No. 15159. LEZDSGH DAGBLAD, Zaterdag* 24 Juli. Anno 1909. Onze Ongevallen-Verzekering. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. ITet inajoraat, Donderdag heeft de uitbetaling plaats ge had aan de wed. Kampenhout, waarvan de volgende akte is opgemaakt: Hedoa den twee-en-twintigsten Juli ne- gentierihonderdnegen. Verschenen voor mij Jacobus Johannes ter Laag Christophiluszoon, Notaris te Lei den, te mijnen Kantore aan het Steen- schuur 11, in tegenwoordigheid van de na te noemen mij bekende getuigen: I. de WelEdel. Geboren heer Gerard Henri Sijthoff, wonende te Leiden, in diens hoedanigheid als administrateur en plaats vervangend Directeur der Naamloozo Ven nootschap: ,,Het Leidsoh Dagblad'', geves tigd te Leiden; II. do heer Frans Philippus Hioremet, construe tie werker aan de Koninklijke Neder landsche Grofsmederij te Leiden, wonende te Leiden; III. de heer Dirk van Pijion, constructie- werker aan de Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij te Leiden, wonende te Lei den; De eerste comparant verklaarde dat door rijno ten deze vertegenwoordigd wordende Naainlooze Vennootsohap ,,Het Leidcch Dagblad gevestigd te Leiden, vrijwillig in het leven geroepen is een ongevallen verzekering ten behoeve van hen d'e zoo genaamd weekabonné zijn op het Dagblad genaamd: „Het Leidsch Dagblad", dat hij bereid is namens meergomelde Naam loozo Vennootschap eene som van vijfhon derd gulden contant geld uit te keeren aan •de 'weduwe van na te noemen Franciscus Johannes van Kampenhout geboren Van der Laken, omdat haar man een ongeluk toet doodelijken afloop is overkomen en hij weekabonné in voege voorschreven was, indien door getuige bewezen worde dat het «ongeval geschied is ten gevolge van eene gewelddadige uitwerking van buiten af op hot - lichaam van genoemden week-borné fen dat het ongeval dus niet het cevolg ge weest is van roekeloosheid of het zich tooedu illig of onnoodig blootstellen aan eenig gevaar of aan eenige andere omstan digheid die door genoemden weekabonné kon worden voorzien Do comparanten sub II en III gemeld verklaar den op verzoek van mij notaris ge tuigenis der waarheid omtrent dit ongeval 'te willen afleggen- Zoo verklaarden zij dan: dal" zij op Dinsdag dom zesden Juli jongst leden in den vroegen morgen, met wijlen Van Kampenhout werkzaam waren op de Spoorbrug over de Vecht, genaamd: ,,de Vechthrug" welke brug hersteld werd. Op die brug ligt dubbe-1 spoor en dreigt er nu gevaar dan wordt door den wissel wachter gewaarschuwd. Van Kampenhout nu had zich even voor "een noodzakelijke behoefte naar een in de nabijheid staand huisje begeven en de deur gesloten en in diens afwezigheid had de wissel wachter Klomp het teeken gegevon dat <lc brug onveilig was en verlaten moest word n, welk teeken Van Kampenhout niet had kunnen hooren. Toen hij terugkwam om weer aan het werk te gaan liep hij oohter den trein die uit de richting van Bussum kwam en wist niet. dat do trein 72 D uit Amsterdam in aantocht was. Zoodat haj tien minuten vóór acht uren opeens door laatstgemelden trein gegrepen werd en direct dood was. Wel had de machinist van trein 72 D toet de stoomfluit nog eenige malen het aignaaJ gegeven dat hij in aantocht wr.s, doch door het leven dat eerstgemelde trein maakte had Van Kampenhout dit waar schijnlijk niet gehoord. Van Kampenhout was een zeer oppassend 'en bekwaam werkman en noch bijziende ïioch. hardhoorend en heeft zich willens cn Wetens niet aan handelingen in strijd met wetten, verordeningen, Koninklijke beslui ten of voorschriften van Spoorwegonderne mingen schuldig gemaakt nooh zich bloot gesteld aan eenig govaar door handelingen van verregaande roekeloosheid. Zij kunnen mitsdien volmondig