No. 15165.
XiEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag- 31 Juli.
Anno 1909.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Het majoraat.
In tiake Dr. Kuyper aa de vacature van
(Commissaris der Koningin in Gelderland
schrijft „De Nieuwe Courant":
Wij kunnen met stelligheid verklaren, dat
aan het telegram, door ons van burgemees
ter Sweerts ontvangen, luidende: „Wensoh
met geen enkel woord op onzinnige ver
dachtmaking in te gaan," geen andere be-
teekenis mag worden gehecht dan die eener
tegenspraak van do insinuatie als zou door
hem geld in de antirevolubionnaire partij
kas zijn gestort in verband met of met het
oog cp een benoeming tot commissaris in
Gelderland.
De zekerheid van deze beteekenis hefab'sn
wij verkregen uit een vertrouwelijko corres
pondentie met baron Sweerts, waaruit ons
tevens is goblekenf dat er bij de door hem
gehuld gde opvatting geen sprake kan zijn
van eenige dubbelzinnigheid van zijn tele
gram, aangezien hij het bijdragen door wel
ken staatsburger ook aan de kas eener po
litieke partij beechouwt als een strikt per
soonlijke daad, welke een ioder aan ziohzelf
heeft te verantwoorden en welke verder
niemand aangaat. De bloote mededeeïing
dat hij gelden in de eene of andere partij
kas had gestort, zou baron Sweerts dus wei
als een ongepastheid van detngenc die haar
openbaarde, maar nimmer als 'n „verdacht
making" hebb?n kunn?n besohouwen. TJit die
opvatting vl-ceit tevens voort, dat van ba
ron Sweerte geen openbare tegenspraak of
bevestiging le verwachten is van do feitelij
ke bewering van het „Handelsblad" te zij
toen aanzien.
Wij moeten ons, wegens het vertrouwelij
ke karakter van onze met den burgemeester
gevoerde briefwisseling, tot de bekendma
king van dezo m zijn schrijven ontwikkelde
opvatting papalen. Wij deelen die opvatting
niet. Wij zijn van meening, dat het bijdra
gen aan de kas van een zeer geprononceerde
politieke partij door een in oen hoog ambt
geplaatst persoon die algemeen bekend staat
ads niet tot eenige partij of, indien tot
©enige, dan tooh niet tot de bedoelde te
behoor en, niet is goed te keuren en, be
kend geworden, zich niert als een louter par
ticuliere daad aan publieke beoordeehng
onttrekt. Daartegenover stelt baron Sweerts
in bewoordingen, tot welker openbaarma
king hij ons vergunning verleende: dat
bier bedoelde en iedere andere ambtenaar,
'dlie zich wegens zijn ambt thans onthoudt
en gedjur emde zijn amfbtskleeding steeds
'onthouden heeft van publieke aansluiting
bdj een kieevereeniging, in afwachting, dat
bij dfit na vrijwording en dan nog desge-
weneoht, zal doen, vrij is zijn steun, ook fi-
feancdeelen, te schenken nan de partij,
waartoe hij door de omstandigheden en zijn
levenservaring geleidelijk gebracht is. En
dat dit niemand ter wereld aangaat dan
hem en hem alleen en derhalve publieke
bespreking daarvan uitgesloten is.
Wij stellen voor het oogenblik sleohts deze
beide opvattingen, waarvan de eerste de
onze is, naast elkander. Wij willen dit even
wel niet doen, zonder daarnevens uitdruk
kelijk als onze overtuiging uit te spreken,
dat de verdachtmaking als zouden door ba
ron Sweerts, bijdragen aan de anti-revolu-
fckxnnaire partijkas zajn gestort met het oog
op een benoeming tot Commissaris in Gel
derland. door hem terecht onzinnig werd
genoemd. Doze overtuiging is gegrond zoo
wel op hetgeen wij omtrent zijn persoon
Weten als op hetgeen ons door hem werd me
degedeeld. Een ieder kan aan doze onze over
tuiging de waarde hechten die bij verkiest.
