LESH>SCH DAGBLAD, Zaterdag* 11 September.
Ajmo 1G09.
No. 15201.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Het majoraat.
sterk aandringt, dan sullen wij nog andere
bewijzen bijbrengen.
Toch willen wij deze Óéné vraag aan de
redactie van *,H e t Oontrum" voorleggen
Is er haar niets van bekend* dat, terwijl
het vuurtje lustig was aangeblazen, de can
did atuur-Wijckexsloot een oogenblik ernstig
bedreigd werd* doordat in het district het
Staten-lid Knigge met kracht op den voor
grond werd geschoven?
En is het de redactie van ,-,Het Cen
trum" ook onbekend, dat, toen de heer
Wijckersloot do Woerdesteijn gruwelijk ge
belgd is geweest over den loop,, dien de zaken
dreigden te nemen
Ja, zelfs, dat hij er sterk naar verlangde*
dat de kwestie alsnog maar in der minne
zou worden geschikt?
„Het Centrum" kan. zich toch moeilijk
ten opzichte van een en ander geheel van
den domme houden. Anders zullen wij haar
geheugen wel oen weinig opfrisschcn.
Dr. Bronsveld schrijft in zijn
„Kroniek" van „Stemmen voor
Waarheid en Vrede:"
De benoeming van den heer Idenburg
tot gouvernenr-gemeraal van Ned.-Oostiln-
dië, en van den heer DeWaalMalefijb
tot minister van koloniën, met de uitvoe
rige en uiteenloopende besprekingen, daar
aan gewijd, hebben ook onze gedachten be
zig gehouden.
Deze „Kroniek" is echter geen geschikt
kader voor een beoordceling van deze feiten,
voor land en overzeesche bezittingen van
zoo groot gewicht. De tijden en de toestan
den voor onze Koloniën in Azië worden van
Bteeds ernstiger, en van steeds meer ingi-
wikkelden aard. De zoogenaamde „ethi
sche" politiek, welke wij (terecht!) meenen
te moeten volgen tegenover de millioenen,
zoo lang reeds aan ons gezag onderworpen,
zal een omkeering in 't leven roepen, die
wij misschien niet verwachten, maar die
ongetwijfeld een hoog besef van onzen plicht
en een geweldige inspanning van onze
kracht zal edoch en. Het Oosten ontwaakt.
„Intlië voor de Indiërs," zoo klinkt het En
geland tegen, en het trotsohe Albion be
gint zich er van bewust te worden, dat het
imperialisme zdjn krachten op een zware
proef gaat stellen. Zal op Java ook het na
tionaliteitsbesef ontwaken gaan? Zal het
gelukken Chinees en Japanner zioh to doen
schikken onder onze bevelen, gelijk wij tot
heden, al was het niet zonder geweld, daar
in slaagden met de inlanders? Hoe veel be
kendheid met politici-e toestanden, met na
tionale adspiratiee, met godsdienstig fana
tisme wordt niet vereischt om in onze Oost
niet alleen te administreeren, maar werke-
iijk te gouverneeren, en te handelen naar
den regel: „gouverner o'est próvoir". Ik
ben niet in staat, om te beoordeelen, of de
heer Idenburg, wanneer hij zal optreden als
de opvolger van den heer Van Heutz, blij
ken zal de geestelijke stroomingen te kun
nen weerstaan of leiden, welke zich vertoo-
nen vooral op Java.
Zijn opvolger, de heer De Waal Malefijt,
heeft zeker bewezen een man te zijn van
wilskracht en werkkracht. Het gelukt er
niet velen met do betrekkelijk geringe hulp
middelen, waarover hij had to beschikken,
het zóó ver te brengen. Maar wij beloodigen
hem niet, als wij do vrees uitspreken, dat
hij zijn krachten ditmaal overschat. Mis
schien valt hij meê; doch de wijze, waarop
do „Stichtsche Oourant", zijn or
gaan, is opgetreden, geeft ons geen hoogon
dunk van het geëleveerde in zijn denkon.
