JSo. 15141. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag* 3 Juli. Anno 1909. PERSOVERZICHT. SE SPAA&ZARgE. „Het Vol k" maant de 3.-D. A-P. 2, de Gemeenteraadsverkie zing o n niet minder principieel op te (ratten dan die voor de Kamer. De „poli tiek" er buiten houden is burgerlijk ge leuter. Want in de gemeentepolitiek gaat het teecr zeker niet over een ideologisch geeohil, maar over maatschappelijke belangen, Waarin de klassetcgenstellihgen zich uiten. Pp al de groot© takken van gemeentedienst frigt een zeer groot deel van het sociale bnrecht, dat uit het kapitalisme voort spruit. De kapitalistische belangen toonen ükili hier vaak het meest naakt. Anderzijds is de gemeente ais organisa tie voor elke maatschappelijke omvorming vn<n liest allergrootste belang. En ten op- riolito van de hervormingspolitiek der ar beidersklasse is ze vooral hierom van zoo lenorm belang, omdat het winnen van de meerderheid in gemeenten niet, zooals het Winnen van de meerderheid in het Jfuidsparlement, een zaak is van een verre toekomst. In een aan bal gemeenten, groote steden en vooral in indusfcrieele plaatsen, is ze een zaak van yen e t-oekomst. „Land cn Volk" schrijft: Minis- bterTalma heeft indeEersteKa- [b o r de geheele beschuldiging moeten terugnemen tegen de heeren Rahusen en Bok, waarin h'j, vóór de verkiezingen, den heer Goeman Borgesius in de Tweede Ka mer liet* deelen. Wij moeten verklaren, dat thans, nu do geheele aanval op den heer Goeman Bor- gosius want hij moest eigenlijk het slacht offer zijn blijkt te hebben berust op ver keerd verstaan van eenige woorden d<=*r beide genoemde heeren, ons vertrouwen in kien heer Talma als bewindsman hierdoor biet is versterkt. Geheel de leiding, welke hij gaf of meen- do te geven aan de herziening der Ongeval lenverzekering heeft hij gewijzigd op het vernemen van enkele woorden zijner advi seurs; on nu moet hij verklaren, dat hij Ücz« heeren verkeerd heeft begrepen. Tntussohen is oen half jao,r vermorst. Bal de Minister thans den draad weer op nemen, dien hij in Decembor liet vallen, bn voortaan in gesp rekken van gewiekt scherper toeluisterent Of zou het sedert Overwogen nieuwe plan tooh boven het oude voorkeur verdienen? Met deze geschiedenis is het wèl misère. lis. Hulsman, pwd. bij de Nod.-Herv. jüciii. te Groningen, dio, zooals wij meldden, Èfan rechtzinnig vrijzinnig ge- gorden is, schreef aan. het „Vr ij z i n- i g Weekblad" o. a. „Dit wil ik alleen zeggen, dat de Bijbel kritiek, dio ik eerst bestreden heb, mij to {nachtig is geworden. Ik wil haar dan ook voortaan eerlijk aanvaarden, zoowel voor het jNieuwe als voor het Oude Testament En fcvls ik dit doe, dan vallen voor mij lang biet alle, maar toch vele wonderverhalen, 'die in rechtzinnige predikatiën aan de gc- Imeente als gewone historie worden verkon digd. Ik blijf echter met volle overtuiging fc»ok bij het licht van de strengste critiek ïn Jezus Christus den Heiland zien, den Btichter van hot Godsrijk, verhoogd, vor- hoorlijkt, hot Hoofd van Zijn gemeente, gis teren, heden dezelfde tot in alle eeuwigheid. Natuurlijk kom ik met dat nieuwe Inzicht !to staan voor vele vraagstukken, waarvoor Jk zoo dadelijk maar geen oplossing kan vin don. Daarom zou het dwaas zijn, op dit (oogcublik onberaden stappen te doen of voor- harige besluiten te nemen. Slechts hiervan bon ik tot in het diepst van mijn ziel over tuigd^ on dio overtuiging heb ik reeds jaren 'geleden in mijn brochure „Moderne We Ion isch up of Bijbelscho Traditie" uitgesproken, dat "hot aanvaarden van de Bijbelkritiek en haar resultaten het onmogelijk