Maar hot komt ons niet geoorloofd voor een
tegenovergestelde overtuiging, gelijk het
„H an d e 1 s b 1 a d" deed, in het publiek
te slingeren zonder meer overtuigingsstuk
ken aan to voeren dan het tot nog toe
bracht.
,.De Nieuwe Courant*' meent,
dat het, afgescheiden van de daden en de
ïnotieven van den Haagschen burgemeester,
ter wille van de zuiverheid van het open
bare leven voor het vervolg, een zaak van
'alg emeen belang blijft, dat het meest mo
gelijke licht opga over de stellig uitgespro
ken bewering, dat de Regeering van de
fSi
„Ernstig graaf 1 Ernstig is zoo iets altijd.
Wie kan weten, of bij tante geen pees 6©"
kwetst is? Als Ik zoo vrij mag zijn, een
jraad te geven, dan zou ik zeggen: laat
tante hier staan en breng haar niet eerst
naar Zornow, en zend een bode naar uw
veearts, die een zeer verstandig man is, en
die tante waarschijnlijk branden zal. Of
als hij het niet doet, zal hij u zeggen wat
'er gedaan moet worden."
Tubingen mengde zich nu ook in het ge
sprek ©n ried aan naar Zornow te zenden;
bet jachtwagentje kon aangespannen wor
den. Benedict© had voorzichtig, maar met
.vaste handen den zieken hoef 'gegrepen en
,trit den emmer getrokken. Men zag niets,
doch het zenuwacatige trekken en de
koortsachtige warmte waren bedenkelijk.
Brada stond met een mistroostig gelaat
Voor den kop van het paard en lette er niet
Jpp, dat tante den bouquet, welken hij nog
.In de hand hield, begon af te knabbelen.
£let was een onaangename geschiedenis. Bij
pet „arme graven-regiment", zooals de
^Zornower huzaren genoemd werden, was
bet verlies van een paard steeds een groote
vamp. Benedon de zes- zevenhonderd
dar!der8 was geen nieuw te krijgen en dan
Was het nog niet veel bijzonders.
1 Izaakzoon had intusschen den heer von
jJTühingen ter zijde genomen, met wien hij
■tover een akkerspan aan fret onderhande
len was. En wel duurde de handel reeds
xijde van een politiek zeer machtigen en
daarom liefst niet te ontstemmen geestver
want als dr. Kuyper aan pressie zou heb
ben blootgestaan t-ot benoeming van een
partij-contribuant, niet-partijgenoot in een
hooge betrekking.
In de eerste plaats het „Handelsblad",
meent het Haagsche orgaan, behoort hier
over meer licht te ontsteken. En ook voor
de Regeering ware er, meent het, alle aan
leiding om in dezen een woord in het open
baar te zeggen.
„De aftocht" plaatst „H et Vader
land" boven een artikeltje, waarin zij
vooreerst opmerkt, dat de „onthullingen''
van het „Hbld.", die aanvankelijk deel
sdhenen uit te maken van een omtrekken
de beweging, waarin èn burgemeester
Sweerts èn dr. Kuyper hun Sedan zouden
vinden, ten slotte zijn geëindigd in een niet
zonder talent uitgevoerde retraite, end er
leiding van den Haagschen hoefijzer-cor
respondent.
Men zon, zegt het blad, na van het arti
kel in het „Hbld." een overzicht gegeven
te hebben, mogen verlangen, dat de heeren
Sweerts en Lehmann (dan) niet door het
„H'bld." in éénen adem genoemd waren,
en dat het blad zich direct zoo kraclirig en
beslist mogelijk zou verzet hebben tegen de
uitlegging, die vrijwel door de geheele
pers aan de mededeelingen van het Am-
sterdamsche blad werd gegeven, dat het
verband tussohen het een en het ander
vaststond, ook wat den heer Sweerts aan
gaat.
