het noorden zetten
wij onder vrij gunstige omstandigheden
voort; voor het eerst sedert on3 vertrek
van de va-ste aarde merkten wij het vrij
dikwijls in deze streek op de ijsvelden voor
komend ver chijnaol op, dat het licht in de
mistige atmosfeer van alle kanten schijnt
te komen.
Den 25sten Maart ontmoetten wij de
hoogste sneeuw op onze reis. Daar vonden
wij ook Bartlett en de zijnen terug, geheel
uitgeput en ontmoedigd door do vermoeie
nissen. Ik wist echter seint Peary dat
zij door het gemakkelijke der voorgaande
dagen verwend waren, spotte wat met ben,
verlichtte hun sleden een weinig en zond
hen opnieuw vooruit-
Den volgenden dag moesten wij door een
dikken en ijskouden mist marcheeren, die
do noordoosten wind ons in het gelaat joeg,
maar ten slotte vonden wij onzen kameraad
weer, die zijn kamp had opgeslagen aan
den kant van een open water. Wij sloegen
onze snêeuwhutten op naast de zijne en
zochten er een schuilplaats tegen de kou
Juist toen ik begon in te slapen, werd ik
plotseling gewekt door de beweging van het
ijs. Ijlings verliet ik mijn tent. De toestand
zag er niet bekoorlijk uit; op slechts enkele
voeten van onze hutten had zioli een breede
scheur geopend en het scheelde maar heel
weinig of mijn span honden was daarin ge
raakt. Ten noorden van die scheur ver
plaatste het ijs zich naar het westen, ter
wijl hef deel waarop ons kamp rustte in
oostelijke richting afdreef. Terstond gaf ik
bevel de sleden op te laden en zich gereed
te houden om zoo spoedig mogelijk een
gunstige kans waar te nemen. Zoodra de
Eonden aangespannen waren, zetten wij de
sleden in beweging en bereikten een uitge
strekt ijsveld ten westen van ons kamp, een
man achterlatende om de sleden en honden
te bewaken, terwijl wij zelf het overig deel
van het convooi te hulp snelden.
De laatste uren van den nacht en deu
volgenden ochtend bleef het ijs z-ich opsta
pelen met een helsoh leven, terwijl het wa
ter een pikzwarten mist opjoeg als de rook
i van een prairiehrand.
Eindelijk weid het weer kalmer en sloos
het water zich, waarna wij ons haastten
naar den overkant te komen vóór do scheur
zich weer opende. Op sommige plaatsen was
het ijs zoo dun, dat wij het onder onze sleden
voelden buigen. Toch trokken wij nog 6 mij
len noordelijker, toen wij een beter terrein
vonden, gevormd door oud ijs, bedekt met
j hard geworden sneeuw, waar wij konden
uitrusten.
Met het oog cp onze voorraad moest
Bartlett toen terugkeeren Den 28sten Maart
begon het geducht te waaien uit het noor
den. De scheuren in het ijs werden daardoor
gesloten, maar tevens werd het ijs, waarop
wij ons bevonden, eenigo mijlen naar het
zuiden teruggedreven. Wij meenden toen
heel dicht bij de 88ste parallel te zijn. Den
volgenden ochtend tiok Bartlett nog 6 0
mijlen naar het noorden om zeker te zijn dat
wij die breedte bereikt haddein, maar een
waarneming toonde, dat wij toon slechts op
87 gr. 48 min. waren, zoodat de noordenwind
ons een aantal moiilijk afgelegde mijlen had
doen verliezen. Ook Marvin had vijf dagen
te voren een opname gedaan, zoodat wij
twee zelfstandige getuigenissen hadden. Wij
maakten daar twee afschriften van, waarvan
Bartlett er een op ijn terugreis meenam
Nadat hij vertrokken wast Irield ik mij
bezig met de vraagstukken, die nog opgelost
moesten worden en waaraan ik 32 jaren heb
gewerkt, mij ontberingen heb opgelegd.