maakt om jorthocjox te blijven. De geloofswereld, die ions rèst op critisch standpunt, verschilt he melsbreed van die der orthodoxie met haar conservatieve Schriftbeschouwing.' Over absenteïsme xegt „D e Maasbode": Wij kunnen niet ontkennen, dat ten ge volge van het absenteïsme, hetwelk in onze Tweede Kamer heersoht, veel nationale tijd verloven gaat. Immers, de vergaderingen kunnen niet op den bepaalden tijd beginnen, stemmingen over amendementen, wetsontwerpen, enz. moe/ten uitgesteld, wordem; Idie otenimm- gen veroorzaken, wanneer ze plaats heb ben, menigmaal de opheffing van de ver gadering wegens on voltalligheid. Evenmin kunnen wij ons ontveinzen, dat de reohteizijde, welke thans de meerderheid bezit, erg aan het euvel, hetwelk absenteïs me heet, lijdt. En toch, in meerderheid gtkomen, heeft die rechterzijde meer dan ooit haar plicht te vervullen. Welnu, het komt ons voor, dat, om het absenteïsme, althans eenigszins, te bestrij den, een middel aangewend worden kan, hetwelk de Eerste Kamer wellicht niet om het absenteïsme te bestrijden reeds sedert lang aangewend heeft. Welk middel is dat? Hot gebeurt zeer dikwijls, dat leden de presentie-lijst teekenen en dan zoo spoedig mogelijk verdwijnen. Aan de stemmingen, welke in die vergadering plaats hebben, en stemmingen zijn niet altijd te vorén aan gekondigd, niet immer to voorzien ne men die ijverige leden geen deel. Men kan na lang zoeken in de presentie- en stem mingslijst hun absentie wel constateeren, maar zulks doen weinigen. Vvelnu, wij wilden, dat, evenals in de „Handelingen" der Eerste Kamer, zoo ook in de „Handelingen" en „Het Kort Ver slag" der Tweede Kamer onder de stem ming over een wetsontwerp, amendement, ens., afgedrukt werd, wie van degenen, die de presentie-lijst geteekend hadden, nu afwezig waren, en zulks te meer, daar de absentie van sommigen menigmaal van po litiek niet vrij is, o.a. adres aan de stem mingen bij de marine-begTooting voor 1909. Ons dunkt, dat dit een eenvoudig en te vens practisch middel mag genoemd wolf den. Wie echter een beter middel weet, hij nocme het. Wij doen dan gaarne onder. Dé „Z utphensohe Courant" is niet ingenomen met de samenstelling der Staatscommissie, dio eenheid van spelling hier te lande moot voorberei den. Die samenstelling geeft, naar baar meening, geen enkelen waarborg, dat ze gaven zal, wat men van haar verwacht. Lei ding kan h.i. deze commissie sleoht geven. Wilde ze dat kunnen, dan, zot het blad uiteen, zouden haar leden gekozen moeten zajn uit veel breeder lagen des volks. Nu bevat ze, behalve een viortal Kamerleden, si echts taalgeleerden en taalbeoefenaars, waarin de voorstanders der nieuwe spelling dun gezaaid zijn. Noodo bijv. mist het blad in de oommissie de namen van onderwij zers en leeraren, die dagelijks staan voor de moeilijkheden, om aan de jeugd onze spelling te leeren, hun de regels raert; al hum uitzondieringen in te pompen. Waar om, vraagt het, geen enkelen schrijver van naam in de oommissie opgenomen, waarom geen „taalkunstenaar" van antieko of mo derne opvatting, die de lenigheid onzer taal heeft leeren waardeeren en haar schoon heid heeft weten toe te passen op het ge schreven woordl? Waarom geen enkele koop man of industrieel tot lid der commissie benoemd, die toch óók kunnen beoordeelen welken invloed een verandering hebben zal op het onderling schriftelijk verkeer in de handelswereld ten onzent? „Wamt"zoo laat het daarop volgen „dat ia toch het einddoel der commissie: aangeven hoever de Regeering gaan moet bij het volgen van nieuwe spellingregels. De Regeering meet