Met het „Hbld." blijven wij gelooven aan
de schuld van dr. Kuyper. De aanwijzin
gen van de „bevriende" „T ii d*' zijn in
dat opzicht duidelijk genoeg.
Ten opzichte van den heer Sweerts echter
blijft geen schuld over, maar alleen nog
grooter onbestemdheid en o zekerhe:d ten
aanzien van 's burgemeesters politieke
richting, een onzekerheid die door de
tegenstrijdigheid tussohen zijn heden en
zijn verleden gevoed wordt, en waaruit
alleen hij zelf, door een royale openlijke
daad of verklaring, ons zou kunnen ver
lossen.
,,H et Nieuws van den Dag" ziet
met verbazing uit het artikel van het
,,H bl d." twee dingen:
Vooreerst, in den aanhef, de zonderlinge
gelijkstelling van een „bericht" welks
gegrondheid in goed vertrouwen op een
hoofdredactie moet worden aanvaard
met een beschuldiging, betichting of bewe
ring waardoor de goede naam van een of
meer personen wordt aangetast. En dan
die getuigeniBdwang van den journalist er
bij te halen!... Wij zullen daar verder het
zwijgen toe doen.
Ten tweedede verzekering, dat de
„onthulling" van het „Hbld." niet zoowèl
den heer Sweerts als den heer Kuyper tref
fen moest, zij het indirect, maar ten minste
even sterk. Niet alleen baron Sweerts,
maar nagenoeg de heele pers moet dan op
krasse wijze misgetnst hebben.
„H et Nieuws van den Dag"
brengt in herinnering, dat zij reeds vroeger
de mogelijkheid van een geval aanduidde,
waarin de heele „zaak" tot iets heel een
voudigs zou worden teruggebracht. Daar
begint het, zegt zij, wel naar te lijken,
want het „Hbld." preciseert nu: onder
andere voor de provinciale ver
kiezingen in 1 9 O 7 zou baron Sweerts de
anti-rev. partijkas gesteund hebben.
Een van tweeën dus; èf de heer Sweerts
is, (hoewel niet bij eenige partij aangeslo
ten, naar gezondheid een „man van rechts"
geworden, ten minste in de laatste jaren;
en dan is dr. Kuvper's aanbeveling zeer
natuurlijk; óf de heer Sweerts steunt slechts
in bepaalde gevallen de politiek ter rech
terzijde, maar dan bewijst niets, dat andere
dan politieke overwegingen hierbij in het
spel zijn, tenzij men wil aan ri omen, dat de
heer Sweerts in 1907 het overlijden Van den
heer Mollerus in 1909 heeft kunnen voor-
'zien.
Wat blijft er dan eohter over van de ver
gelijking met het geval Lehmann en waar
toe dan al die beheimzinnige ophef?
De zaak is voor do betrokkenen te on
aangenaam anders zon men waarlijk den-
vier weken. In Tübingen vond de kleine
Izaakzoon namelijk zijn meester. „Twee
duizend zevenhonderd, Izaakzoon; geen
cent meer", zeide de baron en streek met
de rechterhand door de lucht. De koopman
sprong van agitatie van het eene been op
het andere. „Ik zal nog honderd mark
laten vallen, baron, ik verlies er zelf bij,
het is alleen wegens de klandizie, maar
anders kan ik 't niet, op mijn woord van
eer niet, het gaat niet 1"
„Dan zie ik van de zaak af, Izaakzoon;
ik ga niet boven de eenmaal genoemde
som; ik geef niet meer."
„Baron, twee paarden als jonge dames,
het zijn prachtige paarden."
„Maar ik wil ze slechts voor het land
hebben 1"
„D kan ze voor elke koets plaatsen; zij
gaan er van door als de wind; u heeft nog
nooit zulke prachtige zaken gemaakt, ba
ron 1 "Vraag ritmeester von Kaklenegg,
die heeft gisteren nog gezegd: Izaakzoon,
heeft hij gezegd, die beide vossen zijn kra
nige beesten. Baron, laten wij deelen I Leg
u er nog honderd bij, ik doe er hon
derd afl"
Hij hief luisterend het hoofd op. Men
(hoorde het rollen van een rijtuig en de stem
der barones, die haar echtgenoot en de
meisjes riep. Riedecke stormde buiten
adem het plein op.
