Indrukken van een nieuweling in de luchtschippery. HOEDEN. Voor-historische ruïne in Amerika. een enkel oogenblik kwam bij hem op, dab dit slechts een toevalligo gelijkenis was. Sleohts van één ding was hij riah zeker: hij bezat geen enkele herinnering aan het doode kind, en dit doode kind leefde weer op in dit portretje. De vagebond aarzelde niet, hij greep het portret, bedekte het met ku6sen, stak het bij zioh en vluchtte. Ai zijn haat was verdwenen. Hij had zoo juist zijn eersten diefstal gepleegd, ma-ar ook zijn laatsten. Alle andere dingen raak ten hem niet; hij bezat immers thans een herinnering aan het kind, dat zijn bode- kaorsha rt. zoo vurig had bemind. D*»e nieuvsieling steeg dezer dagen dës namiddags om halfjes op uit den tuin van „Muss Sacrum" te Dordrecht en kwam een uur later, neer op een weiland in Oud- Alblas. HÜ vertelt van zjjri reis het volgende: Het is mjjn eerste luchtreis geweart, loa^r ik ffóotf u de stellige verzekering, dat, als hot van mi) afhangt, het niet! mjjn laat ste wezen zal. Nooit heb ik" me zoo vrij, zoo rustig, zoo in bewondering gevoeld als dit uur. hoog in de lucht. Vrees? Neen, waarlijk niet', daar was ru reden voor. Van het moment af, dat in de mand stapte, heeft mijn belang stelling zich rustig en ongestoord aan het geen er met mij gebeurde kunnen wijden. Vóór de opstijging, ja, dat was wel een ietsje i^uur." Je weet toch maar. niet wat jer gebeuren kan; die wolken daar zyn zoo hoog ai je herinnert je. verhalen van ramp spoedige luchtvaarten. Toen ik tegen drie urén op het terrein vain ;,Masis" kwam kijken, was de vulling van den ballon nog maar matig gevorderd. *t Kon nog wel een poos duren. Ik wan delde dus 'de stad nog maar wat in en kocht' er wat sigaren. De Dordtsche sigaren zijn best .en Dordt is een mooie stad, maar op een Zomer zondagmiddag geven zij sa- tnen toch niet zóóveel verstrooiing als iemand, die zenuwachtig is, wel noodig sou hebben. Het weid vijf uren. Nu was de ballon vol en wc zouden naar boven kunnen. M aar, er ging wat gerommel door de lucnt, er zat onweer. Myn reisleider keek bedenkelijk. Hij liep 'reis buiten het ter rein, waar hij een wijder gewelf van lucht te overzien had. En 't loon wel, zei hy, toch nog wat aarzelend. Hij dacht aan zijn passagier. Ijntusschen was de wind, die' vrij hard uit net Zuidwesten had geblazen, gaan lig gen en het werd bladstil. De schipper ging in zijn mand staan en liet de laatste ballastzakken wegnemen, terwijl zes pootige mannekens de mand vasthielden. Toen tot mij: „Kom binnen, meneer!" Ik stapte over den hoogen bovenrand de mand in, dadelijk volmaakt kalm. Een enkele maal moesten op bevel de zes even de mand loslaten en weer grijpen, om te zien hoe de opstijging zou geschieden; toen: „Los!" een kort, krachtig commando. En prachtig, loodrecht steeg onze bal lon naar de wolken. Dit is een onvergetelijk oogenblik ge weest. Ik keek over den rand en zag de menschcn, zag het „Musis''-terrein, zag Dordt onder mij wegzakken. En het gaf me geen moment van duizeligheid, hoewel ik het kijken uit een dakvenster altoos een onplezierig gevoel vind. Ik vond me in de mand volkomen veilig; het was me als be schouwde ik het bewegend beeld van een kinematograaf, rustig op mijn theaterstoel gezeten, met iden veiligen vloe.r onder mijn voeten. Zoo rolde zich langzaam en geregeld een groot er en wijder groen panorama voor mijn bewonderende oogen uit. Dordrecht werd een stad uit een kinderbouwdoos en rondom streepten rich, in dunne