Wat mijn uitrusting en leeft<x:ht betreft
was alles in orde, alles overvloedig. Mijn
expeditie kon als een model-expeditie wor-
den beschouwd; mijn makkers waren de J
trouw zelf, ik kon op hen rekenen als op I
mijn vingers. Vier hunner waren beproefde I
slodevoerders; zij konden den Eskimobond,
het ijs en de koude alsof zij in het land j
geboren waren. Twee hunner hadden mij
reeds drie jaren te voren naar het noorden
vergezeld, twee anderen maakten deel uit I
van de expoditio van Clarck. De vijfde was
een jongo man, 'n Eskimo, die nog nooit aan
een Pool-expeditie had deelgenomen en nog
vuriger dan de anderen verlangde naaT het
vorstelijk geschenk, dat ik hem beloofd had,
een kano, een karabijn, een jachtgeweer,
munitie en eenige messen, waarvoor hij zioh
een lieve vrouw hoopte te koopen. Allen
waren vol vertrouwen in mij. Ook de honden
waren met zorg uitgekozen uit de 53, welke
wij van Kaap Columbia hadden meegeno
men. MeereDdeeds waren het sterke reuen,
goed doorvoed, maar zonder overtollig vet
Ook mijn sleden verkeerden in goeden staat,
terwijl de voorraad levensmiddelen voldoen
de was voor 40 dagmarschen, eoodat wij
met de vleesch-roserve van onze honden ver
zekerd waren van nog 50 dagen voedsel.
Terwijl wij bozig waren sneeuwhutten te
bouwen, wijzigde ik het program voor de
volgonde marschen. Ik besloot er 15 to ma
ken elk van 15 rqijlen, die voor 'e middags 5
uren moesten rijn afgelegd, om nog waarne
mingen mogelijk te maken. Mochten wij een
dag tekortschieten, dan zou den volgenden
dag een geforceerde marsch worden gemaakt
met oponthoud alleen om thee te zetten en
aan de honden eenige rust te gunnen, maar
zonder slapen. Aan het eind van den vijf
den marsch werd een geforceerde marsch
gemaakt met een lichte slede met dubbele
bespanning en slechts een of twee loden der
expeditie, terwijl de anderen in het kamp
zouden blijven. Waarmee echter het meest
rekening gehouden moest worden, was dat
een storm van 24 uren al onze plannen kon
doen mislukken en ons leven in ernstig ge
vaar brengen.
PEARY's echlp „Roosevelt", waarmede by den 6den Juli 1903 van Nleuw-York
uit z{jn Noordpoolreis begon.
Na eenige uren van diepen slaap vond ik
den lsten April kort na middernacht een
bruikbaren weg en ve trok ik, aaa mijn mak
kers de zorg voor de rest van het convooi
overlatende. Ik haalde dien dag mijn gordel
een gaatje am, het derde sedert om» vertrok
Elk onzer, mannen zoowel als honden, was
mager ge vorden en had een buik zoo plat
als een plank. Het was een mooie ochtend
De wind, die de laatste twee dagen had ge
waaid, was gaan liggen; do weg was goed
en gelijk, de boste, dien wij nog gevonden
hadden. Wel vonden wij hier en daar nog
enorme ijsbergen voor ons, door hot opdrin
gen van het ijs gevormd, maar daar konden
wij omtrekken of, als het moest, over klim
men. Na een marsch van 25 mijlen in onge
veer 10 uren bereikten wij de 88ste parallel.
Terwijl wij bezig waren snecuwstutten te
bouwen voor ons kamp, ontstond er eon
lango scheur in het ijs ten oosten en noord
oosten op eenige mijlen van onze stelling.
Wij sliepen enkele uren en begaven ons teen
weer op weg. De stand van de zon was toen
voor onze oogen gevoelig horizontaal. Van
alle hinderlijke bagage ontdaan, konden wij
zoo lange marschen maken als wij wilden,
mits we onze dagelijksche hoeveelheid slaap
niet verruimden. Het was mooi weeralleen
moesten wij voor onze sleden een weg banen
met de bijl, wat ons eonig oponthoud ver
oorzaakte, evenals het ontmoeten van een
scheur. Nog een 20 mijlen en wij waren hal
verwege de 89ste breodtegraad. De drang
van het ijs was vrij sterkmen hoorde het
knarsen. Maar geen enkele beweging was
te zien, zoodat het blijkbaar tot rust kwam.