Dat blad is een zeer enghartig on hartstoch
telijk partijblad, en wij durven niet hopen,
dat de heer Malefijt, nu hij minister is ge
worden, zal afgelegd hebban zijn blinde
ingenomenheid met dr. Kuyper, en zijn be
slisten afkeer van do NecL-Herv. Kerk. Was
het de „Stichtsche Oouran t," niet
die na afloop der Kamerverkiezingen, het
tijdstip gekomon achtte, om dr. Kuyper
weer te verheffen tot minister-president t
En nu zijn wij niet zonder zorg, dat de beide
„gereformeerde" heeren, in wier handen
thans het bestuur over O.-Indië zal komen,
zich niet zullen kunnen weerhouden, om de
plannen der Geref. Kerken in onze
Oost zooveel mogelijk in de hand te werken,
en de andere protestantsohe Kerkgenoot
schappen en belangen met koelheid te be
jegenen. We herinneren ons nog wat de heer
Keuchenius in dat opzicht gedaan,
en beproefd heeft. Wij erkennen
„met ootmoed en berouw", dat
aan de godsdienstige verzorging van Indië
tot heden zeer veel heeft ontbroken; maar
dit is geen reden, om op te treden alsof er
niets goeds werd gedaan, en gedaan wordt
en de „Gereformeerde Kerken" alleen in
staat zijn Java te kerstenen.
Wij zijn dus over het optreden van de
beide genoemde volbloed anti-revolution-
naire en fanatiek-gorcformeerde heeren
niet zonder zorg, en hopen, dat tegenover
heiden en mohammedaan hun christenhart
sterker zal spreken dan hun gereformeerd
kerkelijk standpunt.
„Hot Huisgezin" vestigt do aan
dacht opdeonbevredigonderesul
t a t e n der onderw ij z or se x a -
m e n s.
Eenigon tijd geleden, zegt het blad, circu
leerde in de bladen het bericht, dat er in
de Koloniën zulk groot gebrek is aan leer
krachten bij het lager onderwijs, en dat de
Regeering zou trachten dit tekort aoo spoe
dig mogelijk aan te vullen door onderwij
zers te betrekken uit het moederland. Wie
echter in het afgeloopen voorjaar de uit
slagen bij de onderwijzers-examens heeft na
gegaan, zal met ons de zekerheid hebben
verkregen, dat er van een ruime uitzending
van leerkrachten moeilijk sprake kan zijn.
Daartoe was het aantal der geslaagden, al
thans voor sommige oommissies, veel te ge
ring.
Onwillekeurig dringt zien de vraag op wel
ke toch wel de oorzaken kunnen zijn van zul
ke onbevredigende resultaten. Missen wol-
licht de leerlingen, die zich op de studio
voor onderwijzer of onderwijzeres toeleg
gen, den daartoe noodigen aanleg? Bij zeer
weinigen moge dit het geval zajn: oen feit
is het, dat aan de toelating tot de oplei-,
dirgssoholen, vooral in de la&tsto jaren,
steeds hooger eischen gesteld worden. Gere
geld gaat men daarbij vergelijkend to werk,
en doorgaans kiest men uit hen, die een
voldoend examen aflegden, alleen nog maar
de bosten. Men leze eens de opgaven, die
kweek- en normaalscholen stellen bij de toe
lating en men zal met ons van meening zijn,
dat leerlingen, die dergelijk werk behoorlijk
weten te maken, toch wel na een vierjarige
ernstige studie de onderwijzersakte moesten,
kunnon behalen, en dat afwijzingen onder
hen tot de uitzonderingen dienden to be
hoor en.
Maar ligt missohien de schuld bij do op
leiding? Ook hier kunnen wellicht uitzonde
ringen voorkomen. Dooh regel is, dat aan
die opleiding bijaondere zorg wordt besteed.
Vooral in dit opzicht heeft men in do laat
ste jaren aan vele inrichtingen koeten noch
mceiten gespaard om zelfs aan do hoogste
eischen te kunnen voldoen. Men kiest de
beste leeraren, cn voorziet klassen en leer-
lïngon ruimschoots van uitstekend© leerlin
gen.