lijnen van 'vaarten, «te weilanden. De risten wa§ eeu lint van zilver en daarover stonden de spoorbruggen, die bij Dordt en die bü Sliedrecht, als yzer.en boogjes, heel fijn en heel nietig. ,We stegen tot 500 M. Dë schipper zag dat op zijn barometer. Ik hoorde het hem zeggen, maar mijn belangstelling was voor het al wijder stuk van de aarde, dat ik te overzien kreeg. Ik zag de kerktorens der dorpjes langs de Noord, op IJselmonde en in de Alblasserwaard; de roode huisjes er rond, zoo nietig. En over de Merwede en de Noord de stoombooten zoo leuk par mantig. En ik kreeg een gevoel van de ver hevenheid boven menschelijk gedoe, waarin de beste wijsgeeren in de hoogheid hunner, gedachten de aarde cn de drukke men- schen hebben beschouwd." Toen riep de schipper.: »,Pas op, we gaan de' wolken inl" Ik keek even op, toen weer neer én weg was do aarde. Weggcwaasd en in een dik ken witten mist omhuld. „De vaal gewiek te oneindigheid schrijdt nader," zingt Van Eeden en ik dacht aan die prachtwoorden. Niets zagen we dan den. melkvalen damp. En het werd doodefijk stil, zoo'n diepe, absoluut geluidlooze stilte, als je op aarde nóóit rond je hoort. Slechts even klonk, heel ver en vaag, het blaffen van een hond, en dat was het «enige geluid, dat ons aan dë aarde herinnerde. Ik was toen weer vol nieuwsgierigheid naar wat de luchtschipper deed. Nu, die deed «erst niet veel, de rustige, kleine kerel stond gemakkelijk tegen een touw geleund en keek met welgevallen naar mijn bewon derend gezicht. Deze sensatie èn deze schoonheid ken nen slechts de men schen, die eens mee de lucht in zijn geweest, merkte hij op. En toen, weer pracüsch, vroeg liij „Hoe kun je nu zien of je daalt of stijgt, zoo zonder een steunpunt voor je oog? Heel eenvoudig, kijk! Je gooit pa piertjes uit en dan zie je die dadelijk be neden of boven je, dat is het bewijs." rWe zagen de papiertjes dadelijk vrij diep beneden ons. We stegen nog cn vrij snel. Aldus bereikten we een 1600 meter. Toen opeens ging m de verte door den witten wolkendamp een sprankeling van dun vuur, zigzagde heftig uit en verdween de bliksem. „Daar begint hef të onwëéren," zei dë schipper, „nu gaan wë zien tc dalen, da's beter." Hij trok aan het touw, dat dë veiligheids klep houdt. Ik hoorde een dof, zwaar ge suis van het gas, dat buitendrong, en dan dc schothardc pang van de klep, die weer, dichtviel, toen de schipper het touw los liet. „We zitten niet best," zei hij kalm; „we zitten tusschen twee onweersbuien in en er gaat hier een zware wervelwind. Hier, gooi eens een handje zand uit." Ik deed het en ik voelde het zand inij om de ooren stuiven. De wind nam het op en sloeg het rond ons uit. En weer trok hij de klep open, vier, vyf keer, maar 't gaf niet veel, we daalden niet. Gelukkig kwam de regen ons te hulp. Dat was zoo'n vreemd gerucht, daar in die hemelstilte, het klapperen van de re gendroppels op het hulsel van onzen ballon. Zij overgoten het met nat en maakten het zwaarder; zoo daalden wij gemakkelijk. „Kijk goed uit!" beval de kleine schip per. „Kyk goed uit of je dc aarde al ziet? Zie je de aarde nog niet?" En ja, daar scheurde zich omlaag de dik ke massa van den mist en ik zag het groene, wijde land. O, dat was onuitsprekelijk schoon! Ik herinner mij niet ooit in mijn leven ergens zulk een prachtig, ook om zijn plotseling opdoemen prachtig, tafe reel te hebben aanschouwd. Dit zal ik nim mer vergeten. Maar even toch verloor ik het gezicht op de aarde weer. Wolken daalden met ons en daaldeA