het voorbeeld geven, moet na voorlichtig dor deskundigen van de Staatsoommissie beslissen wat ze uit het door de vereenvoudigors gebodone zal sanctioimeeren. Weet dan de school wat de Regeering wil, dan kan ze op dien grondslag voortbouwen. Doch wil de school op dit gebied medewerking krijgen van de „gewone menschen," dip van taal geen afzon derlijke studie maken, doch niettemin met de schrijfwijze onzer taal veel te maken hebben, dam diende vooraf ook de stem der „gewone menschen" te worden ge hoord. Al mag hun stern geen beslissing brengen, hun bezwaren dient men te ken nen alvorens een uitspraak te doen Het gemis van deze elementen in de Staatsoommissie betreuren we zeer. En we vreezem, dat dit zich later wreken zal, het zij in den vorm van ongemotiveerde voor stellen, hetzij in den vorm van lijdelijk verzet in de groote maatschappij tegen den dwang om ons een nieuwe spelling van hoogerhand op te leggen." Wij lezen in de „A r n h e m so h e Cou rant": Het begint dan toch eindelijk te dagen 1 Nadat tal van schrijvers reeds sedert meer dan een kwarteeuw met de stukken hebben bewezen, het bekende ,,G i d s"-artikcl van wijlen prof. Robert Fruin over „do kiesdistricten" dogteekent reeds van 1869, dat het meerderheidskios- s t e 1 8 e 1 in den grond verkeerd is en het parlementaire stelsel vervalscht; nadat reeds sedert tientallen van jaren andere landen, o.a. Zwitserland en België, met terdaad beweeen hebbön, 'dfcft de grofete fouten van dit stelsel niet slechts volkomen worden weggenomen bij toepassing van het beginsel der evenredige vertegen- woordiging, maar daardoor ook aan den verkiezingsstrijd nagenoeg al het per soonlijke, hatelijke en leelijke ontnomen wordt, dat uien onveranderd kenmerkt en ontsiert, bleven in Nederland Regcering, Vertegenwoordiging en publieke opinie maar altijd door onaandoenlijk voor do niet te overschatten voordeelen van liet evenredig kiesrecht, zooals dio niet slechts in geschrifte helder werden aangetoond, maar ook in andere landen duidelijk waar neembaar waren. Eindelijk schijnen intinscben de oogen nu open te zullen gaan en men ook in Neder land eens ornstig te willen gaan denken aan het iu-overwegdng-neman van deze ze genrijke hervorming, welko reeds tien en moer jaren als voor het grijpen heeft ge legen. Do symptomen van dit ontwaken der publieke opinie begroeten wij, warme voorstanders van de Evenredige "Vertegen woordiging, het behoeft nauwelijks gezegd met blijdteohap en met hoop, dat de beweging, nu de laatste verkiezingen met al haar ellenden daaraan een krach bi - gon stoot gegeven hebben, thans ook voort gang moge hebben. Onder de moedge vende versohijnselen der laatste dagen mo gen met voldoening de volgende gerang schikt worden: 1. Aan het slot van een artikel in het „U trooht8oh Dagbla d", aanspo rende tot het riohten van een adres van waardeering en dank aan jhr. mr. J. Röell, schrijft prof. De Louter: „En dan? Dein hervatten wij rustig den dagolijkschen arbeid, dankbaar dat de ver kiezingen, dio de leelijkste zijden der monsohelijke natuur aan het licht brengen, achter den rug zajn; maar mot het stille voornemen om ieder op zijn wijze mede te arbeiden aan do verstandelijke voorlichting en de zedelijke verheffing van ons op gevaarlijke dwaalwegen afdol end volk, en aan de voorbereiding tot een beter kiesstelsel, dat ons van de pas aanschouwde onverkwikkelijke tooneelen verlost, dat eener evenredige vertegenwoordiging. 