No. 15159.
LEZDSGH DAGBLAD, Zaterdag* 24 Juli.
Anno 1909.
Onze Ongevallen-Verzekering.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
ITet inajoraat,
Donderdag heeft de uitbetaling plaats ge
had aan de wed. Kampenhout, waarvan de
volgende akte is opgemaakt:
Hedoa den twee-en-twintigsten Juli ne-
gentierihonderdnegen.
Verschenen voor mij Jacobus Johannes ter
Laag Christophiluszoon, Notaris te Lei
den, te mijnen Kantore aan het Steen-
schuur 11, in tegenwoordigheid van de na
te noemen mij bekende getuigen:
I. de WelEdel. Geboren heer Gerard
Henri Sijthoff, wonende te Leiden, in diens
hoedanigheid als administrateur en plaats
vervangend Directeur der Naamloozo Ven
nootschap: ,,Het Leidsoh Dagblad'', geves
tigd te Leiden;
II. do heer Frans Philippus Hioremet,
construe tie werker aan de Koninklijke Neder
landsche Grofsmederij te Leiden, wonende
te Leiden;
III. de heer Dirk van Pijion, constructie-
werker aan de Koninklijke Nederlandsche
Grofsmederij te Leiden, wonende te Lei
den;
De eerste comparant verklaarde dat door
rijno ten deze vertegenwoordigd wordende
Naainlooze Vennootsohap ,,Het Leidcch
Dagblad gevestigd te Leiden, vrijwillig
in het leven geroepen is een ongevallen
verzekering ten behoeve van hen d'e zoo
genaamd weekabonné zijn op het Dagblad
genaamd: „Het Leidsch Dagblad", dat hij
bereid is namens meergomelde Naam
loozo Vennootschap eene som van vijfhon
derd gulden contant geld uit te keeren aan
•de 'weduwe van na te noemen Franciscus
Johannes van Kampenhout geboren Van
der Laken, omdat haar man een ongeluk
toet doodelijken afloop is overkomen en
hij weekabonné in voege voorschreven was,
indien door getuige bewezen worde dat het
«ongeval geschied is ten gevolge van eene
gewelddadige uitwerking van buiten af op
hot - lichaam van genoemden week-borné
fen dat het ongeval dus niet het cevolg ge
weest is van roekeloosheid of het zich
tooedu illig of onnoodig blootstellen aan
eenig gevaar of aan eenige andere omstan
digheid die door genoemden weekabonné
kon worden voorzien
Do comparanten sub II en III gemeld
verklaar den op verzoek van mij notaris ge
tuigenis der waarheid omtrent dit ongeval
'te willen afleggen-
Zoo verklaarden zij dan:
dal" zij op Dinsdag dom zesden Juli jongst
leden in den vroegen morgen, met wijlen
Van Kampenhout werkzaam waren op de
Spoorbrug over de Vecht, genaamd: ,,de
Vechthrug" welke brug hersteld werd. Op
die brug ligt dubbe-1 spoor en dreigt er nu
gevaar dan wordt door den wissel wachter
gewaarschuwd.
Van Kampenhout nu had zich even voor
"een noodzakelijke behoefte naar een in de
nabijheid staand huisje begeven en de deur
gesloten en in diens afwezigheid had de
wissel wachter Klomp het teeken gegevon
dat <lc brug onveilig was en verlaten moest
word n, welk teeken Van Kampenhout niet
had kunnen hooren.
Toen hij terugkwam om weer aan het
werk te gaan liep hij oohter den trein die
uit de richting van Bussum kwam en wist
niet. dat do trein 72 D uit Amsterdam
in aantocht was. Zoodat haj tien minuten
vóór acht uren opeens door laatstgemelden
trein gegrepen werd en direct dood was.
Wel had de machinist van trein 72 D
toet de stoomfluit nog eenige malen het
aignaaJ gegeven dat hij in aantocht wr.s,
doch door het leven dat eerstgemelde trein
maakte had Van Kampenhout dit waar
schijnlijk niet gehoord.