sneller dan wij, zij omsloten ons onder den bodem van de mand. Doch de schipper wilde naar beneden, gauwer nog. Hy bewoog driftig de klep en het gas stroomde uit. Toen daalden wij zeer snel, ik voelde het aan den druk in mis *crcn. ih mfifiijUik Xfi£sL;k£& Tot op vijftig meter daalden wü, terwyl het onweer in kracht toenam en de regen piet geweld neergutste. „Vooruit dan maar!" nijdigdë hij en hij deed wat hij in zijn vier en zeventig vorige reizen nog niet had gedaan: hy rukte aan de scheurlijn, zoodat een aanmerkelijk deel' van het hulsel weck en het gas in massa wegstroomde. Ik zag den ballon verschronv' pelen en als samenklappen. „Ga zitten," schreeuwde hij„ga stijf zit ten en wrmg je in den rand van de mand." Ik deed het, hy deed het óók, maar tochj zóó, dat zijn hoofd boven den rand bleef en hij kijken kon, wat er gebeurde. W.e vielen nu, ik voelde -het; 't was een gewone val. In mijn ooren was het als een ploffende druk. Een zware bons, wë lagen, op de aarde. Maar tegelykertyd rukte de mand zich scheef en achter dc massa van het ballon doek aan werden we voortgetrokken over, het hobbelige land, het schokte en stootte pijnlijk, toen een sloot door: in het water, raakten we tot boven onze heupen. Dat duurde zoo enkele minuten, het wa ren de hardste en de gevaarlijkste, tot dë gang was uitgezeild. Toen, met oen bons,! lagen we stil. Wë stapten op dë drabbige weide uit,, in een gutsenden regen, druipnat, doch zonder beschadiging. De schipper had al-] leen een gescheurde broek en ik, behalve dan myn nat pak, moest alleen het verlies, van mijn pet betreuren, die in de vluchtj over het land onder de mand was geraakt.. Zoo stonden we daar Zondagmiddag in' het land van Oud-Alblas, in een wijde, waterige grasvlakte, en onze ballon lag als een vormloozc hoop samen. De onvergete lijke luchtreis was ten einde. Er kwam wat geroep uit db verte en we zagen boeren komen aanloopen. Zij had den ons zien vallen en nu deden zy heel, verbaasd, misschien zelfs wat geërgerd, dat we er met hcele nekken en onbescha digde ribben stonden. „We dachten, dat er niets van terecht zou komen, toen we jullie daar duikelen zagen. Dat wordt hutspot 1" Maar ze hielpen ons vlytig den ballon, zoo nat als hy was, oprollen en in de mand plaatsen. Een haalde een boerenwagen, daar werd de vracht, die stellig wel een driehonderd kilogram woog, ingetild en zoo reden wij in een opstootje van dorps jeugd, blij om het Zondagsche pretje, naar Alblasserdam, naar de Fop-Smit-boot. De wagen kostte f 5, de helpende mannen kre gen elk f 1. En wij kregen een proces-verbaal. Want, de broer van den eigenaar van het land wilde schadevergoeding en daarom maar liefst onzen ballon in beslag nemen. De veldwachter was wijzer, die vond een pro ces-verbaal „wegens het zich bevinden op andermans land" voldoende. We zijn benieuwd naar hef vonnis van den kantonrechter. En laat ik ten slotte nog eens zeggen hoe ik genoten heb. Het was een volmaakt genot. Als de snelle daling het slot niet wat had bedorven, dan zou ik niets, maar ook niets, weten, dat minder aangenaam was. De beweging in de lucht is volmaakt vlak en effen. Een spoortrein schudt, een stoomboot trilt, een auto schokt, maar hier is geen enkel hinderlijk bewegen. Aan den vooravond van het tijdperk der geregelde luchtreizen moet ik, uit onder vinding, de verkieselijkhcid van het lucht schip boven elk ander vervoermiddel, met nadruk, zelfs met geestdrift, uitroepen! En dank aan den schipper, den rustigen, zekeren