Hier breekt het roisverhaal af.
Peary zelf is tijdens het overseinon door
middel van de draadloozo telegraaf uit St.-
Johns niet van het toestel geweest. Do gou
verneur van New-Foundland heeft hem na
mens dio kolonie een offioieele ontvangst
aangeboden.
Het heet, dat J. Pierpont Morgan, de bo
tende millionair, aan dr. Cook heeft aange
boden hem allo fondsen te verschaffen, die
dore mooht noodig hebben om zijn zaak met
bewijzen te staven. Dr. Cook zou op dezo
aanbevoling niet zijn ingogoan.
Het Geografisch Genootschap te Weenen
heeft zoowel dr. Cook aJs Peary uitgonoo-
digd, in Weenen een voordracht to komen
houden.
Ook hebben beide reizigers een uitnoodi-
ging ontvangen, om dool te nemen aan het
waterfeest tn Nieuw-York, ter gelegenheid
van de HucLson-Fulton-feesten. De commis
sie voor dc?je feesten zou het schip van
Peary, de Roosevelt", dto eeroplaats in de
schepenformatie van die feesten willen ge
ven.
Bij het verlaten van Kopenhagen heeft
dr. Cook in een schrijven het Deonache volk
dank gezegd voor de hartelijke waardeo-
ring, hora daar te lande betoond.
Aan heb departement v&d Staat te
Washington (buitenlandsche zaken) is het
volgende telegram ontvangen van Peary.
,,Mct vorsohuldigden eerbied Btcl ik u er
van In kennis, dat ik den 6den April 1909
de Amerikaanse he vlag heb geplant aan de
Noordpool, en dat ik in naam van den pre
sident der Vereonigde Staten het gansche
gebied (voor de Vereenigde Staten) heb in
bezit genomen. Ik constateer, dat de Ver
eenigde Staten er in het bezit van zijn."
Aan het departement van marine te
Washington is uit Battle Harbour (Labra
dor) eenzelfde boricht ontvangen van Pea
ry. Hij geeft er daarin eerbiedig kennis
van, dat hij de Amerikaanscho marine vlag
aan de Noordpool heeft geplant.
De Zeppelin 111.**
Do Parseval had tot 7 uur in de luoht
gomanoeuvreerd om de „Zeppelin III" te
kunuen begroeten.
Behalve het defect aan een der motoron
heeft tot de vertraging in de aankomst ook
tegenwind het zijne bijgedragen. Do motoi
van het voorste schuitje heeft steeds door*
goworkt.
Niettegenstaande het geduld op zulk een
zware proef werd gesteld, was bij aankomst
van het luohtschip toch veel publiek aan
wezig, dat in luide uitroepen uiting gaf aan
zijn geestdrift. Het moet dan ook oen
phantastisch gezicht, geweest rijn. Vele
autoinobielcu en equipages waren eveneens
aanwezig. Het luchtschip gleed uit hot
nachtelijk duister in het groen-blauwe mag-
nesialicht en in het licht der reflectors, be
schreef een kring om de tentoonstelling, gaf
seinen met lichten on landde daarna vlot.
Door de spanning was de menigte zenuw
achtig goword'en, zoodat er telkens loos alarm
werd gemaakt.
Hot weer was tamelijk goed en bot luoht-
sohip werd in do loods geborgen. De schade
aan den motor is niet van beteekenis.
fftunibiljetten.
De minister van Financiën brengt onder
de aandacht van het publiek:
dat, krachtens de wet van 1 Juli 1909, tob
1 October 1900 alsnog de gelegenheid
bestaat om muntbiljetten in te wisselen
dat die inwisseling zal kunnen geschieden
bij de betaalmeesterskantoren en bij de kam
toren der Nederlandsche Bank (behalve bij
de correspondentschappen 2de en 3de kl.)j
dat van 1 October 1909 af de alsdan nog
niet ingewisselde muntbiljetten waardeloos
zullen zijn.