Van Kampenhout was een zeer oppassend
'en bekwaam werkman en noch bijziende
ïioch. hardhoorend en heeft zich willens cn
Wetens niet aan handelingen in strijd met
wetten, verordeningen, Koninklijke beslui
ten of voorschriften van Spoorwegonderne
mingen schuldig gemaakt nooh zich bloot
gesteld aan eenig govaar door handelingen
van verregaande roekeloosheid.
Zij kunnen mitsdien volmondig verkla
ren dat het ongeval geheel buiten schuld
van den. overledene heeft plaats gehad, de
aanrijding zelve hadden zij niet gezien.
Doctor Knaap had terstond den dood
geconstateerd.
Uit bovenstaande verklaringen van de
comparanten sub II en III genoemd is mits
dien gebleken, dat meergemeld ongeluk
nu wijlen Franciscus Johannes van Kam
penhout overkomen, valt in de termen door
de ongevallenverz-kering van de Naamlooze
Vennootschap „Het Leidsch Dagblad" ge
steld tot het doen eener geldelijke uitkee-
Hng.
Na het bovenstaande gehoord te hebben
verklaarde de eerste comparant in zijn ge
meld© hoedanigheid zich bereid, niettegen
staande de oomparanten sub II en UI
eigenlijk geen ooggetuigen van het ongeval
zijn geweest, aan de weduwe van Franciscus
Johannes van Kampenhout geboren Jan
netje van der Laken, zonder beroep, wonen
de te Leiden, uit te keeren een som van
vijfhonderd gulden, waaraan hij bij deze
voldoet en welke som mejuffr. Jannetje van
<Ier Laken weduwe van Francisous Johannes
van Kampenhout meergenoemd ten deze
mede verschenen, verklaart bij deze in dank
te hebben ontvangen.
De oomparanten zijn allen aan mij nota
ris bekend.
Waarvan akte, in minuut opgemaakt, is
verleden te Leiden ten tijde als in den
hoofde dezer is gemeld in tegenwoordig
heid van Lambertus Dirk Planjer Junior,
horlogemaker, en Luoa-s Stafleu, schoenma
ker, beiden wonende te Leiden, als getui
gen.
De comparanten en de getuigen hebben
met mij notaris deze akte onmiddellijk na
voorlezing onderteekend.
(Geteekendj G. Henri Sijthoff, F. P. Mie-
remet. D. van Pijlen, J. v. Kampenhout
v. d. Laken, L. D. Planjer Jr., L. Stafleu,
J. J. ter Laag Cz., notaris.
DeArnhem8ohe Courant spreekt
van het telegram van baron Sweert-s de
Landas en de opmerkingen daarover door
het H b 1. gemaakt als van een „zonderlin
gen wedstrijd om in raadselen te sproken!"
Het Handelsblad, baron Sweerts
verwijtende, dat hij zich „niet duidelijk
pertinent" uitlaat, is al even weinig „dui
delijk pertinent" in zijn antwoord en kalm
wacht het 't verder verloop der zaak af,
zelfs ook wat de beschuldiging aangaat,
dat wat heb mededeelde „onzinnige ver
dachtmaking" was I Met van die smet zich
te zuiveren ook al te wachten, en nog wel
„k alm", maakt het zijn positie juist niet
sterker. Zulk een zelfbeheersching is toch
wel wat al te kras I
De Arnhemsche O t. Wijft ten slot
te van meening, dat het H an de 1 s b,l ad
niet „afwachten" mag maar zich jean. de
blaam van verdachtmaldng zonder verwijl
heeft te zuiveren.
Land en Volk schrijft
Tegenover het antwoord van den Haag-
schen burgemeester, dat meer afdoende
schijnt dan het is, komt Het Handels
blad, in plaats van met de stukkon, met
de mededeeling„wij zullen het verder
verloop der zaak kalm afwachten."
