ZO N D AG5 BIA D
1EID5CM DAGBIAD
f Ho. 15195.
4 September.
JLxmo 1909.
:iT> ff;
j- VAN HET
'*;i 11;# 11'
DE JONGE VERRADER.
ifc
^~^'^'^~O<X>O<><X>C<X>O0www
Pierre was een echt Parijsche straatjon
gen; men zag aan hem, evenmin ais aan
zijn kameraden, hoe oud hij precies was.
Men kon wel eenigszins vermoeden, dat hij
tusschen de tien en de achttien moest zijn,
maar nader zijn leeftijd te bepalen, waa
onmogelijk.
Zijn moeder was dood en Pierre woonde
nu met zijn vader, een oud zeesoldaat, op
een plein in den Temple. Iedereen uit de
buurt kende den vader van Pierre en hield
van hem, want men wist, dat de mond, die
geheel verborgen was achter de groote kne
vels, bet glimlachen nog niet had verleerd
en dat er een hart van goud klopte onder
zijn oude plunje; een liart, dat wel grooten-
deels toebehoorde aan zijn Pierre, maar
dat toch ook plaats had voor nog anderen.
„Wat hield de oude man van zijn jongen 1
En hoe gelukkig was hij, als zijn lieveling
uit de scihool thuis was gekomen en met
hem diepzinnige redeneeringen hield over
alles, wat hij dien dag geleerd had 1
Toen kwam het beleg. Alles werd anders
en niet beter. De oude sprak niet dan vol
haat over die „Prussiens", die zijn heer
lijk, gemoedelijk leventje zoo ruw verstoor
den en verwijdering teweegbrachten tus
schen hem en zijn Pierre, want deze was
van een heel andere gedachte en vond het
heerlijk, dat de stad belegerd werd. Nu had
haj immers altijd mcantie, en op straat
kon .hij allerlei Ikattekwaad uithalen, zonder
dat brij daarvoor een pak slaag opliep,
's Avonds kwam hij niet meer, zooals an
ders, gezellig praten; maar hij liet den
ouden man al meer en meer aan zijn lot
over en zocht zijn heil bij de kameraden,
die, evenals hij, met volle teugen genoten
van hun vrijheid. Zij liepen met de soldaten
mee, die naar de wallen gingen, en wisten
precies te zeggen welk regiment de mooiste
muziek had en welk de slechtste. Maar zij,
of ten minste de kameraden, deden nog wat
anders. Waar was prachtiger gelegenheid
om te dobbelen dan op het plein \an het
Ch&teau d'Eau, de verzamelplaats van alle
it raat jongens?
Altijd kon men er Pierre vinden, maar
hijzelf speelde, hij gebrek aan geld, nooit
mee. Wel keek hij er altijd naar met oogen,
waarin te lezen stond, hoe graag ook hij
een kansje zon wagen.
Eén jongen vooral bewonderde hij, een
grooten, brutalen jongen, met groote spij
kers onder zijn schoenen, waardoor hij de
jaloezie van alle andere jongens opwekte.
Eens liet één van de jongens een geld
stukje vallen. Toevallig rolde het tot voor
de voeten van Pierre, die het opraapte. De
brutale jongen, die dat zag, zei: „Dat zou
je wel willen hebben, hè? Welnu, als je zin
hebt, zal ik je zeggen, hoe je er aan kunt
komen."
Toen h'et" spel uit' was, ging hij met Pierre
naar een stillen hoek van het plein en
stelde hem voor, met hem kranten te gaan
verfcoopen aan de Pruisen. Telkens als hij
l krijgen.
Eerst weigerde Pierre verontwaardigd en
bleef hij drie dagen uit de buurt van het
plein, waar hij wist, dat zijn verleider al
tijd was.
Die drie dagen leken hem drie jaren.
Overdag at noch dronk hij; telkens liep hij
den kant van het plein uit, om dan zoo
gauw hij kon weer terug te keeren. 's Nachte
droomde hij, dat de goudstukken in een
blinkende rij op hem afkwamen rollen in
snelle vaart en hem wilden verpletteren
onder liun gewicht. De onrust werd hem
te sterk. Er moest een eind aan komen. Den
vierden dag ging hij weer naar het plein
zag den grooten jongen weer terug en... liet
zich door hem verleiden.
Zij vertrokken 's morgens vroeg onder
een sneeuwbui, met een zak op den rug en
de kranten verborgen onder hun kielen.
Toen zij de stad zouden verlaten, begon
het al licht te worden. De jongen nam
Pierre bij de hand, ging met hem naar den
schildwacht, een goedig uitziend man, en
begon op lijmerigen toon:
„Ach, mijnheertje, laat ons toch voorbij
gaan. Moeder is ziek en vader is dood. Jk
wilde eens kijken of mijn broertje en ik
niet wat aardappelen zouden kunnen vin
den, buiten. Hij begon te huilen. Pierre
boog bij al die leugens beschaamd het
hoofd. De schildwacht monsterde hen met
scherpen blik en zei: „Vooruit maar, de
,weg is op het oogenblik vrij."