Een ieder wordt derhalve met nadruk!
aanbevolen na te gaan of nog muntbiljetten!
in zijn bezit rijn en, zoo ja, dio biljetten"
onverwijld op een der bovenbodoelde kan*
toren ter inwisseling aan te bieden.
Het bovenstaande geldt alleen voor dé
muntbiljetten, dus uitsluitend voor de bil
jetten van 60 gulden en van 10 gulden,
waarop het woord „munt bil jet" voorkomt
(niet voor de sinds 1 October 1904 uitgege*'
ven blauwe bankbiljetten van 10 guldon).
(„Stok")
„Patrimonium.'»
Naar „Het Vad." verneemt, xal in dé
jaarlijksche Bondsvergadering van het Ohr.,
Werkliedenverbond „Patrimonium", in
Januari to houden, ter sprake komen de
fusie tusschen „Patrimonium", „Het Chris
telijke Werkliedenverbond" en „Maarten
Luther."
Nod.-Indische Bestnursncademie.
;-De Avp." verneemt, dat voor liet volgeif
(als toehoorder) van don cursus 19091910Ï
aan do Nod.-Indischo Bestuursacodomie té
's-Gravenhage, do volgende ambtenaren van)
hot Binnonlandsoh Bestuur zijn aangewezen!
jhi*. L, de Stuors, A. C. J. Krocsen, G. J. Kooty
F. W. A L. do Nüs, P. F. Laging Tobia^i
A. H F. W. Ockerss en .V. A. Doevo.
-•
Om kwart voor zeason Zaterdagnamiddag
ia uit het luchtschip een aan de Ila gerichte
kaart geworpen, volgens welke de aohterste
motor defect geraakt was. De „Z. III" voer
toen zeer langzaam den korteren weg langs i
den Rijn naar Mannheim.
Het luchtschip is doe avonds om twaalf
minuten voor tienen, dus veel later dan
gezegd was, te Frankfort a/d. Main aange- j
komen., i
Gebouw Tweede Kamor.
Tor uitvoering van het bestaandö
voornemen tot uitbreiding en betere bevei
liging tegen brandlgovaar van het gebouw
van de Tweede Kamer der Staten-Gone-
raal, zal o.m. moeten worden beschikt oveil
een zevental aan do oostzijde van hot Ka*
mergobouw grenzende peroeelen.
Om de beaohikking over de eigendommerï
te kunnen verkrijgen, is toepassing noodig
van de Onteigeningswet. Daartoe strekt eefi
ingediend wetsontwerp.
Naturalisatie.
Ter naturalisatie zijn voorgedragon J. Tü,
Klarenaar en vijf en twintig ondoro pel.
sonen, die het Nederlanderschap hadden
verloren ingevolge art. 7 dor wet van li
Deo. 1892.
65)
„Ia dat dan noodig Zijt gij nog niet een
onnoozele kwant? Als gij eens kamerdie
naar zijt geworden, is het nog lijd geno g,
dat gij den champagne leert kennen. En ik
hoop voor je, dat het cliquot zal zijn en
geen sillery mousseux. Als gij verstandiger
waart, zoudt gij begrijpen, waarom ik dit
met een zekeren weemoed zeg. Tuscchon
mijn eerste glas cliquot en dezen sillery
ligt namelijk mijn leven. Het eerste dronk
ik in Londen, toen graaf Teupen, mijn
meester, tweede secretaris van den Prui-
sischcn gezant, graai Bernstorff, was, en
wel bij een gelegenheid, waarover ik mij
niet meer wil uitlaten. Gezegd zij slechts,
dat het een vergenoegde was, een ach...
En bij den sillery eindigde ik. Six transit
gloria, mundi, zeide gewoonlijk de graaf,
als hij 's morgens naar huis terugkeerde en
niet zonder moeilijkheden zijn bed vond.
Dat begrijpt gij weer Diet, en daarom zeg
ik in goed Hollandsrii: Zoo komt men van
den wal in de sloot."