verkla ren dat het ongeval geheel buiten schuld van den. overledene heeft plaats gehad, de aanrijding zelve hadden zij niet gezien. Doctor Knaap had terstond den dood geconstateerd. Uit bovenstaande verklaringen van de comparanten sub II en III genoemd is mits dien gebleken, dat meergemeld ongeluk nu wijlen Franciscus Johannes van Kam penhout overkomen, valt in de termen door de ongevallenverz-kering van de Naamlooze Vennootschap „Het Leidsch Dagblad" ge steld tot het doen eener geldelijke uitkee- Hng. Na het bovenstaande gehoord te hebben verklaarde de eerste comparant in zijn ge meld© hoedanigheid zich bereid, niettegen staande de oomparanten sub II en UI eigenlijk geen ooggetuigen van het ongeval zijn geweest, aan de weduwe van Franciscus Johannes van Kampenhout geboren Jan netje van der Laken, zonder beroep, wonen de te Leiden, uit te keeren een som van vijfhonderd gulden, waaraan hij bij deze voldoet en welke som mejuffr. Jannetje van <Ier Laken weduwe van Francisous Johannes van Kampenhout meergenoemd ten deze mede verschenen, verklaart bij deze in dank te hebben ontvangen. De oomparanten zijn allen aan mij nota ris bekend. Waarvan akte, in minuut opgemaakt, is verleden te Leiden ten tijde als in den hoofde dezer is gemeld in tegenwoordig heid van Lambertus Dirk Planjer Junior, horlogemaker, en Luoa-s Stafleu, schoenma ker, beiden wonende te Leiden, als getui gen. De comparanten en de getuigen hebben met mij notaris deze akte onmiddellijk na voorlezing onderteekend. (Geteekendj G. Henri Sijthoff, F. P. Mie- remet. D. van Pijlen, J. v. Kampenhout v. d. Laken, L. D. Planjer Jr., L. Stafleu, J. J. ter Laag Cz., notaris. DeArnhem8ohe Courant spreekt van het telegram van baron Sweert-s de Landas en de opmerkingen daarover door het H b 1. gemaakt als van een „zonderlin gen wedstrijd om in raadselen te sproken!" Het Handelsblad, baron Sweerts verwijtende, dat hij zich „niet duidelijk pertinent" uitlaat, is al even weinig „dui delijk pertinent" in zijn antwoord en kalm wacht het 't verder verloop der zaak af, zelfs ook wat de beschuldiging aangaat, dat wat heb mededeelde „onzinnige ver dachtmaking" was I Met van die smet zich te zuiveren ook al te wachten, en nog wel „k alm", maakt het zijn positie juist niet sterker. Zulk een zelfbeheersching is toch wel wat al te kras I De Arnhemsche O t. Wijft ten slot te van meening, dat het H an de 1 s b,l ad niet „afwachten" mag maar zich jean. de blaam van verdachtmaldng zonder verwijl heeft te zuiveren. Land en Volk schrijft Tegenover het antwoord van den Haag- schen burgemeester, dat meer afdoende schijnt dan het is, komt Het Handels blad, in plaats van met de stukkon, met de mededeeling„wij zullen het verder verloop der zaak kalm afwachten." Alsof de zaak zou „loopen", wanneer niet de beschuldiger voor zijn beschuldi ging nu ook gronden ging aanvoeren Ondanks al wat Het Handelsblad heeft te zien gegeven, hadden wij nog te veel vertrouwen in dïit persorgaan om te onderstpjlen, dat het met een ernstige be schuldiging als deze in zee zou gaan zon der materiaal, louter in speoulatie op een eventueel onhandig antwoord van den be schuldigde. Hot Nieuws v. d. Dag sohrijft o.a. Het H b 1. wacht, dus af, wacht kalm af. Het zou ons niet verwonderen, indien anderen in den lande minder tot wachten gestemd waren, allerminst tot wachten in berustende kalmte. Kr is toch vrij veel kans, dat het „ver der verloop" dezer zaak..... doodloopt. Wie zal spreken, nu baron Sweerts dat beneden rijn waardigheid acht en de re dactie van het Handelsblad de ar men over elkaar slaat! Dr. Kuyper....? Zijn geringe woordenrijkdom in de vorige zaak, de zaak, waarin hij nog zooveel pijnlij ker betrokken werd dan