Alsof de zaak zou „loopen", wanneer
niet de beschuldiger voor zijn beschuldi
ging nu ook gronden ging aanvoeren
Ondanks al wat Het Handelsblad
heeft te zien gegeven, hadden wij nog te
veel vertrouwen in dïit persorgaan om te
onderstpjlen, dat het met een ernstige be
schuldiging als deze in zee zou gaan zon
der materiaal, louter in speoulatie op een
eventueel onhandig antwoord van den be
schuldigde.
Hot Nieuws v. d. Dag sohrijft o.a.
Het H b 1. wacht, dus af, wacht kalm af.
Het zou ons niet verwonderen, indien
anderen in den lande minder tot wachten
gestemd waren, allerminst tot wachten in
berustende kalmte.
Kr is toch vrij veel kans, dat het „ver
der verloop" dezer zaak..... doodloopt.
Wie zal spreken, nu baron Sweerts dat
beneden rijn waardigheid acht en de re
dactie van het Handelsblad de ar
men over elkaar slaat! Dr. Kuyper....?
Zijn geringe woordenrijkdom in de vorige
zaak, de zaak, waarin hij nog zooveel pijnlij
ker betrokken werd dan in het geval
Sweerts, doet in deze het minste verwach
ten. Minister Heemskerkt... Waarom zou
hij den handschoen opnemen, dien het libe
rale blad hem toewerpt! De leiders of de
bladen ter rechterzijde!... Het ziet er al
evenmin naax uit.
Tenzij er onverwachte uit de school ge
klapt wordt, valt dus voorloopig het scherm
na het tweede bedrijf van het Kuyper-sen-
satiespel.
Maar daarmede is het publiek niet vol
daan. Deze vertooning is ons opgedrongen:
zóó kan ze niet eindigen.
Er zijn in de laatste weken, die achter
ons liggen, rijkelijk vele vragen gesteld, met
welker beantwoording het oordeel over de
moraliteit van hooggeplaatste en invloed
rijke personen nauw samenhangt en die
niet onbeantwoord mgen blijven, zonder dat
een leelijke smet zioh zou hechten op het
openbaar leven in ?rederland...
Wat ons echter pijnlijk treft, is de licht
vaardigheid;, waarmedo beschuldigingen en
aantijgingen, die tot zoovele onbeantwoorde
vragen leiden, worden uitgesproken.
Dan betoogt het „Nieuws van den
Dag", „dat bij de onzuivere „rechts-of-
Iinks" leuze waaronder het staatkundig Ne
derland thans lijdt, het verleenen van steun
aan rechts door een man van links of een
middenman nog geenszins insluit dat deze
man de machthebbenden rechts in het go-
vlij traoht te komen ten bate van een per
soonlijk doel."
Dit zoo zijnde, mag men kieaohe nauwlet
tendheid verlangen bij het uitspreken van
beschuldigingen of vermoedens dienaangaan
de, of het stellen van op zichzelf reeds com
promittante „vragen".
Er heet toch geen koe bont of er is wel
een vlokjo &an-l... Een ellendige regel, die
in ons kleine land niet zuinig in praktijk
wordt gebracht; wie een ander iets aan
wrijft, moet daarmee altijd rekening hou
den.
Het „Nieuwe van den Dag" be
sluit met het verzoek te mogen weten waar
op, op welke feiten en onwraak-
barogetuigenissen, de met nadruk
verkondigde „overtuiging" van het
„Hbl." berust, dat er een achandaal-
Sweerta te onthullen viol.
De „Nieuw»» Arnhomaohe Cou
rant" schrijft van de opmerkingen van
het „Handelsblad" naar aanleiding
van het telegram van baron Sweerts de Lan
das o.a.
Het valt te betwijfelen of er iemand ge
vonden wordt, .0 genoegen zal nemen met
dit vrij treurig antwoord.
Opgemerkt .j allereerst, dat van een
„ontkenning" niet gesproken kan worden.
Met een minachtend gebaar schuift do lieer
Sweerts do gehoole besehuldiging als „een
onzinnige verdachtmaking" op zijde.