„Baron I" hijgde hij, „freule, snel, snell
De jonge Baron rijdt het terras reeds op."
„Voor den..." en Tübingen zette ziob in
een draf. Benedicte slaakte een gil en liep
ook hard. Trude en Nelly volgden en ein
delijk ook graaf Brada, nadat hij het bevel
had gegeven, zijn vos weer in den stal te
brengen en den veearts uit Zornow te
halen*
ken aan die „verschrikkelijke geschiedenis"
van Andersen's kippeveertje 1
„H et Centru m", het artikel van het
„Hbld." besprekende, merkt op dat dus
de heer Sweert3 als bo6ahuldigde uitgescha
keld is en als zoodanig alleen overblijven
dr. Kuyper en 'de regeeiing, aan welke
laatste het „Hbld." o.a. de lange duur
der vacature verweet.
Maar wat rest er eigenlijk van de be
schuldiging tegen d r. Kuyper, wanneer
de aantijging tegen baron Sweerts ver
valt?
(Met hetgeen de medewerker van het
,,Hbl<L" verder schrijft hebben wij ons niet
in te laten, zegt „H et Centru m".
Al die omhaal van woorden kan slechts
strekken, om de zaak te vertroebelen en
de aandacht af te leiden van datgene waar
op het eigenlijk aankomt: de verplichting
van het „Hbld". om zijn beschuldiging te
bewijzen.
Slechts een enkele vraag:
De oorrespondent deelt mee, dat hij alleen
„het feit-S w e e r t s, niet de zaak-K u y-
p e r-S w e e r 18" te onderzoeken heeft
gehad.
Moet men hieruit op ma kon; dat de brief
schrijver zich van alle verantwoordelijkheid
voor het opwerpen van die „zaak" wensoht
te ontslaan en dat hij de moeilijkheid om
het maar heel zacht te zeggen gevoelt,
waarin de hoofdredactie van zijn blad zich
met de beschuldiging tegen dr. Kuyper
heeft gebracht?
Hot lijkt er veel op.
Het „A Igemeen Handelsblad"
gelooft wel te kunnen zeggen, dat het feit-
Sweerte nu zoo goed als in oonfesso is. Wat
het blad niet verwondert:
Niet meer het feit-S we erts, dat behoeft
niet meer te worden besproken. Tenminste
als wij „De Nieuwe Courant" goed begrij
pen, die wel niet schrijft: „Baron Sweerts
heeft ons erkend dat hij geld in de antire-
volutionnaire partijkas heeft gestort", maar
dan toch te kennen geeft, dat do steller*
van hot geheimzinnige telegram de „ver
dachtmaking" alleen „onzinnig" noemt, in
zoover er verband werd gebracht tusschen
de, door ons medegedeelde storting in het
partijfonds en een peging om daarmede te
influenoeeren op de benoeming tot commis
saris in Gelderland waarvan wij niet ge
sproken hebben.
Nu dus, zegt het ,,H a n d e 1 s b 1 a d",
de zaak Kuy per-S weer ts. Vooral wil het
blad één opmerking maken:
Zij die in het algemeen een bewijs vra
gen dat een benoeming of een decoratie een
gevolg is van een voorafgaande of een
aanleiding tot een daarop volgende finan-
cieelo transactie, vragen iet» wat in derge
lijke gevallen nooit geleverd kan worden.
Een man kan den éénem dag eon «lag te
gen zijn oog hebben geluid. b e w ij s eens,
wij zeiden het reeds, dat het blauwe oog
waarmede hij den volgenden dag loopt niet
het gevolg is van een botsing met een lan
taarnpaal.
