wij doodgeschoten worden," en nu hield de vrees hem terug. Zoodra zij in de stad waren werd de buit eerlijk verdeeld. Pierre vond zijn misdaad zoo verschrikkelijk niet meer, nu hij de be looning had gekregen- Maar zoo gauw zijn zooveel moediger en brutaler makker hem verlaten had, zakte Pierre de moed in de schoenen en leek hem 'de wandaad toch wel heel erg. Hij dacht, dat iedereen, die hem voorbijkwam, hem aankeek, en hij hoorde overal het woord -/verrader", in het geratel van de wielen, in de muziek als er soldaten voorbijkwamen; kortom in alles. Eindelijk was hij thuis. Vader was uit en Bij had dus gelegenheid om gaüw het ont- yangeno te verbergen. Nooit was Pierres vader zoo vroolijk ge weest als juist dien dag, want de zaken ivan het land gingen weer beter. Onder het eten beschouwde de oud-soldaat zijn ge neer, dat aan den muur hing, en zei tot zijn zoon: „Hè, jongen, was je maar groot, dan kon je nu meehelpen de Pruisen te verslaan." Tegen aoht uren begon het kanongebul der. „Nu wordt er gestreden te Aubervil- liers," zei vader, die alle vestingen in de buurt kende, weer. Pieire werd bleek, wendde hoofdpijn voor en ging naar bed, hoewel hij niet in staat was een oog dicht te doen. De kanonnen bulderden nog al tijd door. Hij stelde zich voor; hoe de Bobutters den aanval wilden doen, maar nu, door zijn toedoen, zelf in een hinderlaag vielen. Hij zag, hoe de vriendelijke ser geant van dien morgen neergeschoten werd en dood in de sneeuw bleef liggen, en nog vele anderen met hem. Hij begon luid te jveenen. „Wat scheelt je toch?" vroeg de oude vader, die eens naar zijn zoon kwam kijken en hem zoo zag huilen. Pierre sprong uit zijn bed en wiep zich voor zijn voeten. Hij stootte tegen den stoel aan en daardoor polden eenige geldstukken uit zijn zak. „Wat is dat? Heb je gestolen?" vroeg de oude man bevende. Nu vertelde Pierre wat hij gedaan had., Zijn rader hoorde too. Toen hij zweeg,- verborg hij het gezicht in zijn handen en weende. „Vader, vaderwilde het kind be ginnen. De oude stootte hem van zich af en raap te het geld op. „Is dat alles?" vroeg hij. „Ja," antwoordde Pierre. De oude nam lijn geweer van den muur en stak het geld in zijn zak. ..Ik zal het hun teruggeven", zei hij. En, zonder verder nog iets te zeggen, of zonder nog eens om te kijken, ging hij ten strijde en nimmer heeft iemand hem terug gezien. LIEVELINGSDIEREN. Het glanstij dp eik der kostbare kleine schoothondjes en der langharige angorakat ten loopt althans in Engeland ten eindede toongevende dames der Engelsche aristocra tie zien om naar meer origineel© soorten, die zij tot haar lieveling kunnen bevorderen. En aan originaliteit op dit punt ontbreekt het niet. De hertogin van Marlborough heeft- een bijzondere voorliefde voor slangen; in haar park te Blenham brengt zij ook dagelijks eenige uren door met de vlugge gazellen, die tegenover haar meesteres haar schuwheid afleggen. Maar die gazellen zijn niet de eenige bewoners van het park; in ue scha duw der hoornen, aan den oever der vijvers ziet men de groteske figuren der pelikanen- Lady Warwick, de beroemde socialiste, heeft een groote liefde voor witte dieren; oli fanten, witte pauwen en alle sooften van witte vogels vallen in haar smaak; boven aan staat een witte papegaai, die al een eeuw oud moet zijn. Beroemd is de collectie slangen van lady Cadogan; de eigenares mag deze dieren bij zonder gaarne als sieraad dragen en laat zich nu en dan met een slang om den hals photographeeren. Behalve die slangen houdt ze veel van een paar hagedissen- Lady Cottenham verzorgt met veel liefde haar marmotten, terwijl lady Churchill ge lukkig ia, als zij haar jongen krokcxül in haar nabijheid weet. Een aap uit Senegal ie de lieveling van lady Hope; mrs. Rose Hobbard verzamelt ganzen en miss Rosa Brougliton hangt met teedere liefde aan een hyena, die zij uit Turkije heeft meegebracht. Voor vischliefhebbers. Onze voorvaderen hielden van „een goe den dronk en een hartelijken beet" en zelfs berijmden zij beide in „toegepaste" poëzie. Uit een ouden almanak van 1691 wordt over genomen het vers, dat aan den voet van de maand-kalender-bladizijden wordt vermeld: Januarius. LJ boeking goet. In January seyt men wis, IJbocking op zijn besten is, Maer seecker ick noch liever kaeu De heylboth soet, de Cabbeljaeu. Februarius. Tarboth goet. De Tarru-both praelt in Februaer, En is dan op syn best in 't jaer, 'Maer Schelvis, Spiering en de Ael, Zijn op haer best nu al te mael. Marti us. Salm goet. De Salm is 't êeltste in de Maert, Yet, root van snee, schoon van staert, De Braesem smaekt me wonder soet, Soo oock het jong Lamsboutje doet., Aprillis. Both goet. De Both, en Esselingh en Steur, Heeft in April de meeste keur, De Elft die komt mee voor den dagh, Daer ick veel liever Bout voor magch. Mayus. Snoeck goet. De May in 't schoonste van 't ge blos, Verschaft ons snoeck en blanke Pos, Schol, "Wytingh, vers en delicaet. Eet, Vrouwtje, eet met middelmaet. Junius (Wiedemaent). Baers goet. In Juny is de Baers op 't best Maer ziet syn vinnetjes u niet quest, De Tong en Carpers smaken mee, Den Buysman gaet om haeringh 't zee. Julius. Haringh, goet. In July sma-ekt dén Grundel schoon, Maer echter Haringh spant de kroon. Makreel en Ael en Palingh vet, Die werfc niet aen een kant geset. Augustus. Vooren goet. Den Vooren in Augustus smaekt, De Zeelt wordt dan oock niet gelaeckt. Al is het Visje zwart van vel, Het Scherretje smaeckt nu oock me weL September. Schelvis goet. September schaft ons ScheUevis, Die blanck en op syn besten is, De Wytingh en de Pieterman, De oesters komen nu meer an. October. Kreeften goet. October geeft ons Oreeften goet, Pytoren en Entvogels soet, Het Snipje, met den nieuwen wijn, Voor die het heeft, heel smaeckelijk zijn. November, Gansen goet. November, Gansen nu gebraên, Oock Verkens, en aen 't Beesten slaen; De Vinken, Reyger en Patrijs Die smaecken nu na d'ouden wijs. December. Kabel jouw goet. Deze maand geeft geen nadere rijm op de 'deugd van genoemden visch, evenmin als November en October dit gaven; daar speel de „het wijd" de baas. Tot recht verstand zij opgemerkt, dat Pytoren waarschijnlijk zijn „Putoren of Roerdompen", een soort moeras- of waadvogel, evenals de snip. Wenken bij brand. In het „Journal des Sappeura et Pom piers" kwamen eenige wenken voor aan gaande het blusschen van branden, die voor hen, welke ze niet kennen, van nut kunnen zijn. Wanneer een brandende petroleumlamp valt of springt, schieten er plotseling ge-' weldige vlammen op. Het is doelloos, ja zelfs gevaarlijk om er water op te werpen;, daar de brandende petroleum op het wa ter drijft, zou bet vuur slechts een grooter oppervlak verkrijgen en zouden de vlammen nog meer voorwerpen aantasten. Het beste middel om petroleumvlammen te blussohen^ is te trachten ze te verstikken, wat men be reikt dloor er een samenhangende massa op te werpen, zooals bijv. sand, asch, meel, aarde uit bloempotten of door de vlammen te overdekken met liefst snel natgemaakte kleeren, zakken, dweilen, dekens, en derge-; lijkc. In de keuken, waar de meeste onge-i lukken met petroleumlampen en kooktoe- stellen voorkomen, is een kan melk een goed bluschmiddel. Wanneer men het bij de band heeft, doet een syphon spuitwater goede diensten, aangezien het daarin aanwezige koolzuur de vlammen dadelijk dooft. Zijn! gordijnen in brand geraakt, zoo aar ze le men niet ze neer te trekken en met de voeten het. vuur uit te trappgn. Wanneer iemands kleeren in brand, zijn geraakt, zoo sla men er onmiddel lijk een wollen (geen katoenen) beddeken,, reisdeken, overjas of dergel. om heen en wikkele hem er niet weer uit, voordat men zeker weet, dat de vlammen wegens gebrek aan lucht zijn gedoofd. TAFELGEREI. Een met helder linnen gedekte en met, bloemen versierde tafel, waarop mooi tafel-, gerei prijkt, geeft direct een feestelijke stemming door haar mooien aanblik. Dit ta felgerei, dat voor ons onontbeerlijk is, heeft echter niet altijd bestaan; het heeft een ge- schieidenis, zelfs de tafel. De oudo Grieken5 en Romeinen zaten op kussens, waarvoor lage banken stonden, die als tafels dienst deden. De eerste tafel in den tegenwoordi- gen vorm werd eerst tegen het jaar 1000 gebruikt. Van het eetgereedschap heeft de lepel het langste verleden. In Egypte en bij de oud-, Noorsche volken had de lepel den vorm! van een drinkschaal en was hij uit koper, of een edel metaal gemaakt. De oude Ger-- manen sneden ze uit hout. Later kwamen* de messen in gebruik. Vreemd is, dat de vork haar heerschappij eer3t in de 16de' eeuw zag beginnen over alle landen. Vóórj dat tijdstip werd het voedsel met de vin-j gerB naar den mond gebracht. De glans der! klassieke oudheid verbleekt zeker, wanneer men aan de tafel van de hoogste heer en' van dien tijd denkt. In den voikloozen tijd j kwamen na den maaltijd schalen met water' op tafel, waarin men de vingers schoon maakte. De vork, een vinding van een Flo- rentijnschen goudsmid, was zelfs aan het' hof nog een zeldzaamheid; eerst in het be-, gin der 16de eeuw kwamen ze algemeen in; gebruik. Ze gold echter nog langen tijd voor' overbodig en werd als een weeldeartikel be schouwd. Koningin Elisabeth moet tde eerste Engelsahe geweest zijn, die zich van een vork bediende; de Chineeaen en Japanners gebruikten, zooals tegenwoordig nog, hou ten stokjes. Ook de glazen, die tegenwoordig in zulke prachtige vormen en in groote menigte de tafel versieren, waren tot de 15de eeuw nog zeer zeldzaam. Men gebruikte toen houten en tinnen bekers. De rijken en voornamen bezaten prachtige drinkbekers uit goud en zilver, die tegenwoordig nog om de kunst volle bewerking bewonderd worden. Borden en schotels werden vroeger van metaal ver vaardigd; het meest van zilver en tin- Veel later kwamen de zoutvaatjes en azijn stellen, die tegenwoordig in allerlei vor men en metalen onontbeerlijk zijn bij een maaltijd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 16