2. Mr. dr. A. R. van de Laar, gelijk be kend beslist anti-revolutionnair, maar be strijder der ooalitie, in „D e Klaroen", besluit zajn beschouwingen over „de zoge van rechts" met den wensch: „Zoo is evenredige vertegenwoordiging en daarna andere partijen-oombinatie, enkel samenwerkend in gezamenlijk steunen van een bepaald ministerie, een eisch van goe de nationale politiek. Moge dan door het ministerie-Heemskerk de weg tot düe evenredige vertegenwoordiging worden- ge baand, die evenredige vertegenwoordiging ons worden geschonken. Mogen de geloovi- ge mannon, waaruit dit Kabinet is sa mengesteld, iets goeds voor ons l&nd tot stand brengen." 3. Verder mag verwezen naar hetgeen in ons hoofdartikel werd overgenomen uit de conclusicn, waartoe de overwinning rechts ,,D eGolderlander" bracht, dio in v»e eerste plaats de Evcnredigo Vertegenwoor diging noemt onder de ontworpen, welke in hot waarachtig volksbelang op ajdoo- ning wachten, maar bovenal naar do ver rassende verklaring in D c Stand aard", dat de wensohelijkheid der toe passing van evenredig kiesrecht ook door de laatste verkiezingen is in 't licht ge steld. „En moreel, èn politiek, èn parlementair zal evenredige vertegenwoordiging voor ons land winste opleveien," schrijft dr. Van de Laar in zijn „Klaroen." Moge deze waarheid nu eindelijk ook eens in Nedorland doordringon! In een artikel Van tien op iesl lezon wij in „HetNieuwsblad voor Nederland": Bij den minister van koloniën, een man, dac.zelf jarenlang in de tropen heeft vertoefd en die do praotischo eischen des levens kent, is een voortreffelijk denkbeeld in overweging. Men is namelijk van plan om het aan tal Indische dienstjaren, recht gevend op een jaar Europeosoh verlof, in te korten van tien op zes. Wio met Indische toestanden eenigezins bekend is, zal begrijpen waarom deze maat regel uitstekend kan werken. Hollandsohe jonge mannen, die tien lange jaren achter een in Insulinde vertoofd hebben, worden vooral wanneer zij lang op buitenpos ten gestaan hebben voor de vaderlandsohe zeden en toestanden vaak minder bruik baar. Zij vervreemden allicht van huis en hof; zijn ten slotte blij, wanneer ze naar Indiö terug kunnen gaan. Is hun dienst tijd eindelijk verstreken, dan ligt daar soms op nog betrekkelijk jeugdigen leef tijd voor hen open een doelloos rente- niersbestaan, bij uitstek geschikt om do welbokendo „mopperende Indisoh-gasten to kweeken. Een ou ander zal er stellig toe bijdra gen, om velon, dio in „Tropisch Nederland" tot do beste, nuttigste krachten konden behooren, te doen aarzelen, om zich voor den Indischcn dienst beschikbaar te stel len. De minister Idenburg klaagde eens en niet zonder redenen over de neiging, bij zoovele Nederlandsohe jongelieden over- heerschend, om „böj moedors pappot" te .hlijvon. Die Salie-geest is er, helaas ook; dooli do zooevcn door ons genoemde facto ren spelen ook een rol. Men ziet er tegen op om voor tien lange jaron van de zijnen arfareheid to nemen. Bij vele pfwticulie^e ondernemingen is het gebruikolijk om na zes jaren volbrachten, tronwon dienst ver lof boo te Etaan. Het govolg is natuurlijk, dat voor particuliere betrekkingen meer liefhebberij is dan voor don staatsdienst. Mocht het zijn, dat de Regeering dus inderdaad komt bot verkorting van tien op zes, het zou stof geven tot vreugde over zulk een verstandig besluit. Maar men kan nog meer doen om Ne derland en Insuünde nader tot elkaar te brengen. Officieren ran ons Iqger worden vaak voor zekeren tijd naar Indië gedetaoheerd. Zij komen in de gelegenheid om andere toestanden te leeren kennen; hun blik op mensohen en dingen te verruimen; eens uit den vaderlandsahen tredgang te ko men. Dat verfrisoht. In het vaderland te ruggekeerd, vinden