Men zal niet van ons verwachten, dat wij
een goteekende rekening en kwitantie over
leggen: voor gedane bemoeiingen in zake
beno'emin g... f deoorati e...f
Maar juist omdat het bewijs zoo moei
lijk to leveren is, terwijl toch het veronder
stelde misbruik zoo door en door onzedelijk
en verkeerd is, gelooven wij dat het ieders
plicht is allo aanwijzingen, als de door ons
aangegovene te puhliceeren.
T ervolgens zegt „Het Handels
blad":
De eenige conclusie eohter, die door ons,
m verband met wat bij de zaak-Lehmann
is uitgekomen, uit dezo 'geschiedenis ge
trokken is, is dat de financdeele steun aan
het partdj-fonds verleend mede aanleiding
is geweest tot de pressie door dr. Kuyper
op de verantwoordelijke regeering ge
oefend.
Wij hebben in een der bladen gelezen,
dat de houding van den Haagschen burge
meester tijdens de staking enz. dr. Kuyper
had doen begrijpen dat baron Sweerts een
goed man van rechts was. Stempelen dan
de houding van den Amsterdamschen faur-
„Twee duizend achthonderd, baron l"
schreeuwde Izaakzoon Tübingen na. Maar
deze hoorde niet meer. In het geblaf der
honden, die zich op het bordes als razend
gedroegen, mengde zich het gejubel van
Bernd en Dieter, de een naast Max zittend,
de ander naast den koetsier op den bok.
Beiden zwaaiden met him mutsen.
„Dag, moedertje I" riep Max, uit het
rijtuig springend, en viel mevrouw von
Tübingen om den hals, die, lachend en
schreiend, haar zoon niet weer wilde los
laten. Doch eindelijk kwamen ook de
anderen aan do beurt. Grootvader, vader
en zuster werden hartelijk gekust, Nelly
en Trude met een kraohtigen handdruk be
groet. En voor ieder had Max in allerijl
een paar vriendelijke woorden.
„Papa, wat ziet u er gezond en flink
uitU is dikker geworden I Moet ook eens
een jaartje naar Afrika, dan smelt het
vet... en grootpapa, onveranderd, neen,
jonger geworden. En zuster lief, groot, ge
vuld en blozendMaar altijd nog met lange
vlechten I Klingelingeling, weet go nog,
muis, hoe woedend gij altijd werdt, als ik
je bij de vlechten trokSapperloot, graaf
Brada! Hoe gaat het, oude vriend? En met
een bouquet 1 Voor mij bestemd?"
„Eigenhandig geplukt", loog graaf
Brada, „voor uw ontvangst, beste Max.
Evviva Africanua minor
„Hoe kunt gij u met vreemde lauweren
tooien?" fluisterde Benedicte, achter Bra
da staande, dezen toe. „Bovendien beeft
tante al de anemonen afgeknabbeld 1"
Max was reeds weer verder gewandeld.
Hot geheele dienstpersoneel was versche
nen, van den ouden Riedecke tot de keu
kenmeid toe. En alles grijnsde, knikte en
boog; Seder kreeg een handdruk.
gemeester tijdens de staking, enz. dezen
burgemeester tot een man van rechts
Neen, daartoe is, wij weten het van dr.
Kuyper, nog heel wat meer nocdig. Daar
toe is zelfs nog meer noodig dan orthodoxe
geloovigheid en kerkelijkheid: Dr. Kuyper
heeft ons steeds geleerd dat die geloovig
heid niet voldoende was, dat men het gezag
van de Openbaring, van Gods woord, ook iu
den Staat moest erkennen.
Ook die overtuiging kan, zal men zeggen,
de heer Sweerts sedert korten tijd verkre
gen hebben en alleen aan dr. Kuyper heb
ben kenbaar gemaakt?
Goed. Maar dan nog: dr. Kuyper heeft
ook verkondigd dat men eohte politieke
christenen op invloedrijke plaatsen moest
brengen opdat zij, de macht van Gods
woord ook in den Staat erkennende, kon
den getuigen, het volk met den zuurde: sein
van hun christelijkheid te kuunen doortrek
ken. Zulk een man was baron Sweerts niet.