in het geval Sweerts, doet in deze het minste verwach ten. Minister Heemskerkt... Waarom zou hij den handschoen opnemen, dien het libe rale blad hem toewerpt! De leiders of de bladen ter rechterzijde!... Het ziet er al evenmin naax uit. Tenzij er onverwachte uit de school ge klapt wordt, valt dus voorloopig het scherm na het tweede bedrijf van het Kuyper-sen- satiespel. Maar daarmede is het publiek niet vol daan. Deze vertooning is ons opgedrongen: zóó kan ze niet eindigen. Er zijn in de laatste weken, die achter ons liggen, rijkelijk vele vragen gesteld, met welker beantwoording het oordeel over de moraliteit van hooggeplaatste en invloed rijke personen nauw samenhangt en die niet onbeantwoord mgen blijven, zonder dat een leelijke smet zioh zou hechten op het openbaar leven in ?rederland... Wat ons echter pijnlijk treft, is de licht vaardigheid;, waarmedo beschuldigingen en aantijgingen, die tot zoovele onbeantwoorde vragen leiden, worden uitgesproken. Dan betoogt het „Nieuws van den Dag", „dat bij de onzuivere „rechts-of- Iinks" leuze waaronder het staatkundig Ne derland thans lijdt, het verleenen van steun aan rechts door een man van links of een middenman nog geenszins insluit dat deze man de machthebbenden rechts in het go- vlij traoht te komen ten bate van een per soonlijk doel." Dit zoo zijnde, mag men kieaohe nauwlet tendheid verlangen bij het uitspreken van beschuldigingen of vermoedens dienaangaan de, of het stellen van op zichzelf reeds com promittante „vragen". Er heet toch geen koe bont of er is wel een vlokjo &an-l... Een ellendige regel, die in ons kleine land niet zuinig in praktijk wordt gebracht; wie een ander iets aan wrijft, moet daarmee altijd rekening hou den. Het „Nieuwe van den Dag" be sluit met het verzoek te mogen weten waar op, op welke feiten en onwraak- barogetuigenissen, de met nadruk verkondigde „overtuiging" van het „Hbl." berust, dat er een achandaal- Sweerta te onthullen viol. De „Nieuw»» Arnhomaohe Cou rant" schrijft van de opmerkingen van het „Handelsblad" naar aanleiding van het telegram van baron Sweerts de Lan das o.a. Het valt te betwijfelen of er iemand ge vonden wordt, .0 genoegen zal nemen met dit vrij treurig antwoord. Opgemerkt .j allereerst, dat van een „ontkenning" niet gesproken kan worden. Met een minachtend gebaar schuift do lieer Sweerts do gehoole besehuldiging als „een onzinnige verdachtmaking" op zijde. Het blad is»nu verplicht te b e w ij z e n, dat van een onzinnige verdachtmaking geen sprake kan zijn, maar dat het u. t do stuk ken de onlooohenbci juistheid zijner be schuldiging kan staven,... Het blad kan niet volstaan, met dit ont wijkend, jantjevanleiden'sachtig antwoord. Hot „C e n t r u m" schrijft o.a. Met een voor een orgaan van zijn betee- kenis werkelijk verbijsterende lichtvaardig heid is het „Hbld." plotseling komen oan- zottcn mot een onthulling, die niets meer blijkt dan een grimmige veronderstelling, en een reeks vragen, welke door een dei- bladen op ironische wijze als „vermakelijk" werden gekenmerkt. "Waar het met ons openbaar leven heen moet, wanneer de manieren, thans door een groet liberaal orgaan in practijk gebracht, bij ons burgerrecht verkrijgen, laat zioh eenigermate gissen. Bij elke benoeming en ook bij olko ai e t-bonocming zullen de irainuaties vrij spek hebben, zullen de benoemden of do ni e t-bonoemdea tot verantwoording worden geroepen, zullen vragen worden gesteld aan personen, die op eonigerlei wij ze zich voor de benoemden of de n i e t-bé- noemden hebben geïnteresseerd, en zal last not least een interpellatie t©i de regeering niet kunnen uitblijven. Welk een verheffend vooruitzicht I En waaneer dan de personen, die zonder eenig bewijs