Het blad is»nu verplicht te b e w ij z e n,
dat van een onzinnige verdachtmaking geen
sprake kan zijn, maar dat het u. t do stuk
ken de onlooohenbci juistheid zijner be
schuldiging kan staven,...
Het blad kan niet volstaan, met dit ont
wijkend, jantjevanleiden'sachtig antwoord.
Hot „C e n t r u m" schrijft o.a.
Met een voor een orgaan van zijn betee-
kenis werkelijk verbijsterende lichtvaardig
heid is het „Hbld." plotseling komen oan-
zottcn mot een onthulling, die niets meer
blijkt dan een grimmige veronderstelling,
en een reeks vragen, welke door een dei-
bladen op ironische wijze als „vermakelijk"
werden gekenmerkt.
"Waar het met ons openbaar leven heen
moet, wanneer de manieren, thans door een
groet liberaal orgaan in practijk gebracht,
bij ons burgerrecht verkrijgen, laat zioh
eenigermate gissen.
Bij elke benoeming en ook bij olko
ai e t-bonocming zullen de irainuaties vrij
spek hebben, zullen de benoemden of
do ni e t-bonoemdea tot verantwoording
worden geroepen, zullen vragen worden
gesteld aan personen, die op eonigerlei wij
ze zich voor de benoemden of de n i e t-bé-
noemden hebben geïnteresseerd, en zal
last not least een interpellatie t©i
de regeering niet kunnen uitblijven.
Welk een verheffend vooruitzicht I En
waaneer dan de personen, die zonder
eenig bewijs worden beschuldigd, een
voudig weigeren op de verdachtmaking in
te gaan, dan zal het heeten, dat zij niets
vermogen te antwoorden en dat hun
zwijgen onmiskenbaar het bewijs hunner
schuld inhoudt!
Het blad besluit zijn artikel aldus:
Booze veronderstellingen zijn gemakkelijk
te maken en voor dito gissingen ligt bij
een onwelwillende gezindheid altijd een
ruim veld open. Wat zal er echter bij zulk
een minwaardige en persoonlijke strijdwijze
worden van de goede trouw en het goed ver
trouwen, zoo onmisbaar voor de samenle
ving en het staatkundig verkeer? Want hoe
onwaar en hoe onzinnig de beschuldigingen
of insinuaties ook mogen zijn, er blijft, naar
de geijkte uitdrukking, altijd iets van „han
gen."
Eon blad, dat een reputatie heeft op te
houden, oompromitteert zioh zelf echter het
meest, wanneer het met besohuldigingon of
insinuaties van wal steekt, zonder zijn be
weringen te kunnon staven. En de vraag
rijst, of het niet in hot belang der pers en
van haar goeden naam zou zijn, van der
gelijke „onthullingen" in het vervolg wat
minder notitie te nemon. Zij rijn de aan
dacht en den tijd, welke men er aan be
steedt, niet waard. En het kwaad wordt
grooter, naarmate men er meer relief aan
geeft door velerlei bespreking.
De „R esidentiobode" vindt, dat
het antwoord van het „Handelsblad"
op het telegram van baron Sweerts in drie
regels drie hoogst merkwaardigo uitlatiu-
gen bevat, welke van tastende zwakheid
getuigen.
In de eerste alinea lozen wij: „Hij acht
het beter, niet duidelijk por tinent te ont
kennen, wat ontkend zou kunnen wordeu
en dan dus tevens te erkennen, wat erkend
moet worden."
Inderdaad, dit is in den volscen zin des
woords een „Testimonium paupertatis
een bewijs van armoede", dat het ,,H a n-
d e 1 8 b 1 a d" rich in verband met do door
liaar uitgesproken beschuldiging zelve op
het voorhoofd drukt-. Hot blad immers ver
klaart, dat er in haar beschuldiging gedeel
ten voorkomen, „die duidelijk en pertinent
(zouden ontkend kunnen worden." Als men
zoo iets omtrent, zijn eigen beschuldiging
zegt, moet men dio beschuldiging voor zioh
houden.