Door baron Sweerts voor het commissaris
schap aan te bevelen handelde dr. Kuyper
dus in strijd met eigen beginsel.
En wij kunnen daarvoor geen enkele an
dere verklaring vinden dan deze, dat dr.
Kuyper, in het feit van een partijfonds-
storting het meest doorslaande bewijs van
politieke christelijkheid zag.
Nu de „onzachte en onredelijke drang-".
Herinneren wij aan wat „D e T ij d schreef
op 10 Februari over pressie oefenenaan de
woorden van „D e Standaard" van 9
Maart, waarin getuigenis werd gegeven om
trent baron Sweerts' politieke overtuiging;
aan wat „Do T ij d" op 11 Maart vernam
„van hooggeachte zijde", juist over dion
„drang" dan behoeven wij nog niet eens
aan te komen met wat wij zelf vernamen
omtrent do pressie, die dr. Kuyper op die
benoeming trachtte uit te oefenen, om het
voor ieder onbevooroordeelde duidelijk te
maken, dat wij volkomen het rocht hadden
tot het stellen van de bekende vragen waar
op de antwoorden een eigenaardig licht
zouden werpen op den persoon van dr.
Kuyper. Was do zaak-Lehmann niet vooraf
gegaan, deze quaestie op zichzelve zouden
wij wellicht niet gepubliceerd hebben in
verband met dezo geeft ze een aanwijzing
die van belang is. Wat nog niet wil zeggen,
dat de beide zaken gelijk staan.
Het ,,H andelsblad" eindigt niet de
volgendie opmerking aan 't adres van „D e
Nieuwe Courant":
Deze vraagt ons over den door dr. Kuy
per geoefenden invloed meer licht te ont
steken, ra. a. w. wij zouden namen en ge
tuigen moeten noemer. Welnu, zoo goed als
„D e Nieuwe Courant" zelve thans
zich beroept op de vertrouwelijkheid van
haar correspondentie met baron Sweerts,
en „D o T ij d" niet nader aangaf, welke
„de hooggeachte zijde" is, van waar het
blad zijn inlichtingen ontving, meenen wij
ons hier op het vertrouwelijk karakter on
zer mededeelingen te mogen beroepen. In
tusschen verheugt hot ons te zien, dat ,,D e
Nieuwe Courant" ook meent, dat er
voor de Regeering alle aanleiding ia in de
zen een woord in het openhaar te zeggen.
„D e T ij d" bespreekt liet jongste arti
kel van „De Nieuwe Courant" en merkt
vooreerst op, dat zij het volstrekt niet
eens is met „D e N. Cfc.", welke van meo-
ning blijkt, dat een hooggeplaatst ambte
naar, die, om persoonlijke, hem alleen aan
gaande redenon, een bijdrage stortte in een
partijkas, voor dat feit in het openbaar ter
verantwoording kan worden geroepen.
Maar voor „De T ij d" komt er in het
artikel van „De N. C." nog een en ander
voor dat haar hoogst belangrijk toeschijnt
en h. i. feitelijk een nieuw element in de
zaak brengt. Zij heeft het oog op sommige
mededeelingen van baron Sweerts in zijn
antwoord aan „De N. 0.'':
Uit de aangehaalde woorden van baron
Sweerts mag zeker, zonder zich aan een
vermetele veronderstelling schuldig te ma
ken, worden verstaan, dat hij zelf „door
de omstandigheden en zijn levenservaring
geleidelijk gebracht is" tot de partij (do
anti-revolutionnaire n.1.) aan welke hij zijn
steun verleende. Deze mededeeling, mee
nen wij, is volkomen nieuw. Immers, dat
baron Sweerts, zij het langs geleidelijken
„Ik heb ook iets voor u allen meege
bracht", zeide Max. „Maar dat komt als
vrachtgoed na."