Het is zeker 'n opvallend verschijnsel, dat
de procenten der geslaagden bij de Verschil
lende oommissies ver uit elkaar loopen, en
nog meer opmerkelijk is het, dat juist in dio
gedeelten van het land, waar de opleiding
zeker niet het minst verbeterd is, de uit
komsten bij de examens nog steeds onbevre
digend blijven.
Zoo komt men er toe, de hoofdoorzaak te
zoeken bij die examens zolf, en is men ge
neigd to gelooven, dat met de verbete
ring in de opleiding ook do exameneischen
in de bovenbedoelde stieken hooger zijn op
gevoerd, al is dan ook het programma onge
wijzigd gebleven. Als men dit aanneemt,
vindt men daarin ook de verklaring voor
wat zoowel door oandidaton als door oplei
ders wordt beweerd met botrekking tot het
verschil in de eiaohen en de beoOTdeeling bij
de onderscheiden commissies. Do bewering
wordt namelijk geuit, dat in verschillende
inspecties, cn zelfs in één cn dezelfde in
spectie, de kansen om te slagen aanmerke
lijk verschillen. Hoewel het voor ons, dio
buiten het onderwijs staan, veel gemakkelij
ker valt dercoliikc beweringen aan te hoo
rei) dan cr de juistheid van te staven, eiecht
toch wel de billijkheid, dat er naar de waar-
In een tweetal artikelen over het M. CJ.:
rh. O. wijst „D e Standaard." o.a. op
de overlading van ons lager
o n d e r w ij s.
Steeds meer examens moeten worden
afgelegd, en voor dio examens wordt al
meer en meer gevraagd, zoodat een goed
deel van ons onderwijs ontaardt in een
drillen van kinderen en jongelr len, in
)een examen-africhterij van do ergste
eoort. De concurrentie van de scholen on
derling verhoogt den graad, waarin het
kwaad ten gevolge van de concurrentie
in het maatichappelij-k leven zonder meer
reeds zou voorkomen.
Zeker is het voor ieder duidelijk, dat
op deze wijze aan zeer vele kinderen
onzes volks een van de onmisbaarste din
gen wordt ontnomen, waarop zij recht
hebben, t. w. hun jeugd. De gevolgen
hiervan blijven niet uit; doch, menig
een meent, dat we hier te doen hebben
met een ijzeren moeten, waarvoor geen
pardon is.
Dc woorden van een bekend paedagoog,
die de overspanning der jeugdigo hersenen
hekelde, maakt het blad tot de zijne.
Intussehen rijn wij het met den bekwa
men schrijver volkomen eens, dat de
school te dezen opzichte niet de hoofd-
sohuldige is. De school wordt meegesleurd
door den stroom van den tijd, en staat
in zeer sterke mate onder den invloed van
het huisgezin, dat door den tijdgeest be
vangen is, en dat veelal nie? in staat is
haar den geest gezonde kinderen ter school
te zenden.
In laatste instantie mag wel gezegd
worden, dat het kwaad hierin schuilt, dat
de tijdgeest zich van God afkeert, dat hij
de VTeoze Gods beschouwt als niet voor
dit leven van nut, en dat hij daarom do
rust en de kalmte mist, die alleen blijvend
door het vertrouwen op God geschonken
kunnen wonden en plaats maken voor ge
jaagdheid en onrust, als dat vertrouwen
wijkt.
Evenwel, hoeeeer het kwaad niet aller
eerst bij de school gezocht moiet worden,
hoowel van het Christelijk gezin als van
de Christelijke school kan een groote
kracht ter* bestrijding er van uitgaan, en
allerminst mogen deze zich er willoos
overgeven.
Met het ocg daarop kan het niet anders
dan toegejuicht worden, dat ons Christelijk
onderwijs met ernst de oprichting van M.