Stupps grijnsde. Hij begreep het wel en
zeide: „Wel, mijnheer Riedecke, ik zou
reeds tevreden rijn, als ik mijn leven lang
altijd sillery kon drinken."
„Gij zijt- een ezel, mijn zoon, en maak nu,
dat gij weer in de eetzaal komtl En als de
ritmeester von Kahlenegg je onmiddellijk
voor het vertrek weer vraagt, of gij hem
een tien-mark-stuk kunt wisselen, zog dan
kalm van ja. Andera schiet zijn fooi er ook
nu weer b^j in."
In de eetkamer stond men met veel druk
te op. Graaf Teupen leiddo zijn dame naar
het salon en zocht vervolgens mevrouw von
Seesen op.
„Zoo, liefste mevrouw," zeide hij, „nu
willen wij een paar minuten praten l Zou
het u in den tuin ook te kool zijn
„Niet in het minst, graaf. En u?"
„Ah, bah, ik doe een capo om. In Biar
ritz heb ik eens mot Bismarck en graaf
Walewski den halven nacht langs het strand
op en neer gewandeld, en bij een storm 1
Maar gij moet ook iets om doen, zool Luis
ter dus, Marinka, ik heb iets ernstigs met
u te bespreken.
„Ik ook met u,'graaf."
„Charmant. Mijn thema geldt Max."
„Eveneens het mijne."
„Dat vermoedde ik." Zij waren nu mid
den in de Ahornla&n. De graaf was een
oogenblik blijven staan. „Weet gij, Marin
ka," ging hij voort, „ik ben bang, dat Max
ons met rijn reis naar Afrika een poets ge
bakken heeft."
Mevrouw von Seesen knikte. „Dat kan ik
u bevestigen, graaf Teupen. Hij is in Parijs
en Italië geweest. Maar niet alleen."
„Niet alleen?! Teupen keek haar ont
hutst aan. „Met juffrouw Warnow?"
Nu schoof mevrouw von Seesen haar arm
door dien van den ouden heer en leidde
hem langzaam door de allee, welke aan het
eind door het zwarte ijzeren parkhek werd
afgesloten.
„Dus ja, waarde graaf. Met juffrouw
Wavnow 1 Maar het is naar behooren gegaan
Ik zelf was de „dame d'honneur" bij de
zaak. Ik had juffrouw Warnow bij mij ge
nomen, toen men haar hier het huis ver
bood."
„Niet verbood, Marinka."
„Maar, beste graaf, het was een strikt
verbod, al geschiedde 't ook in den beleefd-
sten vorm I Gij wildet in Hohen-Kraata
niet. toegeven, dat de jonge harten elkaar
liefhadden, en toen kwamen zij bij mij in
Langonpfuhl samen
„Marinka, ik vermoed iets vreeselijka I"
„Dat is best mogelijk. Maar ook het VTee-
8elijke moet men dapper in de oogen zi
Max en Elise..."
Nu liet Teupen de jonge vrouw niet ver
der spreken. Hij bleef nogmaals staan,
greep haar bij den arm en keek haar strak
aan.
„Marinka", fluisterde hij, „mevrouw See
sen... <iie beiden rijn toch mogelijk niet....
heimelijk.... getrouwd?"
„Gelukkig, nu is het er uit! Ja, waarde
graaf, zij hebben zioh in Berlij_\ laten trou
wen, maar gingen niet naar Afrika, doch
naar een gematigder luchtstreek, en op het
oogenblik hebben zij zelfs een allerlief sten'
kleinen jongen, en Elise zit hangend en ver
langend op een kleine hofstede v n mij en
wacht slechts op een oogen ik, waarin Max
eindelijk den moed zal vinden di_ waarheid
te zeggen. Halt, graaf, ik ben nog niet ten
einde Ik zou er nog gaarne een paar woor
den bijvoegen. U zou kunnen dat
ik verkeerd heb gehandeldu zou ook op
Max en zijn arm vrouwtje kunnen afgeven;
maar aan het gebeurde- kan u niets meer
veranderen. En drzou het, naar mijn idee,
het verstandigste rijn, als u zioh aan mijn
zijde sch aarde t."