Dan drijft „D e Residentiebode"
den spot met de uiting van het „Han
delsblad" ten opzichte van heb „onwel
willend rijn van baron Sweerts jegens dr.
Kuvper".
Yan de slotalinea: ,,Wij zullen het verder
verloop der zaak kalm afwachten", zegt
„D e R e 8 i d en t i e h o d e" eindelijk
Uit dat besluit tot „kalm afwachten"
zou mon, naar het ons wil voorkomen, kun
nen opmaken, hoe het ,,H a n d e 1 s-
b 1 a d" zelve gevoelt, dat er alle redenen
voor het blad zouden bestaan om niet
„kalm af" te „wachten". En die redenen
bestaan te over, waar de expeditie van het
„Handelsbl ad" in een groot deel
der pers, ook der vrijzinnige pers, zeer
ongunstig is beoordeeld.
Aan de verplichting te bewijzen, dat wat
het mededeelde geen „verdaohbmakjng",
maar gedocumenteerde waarheid is, zal
het „Handelsblad", raoont ten slott©
ook de „R esidenticbode", zich niet
kunnen onttrekken.
De „Rotterdammer" ia van oor
deel, dat „dit geschrijf" van hot „Hbl"
nu toch alle perken te buiten gaat-
Togen zulken politicken zwendel moet
toch elk weldenkend ruensch protesteeren.
Het „Handelsblad beschuldigt
zondereenigbewijs.
En als de beschuldigde antwoordt: het is
mij te min om er op in te gaan, dan zegt
het „Handelsblad": „wij zullen
zaak kalm afwachten
Maar zóó handelt toch niet een fatsoenlijk
man die een r.nder beschuldigt.
Die komt met b e w ij i e n, en zet uiteen,
wat. er dan eigenlijk geschied is, dat voor
de beschuldiging eenigen houdbaren grond
biedt.
Dan eerst kan het publiek over dp zaak
oordooien.
,,H et Volk" zegt, dat baron 8\veerta
zich van do gcheele Laak heeft willen „af
inaken" met ziju telegram, waarin hij zegt,
dat hij op de „onzinnige ver cl)tmaking"
met geen woord *ou ingaan.
Dat ia gemakkelijk, m«nr het zegt niets.
Welke verdachtmaking betreft het bier?
Heeft baron Sweerts géén geld gogevoa
voor de anti-rev. verkioringskas Heeft «Ir.
Kuyper niot nangedrongon op zijn Iwnoe-
ming tot Commissaris dor Koningin? Met
een paar korte verklaringen die wél op de
„onzinnige verdachtmakingen" ingaan,
do heele zaak de wereld uit, natuurlijk io-
dien de verklaringen niet op goede gTon-
den tegongesproken kunnen worden. Op
deze manier is baron Sweerts van do zaa c
niet af.
Dr. Kuyper lueeft nog geen woord ge
zegd. Do „St andaard" heeft zelfs van
hot heele ding mot geen lettor notitie ge
nomen, wat eon verdacht verschijnsol .s.
Maar anderzijds oordeolt het blad hot. na
dat telegram, den plicht van het „Hbld.",
to zeggen wat het weet. Om in het telegram
van baron Sweerts geen poging tot tegen
spraak te lezen, noemt „Het Volk"
„fratsen".
Als ik van een beschuldiging zeg «lat. z«>
een „onzinnige verdachtmaking" is, wat
kan ik dan anders bedoelen dan de beschul
diging voor onwaar verklaren?
Hot „Hbld." moet nu voor den dag
komen met zijn bewijzen, in elk geval met
zijn zegslieden.