U. L. O.-scholon ter hand neemt. Deze scho-
len toch sluiten zioh eenerrijds aan bij het
onderwijs, op Hoogere Burgorscholen en
soortgelijke scholen gegeven, zoodat zij zich
geenszins losrukken uit het verband, waarin
alle onderwijsinrichtingen met elkaar moe
ten staan, zal geen ongeregelde toestand ge
boren worden; terwijl zij anderzijds den
weg opgaan, waarop op den duur het
kwaad der intellectueel© overbelasting mot
suoces zal kunnen worden bestreden.
Nu beelde men zich intusschen niet in,
'dat de kinderen m deze M. U. L. O.-klassen
min of meer van het leeren af zullen rijn,
en met zeker medelijden neer zullen kunnen
rien op hun makkers, die zoozeer voor
allerlei examens moeten „blokken"; want
het mag niet uit het oog verloren worden,
dat het maatschappelijk leven zelf al hoo
ger eischen stelt, die voortvloeien uit de
steeds voortgaande ontwikkeling en diffe-
rentieering van het leven; eischen, die
goed rijn, daar zij rijn te danken aan het
krachtig opbloeien van hetgeen God zelf in
het loven ingelegd heeft.
Alleen maar, als het M. U. L. O. onder
wijs in goede banen geleid wordt, zal het,
om zoo te zeggen, het maatschappelijk on
derwijs in het hart raken, terwijl veel van
bet andere onderwijs het doel ten eenen-
male voorbijstreeft. En gesteld nu al, dat
ook het M. U. L. O. onderwijs aanvankelijk
te veel toegeeft aan den verkeerden gee3t
yan opdrijving, die onzen tijd kenmerkt,
dan zal dit eenerrijds met te veel schaden,
omdat geen overtollige kennis wordt aan
gebracht en in ieder geval in de goede
richting gestuurd wordt, recht op het doel
aan, terwijl anderzijds de zaak zich op den
duur zelf zal schikken, juist omdat zij met
60)
„Hoor eens, von Tübingen," antwoordde
hij, „er is iets vreemds in het boeket! Men
heeft er een geurtje bijgevoegd. Ik zal
dadelijk eens proeven. Ja juist, doch slechts
weinig. Een atoom geparfumeerd. Maar
toch een zeer drinkbaar wijntje! Prosit,
von Tübingen!"
De heer des huizes ergerde zich nog
moer, maar hij wist wel hoe hij revanche
kon nemen. Hij was daarop reeds ingericht.
Hij had een dozijn sigaren, voor den post
bode bestemd, van gele lintjes voorzien en
iri een fraai kistje gelegd. De sigaren war
ren groot, zwart en konden slechts door
kraohtige menschen buiten gerookt worden.
Dat kistje wilde hij Kielmann voorzetten.
En von Tübingen verheugde zich nu reeds
op het gelaat van den ouden man, als deze
met groot genot de eerste trekken zou ge
daan hebben. „Wacht maar, mien jong,'
Kcide hij tot zichzelven, „ik zal je wel krij
gen. Geparfumeerde wijnen bij mij Ker
men en spuwen zult gij, mien jong 1"
Maar de kreeften waren goed en men
prees ze algemeen. Bcrnd en Dieter hadden
elk een schaar veroverd en twistten er over,
wie de grootste had gekregen. Trude Palm,
d o naast barones von Gries zat, deed alsof
rii reeds honderdmaal kreeften had gege
ten, en bewerkte haar schaaldier met het
mes; het mes gleed uit en het kreeften-
fragment vloog in de hoogte en in sierlijke
hogen op Reinbolda bord, die aan den an
het maatschappelijk leven regelrecht ver
band houdt en daarmee als het ware op en
neer gaat.
Daar komt nog bij, dat dit M. TJ. L. O.
onderwijs niet in examen-africhterij zal
verloopen. Immers, hoezeer do geest van
examen-doen ook ons leven moge gaan be
heers chen, er'zal altijd een enorm veld van
maatschappelijken arbeid open blijven, waar
de differentieering zóó ingrijpend is, dat
het onmogelijk is, hen, die zich tot dien
arbeid begeven willen, aan een eenigsrins
practisch examen te onderwerpen, tenzij,
dan aan het examen, dat iedere inrichting
van onderwijs, met het oog op haar getuig
schriften, zelfstandig afneemt van vertrek
kende leerlingen: een examen dus, dat niet
de bezwaren van het gewone, zoo gewraak
te, examensysteem met zich brengt.
