VOOR DE JEUGD
m
f
- 1SIDSCH DAGBLAD
m
■k'
No. 15150. Woensdag* 14 Juli. Anno 1909.
*V.1ÏÏ •T.T?LT.T?r.T.T*i TfTtTTT t°(«l
fEjo.
De dame in hei goud.
Het weggeloopen Prinsesje.
- - *8»
V?®3/ |I I Imi I Idil ilill llill l.llili I M»tl I litil |b V7(
1
At
iV.
De dame in het goud had Tony's hartje
gestolen van het eerste oogerthlik af, dat
vader haar mee had gebracht en haar over
de porseleinkast in den salon had gehan
gen, en nooit zou hij een dag laten voor
bijgaan zonder haar in stilte een bezoek te
brengen en met liefkoozenden blik op te
kijken i^ ha.n.r vriendelijk, schoon, gelaat.
Het was een heerlijk zoet geheim tusschen
hem en de dame in het goud Geen mensch
vermoedde iets van de heerlijke avonden, die
hij doorbracht in haar gezelschap, enkel
maar met haar vriendelijk stralenden blik
op hem gericht, vanaf den eikenhouten
rand der kast.
Neen, zelfs vader wiet 't niet, wien hij an
ders toch al zijn geheimpjes vertelde, maar
dat was nu juist het aardige van dit geval,
niemand mocht het weten, heelemaal nie
mand 1 Altijd wachtte hij tot vader heele
maal weg was, de stoep af, het hek door,
en dan, met een sprong was hij ineens den
salon binnan en stond in dat donkere duis
tere hoekje waar niemand hem zag. Hij
had haar, „de dame in het goud" gedoopt
en misschien was die naam niet heelemaal
juist, m^AT hem klonk die toch als de eeni-
ge goiede, want hij had 'm zelf bedacht en
vond, dat het eigenlijk niet anders kon, dat
ze zoo moést heeten. Haar japon was zeker
■tralend en prachtig van tint maar niet
goudkleurig, en toch was Tony overtuigd
dat ze door een of andere fee, uit een zon
nestraal gesponnen was.
Een teer-zacht zijdeachtige sluier hing
haar over de schouders, en het leek net al
tijd in Tony's oog, of die zacht op en neer
bewogen werd in den wind, terwijl ze een
blanke, witte hand op een plooi daarvan
hield, alsof ze bang was, dat hij anders weg
zou waaien.
Tony vo'elde zich dezen avond vreeselijk
eenzaam en verlaten. Yader was uitgegaan
en had hem gezegd, dat hij eerst laat weer
terugkwam en dus ging onze kleine vent
met een boek onder den arm naar boven ©n
vlijde zich in een grooten armstoel, maar
kon niet lezen, want daar was het te don
ker voor. Troosteloos liet hij zijn boek op
den grond vallen en leunde zijn hoofdje op
zij, terwijl hij onwillekeurig riep: „Hè, ik
voel me vreeselijk eenzaam en er is nie
mand om mee te spelen of mee te spre
ken."
Maar daar viel bdj ineens zichzelf in de
rede: ..Niemand om mee te spreken? En
de darne in het goud dan?" De droevige
glans week uit zijn oogen bij die herinne
ring, want hij zou haar nu zoo heerlijk voor
zich alleen hebben, en kon met haar spre
ken naar hartelust en van alles aan haar
vertellen.-
Zijn hartje klopte van vreugde en voor
zichtig liep hij naar de trap, om te zien.
of er ook iemand in zicht was, maar nie
mand of niets zou hem storen in zijn zalig
samenzijn. Geluidloos gleed hij de trap af
en kwam zoo in den salon, maar 't was er
érg érg donker, zelfs *5ó donker, dat hij
hang was KflAr galaat niet meer te kunrtan
onderscheiden, maar gelukkig wierp een
lamp van uit de kamer in het huis daar
\-iak tegenover, een flauw sahijneel, juist op
„de dame in het gonde" en zo scheen toen
zoo blind end mooi, dat Tony zijn hand
jes samenvouwde en in diepe bewondering
als aan de plek genageld stond.
Haar japon was „gouder" dan ooit, haar
gelaat bleeker, maar tegelijk verhevener,
dan hij het ooit gezien had. Haar smal
handje hield nog steeds voorzichtig den
sluier vast, haar krullend haar glansde in
de lichtstreep en het was, of hij haar lip
pen zag bewegen- Welzeker, hij hoorde
haar spreken, dat was geen verbeelding,
en wat een lieve zachte stem had ze. Tony
strekte zijn handjes uit, toen hij haar hoofd
je P"»at- zich toe zag buigen naar hij meende.
En toen hoordo hij een zacht geruisch en de
„dame in het goud" pakte haar rokken bij
pilVflAr en daalde af van haar verheven
standplaats. Ja, daar stond ze voor hem,
in haar fonkelend schitterend gouden kleed,
vriendelijk licht straalde uit haar oogen,
toen zij bij hem kwam. Haar slepend kleed
ruisehte over den grond en haar hooge
hakjes klepperden licht bij eiken voetstap.
„Lieve dame in het goud fluisterde Tony,
terwijl hij vol verrukking en verslagen de
handjes naar haar uitstak. „O, wat bent u
toch prachtig mooi I"
„Vindt je mij heusch zoo lief, Tony?"
vroeg ze, terwijl zie hem liefkoozend over
het haar streek. „Nu, je kwam immers wat
bij mij praten, vanavond, maar nu ik ear
ben, zeg je geen woord, boe is dat nu?"