Als in een droom volgde Pierre zijn mak
ker en keek naar de verschillende werk
plaatsen, die als kazernes werden gebruikt,
zonder te weten, dat hij zag. Van tijd tot
tijd kwamen zij voorhij schildwachten, die
de armoedig gekleede jongens ongemoeid
verder lieten gaan.
De groote jongen, die uitstekend op de
hoogte was met den weg, vond het echter
beter niet den straatweg te houden, maar
binnenwegen te volgen. Toch konden zij
niet ontsnappen aan een post schutters, die
zioh in een breede linie over bet veld had
uitgebreid. Dezen wilden de jongens niet
door laten, hoewel de groote weer zijn leu
gens begon te vertellen. Juist kwam een
oude sergeant uit het wachthuis, die heel
veel geleek op den goeden vader van Pier
re. Zoodra deze hen zag, zei bij: „Komt,
jongens, huilt maar niet, ik zal je voorbij
laten gaan naar je aardappölen, maar komt
je eerst eens warmen. Die jongen ziet er al
heel koud uit 1"
Helaas! Het was niet de kou, die Pierre
deed beven; maar de schaamte. In het
wachthuis zagen zij eenige soldaten rondom
een vuur zitten, die dadelijk, toen de kin
deren binnenkwamen, plaats voor hen
maakten en hun wat koffie gaven, om wat
bij te komen. Terwijl zij bezig waren, die op
te drinken, kwam een officier den sergeant
roepen, sprak heel zachtjes met hem en
ging toen weer heen.
„Jongens," zei de sergeant vroolijk, „het
zal vannacht spannen. Men is het wacht
woord van de Duitsehers te weten gekomen
en nu zullen we hen wel leeren."
Iedereen riep hoera, danste, zong en
haalde van alles uit. De kinderen b nntten
zich dien tijd en verlieten het .wachthuis.
Zij liepen voort door het veld, tot zij eei^
eind verder een langen, witten muur zagen,,
waar zij moesten zijn. Telkens hielden zij op;
en deden dan, alsof zij aardappelen op-<
raapten.
„Laten we toch terugkeeren," barstte op-,
eens Pierre uit.
Zijn makker haalde de schouders op en
liep door.
Eensklaps hoorden zij het tikken yan een
geweer, dat geladen werd.
„Buk!" riep de groote jongen en hij ging
zelf op den grond liggen. Toen floot hij.
Van den overkant van den muur klonk
eveneens een scherp fluiten. De jongens:
kropen voort en bereikten den muur, waar
zij tegengehouden werden door twee
Pruisen, die den grooten jongen echter da-:
delijk herkenden en genoegen namen met|
de mededeeling, dat de kleinste de broer!
was van den grootsten. Zij gingen over den
wal heen en kwamen zoo in het kamp der;
Duitsehers. De soldaten zaten in tentem
rondom groote vuren kaart te spelen of:
hun potje te koken, de officieren waren in.
mooie huizen gehuisvest, speelden piano'
en dronken champagne. Toen de twee jon-'
gens binnenkwamen, ging er gejuich op. Zij',
moesten hun kranten overgeven" en wijn
drinken. De officieren vermaakten zich met'
te luisteren naar den makker van Pierre,
die al maar door vertelde, op koddige ma
nier. Pierre stond er sprakeloos bij; ook hij
had wel willen toonen, dat hij wat wist te
vertellen; maar iets hield hem daarvan
terug. Tegenover hem zat een officier,
ouder en ernstiger dan de anderen; dia zat
te lezen of ten minste hij deed alsof hij lan,
maar hij keek gedurig Pierre aan. Zijn blik
teekende modelijden en te gelijk een ver
wijt, alsof hij in zijn vaderland ook een
zoon had van denzelfden leeftijd als Pierre
en nu dacht: „Ik zou liever mijn zoon zien
sterven, dan hem zoo'n werk zien doen."1
Pierre voelde zich gedrukt en onrustig on
der dien ernstigen blik en wilde die onrust
met drinken verdrijven. Weldra werd hij
draaierig. Als in de verte hoorde hij zijn
makker schertsen met de officieren; toen
vertelde de stem iets; de officieren werden
ernstig en gingen heen. De jongen had den
officieren verteld, dat er dien nacht een
aanval zou gedaan worden op het kamp.
Pierre haQ nog zooveel besef, dat hij be
greep wat er gaande was. Woedend stond
hij op en riep: „Verrader, dat heb ik niet
gewild; dat heb jij alleen op je geweten I"
De groote jongen antwoordde niet, maar
ging de deur uit. Pierre volgde hem. Zoo
dra zij buiten waren, begonnen zij hard te
loopen, hoewel Pierre niet geheel stevig
meer op zijn beenen stond. De zak was vol i
aardappelen, die zij van de Pruisen gekre- i
gen hadden en daardoor konden zij onge- 1
hinderd den post met de schutters voorbij-1
trekken. De oude sergeant was bezig zijn
manschappen op te stellen. Hij herkende de
kinderen dadelijk en glimlachte tegen hen.
„O, wat deed die glimlach Pierre pijn
Een oogenblik gevoelde hij aandrang om
te roepen, „Brengt uw plan niet ten uitvoer:
gij zijt verraden!" Maar zijn makker had;
gezegd: j,Als gij één woord spreekt, zullen