In het vorig Overzicht maakten wij mel
ding van een driestar „Achter de Schermen."
uit „Het Centrum", handelende over een
correspondentie uit Breukelen aan „Do
Tolegraa f".
Daarom moeten wij nu vermelden wat een
nieuwe correspondentie uit Breukelen aan
laatstgenoemd blad inhield. Dit nl.
„Het Centrum", een godeelte overne
mend van ons artikeltje, voegt daaraan toe
do beminnelijk-naïeve, edoch goedkoope op
merking, dat het overgenomen „brokje" vol
doende is, om aan ieder, die het district
kent, duidelijk te maken, hoe absoluut on
kundig schrijver van dat stukje is omtrent
don werkelijken toestand.
En toch moeten -wij beslist volhouden, dat
het denkbeeld, om den vacanten zetel van
Breukelen, door een R.-Kath. te doen be
zetten, wel degelijk het eerst door de redactie
van „Het Centrum" is geopperd met
hot vooropgezette doel, het bedoelde lid van
Ged. Staten, thans door dat blad met name
genoemd, het mandaat te bezorgen, waarop
do anti-rev., krachtens het gesloten stembns-
contract) in Juni, recht meenen te hebben
tot 1913.
Dat reeds bij de groote, algemeene verkie
zingen de „neiging" der Katholieken in Breu
kelen „sterk" was naar een eigen candidaat,
is eenvoudig uit de lucht gegrepen. In elk
geval heeft, buiten de redactie van „Het
Centru m" dan, ten minste niemand iets.
van die „sterke neiging" waargenomen.
Het omgekeerde is zelfs het gevaL
De R.-K. toch hadden reeds lang den heer
De Waal Malefijt opnieuw gecandideerd (met
algemeene stemmen) vóór de anti-rev. kics-
vereenigingen in dat district vergaderd had
den. En minstens een maand was de heer
Malefijt reeds door de R.-K. candidaat ge
steld, vóór dat de centrale anti-rev. kics-
vereeniging besloten had, het zittend lid
opnieuw de candidatuur aan te bieden.
Wij meenen zelfs uit goede bron te weten*
dat de anti-rev. over die voorbarigheid, om
bepaalde redenen, die wij thans niet zullen
noemen, allesbehalve gesticht waren.
Een van die „sterke neiging" in het dis
trict kon ook nog absoluut niets geble
ken zijn, toen „Hot Centrum" hot donk-
hoeld roods in het openhaar besprak. Dat kan
o. m uit het volgende zoo duidelijk moge
lijk blijken:
De benoeming van den hoer De Waal Male
fijt, tot Minister van Koloniën, stond in de
„Staatscourant" van Donderdagavond
12 Aug. en den daarop volgenden dag bracht
„Hot Centrum" het bericht ter konnis
zijner lezers. En in datzelfde nummer kwam
reeds dadelijk de eerste driestar voor pver
dit onderwerp.
Hoe ter wereld kan dan reeds van cenige,
laat staan van een „sterko" neiging in het
district sprake zijn, terwijl het bij nog hoe
genaamd niemand bekend was in het district.
Dat „Het Centrum" zich thans tracht
te verschuilen achter do slottirade van zijn
eerste driostar, waarin terloops gesproken
word van een „medicus, een militair of een
landbouwer", is slechts een uitvlucht. Voor
eerst moest bedoelde zin dienst doen, om de
aandacht van den opzet min of meer aï
te leiden. Maar ook behalve dat, zou de
candidaat (hij zit immers in het bestuur
van do Centrale Raiffeisenbank, straks wel
degelijk als de speciale candidaat voor land-
bouwersbelangen, den boeren en koopera en
buitenlui in het district worden aanbevolen.