Daarop zag hij Izaakzoon, die eveneens
op het terras was verschenen. „Ei, Izaak
zoon, ook daar?! Gegroet, oudje! Nu, hoe
gaat de affaire?"
„Wel, jonge heer baron, men leeft zoo!
MaaT i(k verheug mij, dat ik den baron weer
zie, zoo forsch, zoo stadig en zoo mooi als
altijd. Niet eens bruiner geworden."
„Neen", viel Tübingen hem in de rede,
„en ook de kolonialo baard ontbreekt."
„Maar, papa, moest ik dan als een woes
tijnjager bij u terugkomen?"
„Hebt gij leeuwen gesohofcen, Max?"
vroeg Dietrioh.
„Ja, eiken dag twee, mijn jongen."
„Kinderen, de lunoh wordt koad", ver
maande de barones. „Max kan aan tafel
vertellen!"
„Juist opgemerkt, mamaatje! Ik breng
eetlust mee. Maar als het u blieft niet uit
vragen 1 Ik wil eerst ontdooien, langzaam
ontdooien. Dan vertel ik wel vanzelf."
Men ging in het tuinsalon. Benedicte en
Brada waren de laatsten.
„Hoe vindt gij, dat Max er uitziet?"
vroeg Benedicte.
„Fameus. De weide is hem goed beko
men. "Vindt gij, niefT"
„Hij ziet er mij te fijn, te dandyachtig,
niet Afrikaansch genoeg uit."
Brajda lacfhte. ,,Ja, freule, het is niet
meer de mode, evenals wijlen Hercules met
knuppels etn leeuwenvelden rond te loo
pen. En dan is hij immers over Parijs geko
men. Daar zal hij zich wel weer in een Euro
peaan hervormd hebben."
Zij traden het salon binnen.
weg, van de liberale tot de onti-revolutioo-
naixo partij overging, is noch te Arnhent,
1 noch te Den Haag, nocjh elders, ooit bekend
geweest. Het is natuurlijk niet slechts mo
gelijk, dooh hoogst waarschijnlijk, dat zijm
naaste omgeving en enkele intieme vrien
den daarmede zijn bekend geweest;
slechts het gewone publiek evenwel, maatf
ook personen, die krachtens hun ambt qf
betrekking in den regel eorder en betftr
dau het publiek omtrent dergelijke zaken
zijn ingelicht, hebben er niet van gewetetf..
Toch hebben zich omstandigheden voor
gedaan, waarin kennis van de geheel gewij
zigde staatkundige meeningen van een zóó
Sioog staand men als baron Sweerts een zaak:
van meer don uitsluitend p o r a o o n 1 ij k
belang zou geweest zijn...
„De T ij d" wil toegeven dat zich om
standigheden kunnen voordoen, welke het
wenschelijk en noodig maken een verande
ring van godsdienstige of staatkundige over
tuiging een tijdlang voor het publiek ver
borgen te houden
Waartegen wij evenwel moeten opkomen,
het is tegen de leer, alsof een hooggeplaatst
ambtenaar, krachtens i ij n ambt,
verplioht zou zijn, dergolijke positie to doen
voortduren en zijn ware godsdienstige of po
litieke meeningen onder een mom van par
tijloosheid of onverschilligheid te verber
gen.
...,Nu verstaan wij ten volle, dat een com
missaris der Koningin, een burgemeester
en meer ambtenaren zich door den aard v.^n
hun ambt tot groote mate van reserve
op het gebied der actieve pojitiok vorpliohb
achten. Een oommissaris der Koningin kan
geen partijlcidler of president von een kios-
vereeniging, een burgemeester geen voor
zitter van een propaganda-olub wezen, maar
hieruit volgt nog geenszins, dat een commis
saris der Koningin, een burgemeester of
welke ambtenaar ook, zijn godsdienstige of
staatkundige overtuiging heoffc te verber
gen en voor het publick don soliijn aan heeft
te nemen, van al of niet gematigde onver
schilligheid.