en volkomen tot zijn taak bevoeg den luchtschipper. STOPGOUD. Overdrijft uw zoYgen niet; veel drijffi over. Laurill&rd. Liefde is toch niet vóót alles bezitten; liefde i6 toch ook steun geven, koesteren, leiden. Mest Goekoop- Een paar dagen slechts in Londeni ën men begrijpt, men weet, men ziet, dat al die alarmeerende berichten, dat het gedaan zou zyn met den hoogen hoed, verzinsels zyn. De Paryzcnaar mag er dan geen hoofd voor hebben, dc Londenaar vindt den glan- zenden hoogen hoed een hoofddeksel, dat een gentleman kleedt. Zoo schynt het, dat de betooging, door de hooge-hoeden-fabrikanten het vorige jaar in de City gehouden, öf overbodig was, óf geholpen heeft. De laatste mode in de West-End-win- kels is een hooge hoed met platte randen, de pyp breed en hoog, doch van gewicht zoo licht als slechts mogelyk is. De firma Davies, Lincoln en Bennett, de grootste hecren-hoeden-specialiteit, schreef de vorig-jarigc-slaptc in het hooge-hoeden- vak toe aan de uitbreiding van het auto mobilisme. Doch van de petten en mutsen is men teruggekomen, om zich ten minste op straat den glanzenden hoogen hoed weer op het hoofd tc zetten. En zoo zal dan ook deze eeuw, die maan delijks nieuwe modellen weet uit te den ken voor daineshoofden, wel aan haar voorgangster gelijk blijven en ons, man nen, op den ouderwetschen, slechts iet wat gemod er niseerden hoogen hoed blijven aanwijzen. De Engelsche Koning handhaaft zich daarby als de trouwe voorganger van zijn mannelijke onderdanen. In een boekje „Hints on Hats" uit 1865 staat, dat de Koning, toen nog Prins van Wales, zelf het model voor zijn hoogc- hoeden teekende. Dit was toen een reactie tegen de ronde doppen en slappe vilthoe- dcn. Andere toonaangevers uit die dagen de den er het hunne aan toe. Zoo de Earl of Harrington, die ook zelf zijn hooge- hoeden ontwierp. Hij wilde ze vooral zwaar en sterk hebben. Men beweert, dat hij er bij een jachtavontuur het leven aan te dan ken heeft gehad. En zóó stevig moest zyn hoofdbedeksel zijn, dat hij er eerst op ging staan, om te zien of zijn hoed hem dragen kon, alvorens hij zijn hoed droeg. Deze hoeden-specialiteit was ook zeer gevoelig voor de kleur van zijn hoedenin zijn bos- schen en parken had hij een bladgroenen hooge-hoed op, om de vogels niet te ver schrikken Het laatste hoedennieuws van elders is uit Amerika, waar in den staat Illinois door senator Henton een wetsontwerp is inge diend tegen het dragen van gevaarlijke hoeden. Deze wet men begrijpe wel! gaaf vooral tegen de dameshoeden, want, wat men er van (zeggen mag, gevaarlijk zijn onze heeren-hoeden niet. Senator Henton heeft zijn voorstel warm verdedigd en verteld hoe liij er schier zijn leven bij verloren heeft, toen hij gewond werd door een hoedepen, die een decime ter uit een dameshoed stak. Zijn wet wil nu alle gevaarlijke hoeden verbieden en het dragen en verkoopen strafbaar stel len. Een van zij'n argumenten is dat, het welk zijn vrouw hem aan de hand heeft gedaan. Deze is een suffragette, doch zij beweert, dat die buitensporige hoeden ook een gevaar opleveren, omdat zij gedragen worden door de militantste en onbekook- stc suffragettes, en ddirdoor gevaar ople veren, nl. voor de meer kalme suffraget te-beweging. De staat West-Virginia is door aankoop eigenaar geworden van de groote voor-his torische ruïne te Moundsville, in de nabij heid van Grave Creek Flats, op den oever van de Ohio-rivier. Deze ruïne is de groot ste in Amerika, en, om haar oudheid, zeker wel een der