Wij zullen voorloopig niet verder op do
zaak ingaan, maar als „Het Centrum"
deren kant van Truusje zat. Reinbold nam
dat echter niet kwalijk, maar riep lachend:
„Komt een vogel gevlogen,'' wat mevrouw
von Lobusen ongepast scheen te vindon,
want zij trok haar neus op.
In deze mimische beweging bezat zij een
gioote oefening.
Mevrouw von Seesen had haar opgerolde
handschoenen in haar Rijnwijnglas gescho
ven.
„Wil dat zeggen, dat u als onthoudster
wenscht besohouwd te worden, mevrouw?"
vroeg Haarhaus.
„Ja, mijnheer; ik gebruik slechts éón
glas champagne. Ik wil een helder hoofd
behouden en alleen een kleine opwekking
hebben."
„Ah zoo; ik begrijp het. Al mijn zonden
schieten mij te binnen. Ik vrees, dat het
feest tragibch zal eindigen. Moet ik werke
lijk de barones voor mijn rekening nemen?"
„Beste doctor, dat is afgesproken. Wees
geen spelbreker l U heeft het het gemakke
lijkst. Doe eenvoudig een beroep op het
hart van moeder en grootmoeder! Vertel
de barones zeer veel van den kleinen
Eberhard 1"
„Goed; naar ik hoop, vind ik dé geschikte
verbindingsbrug. Dat is altijd het moeilijk
ste. Ik weet niet goed, hoe ik mij uit mijn
honderd leugens cal redden. Ik zou kunnen
zeggen, dat ik uit vriendschap voor Max
gelogen had. Doch de leugen epreekt het
wezen der vriendschap tegen."
„In dit geval was rij slechts een strate
gisch wapen. Maar ik verdedig haar daar
om niet. Maar, veranderen wij van thema;
mevrouw von Lohusen luistert. Zij mag
mij niet lijden. Zij heeft het mij nooit ver
geven, dat ik om mijn overleden man
slechts een halfjaar in den rouw ben ge
weest. En zelfs daarmee voldeed ik met
geheel aan rijn laatsten wil."
„Verlangde hij geen?-'
„Neen, hij wilde niet, dat ik rouwde," zei-
de mevrouw von Seesen. „U zal zeker wel
van hem gehoord hebben. Hij was een eigen
aardig mensoh, met groote gavenmaar wij
begrepen elkaar niet. Dat moet meermalen
voorkomen in moderne huwelijken, en daar
om heb ik ook nooit over hem geklaagd.
En ik geloof, dat hij rich ook over mij niet
kon beklagen, nadat ik maar eerst overwon
nen had wat overwonnen moest wor
den. Welnu, zooals gesegd, hij wil
de niet, dat ik door uiterlijko teekenen
om hem rouwde; hij philosofeerde gaarne
en beschouwde den dood niet als verdel
ger, maar als een lieflijke genius, die ons
in nieuwe levenssferen brengt. De leer van
de zielsverhuizing had altijd iets bijzonder
aantrekkelijks voor hem."
„Ah, hij geloofde aan een voortleven van
de ziel in een nieuw omhulsel?"
„Ja en hij had zelfs een volkomen theoso-
phisch systeem ontworpen. Bij hem wisselde
een onstuimige levenslust met diepzinnig
nadenken af. Zoo verlangde hij onder an
deren ook, dat ik weer zou trouwen, om
zijn dolende ziel aan den invloed van de
mijne te onttrekken; want, ofschoon wij
elkaar, zooals ik reeds zeide, zeer weinig
begrepen, was hij toch overtuigd, dat tus-
schen zielen, die in het lichamelijk leven
om zoo te zeggen aan elkaar gewoon waren
geraakt, een verbintenis ook na den dood
nog bleef bestaan."
Haarhaus schudde 't hoofd. „Eigenaardig!
Ik kan mij wel vooretellen, movrouw, dat
gij..." Hij hield op, dronk een teug uit zijn
glas en zeide daarop met een lachend ge
laat: „Ik zou dezen laatsten wil toch ree-
pecteeren."
Een vluchtig lachje gleed over hot gelaat
der jonge weduwe.