worden beschuldigd, een voudig weigeren op de verdachtmaking in te gaan, dan zal het heeten, dat zij niets vermogen te antwoorden en dat hun zwijgen onmiskenbaar het bewijs hunner schuld inhoudt! Het blad besluit zijn artikel aldus: Booze veronderstellingen zijn gemakkelijk te maken en voor dito gissingen ligt bij een onwelwillende gezindheid altijd een ruim veld open. Wat zal er echter bij zulk een minwaardige en persoonlijke strijdwijze worden van de goede trouw en het goed ver trouwen, zoo onmisbaar voor de samenle ving en het staatkundig verkeer? Want hoe onwaar en hoe onzinnig de beschuldigingen of insinuaties ook mogen zijn, er blijft, naar de geijkte uitdrukking, altijd iets van „han gen." Eon blad, dat een reputatie heeft op te houden, oompromitteert zioh zelf echter het meest, wanneer het met besohuldigingon of insinuaties van wal steekt, zonder zijn be weringen te kunnon staven. En de vraag rijst, of het niet in hot belang der pers en van haar goeden naam zou zijn, van der gelijke „onthullingen" in het vervolg wat minder notitie te nemon. Zij rijn de aan dacht en den tijd, welke men er aan be steedt, niet waard. En het kwaad wordt grooter, naarmate men er meer relief aan geeft door velerlei bespreking. De „R esidentiobode" vindt, dat het antwoord van het „Handelsblad" op het telegram van baron Sweerts in drie regels drie hoogst merkwaardigo uitlatiu- gen bevat, welke van tastende zwakheid getuigen. In de eerste alinea lozen wij: „Hij acht het beter, niet duidelijk por tinent te ont kennen, wat ontkend zou kunnen wordeu en dan dus tevens te erkennen, wat erkend moet worden." Inderdaad, dit is in den volscen zin des woords een „Testimonium paupertatis een bewijs van armoede", dat het ,,H a n- d e 1 8 b 1 a d" rich in verband met do door liaar uitgesproken beschuldiging zelve op het voorhoofd drukt-. Hot blad immers ver klaart, dat er in haar beschuldiging gedeel ten voorkomen, „die duidelijk en pertinent (zouden ontkend kunnen worden." Als men zoo iets omtrent, zijn eigen beschuldiging zegt, moet men dio beschuldiging voor zioh houden. Dan drijft „D e Residentiebode" den spot met de uiting van het „Han delsblad" ten opzichte van heb „onwel willend rijn van baron Sweerts jegens dr. Kuvper". Yan de slotalinea: ,,Wij zullen het verder verloop der zaak kalm afwachten", zegt „D e R e 8 i d en t i e h o d e" eindelijk Uit dat besluit tot „kalm afwachten" zou mon, naar het ons wil voorkomen, kun nen opmaken, hoe het ,,H a n d e 1 s- b 1 a d" zelve gevoelt, dat er alle redenen voor het blad zouden bestaan om niet „kalm af" te „wachten". En die redenen bestaan te over, waar de expeditie van het „Handelsbl ad" in een groot deel der pers, ook der vrijzinnige pers, zeer ongunstig is beoordeeld. Aan de verplichting te bewijzen, dat wat het mededeelde geen „verdaohbmakjng", maar gedocumenteerde waarheid is, zal het „Handelsblad", raoont ten slott© ook de „R esidenticbode", zich niet kunnen onttrekken. De „Rotterdammer" ia van oor deel, dat „dit geschrijf" van hot „Hbl" nu toch alle perken te buiten gaat- Togen zulken politicken zwendel moet toch elk weldenkend ruensch protesteeren. Het „Handelsblad beschuldigt zondereenigbewijs. En als de beschuldigde antwoordt: het is mij te min om er op in te gaan, dan zegt het „Handelsblad": „wij zullen zaak kalm afwachten Maar zóó handelt toch niet een fatsoenlijk man die een r.nder beschuldigt. Die komt met b e w ij i e n, en zet uiteen, wat. er dan eigenlijk geschied is, dat voor de beschuldiging eenigen houdbaren grond biedt. Dan eerst kan het publiek over dp zaak oordooien. ,,H et Volk" zegt, dat baron 8\veerta zich van do gcheele Laak heeft willen „af inaken" met ziju telegram, waarin