Ons heeft men kwalijk willen nemen, toon
wij, na de „tegenspraak'' va a dr. Kuyper
in zake de Lehmann-lintjes, mot eenigo
brieven kwamen die sommige deelcn van
die tegenspraak beslist te niet doden. Dat
was druppelsgewijs nubliceeren van het
materiaal, zoo beweerde men. Wij hebben
gepubliceerd naarmate wij het- noodig acht-
ton om de aanklacht te «taven, en rullen
daarmee voortgaan, zoodra wij hot weer
noodig noliten.
Maar alle materiaal lichter te houden cn
geen enkel zegsman te noemen, dat gaat
natuurlijk niet.
Do hoeLij/.er-eorrespondent van het
„H b 1<L" klaagt er over, dat er nog zoo
veel ontbreekt aan een behoorlijke waar-
deering van de journalisten door de journa-'
listen.
Dit blijkt, zegt hij ook nu weer, nu
„Haftgsche Courant" en „V a-
dorian d", „een telegram van den hoer
Sweerts, waarin doze zich een meester toont
in de kunst van een slag om den arm te
houden, als een afdoende tegenspraak toe
juichen."
En dan sclnijft hij verder nog:
„Schrijver dezes heeft in deze zaak niet
anders te doen gehad dan bevestiging in
winnen van wat de hoofdredactie van het
,,H andelsblad" reeds met vrij grooto
zekerheid had vernomen. Maar die bevesti
ging kreeg hij dan ook in zulk eon vorm,
dat hij „H et Vaderland" kan verze
keren, dat men het geloof in de waarheids
liefde van burgemeester Sweerts het best
diont, door, gelijk de redactie van hot
„Handelsblad" deed, in zijn tele
gram geen poging tot tegenspraak te lezen./*
Maar wolk een denkbeeld moet het pu
bliek toch wel krijgen van de achting dec
journalisten voor hun eigen stand, wanneer
het ziet, dat een paar bladen onmiddellijk
gereed staan om het woord van hun ool«
loga's weg te werpen, zoodra maar de eene
of andere officiocle persoon een vermeen-
do tegenspraak daartegen plaatst.
„Borispolijke lichtzinnigheid". Inderdaad
gij autoriteits-gcloovigen van de Park
straat en do Wagenstraat.
Er rijn nog te veel schelpdieren in de
Nederlandsche journalistiek."
6)
„Ik heb er zelfs van gedroomd. Ik ver
lang erg naar den jongen. De Hemel geve,
dat hij in Afrika zijn dwaasheden vergeten
heeft! Als papa nu maar dadelijk niet met
rijn plannen ten opzichte van Langenpfuhl
voor den dag komt!"
„Dat zal hij zeker. Maar ik zal hem zeg
gen, dat hij voorzichtig moot zijn. Men kan
ide zaak immers toch in het oog houden. Het
®ou nog niet zoo kwaad zijn. Kom I"
Zij schoof haar arm door dien van haar
echtgenoot en beiden daalden de trap af
Baar de tuinzaal.
II.
In.de tuinzaal had do familie rich reed3
verzameld en bovendien de aanhangsels van
'de familie, namelijk vier honden, die Be-
ncclicto uit den tuin had gelokt. Het waren
Gesar, een groot, jong dier; vervolgens
Lord-, een vlugge hazenwind, die 's nachts
gewoonlijk in den stal on wel op den rug
.Van de bruine merrie sliep, welke Tübingen
als rijpaard diende. Verder Moortje, Be-
nedictc's lieveling, en eindelijk een'klein
bruiu ding, dat Cossy heette en het uit-
stei vendc ras der „kortharige dwerg-affen-
pincher" moest toebohooren. Mevrouw von
Tubingen had dit hondenexemplaar eens
van .mevrouw von Seesen van Langenpfuhl
ten geschenke gekregen en verafgoodde het
letterlijk. Zij verliet ongaarne Hohen-
Krr.c.tz, maar ter wille van Cossy had zij
«elfs de verre reis naar Berlijn ondernomen.