merkwaardigste van de ge- heele wereld. Zij is 70 voet hoog en haar omtrek bedraagt ongeveer 900 voet. Zij is graotêadêfils Oödsr zand en aarde bedol ven, die op hun beurt overdekt zijn met gras en struiken, en ook booraen, die naar schatting minstens zevenhonderd jaren oud moeten zijn. De ruïne werd ontdekt in Het jaar 1770 door Joseph Tomlinson, "den eersten kolo nist, die in die streken doordrong. Zij is gelegen midden in een uitgestrekte vallei, die een oppervlakte beslaat van 4000 acres, en wanneer men zich op het hoogste punt bevindt, geniet men tot op verschei dene mijlen afstands een prachtig verge zicht over het omliggende landschap. __Omtrent den ouderdom dezer reusachti ge ruïne is moeilijk iets met zekerheid te zeggen. Tomlinson verklaart, dat, toen hy voor de eerste maal naar het hoogste punt klom, de ruïne, die toen nog 90 voet hoog was, over haar geheel even dicht met boo- men begroeid was als de omringende bos- schen. Op sommige dezer boomen waren namen en jaartallen gekrast of ingesneden; maar zy waren meerendeels onleesbaar. Het is zelfs moeilijk te gissen naar het tydstip, waarop dit omvangrijk bouwwerk werd opgetrokken door een reeds lang van de aarde verdwenen volk. Het is mis schien reeds oud geweest, toen de pyra- mide van Cheops werd gebouwd door een half millioen arbeiders, of toen de Naald van Cleopatra uit de Egyptische rotsen gehouwen werd. Zeker is, dat de sterkte, of vesting, of wat het dan ook zy, opgericht werd door eep voor-historisch ras, dat veel gelijkenis vertoonde met de Egyptenaren, en dat geregeerd werd door vorsten, die voldoen de macht en middelen bezaten, om een groot aantal hunner onderdanen tot het voltooien van dergelijke reuzenwerken aan het werk te zetten. Tot de meest interessante merkwaardig heden, die in dc ruïne gevonden zijn, be hoort een steen, die overdekt is met tot nu toe onbekend gebleven "letterteekens, die eenige overeenkomst vertooncn met het schrift der Scandinavische priesters vóór de invoering van het Romeinsche alphabet. Deze steen heeft meer de aan dacht getrokken van geleerden en archaeo- logcn over de gehccle wereld, dan ieder ander overblijfsel van het verdwenen ras, dat men ooit in Amerika gevonden heeft. Algemeen neemt men aan, dat de letters van Europceschen oorsprong zijn, en zoo dit waar zou wezen, moeten natuurlijk an dere Europeanen Amerika bezocht hebben, alvorens Columbus er landde. De oudheidkundige Powell zegt aan gaande het schrift op dezen steen: „Vier dezer letterteekens komen overeen met het oud-Griekschvier met het schrift der Etruriërs; vier met dat der Noren; zes met het Gaëlic; zeven met het oude Iersch en tien met de letterteekens der Pheniciërs." Daarentegen gelijken vele andere letters weer op spijkerschrift en herinneren aan het schrift der Pclasgiërs, en andere zeer oude volken langs de kusten der Middel- landsche Zee. Draagt elkanders lasten. Draagt elkanders lasten In des levens strijd! Aan het heil van and'ren U altoos gowijd I Wie dreigt- te be-zwijken Onder 's levens last, Hem flink steun te bieden Is 't wat allen past. Wacht niet, tot het klagen Eerst uw oor bereikt; Beter is 't te helpen. Vóór een mensch bezwijkt-. Trouw elkaar te schragen Is een Christenplicht. Saam de lasten dragen Valt dan zeker licht. Draagt elkanders lasten Met blijmoedigheid Ieder zij tot helpen Telkens weer bereid! De uitvindster van Eief haken* De uitvindster van het haken ia weinig» bekend, ofschoon rij in den aanvang der vo-' rige eeuw leefde. Zij