hij zegt, dat hij op de „onzinnige ver cl)tmaking" met geen woord *ou ingaan. Dat ia gemakkelijk, m«nr het zegt niets. Welke verdachtmaking betreft het bier? Heeft baron Sweerts géén geld gogevoa voor de anti-rev. verkioringskas Heeft «Ir. Kuyper niot nangedrongon op zijn Iwnoe- ming tot Commissaris dor Koningin? Met een paar korte verklaringen die wél op de „onzinnige verdachtmakingen" ingaan, do heele zaak de wereld uit, natuurlijk io- dien de verklaringen niet op goede gTon- den tegongesproken kunnen worden. Op deze manier is baron Sweerts van do zaa c niet af. Dr. Kuyper lueeft nog geen woord ge zegd. Do „St andaard" heeft zelfs van hot heele ding mot geen lettor notitie ge nomen, wat eon verdacht verschijnsol .s. Maar anderzijds oordeolt het blad hot. na dat telegram, den plicht van het „Hbld.", to zeggen wat het weet. Om in het telegram van baron Sweerts geen poging tot tegen spraak te lezen, noemt „Het Volk" „fratsen". Als ik van een beschuldiging zeg «lat. z«> een „onzinnige verdachtmaking" is, wat kan ik dan anders bedoelen dan de beschul diging voor onwaar verklaren? Hot „Hbld." moet nu voor den dag komen met zijn bewijzen, in elk geval met zijn zegslieden. Ons heeft men kwalijk willen nemen, toon wij, na de „tegenspraak'' va a dr. Kuyper in zake de Lehmann-lintjes, mot eenigo brieven kwamen die sommige deelcn van die tegenspraak beslist te niet doden. Dat was druppelsgewijs nubliceeren van het materiaal, zoo beweerde men. Wij hebben gepubliceerd naarmate wij het- noodig acht- ton om de aanklacht te «taven, en rullen daarmee voortgaan, zoodra wij hot weer noodig noliten. Maar alle materiaal lichter te houden cn geen enkel zegsman te noemen, dat gaat natuurlijk niet. Do hoeLij/.er-eorrespondent van het „H b 1<L" klaagt er over, dat er nog zoo veel ontbreekt aan een behoorlijke waar- deering van de journalisten door de journa-' listen. Dit blijkt, zegt hij ook nu weer, nu „Haftgsche Courant" en „V a- dorian d", „een telegram van den hoer Sweerts, waarin doze zich een meester toont in de kunst van een slag om den arm te houden, als een afdoende tegenspraak toe juichen." En dan sclnijft hij verder nog: „Schrijver dezes heeft in deze zaak niet anders te doen gehad dan bevestiging in winnen van wat de hoofdredactie van het ,,H andelsblad" reeds met vrij grooto zekerheid had vernomen. Maar die bevesti ging kreeg hij dan ook in zulk eon vorm, dat hij „H et Vaderland" kan verze keren, dat men het geloof in de waarheids liefde van burgemeester Sweerts het best diont, door, gelijk de redactie van hot „Handelsblad" deed, in zijn tele gram geen poging tot tegenspraak te lezen./* Maar wolk een denkbeeld moet het pu bliek toch wel krijgen van de achting dec journalisten voor hun eigen stand, wanneer het ziet, dat een paar bladen onmiddellijk gereed staan om het woord van hun ool« loga's weg te werpen, zoodra maar de eene of andere officiocle persoon een vermeen- do tegenspraak daartegen plaatst. „Borispolijke lichtzinnigheid". Inderdaad gij autoriteits-gcloovigen van de Park straat en do Wagenstraat. Er rijn nog te veel schelpdieren in de Nederlandsche journalistiek." 6) „Ik heb er zelfs van gedroomd. Ik ver lang erg naar den jongen. De Hemel geve, dat hij in Afrika zijn dwaasheden vergeten heeft! Als papa nu maar dadelijk niet met rijn plannen ten opzichte van Langenpfuhl voor den dag komt!" „Dat zal hij zeker. Maar ik zal hem zeg gen, dat hij voorzichtig moot zijn. Men kan ide zaak immers toch in het oog houden. Het ®ou nog niet zoo kwaad zijn. Kom I" Zij schoof haar arm door dien van haar echtgenoot en beiden daalden de trap af Baar de tuinzaal. II. In.de tuinzaal had do familie rich reed3 verzameld en bovendien de