Cossy begon namelijk, ten gevolge van zijn
lui leven, zijn mooie taille te verlieoen, be
gon ook in den slaap te snurken en een
klein weinig asthmatiek te worden. Dht
verontrustte de barones in die mate, dat zij
besloot, een beroemden Berlijnschen vee
arts te oon8ulteeren, die Cossy, na een
nauwkeurig onderzoek, een Iiohte Karlaba-
der kuur aanbeval, namelijk er werd bij el-
ken maaltijd een kleine dosis Karlsbader
zout in zijn eten gedaan. Want bij Cossy
mocht jncn sleohts van eten spreken, nooit
van voer of van vreten, dat duldde mevrouw
von Tubingen niet. Voor Cossy stond altijd
een klein, blauw gevoerd mandje klaar,
waarin hij zijn dagen doorbracht. Het was
werkelijk een aardig beestje, met kort af
gesneden oortjes en een klein fragment van
een staart, waarmee hij niet eens meer
kwispelen kon. Wilde hij dat, dan bewoog
zijn geheel vet lichaampje zich in bevallige
bewegingen. Mevrouw von Tubingen beweer
de steeds, dat Cossy menschelijk verstand
bezat. Zij sprak ook met hem. alsof rij een
menschelijk wezen voor zich had, en vroeg
hem zelfs dikwijls in allerlei aangelegen
heden om raad. Legde hij dan de ooren naar
achteren, dan was dat een teeken van toe
stemming, en als hij zijn klein stompneusje
op een eigenaardige manier optrok en rim
pelde, ging dat bij de barones voor afkeu
ring of ontkenning door.
Bernd en Dietrich, de beide jongens, wa
ren het eerst verschenen. Zij hadden Stupps
voor de veranda ontdekt en beraadslaagden
met. hem over het aanbrengen van aster3
en de versiering. In den laatsten tijd waren
de tweelingen wel een weinig verwilderd.
Hun voormalige huisonderwijzer was niet
in Tübingens smaak gevallen. De man was
hem te zeer philoloog geweest. De geschie
denisles ergorde hom namelijk. Hij beweer
de, dat Artaxerxe3 en Paamninit I en do
zeeslag bij Salamis long niot zoo gewichtig
waren als het eigen vaderland; het wa3
maar ongelukkig, dat de huismeester ia de
oude historie voel meer thuis was dan in
den nieuweren tijd en dat hij van Alcibiades
meer wist dan van Blöoher. Zoo scheidde
men dan en de jongens hadden een paar
weken vrijen tijd. Tübingen had den jongens
in het begin wel eiken dag een uur les
gegeven, afwisselend geschiedenis, rekenen
en literatuur.
Dat was echter meer oomodie dan ern
stig onderricht. Tübingen werd bij elke ge
legenheid heftig, vo3T dan tegen de jongens
uit en ergerde rich ook over de nieuwo
orthographic en leermethode; dat was
vroeger in het cadettenkorps geheel an
ders geweest. Mevr. von Tübingen en graaf
Teupen waren geen betere schoolmeesters
.geweest; ten slotte werd het geheel e huis
zenuwachtig en werd het hoog tijd, dat de
nieuwe gouverneur arriveorde.
Na de tweelingen verschenen de drie
meisjes op het tooneol: Benedicts blozend
en friscli, nog met lange vlechten, stralend
van gezondheid, maar de anders van over
moed sohittere-nde oogon een klein weinig
omfloerst; zij was bang, dat er nog een
vaderlijke strafpredikatie zou volgen.
Truitje Palm was over het geval met de
aardbei heen. Zij was reeds op den vroegen
morgen onberispelijk gekleed, in een frisoh
gewas.soken, lichte blouse, een doükeren rok
van Engelsch laken en gele schoentjes.
Van hot gehoelo coquette, kleine persoon
tje ging con atmosfeer vau netheid uit,
welke aangenaam aandeed. 3fcu.ua je db
boezemvriondin van Bencdicto en sinds jaren
gewoon eenige zomermaanden in Hohen-
Kraatz door te brengen. Haar moeder 6tamde
uit een verarmde adellijke familie cn dat
troostte de goedo barones over do vriend
schappelijke verhouding tusschcn Benedict*
en het apothekersdochtertje, welke zij an
ders niot goedgekeurd zou hebban.