„O, ik houd toch zooveel van u," riep
Tony 1 „Zoo vreeselijk veel! O, lieve, lieve
„dame in het goud!" en do slanke sier
lijke gestalte boog zich over hem heen, dat
hij den zacht-gazigen sluier, op zich voelde
en hij1 deed de oogen dicht om maar recht te
genieten, terwijl zij achter hem staande de
handen op zijn schouders legde„Beste,
lieve TonyIk zou mij ook allerongelukkigst
gevoelen, als jij mij niet zoo dikwijls kwam
troosten, en, als ik dan weer alleen ben,
denk ik, of jij nu ook met je gedachten bij
mij zoudt zijn? Maar het is al laat vent, en
je moet naar bed, kom, geef mij maar een
nachtkus en slaap wel, lieveling!" „O, nu
nog niet," smeekte de kleine jongen, ter
wijl hij haar in het schoon gelaat keek.
„O, gaat u toch nog niet weg, ik vind het
zoo heerlijk om samen te zijn f" „Maar zie
eens hoe donker het al is! Ik kan nauwe
lijks je gezicht meer zienEn toen Tony
opkeek, was het in waarheid zoo duister,
dat hij alleen nog maar den lichtenden slui
er om haar schouders zag zweven. „Kus mij
nu, lieveling," en het volgend oogenblk
sloot Tony opnieuw de oogen, terwijl de
„dame in het goud" hem in de armen nam
en haar gelaat tegen het zijne hield. „Lie
veling!" fluisterde ze nog eens, en twee
maal kuste ze hem op de gloeiend roode
wangen en de zachte warme handjes, die
haar omvat hielden. „O, ga toch niet heen!"
riep hij haar langs het haar strijkend.
„Toe, ga toch niet!"- maar zij kuste
hftm nog eenmaal, en zette hem toen. op deü
grond* terwijl zij zelf weer opsteeg naar
Kaj-r gewone plaats op den porseleinkast,
vanwaar zo met een lieflijken glimlaoh op
hem neerzag. „Goeden nacht," fluisterde
hij, en hij meende nog een tee der „Goeden
nacht," te hoor en voq haar vriendeüjke
zachte, lippen; ver weg
„Goeden morgen, allemaal V' riep bet
vroolijke, levenslustige prinsesje, terwijl
ze binnengehuppeld kwam, in het vertrek
waar de koning en de koningin in ernstig
gesprek bij elkaar zaten.
„Goeden morgen, lieveling 1" antwoord
de de koningin, drukte de lichte bevallige
gestalte tegen zich aan, en kuste haar tee-
der op het zachte rose gezichtje. „Wat
hebt U mij voor belangrijks te zeggen?"
vroeg Eva opgewonden, „dat U mij zoo
om negen uren al ontbiedt en allebei met
izulke ernstige bedrukte gezichten zat te
kijken
Ze was haast nog niet op adem gekomen,
want ze had den geheelen tuin doorgehold,
van het eene eind naar het andere, haar
gewone ochtendwandeling mocht er im
mers niet bij inschieten„Ga eens kalm
een oogenblik bij ons zitten, kindje, ja,
we hebben je iets van zeer veel gewicht te
zeggen," begon de koning plechtig. „Lieve
hemel, hef zal zeker niet veel prettigs zijn,
als U zoo deftig kijkt," riep Eva en ze
vleide zich op het bankje aan moeders voe
ten neor, terwijl ze nadenkend de hand
onder de kin hield. „Eva, kind, de tijd is
gekomen dat je je verloven moot," sprak
de koningin, met een zucht bij de gedachte,
dat ze haar geliefd eenig Irind dan niet
meer zoo voortdurend om en bdj zich zou
eden.
„Ja, kleine Eva, mijn ministers vertellen
me daar, dat het volk graag zag, dat je jo
hand schonk aan een prins", vervolgde
Yader. „Zegt U dan gerust tegen Uw mi
nisters, dat ik nog niet trouwen wil, dat ik
er nog niet aan denkriep het prinsesje
driftig en ongeduldig haar blonde krullen
naar achteren schuddend. „Kalm wat,
kindje, dat kun je nu niet meer zeggen,
daar is het al te laat voor, wij hebben na
rijp beraad al een keus voor je gedaan ea
als je Moeder en mij nu niet een ontzottend
verdriet wilt doen dan neem je hem aan,
als hij je vraagt zijn vrouw te worden."
Maar tot grooten schrik en ontsteltenis
van haar ouders, barstte Eva m een luid
gesnik uit en liet zich wanhopend op den
grond vallen, terwijl ze rood van woede
uitriep: „Maar wat hebben de menschen
er zich mee te bemoeien, wat gaat het hun
aan, als ik niet wil?" „Lieve kind, bedenk
wel dat ik je nu bevolen heb dien Prins te
ontvangen, die bereid is zijn hart, rijn
schatten en zijn koninkrijk aan je voeten
te leggen," zei de koning streng. „Moet
het heusch, Moeder, werkelijk?" vroeg
Eva, zich tot de koningin wendend, die
innig bedroefd keek bij die heftigheid van