„Ik ben geheel verbijsterd", kermde
Teupen. „Hemelsche goedheid! Ik had mij
alles zoo geheel anders voorgesteld. Ik had
gehoopt, dat gij gij-..-"
„Eenmaal Max tot gemaal zoudt kiezen.
Ik weet, dat gij allen dat te Hohen-Kraatz
hebt gehoopt. En ziet ge, beste Excellentie,
wellicht zou ik op uw algemeen aanzoek ook
werkelijk ingegaan zijn, als Seesen niet in
zijn laatste levensdagen een dcrgelijken
wensch bad geuit Geen zweem yan zijn
geest, zal echter door mijn toekomstig leven
varen; gij weet, h oe ik naast hem hdb ge
leefd, hoe ik zijn ondergeschikte wasu
moet dat ook begrijpen, graaf Teupen!....
Ik was dus overgelukkig, dat ik de lief do
van cGe beiden kon bevorderen. Laat ze
toch gelukkig worden! Do druppel burger
lijk bloed is geen slechte toegift en de
rampzalige majoraataparagraaf zal wel te
wijzigen wezen l"
„En zoo niet?" antwoordde Teupen, nog
steeds tamelijk toonloos. „Dan kan Max
zioh later op Drake vastncstelen."
„Zou dat dan zoo ontzettend zijn? Millioe-
nen hebben het minder goed. Neemt u van
daag den kleinen Brada zijn attila af, dan
kan hij morgen pikeuT worden of steenen
kloppen! En zonder te morren zou hij het
doen, om zich eerlijk door het leven te
slaan, e» or zou nog geen parel uit do wa
penkroon vallen. Juist de trots op onzon
ouden naam moest ons tegen vooroordeeion
wapenen. Anders zijn wij niet trotsoh meeT,
maar aanmatigend en hoogmoedig. Maar
waarom spreek ik u dat alles voor, graafIk
kan begrijpen, dat u ongaarne van een lie-
velingsgddaöhte afstand doet; doch niet,
dat u onrechtvaardig is. Overigens: ik her
haal, de feiten zijn niet uit de wereld te
maken. Verlangt u, dat baron Tubingen
zoon, schoondochter en kleinzoon de deur
wijst; dat er een groot schandaal ontstaat?"
Teupen hief afwerend de handen op.
„Nu, dan moeten wij diplomatisch té
werk gaan."
„Diplomatisch I" Mevrouw Marinka
juichte dat woord letterlijk toe; nu wist zifo
dat Teupen slechts nog haar marionet woa
„Natuurlijk, boete graaf, altijd diplomat
tiseh! Dat heb ik ook tegen Max gezegd 1
zoodra wij grootpapa op onze zijde hebben*
zijn wij geborgen."
Beklen hadden een zijpad ingeslagen, dat'
door kreupelhout in kronkelingen naaT het
heerenhuis terugleidde. Zij kwamen zoc
loopende bij een kleine halfronde open plek
met een zodenbank en zagen hier iets, dat
hen deed stilstaan en een kreet van ver*
rassing naar hun lippen drong.
Na het souper waren ook in de tuinka*
mor en veranda de lichten aangestoken*
Graaf Brada had Benedicte haastig ter zij*
de getrokken en haar toegefluisterd: „Lï
het park, Diotel Over vijf minuten l Alf
de lampions in do kastanjes worden aango*
stoken, zijn wij weer terug I Dat merkt cie*
mand 1"
En zij slopen den tuin in, welke ln eo&
schemerachtig, droomerig duister was ges
huid en waar achter heesters en "rozen weel
de liefdegodjes zacht grinnikten. Dicht bij
do zodenbank bleven zij staan, de lux>rfc®*
achtige warme banden vast ineen geklemd^
tot spreken niet in staat. Zij staarden nl'«
kaar met groote oogen aan en onstuimig
klopten hun jonge harten.
Brada zodat naar woorden; hij wilde ziol£
toch niet al to onhandig voordoen; maan
ach, het bijzonder mooie, dat hij wensohtf
te zoggen, schoot hem juist niet te ffinnettf'
(Wordt vervolgd. X