De derde in het klaverblad was fnisa Nelly
Milton, twee en twintig jaar en óveneens
dat, wat Tiibiugen onder oen „lief bakkesje"
verstond. Zij was sinds een jaar in jhuis
en moest Benedict© oorspronkelijk „Mores
loeren", maar reeds na oen kennismaking
van twee weken hadden beid* meisjes
vriendschap gesloten en elkaar voor immer
trouw gezworen. Intusschen had Nelly's ern
stiger karakter zulk een goeden invloed op
Bonodicte, dat de heer cn mevrouw von Tü
bingen van een „ouder en waardiger per
soon", die zij aanvankelijk gewcnscht had
den, afzagen en de kleine Emgolsche be
hielden.
Graaf Teupen was ondanks zijn hoogen
leeftijd steeds een der eersten aan de ont
bijttafel. De grijsaard bezat een verbazende
opgewektheid en elasticiteit. Hij had reeds
voor twintig jaar zijn carrière als diplomaat
moeten vaarwel zeggen en met de laatste
orde nog den titel van excellentie als 'pleister
voor het verlaten van den dienst 'gekre
gen. Hij maakte echter geen gebruik van
zijn „excellentie", maar liet zich, evenals
te voren, met „graaf" aanspreken- Hij was
een keurignet mannetje, met een sneeuwwit-
ten en tot scherpe punten gedraaiden knevel
eu kortgeknipte bakkebaarden, welke in het
midden naar Engelsche mode kaarsrecht af
geschoren waren. Het nog volle grijs-witte
haar was zorgvuldig midden op het hoofd
geechojdon oyer dq Qdriri geborsteld en,
oven keurig was do kleeding van don graaf:
grijze broek, wit piqué vest en ©on !mor-
genjasje met een Turksch patroon, uit wolkó
zak klo punt van een zijden zakdoek to voor
schijn kwam. Daarbij droeg hij om den fetij-
von, witten halsboord een los gebonden dasje.
Elk der niouwaangekomenen werd hit
oerat door de honden begroet, zeer onstui-1.
mig door Cesar, Lord en Moortje, en pp
voel afgemetener en voornamer wijze door
Ooösy.
Do twoelingon en Benedict© kusten groot-'
papa de hand, die zijne kleindochter met
een ernstigen en bestraffenden blik aanzag,
waarop deze zeer deemoedig deed, rood werd
en het hoofd boog.
„Ja, ja, Dicto", zeide de oudo lieer, „schaam;
je maar, dat hindert niets! Gij zijt Pu spoe-.
dig achttien jaar cn op dien leeftijd zijp
anderen van uws gelijken reeds hofdames.
Nu vraag ik* je, wat zou je doorluchtige!
meesteres wol zeggen, wanneer men bij het
hof vertelde, dat gij een sluimerende jonk-»
vrouw heimelijk een grootc en dikke aardbei
iu den mond hadt gestoken! Gelooft gif,
dat dat je aanzien zou verhoogd hebben?
Ik ben overtuigd, dat zelfs de lakeien zich'
over je hadden vroolijk gemaakt en ook uó
portier zou jo veel minder eerbiedig gegroet
hebben dan andora. Neen, lieve Dicte, men
moet steeds zijn waardigheid weten te bo
wmen. Wat mon anders als een grap zou
kunnen opvatten, krijgt een ander aanzien,
wanneer het ee»n jonge (lame van (lo hooge
wereld betreft. En zoo een wilt gij toch zijn
Gij moest je ten minste moeite geven om er*
zoo oen to wordon. J.Ic ban overtuigd, dat
miss Mil ton zeer bo<>3 over dit geval 'ge
weest is, want in Engeland valt iets dorgeF
lijks niot voor. Is 't wol, miss Milten ?"-
(Wordt vervolgd.)