„Dat kan ik niet meer. Hij, die voor mij
bestemd was, is reeds verzegd."
„Wilde hij, dat Max u..."
„Ja, hij had dat in een spiritistische
6Óanoe met den geest van den overleden
Karl August von Tübingen overlegd. Door
Karl August, die een Seesen als stiefdoch
ter bezat, was namelijk Langenpfuhl voor
de Tübingens verloren gegaan. Zooals ik u
dit alles vertel klinkt het meer dwaas dan
ernstig. En toch kan ik u verzekeren, dat
ik moeite moest doen, mij over het heime
lijke afgrijzen heen te zetten, dat destijds
mij lang gevangen hield. Ik zag spoken in
den zonneschijn en zij verdwenen pas, toen
ik Max gelukkig in het huwelijksbootje had.
Begrijpt gij nu, waarom ik zooveel moeite
deed om dit huwelijk tot stand te brengen?
Ik wilde mij dadelijk van den dcmonischen
invloed van een ziel vrijmaken, welke ik
nog altijd meende te bespeuren."
Beiden hadden zoo opvallend zacht met
elkaar gesproken, dat men op hun discours
in het algemeen gegons der conversatie niet
lette. Nu richtte graaf Teupcn een vraag
tot mevrouw von Seesen en deze wendde
zich van Haarhaus af. De doctor was in een
merkwaardige stemming. Hij had van haar
overleden echtgenoot schier iets ongeloof
lijks gehoord, ongelooflijks van de dolle
drinkgelagen in Langenpfuhl, welke met
spiritistische séances en goochelspel afwis
selden. Men vertelde zelfs, cfcat Seesen aan
de gevolgen van een geheimzinnig „levens-
verlenginerselixer" was gestorven, hetwelk
een van zijn gasten, een Fransche kwakzal
heid van zulke meeningen een ernstig en dee-
kundig onderzoek worde ingesteld.
Waar ook behaald, de akte geeft overal en
voor allen dezelfde bevoegdheid; derhalv&
dienen ook de eischen en do booordeeling bij
alle commissies zooveel mogelijk gelijk te
rijn.
En nu zegge men niet, dat de Regecring
dit natuurlijk opk wenscht, cn dat zij juist
daarom voor allen hetzelfde programma
heeft vastgesteld. Ieder, die ook maar
eonigezins met onderwijszaken vertrouwd is,-
weet maar al te good in welke vage termen
dergelijke programma's vervat zijn, en dat
dus een deskundige nogal aardig kan va-
lieeren in moeilijkheid van vragen cn op
gaven, zonder nu juist buiten zijn boekje to
gaan. Zelfs al zou men aannemen, dat alle
oommissies in heel het land er naar strovcn,.
de gelijkheid zoo groot mogelijk te doen
rijn, c'an nog kan bij sommigen de schijn
van ongelijkheid blijven bestaan, en ook
dere moet vermeden worden.
Is dit mogelijk? Wij meenen van ja, en
zelfs met behoud van het overige in do
exameninrichting.
Voor do hoofdakte, en ook bij sommige
andere examens, worden behalvo de data en
de plaation voor het examen vooraf do oom-
missie-leden 'en hun plaatsvervangers be
kend gemaakt, terwijl de candidaat vrij
blijft in de keuzo van de plaats, waar bij
rich wil aanmelden. Hij is aan geen pro
vincie verbonden.
De candidaation der wijzer evenwel mist
deoe vrijheid. Hij is gehouden zich aan to
mcJden bij een bepaalde oommissie, welkor
deskundigen hem niet bekend zijn. En juist
hierdoor geeft men aanleiding tot bovenbe
doelde beweringen.
Waarom zou het nu niet mogelijk zijn voor
beide examens een gelijke regeling te tref
fen
Nog eens, wij herhalen het, wil men bij
het bestaand examenstelsel niet den schijn
op rioh laden van meten met verschillende
maton, dan dient men bij het examen voor
onderwijzer vooraf bekend te maken èn do
plaatsen, waar geëxamineerd zal worden:
èn de oommissie-led en met hun ploatsver-
vangors, bonevens do deskundigen.