aanhangsels van 'de familie, namelijk vier honden, die Be- ncclicto uit den tuin had gelokt. Het waren Gesar, een groot, jong dier; vervolgens Lord-, een vlugge hazenwind, die 's nachts gewoonlijk in den stal on wel op den rug .Van de bruine merrie sliep, welke Tübingen als rijpaard diende. Verder Moortje, Be- nedictc's lieveling, en eindelijk een'klein bruiu ding, dat Cossy heette en het uit- stei vendc ras der „kortharige dwerg-affen- pincher" moest toebohooren. Mevrouw von Tubingen had dit hondenexemplaar eens van .mevrouw von Seesen van Langenpfuhl ten geschenke gekregen en verafgoodde het letterlijk. Zij verliet ongaarne Hohen- Krr.c.tz, maar ter wille van Cossy had zij «elfs de verre reis naar Berlijn ondernomen. Cossy begon namelijk, ten gevolge van zijn lui leven, zijn mooie taille te verlieoen, be gon ook in den slaap te snurken en een klein weinig asthmatiek te worden. Dht verontrustte de barones in die mate, dat zij besloot, een beroemden Berlijnschen vee arts te oon8ulteeren, die Cossy, na een nauwkeurig onderzoek, een Iiohte Karlaba- der kuur aanbeval, namelijk er werd bij el- ken maaltijd een kleine dosis Karlsbader zout in zijn eten gedaan. Want bij Cossy mocht jncn sleohts van eten spreken, nooit van voer of van vreten, dat duldde mevrouw von Tubingen niet. Voor Cossy stond altijd een klein, blauw gevoerd mandje klaar, waarin hij zijn dagen doorbracht. Het was werkelijk een aardig beestje, met kort af gesneden oortjes en een klein fragment van een staart, waarmee hij niet eens meer kwispelen kon. Wilde hij dat, dan bewoog zijn geheel vet lichaampje zich in bevallige bewegingen. Mevrouw von Tubingen beweer de steeds, dat Cossy menschelijk verstand bezat. Zij sprak ook met hem. alsof rij een menschelijk wezen voor zich had, en vroeg hem zelfs dikwijls in allerlei aangelegen heden om raad. Legde hij dan de ooren naar achteren, dan was dat een teeken van toe stemming, en als hij zijn klein stompneusje op een eigenaardige manier optrok en rim pelde, ging dat bij de barones voor afkeu ring of ontkenning door. Bernd en Dietrich, de beide jongens, wa ren het eerst verschenen. Zij hadden Stupps voor de veranda ontdekt en beraadslaagden met. hem over het aanbrengen van aster3 en de versiering. In den laatsten tijd waren de tweelingen wel een weinig verwilderd. Hun voormalige huisonderwijzer was niet in Tübingens smaak gevallen. De man was hem te zeer philoloog geweest. De geschie denisles ergorde hom namelijk. Hij beweer de, dat Artaxerxe3 en Paamninit I en do zeeslag bij Salamis long niot zoo gewichtig waren als het eigen vaderland; het wa3 maar ongelukkig, dat de huismeester ia de oude historie voel meer thuis was dan in den nieuweren tijd en dat hij van Alcibiades meer wist dan van Blöoher. Zoo scheidde men dan en de jongens hadden een paar weken vrijen tijd. Tübingen had den jongens in het begin wel eiken dag een uur les gegeven, afwisselend geschiedenis, rekenen en literatuur. Dat was echter meer oomodie dan ern stig onderricht. Tübingen werd bij elke ge legenheid heftig, vo3T dan tegen de jongens uit en ergerde rich ook over de nieuwo orthographic en leermethode; dat was vroeger in het cadettenkorps geheel an ders geweest. Mevr. von Tübingen en graaf Teupen waren geen betere schoolmeesters .geweest; ten slotte werd het geheel e huis zenuwachtig en werd het hoog tijd, dat de nieuwe gouverneur arriveorde. Na de tweelingen verschenen de drie meisjes op het tooneol: Benedicts blozend en friscli, nog met lange vlechten, stralend van gezondheid, maar de anders van over moed sohittere-nde oogon een klein weinig omfloerst; zij was bang, dat er nog een vaderlijke strafpredikatie zou volgen. Truitje Palm was over het geval met de aardbei heen. Zij was reeds op den vroegen morgen onberispelijk gekleed, in een frisoh gewas.soken, lichte blouse, een doükeren rok van Engelsch laken en gele schoentjes. Van hot gehoelo coquette, kleine persoon tje ging con atmosfeer vau netheid uit, welke aangenaam aandeed. 