zij daar een arbeidsveld terug en hun oarrière kan worden voort gezet.. Do duur der detaoheering is nie»t zoo long, dat zij heelcmaal van huis ver vreemden. Voor jongelui, in wio wat pit en fantasie schuilen, ie dat aanlokkend genoegt Waarom too wordt nu gevraagd, ea hor halen wij met groote sympathie wordt dit niet uitgestrekt tot anderen, In het vaderland, dan de officieren? Daar zijn zoovele intelligente leden van ons onderwijzers-gilde, men heeft zoovele jonge juristen, voor wie hot nu oen jaren lang solliedteoren blijft, vóórdat er, voor hen, een gaatje open komt; men heeft allerlei ander soort van administratieve ambtenaren, dio wat graag eens een kijkje in de Oost zouden nemen, mits daar niot het gevolg van ware, dat zij hun Euro- p *csch leven voorgoed moesten afbreken. Hun vertoeven in Indiö kon voor hen- zelveu slechts tot voordeel wezen en to gelijk werd de „voeling" tusschen moe derland en koloniën inniger dan dio nu nog is. Door het, op praetisehe wijze, opwek keu der belangstelling voor Indiö zou eeu tijdpetrk worden voorbereid, wnoiiii do band tusschon die twee, ten bate van beide, veel hockter werd don tot dusver ooit werd aansobouwd. Iiisulinde moet, voor ons, nog iets heel anoers, beters, worden dan do verre strook, waar men, zoo snel mogelijk, geld of oarrière maakt, om clan, in het modderland, „op zajn lauweren" te gaan rusten. Wordt in figuurlijken zin de af stond tussohen Holland en de Oost klei ner, dian stijgt daarmee ook do kans op behoud onzer positie daarginds. De maatregel der inkorting van het aan tal Indische dienstjaren kan daartoe eon eorsto, belangrijke schrede zijn. In „O n 8 B e 1 a u g", officieel orgaan van do vereeniging „Vergunning", komt, onder het hoofd Drankwet-govol- g e n met verwijzing naar een arrest van den Hoogcn Raad, waarbij gehandhaafd is hst vonnis van do rechtbank te Amster dam, die den hoer B. tot een dag hechtenis veroordeelde wegens drankvqrkoop per maat zonder de vereischte vergunning, liet volgende voor: Die zaak is een verschrikkelijke. Niet alleen, dat de belanghebbenden er uit zullen leeren, dat men niot voorzichtig genoeg kan zijn in de uitoefening van het bedrijf, maar tevens doet zij zion tot welko ontzet tende govolgen do Drankwet met haar dwaze bepalingen en instellingen zonder eenig nut, als de splitsing, aanleiding geeft. Wij willen do feiten zoo beknopt moge lijk mededeelon; commentaar is overigeu» weinig noodig. De heelo toedracht spreekt genoog voor haar zelve. Do heer P. G. Brookhuyson, Fred«*rik- Hendrik-straat 198, te Amsterdam, lid onzer Vereeniging, ie houder van een ver gunning a. Hij mag dus den sterken drank in hot klein niet anders dan per glas ver- koopen. Nu zal ieder belanghebbende wel weten hoe vreoselijk moeilijk het is zich daaraan te houden. Ieder oogenblik staat men aan do provocatie van het publiek bloot, dat om drank per flesohje komt. Meestal zijn dit buren of klanten en dan is het reeds een hard geval en een gevaar lijk ding ook voor de zaak, die gemakke lijk r een klant verliest dan wint, in zulke omstandigheden te weigeren. Maar nn was bij den beer Broekhuysen eens een vrouw gekomen, die om wat brandewijn kwnm voor oen kraamvrouw. Do heer B. had dit. eerst geweigerd te verkoopen, maar einde lijk afgegeven, toen een politie-ngent mee kwam, om te zeggen, dat hij dit in zoo'n geval wel doen mocht. Nu gebeurde zoo iets in 1908 weer. Naast- den heer Broekhuysen woonde een kraam vrouw en 'b avonds kwam do baker om twee maatjes brandowijn, welko voor wos- aohing moest dienen. De baker woonde in de Javabuurt, op een