Aan het slot van haar artikel zegt „D H
Tijd":.
Wij zeiden reeds bij herhaling, dat, naai)
onze overtuiging, niemandi in deze zaak
ter verantwoording geroepen en tot sprekoiï
kan verplioht wordenallerminst wel de Re
geering aangaat, die met de geheele geschift*
denis niets te maken heeft en die harerzijds
geen enkele daad stelde, welke ói eenigo
afkeuring zou verdienen 6f zelfs ri t oenigon
twijfel aangaande haar ernstige beharti
ging van 's Lands belangen en tot het rich
ten van vragen aan één der Ministers aan
leiding geeft.
Do laatste regels van het artikel van de
„N. Ct." zijn al heel zonderling en in deze
zaak karakteristiek. Het Haagsohe blad vor
dert van het „Hbld." en van anderen, dati
zij alles wat zij, op welke manier ook, Co
weten kwamen, aan de groote klok zuilen
hangen. Zelf echter verklaart het aan dor
gel ijken eisch in geen geval te zullen voldoet
en zich dioor redenen van discretie gebon
den te achten. Begrijpt do „N. Ot." dan
niet, dat dergelijke redenen ook kunnen'
gelden voor anderen?
Zcudingsdag.
Voor den Zendingsdag van den Gerefoi^
meerden Zendingsbond, 6 Aug. a.s. te hou«
den in het Rijsenburgsche bosch, zal een
extra trein loopon van uit Leiden, die aan
alle tusschengelegen stations zal stoppen
tot het opnemen van reizigers. Deze trein
vertrekt uit Leiden 7.63 en komt te station
Driebergen aan om 9.33, vertrekt 's avond»
uit Driebergen 6.08 on arriveert weder te
Leiden 7.57 uur.
Men verzocht ons tevens er de aaudaohti
op te vestigen, dat vanwege de 8.8. gezol-
ëohapsbil jetten worden uitgegeven tegen!
verminderde prijzen, voor do late, 2de oa
3de klasse, respectievelijk voor minstens
6, 8 on 10 personen genomen.
Deze kaarten moeten uiterlijk Dinsdag
ochtend 3 Augustus aan de stations worden!
genomen.
IV.,
Op dienzelfden dag scheen de morgenzoc,
even vriendelijk, als zij haar licht over
HohenKraato liot schijnen, in een klein
dakkamertje, dat zich hoog boven onder,
het dak van een enorme huurwoning be
vond.
Het was nog vroeg, vroeger dan men in
het heerenhuis te HohenKraatz gewoon
was op te staan, maar de bewoner van het
dakkamertje lag toch reeds geruimen tijd
met open oogen naar de zoldering te sta
ren, alsof daar iets bijzonder !>elangrijk*
viel te ontcijferen.
Het kamertje maakte, ondanks zijn vrij
armoedigo inrichting, geen ongezelligen in
druk, vooral nu, nu de zon door het raam,
dat diep in den schuinen muur was aange
bracht, haar warme stralen naar binnen
zond. De con stoorde den jongen man in
het bed oocenschijnlijk; zij was hooger &>-
stegen, viel met een breeden straal over het
hoofdkussen en begon hier een plagend
spel, streek langzamerhand over de uOgeQ
van den jongen man, zoodat hij eerst begon
te knijtoogen en vervolgens te niezen en
eich eindelijk misnoegd oprichtte.
Waa het dan reeds zoo laat?
De jonge man wierp haastig een blik op
het zilveren horloge, dat naast het bed op
don stoel lag. Zeven uurZijn hospita had
weer eens den tijd verslapen l Maar noan,,
reeds de gedachte waa laster, welke onmid
dellijk werd teruggedrongen, want in het
zelfde oogenblik werd er mot kracht
de deur geklopt en in de gang werd hft*
eigenaardig vet klinkende orgaan van vtottw
Möhring hoorbaar.
(Wordt vfryqig&l