3fcu.ua je db boezemvriondin van Bencdicto en sinds jaren gewoon eenige zomermaanden in Hohen- Kraatz door te brengen. Haar moeder 6tamde uit een verarmde adellijke familie cn dat troostte de goedo barones over do vriend schappelijke verhouding tusschcn Benedict* en het apothekersdochtertje, welke zij an ders niot goedgekeurd zou hebban. De derde in het klaverblad was fnisa Nelly Milton, twee en twintig jaar en óveneens dat, wat Tiibiugen onder oen „lief bakkesje" verstond. Zij was sinds een jaar in jhuis en moest Benedict© oorspronkelijk „Mores loeren", maar reeds na oen kennismaking van twee weken hadden beid* meisjes vriendschap gesloten en elkaar voor immer trouw gezworen. Intusschen had Nelly's ern stiger karakter zulk een goeden invloed op Bonodicte, dat de heer cn mevrouw von Tü bingen van een „ouder en waardiger per soon", die zij aanvankelijk gewcnscht had den, afzagen en de kleine Emgolsche be hielden. Graaf Teupen was ondanks zijn hoogen leeftijd steeds een der eersten aan de ont bijttafel. De grijsaard bezat een verbazende opgewektheid en elasticiteit. Hij had reeds voor twintig jaar zijn carrière als diplomaat moeten vaarwel zeggen en met de laatste orde nog den titel van excellentie als 'pleister voor het verlaten van den dienst 'gekre gen. Hij maakte echter geen gebruik van zijn „excellentie", maar liet zich, evenals te voren, met „graaf" aanspreken- Hij was een keurignet mannetje, met een sneeuwwit- ten en tot scherpe punten gedraaiden knevel eu kortgeknipte bakkebaarden, welke in het midden naar Engelsche mode kaarsrecht af geschoren waren. Het nog volle grijs-witte haar was zorgvuldig midden op het hoofd geechojdon oyer dq Qdriri geborsteld en, oven keurig was do kleeding van don graaf: grijze broek, wit piqué vest en ©on !mor- genjasje met een Turksch patroon, uit wolkó zak klo punt van een zijden zakdoek to voor schijn kwam. Daarbij droeg hij om den fetij- von, witten halsboord een los gebonden dasje. Elk der niouwaangekomenen werd hit oerat door de honden begroet, zeer onstui-1. mig door Cesar, Lord en Moortje, en pp voel afgemetener en voornamer wijze door Ooösy. Do twoelingon en Benedict© kusten groot-' papa de hand, die zijne kleindochter met een ernstigen en bestraffenden blik aanzag, waarop deze zeer deemoedig deed, rood werd en het hoofd boog. „Ja, ja, Dicto", zeide de oudo lieer, „schaam; je maar, dat hindert niets! Gij zijt Pu spoe-. dig achttien jaar cn op dien leeftijd zijp anderen van uws gelijken reeds hofdames. Nu vraag ik* je, wat zou je doorluchtige! meesteres wol zeggen, wanneer men bij het hof vertelde, dat gij een sluimerende jonk-» vrouw heimelijk een grootc en dikke aardbei iu den mond hadt gestoken! Gelooft gif, dat dat je aanzien zou verhoogd hebben? Ik ben overtuigd, dat zelfs de lakeien zich' over je hadden vroolijk gemaakt en ook uó portier zou jo veel minder eerbiedig gegroet hebben dan andora. Neen, lieve Dicte, men moet steeds zijn waardigheid weten te bo wmen. Wat mon anders als een grap zou kunnen opvatten, krijgt een ander aanzien, wanneer het ee»n jonge (lame van (lo hooge wereld betreft. En zoo een wilt gij toch zijn Gij moest je ten minste moeite geven om er* zoo oen to wordon. J.Ic ban overtuigd, dat miss Mil ton zeer bo<>3 over dit geval 'ge weest is, want in Engeland valt iets dorgeF lijks niot voor. Is 't wol, miss Milten ?"- (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 5