uur afstanda dus; de heer B. kon alzoo zeker weten, dat hot niet voor haar huiselijk gebruik lystemd was, maar wel degelijk voor het doeleinde, dat zij opgaf. En te meer, dn ar bij oen vorige gelegenheid een politic-agent zelf verklaard had, dat hij gerust in zoo'n go- De stude-nt in de rechten Naumann kwam Biet oen ongeloofelijk mormel in do Book- balle. Zedfe de meest welwillende booor- ideclaar had geen spoor van nas in het beeet kunnen ontdekken. Naumann werd van alle kanten in het botje genomen. Hij liet dit kalm toe en zei |net stoïcdjnaohe onverschilligheid i „Houd je mondl Op de kern komt het eauniet op het uiterlijk. Ik ben over- tnügd, dat mijn Tyras nog hooge hoedanig heden zal ontwikkolen. Wij hadden thuis Ook zoo'n rosloos exemplaar, dat eenig in rijn soort was. Wil ik jelui die gsschiede- hÜ8 eoris vertellen?" Vei scheiden© korpabroedera knepen er tiissonen uit. De anderen bleven bij hun pot je bier en lieten rich het verhaal vertellen. Naumann begon: „Onze Maimi had van het tijdelijke af scheid genomen. Wij, kinderen, waren on troostbaar, papa was zichtbaar bedroefd én mama buiten riohzelve. Want Manni (was in zijn ras-echtheid altijd een voor- (tveip van afgunst geweest voor alle ken- Irissen, Nooit, beweerde men, zou men teen duplicaat van hem kunnen vinden. Hij moest een waardige begrafenis heb ben. Wij, kinderen, hebben hem in een kistje gelegd en achter in den tuin, waar hij altijd zoo graag met rijn langen snuit haar muisjes zocht, begraven. De oude Mina maakte de diepzinnigs Opmerking, dat Manni er uitzag als een volge>stopte bloedworst, waaraan wat ben gelde. Dat bengelen gold zijn kleine, sterk gebogen beentjes, de trots van Manni's be staan, hoezeer ze hem wel wat in den weg zaten bij het rollen. Maar hij wist, dat hij door die beentjes de verrukking der ken ners wegdroeg. Geen tax kon met hem vergeleken worden. Aoht dagen waren sinds die treurige ge beurtenis verstreken en Manni werd over al gemist. Wij misten hem bij otnze spelen, papa bij rijn middagslaapje, mama bij haar visite®. En steeds levendiger werd de wensoh naar een anderen, nieuwen Manni. Eens op een dag kwam papa erg opge wekt van het ooilege thuis en bracht, on der zijn onder jas verborgen, een hond mee, die als „entróe de ohambre" onzen Frits, die hem wilde aannemen, In zijn duim beet. Papa zei erg tevreden; „Dat is een verstandige hond; die ver dedigt zioh." Wij, kinderen, vlogen met een waar In dianen goh uil de kamer uit en riepen mama- Deze kwam en monsterde door haar lorg net den vierbeenigen nieuweling. Daarop eeide rij op geringsohattenden toon: „Dit mormel xou onzen Manni moeten vervangen? Dat moet een tax heeten met rijn korten staart en zulke be enen 1" „Hij heeft tooh o-boenen," waagde Li entje op te merken. „Ja juist, slechts o-beenen. Een goede tax heeft van boven o-, van onder x-bee- nen." Wij maakten nog &chuohter de opmer king, dat wij den hond wel mooi vonden, in de hoop hem te kunnen behouden; maar met wernig euocee. Mama wist er4 papa volkomen van te overtuigen, dat het een poover bewijs van zijn smaak voor een goeden hond zou zijn, als hij dit straat- mormel behield. Papa gaf mama gelijk en beloofde, den hond terug te zullen geven. Dat stond den kinderen heel niot aan. Wij vonden den kleinen, beweeglijken mor mel allerliefst, en zelfs Frits, dien hij go- beten had, stemde dit toe. Waarschijnlijk was hij een veel betere speelkameraad dan de oude Manni, die ternauwernood meer loop en kon. Maar al dat mopporen en dreinen hielp geen zier. Miama's schoon heidszin en haar heulen met alles, wat „echt" was, behaalden de overwinning. Toen hielp de nieuwe Manni zichzelf. Hij 'drentelde altijd maar papa achterna. En toen deze des middags rijn dutje ging doen opde chaise longue in zijn studeerkamer, sprong hij onmiddellijk op den divan, rolde rich op tot een kogel aan papa's voeten en snorkte weldra met dezen om het hardst. Wij hadden zachtjes de deur geopend en lachten ons halfdood om die vertooning. Daar kwam de dienstmeid met een bood schap en vroeg Frits, papa te wekken, want hij moest dadelijk komen. Zij noemde den naam en het adres, maar wij bedankten er voor. Papa's goede luim, als hij in zijn middagslaapje gestoord werd, was geen duit waard. Mina, die daarom juist ons met die taak had willen belasten, moest, omdat er zoo'n haast bij was, zelf papa maar wakker maken. Een herhorftd roepen hielp niet: papa snorkte rustig voort. M tar de hond was wak ker geworden en had rioh knorrend opge richt. Toen Mina papa's arm gTeep, om hem wakker te schudden, sprong de hond woedend op haar los. Door het lawaai ontwaakte papa „Wat is er dan?" Mina kon van schrik geen woord uitbren gen, want de woedende hond rukte nog steeds aan haar kleederan. Tot Mina's groote ergernis had papa geen klap of zelfs niet een boos woord over voor den hond, maar liefkoosde hij hem, oeggondei „Hij is waakzaam. Hij is aanhankelijk t" Li entje zei, met haar aangeboren vrouw e- lijko slimheid, tot ons: „Let eens op, wij houden den nieuwen Manni. Toen hij Frits in den vinger beet, zei papa. Hij is verstandig, hij verdedigt zich. En nu zegt papa: Hij ia waakzaam, hij is aanhankelijk.'' En Lientje zou gelijk krijgen. Maar niet de rieecfe genoemde eigenschappen verze kerden ons het bezit van den hond; wel een zeer bijzondere karaktertrek bracht par pa er toe, het rasloozo mormel, zooala mama hem noemde, te behouden en als opvolger van den overledene tot Manni te verhef fen. De nieuwe Manni was namelijk ook spaarzaam." Hier viel een homerisch gölricfi Mao- mann in de rede. Dooh deze liet zich niet van zijn stuk brengen en ging voort: „Lacht niet en luistert tot het einde toe. Hoe ongelooflijk het ook moge klinken, hij was inderdaad spaarzaam. Immers, toen op denzelfden avond mama met haar huis houdboek bdj papa kwam om geld te vra gen, ontspon zich tusschen de ouders een; klein dispuut, dat Manni, die trouw aan vaders rijde bleef, met zijn gebrom bege leidde. Hoe levendiger mama sprak, hoe overtuigender zij papa onder het oog trachtte te brengen, dat zij geld noodig had, hoe krachtiger dat gebrom werd.. En toen mama ten slotte haar hand over redend op den arm van papa wilde leggen, stortte zich Manni met een luid blaffen op mama, die blij was, dat zij niet gebeten werd. Het duurde een tijdje voor papa het beest tot rust gebracht had en het zlohi W©6r aan zijn voeten ineen had gerold. Het was een komisoh tooneeltje geweest en papa braik dan ook in een vroolijk lachen uit. „De hond ia Bpaarzaam en wil mij hel pen sparen. Dat zul je tooh met me eens rijn. Hij heeft zulke goede eigenschappen* dat ik hem houd." MfLTTm zag het in en lachte hartelijk mee. Yan dien dag af was de hond in ons huis een nummer, dat aan de menden en be kenden werd voorgesteld onder den naam* „Manni, de Spaarzame." Het gelach in de Boekbalie herhaalde zich, vermengd met brave's. Toen de kalm te teruggekeerd was, meende een der oud ste studiosi laooniech: „Nn, dan hoop ik, Naumann, dat je Tyras dezelfde eigenschap zal ontwikkelen En als hij je werkelijk bfct sparen heef* geleerd, kun je ons op de rij af wat lee' nen."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 13