Verder late men den candidaat gohool vrij
in de korrae van de oommissie, aan wier on-
deiz^ok naar rijn konnis hij zioh wenscht to
onderwerpen.
Ten slotte nog eon vraag. Waarom is er
bij het onderwijzersexamen onderscheid tus-
rchen commissieleden en deskundigen? Is bij
dit examen een deskundige niet in staat
om de functie van commissielid to vervul
len? Of zoudoQ dan wellicht de commissie
leden niet deskundig zijn
Het lag hoegenaamd niet in onze bedoe
ling door het bovenstaande oen blaam te
werpen op school-autoriteitcn of examinator
ren. Wij meenden enkel het ocg' te moeten'
vestigen cp een onbillijke ongelijkheid, wel
ke »oo epoedig mogelijk dient te worden:
weggenomen.
Het „Utroohtsoh Dagblad" maakt'
de opmerking, dat do minister van
landbouw rich in het houden van ton-
toonstollingsredevoeringon wol
wat boperkon kon, en schrijft:
Het is zeor prijzenswaard, dat Z.Exo. kon
nis wil nomen van de bedrij fsvordcring, zoo
als die op de allerbelangrijkste tentoonstel
lingen ook somtijds wel is to zien. 't Is
ook verklaarbaar, dat hij bij die gelegenheid
wel een woordje wil zoggen, als cr inderdaad
iets zeer belangrijks to zeggen valt. Maai;
in do laatste jaron ziet men den landbouw
minister trekken naar allerlei hoogst middel
matig© tontoonstellinkjes, dio in niets den'
vooruitgang dienen cn veeleer voor drie
kwart pretgelegenheden zijn. En overal is 't
do minister, die opent, die roemt ook waar
niets to roemen valt, die den schijn der
dogolijkhcid ophoudt ook waar geen degelijk
heid is, die pluimen steekt op den hood
van ijdolo bestuursleden, dio geur en kleur
geeft aan het tentoonstellingsprotje; kortom,
dio het zoerr gewaardeerde f oostnummer wil
rijn.
Onhandige besturen laten zelfs na daar
doekjes om te winden. Vanmorgen gewerd
ons een programma voor oen op 6, 6, 7, 8
on 9 September te houden landbouwtcntoon-
ver, die rioh graaf Péhouso noemde, had ge
fabriceerd. Lq Langenpfuhl was altijd een
wonderlijk gezelschap van avonturiers bij
een. Maar dit eeno beweerde men algemeen
van den overledene, dat zelden iemand zoo
als hij de kunst had verstaan, om de geesten
te beheerschen. En werkelijk moest ook zijn
invloed op rijn vrouw bijzonder groot zijn
geweest; andera had rij zeker op een schei-
ding van hom aangedrongen.
Haarhaus was stiller geworden. Hij dacht
er over na, wat hein aan mevrouw von See
sen aoo interessant scheen. Misschien betod-
verde hem slechts het eigenaardige van.
haar verschijning. De groenachtige tinteling
in haar oogen verborg in zekeren zin hon
derd onbeantwoorde vragen. Het maakte
den indruk alsof het bedaarde en rustigo
van haar wezen slechts sohijn was, alsof in
de diepte van haar ziel nog veel op te los-i
sen, te reinigen viel.
Het schrille orgaan van den kantonrech
ter klonk boven de andere stemmen uit.
Riedecko schonk den champagne in de glw
zen on Kielmann hield weer eens een toost,,
ditmaal over de voorrechten van de sterke
merken. Hij dronk gewoonlijk altijd Mumm:
oordon rouge of Pommery goüt américain.
„Laat dan uw Sillery staan!" schreeuwde
Tübingen met een rood hoofd over de tafel.
„De Hemel beware", kraaide de kanton
rechter terug, „men moet aan alles wen
nen!" En hij dronk zijn glas leeg, schudde
zich en kneep vervolgens vergenoegd de
oogjes toe.
(Wordt vervolgd.)