was een Iersche, Rie-', go genaamd. Op zekeren dag merkte rijj op hoe de maaiers met hun seizen uit etroo; een soort ketting vervaardigden, om da] schooven samen te binden. Zij vervaardigde) toen zelf een klom instrumentje en probeer-, de met goed gevolg, om uit fijn garen eeo^ dergelijken ketting te maken- Later vond zij toen allerlei nieuwe ste ken uit en zelfs ontwierp zij zeer stijl-! volle patronen, waaraan zij door een be* wei king met de naainaald iete verleende, dat dc kanten veel op pointlaoé deed ge-' lijken- Haar kunst leerde zij aan de noo-J nen van een klooster in Dublin, die haal!) mooiste patronen steeds bewaard hebben. Water te koop. In ,,De Kampioen" wees onlangs do heer Henri Meijer er op, dat het zoo moeilijk' is in café's een glaa water te krijgen. Iemand, die op dit gobiedl ondervinding, heeft opgedaan, schreef dezer dagen een ernstigen brief, waarin hij ach beklaagde; over de onvriendelijke bejegening, die hij meermalen op zijn tochten had ondervonden, wanneer hij voor den dorst in een of ander' oafé een glas schoon water bestelde. In sommige deftige inrichtingen onder-, vond hij, dat het bedienend personeel plot-j seling doof werd als hij het woord „water"1 had uitgesproken. In andere cafe's scheen men zijn bedoeling niet te begrijpen en ook geenerlei poging te willen aanwenden, om te begrijpen. Men nam de order eenvou-i dig voor kennisgeving aan en liet hem ver der aan zijn lot over. En toch wilde onze fietsrijder voor een glas zuiver water evenveel betalen als voor een glas bier. In geval van ergen dorst tag hij zioh dan ook meermalen verplicht, zijn bestelling vergezeld te doen gaan van' een soort memorie van toelichting, waarin' hij duidelijk uiteenzette, dat zijn dorst im eenmaal niet met bier, maar alleen met zui ver water zonder toevoegsels gediend was; dat hij heelemaal niet iemand was, die op een koopje uit wilde wezen; dat hij graag voor het glas water een behoorlijken prijs wild'e betalen en nog een fooi geven ook. En dan, na al dat geparlementeer, kreeg hij zijn glas wafer. Maar dan wilde het on geluk, dat de waard, de buffetjuffrouw of de kellner er absoluut niets voor in rekening wilde brengen! En dan stond de waterdrinker per slot van rekening voor een even dwaas geval als wanneer de kellners hem niet begrepen en hem uit den weg liepen. Men ziet hieruit, hoe moeilijk het is om in het waterrijkste land ter wereld een glas water te bekomen. Om aan een glas water te komen, moet men tot krijgslisten zijn toevlucht nemen. Men bestelt bijvoorbeeld een „kleintje mokka" en zegt tot den ke-llner: „Ais de „mokka" soms nog niet gezet is, breng, dan maar eerst het glas water." Of men bestelt een glas zuiver water met een halven citroen apart. Als het water gediend is, betaalt men, laat de mokka of den halven citroen in deD steek. Na een dergelijke listigheid moet ge er u echter niet over verwonderen, dat men u met bezorgdheid aanziet en dat de kellnor hardop denkt: dat loopt bepaald niet goed af met dien meneer Ja, gewoon water drink je nu eenmaal alleen thuis. Daar buiten moet je het altijd in een vermomden vorm slikken: met kool zuur er door, of met wat stroon, of als hop- en mout-product. Zuiver water in een koffiehuis tc drinken, schijnt eenmaal voor dwaasheid te gelden: daar schrob je den vloer mee. Zouden de koffiehuishond ere niet een biljetje in hun lokaal of veranda willen hangen met de woorden: „Glas water tien cents".*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 16