JSo. 15141.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag* 3 Juli.
Anno 1909.
PERSOVERZICHT.
SE SPAA&ZARgE.
„Het Vol k" maant de 3.-D. A-P.
2, de Gemeenteraadsverkie
zing o n niet minder principieel op te
(ratten dan die voor de Kamer. De „poli
tiek" er buiten houden is burgerlijk ge
leuter.
Want in de gemeentepolitiek gaat het
teecr zeker niet over een ideologisch geeohil,
maar over maatschappelijke belangen,
Waarin de klassetcgenstellihgen zich uiten.
Pp al de groot© takken van gemeentedienst
frigt een zeer groot deel van het sociale
bnrecht, dat uit het kapitalisme voort
spruit. De kapitalistische belangen toonen
ükili hier vaak het meest naakt.
Anderzijds is de gemeente ais organisa
tie voor elke maatschappelijke omvorming
vn<n liest allergrootste belang. En ten op-
riolito van de hervormingspolitiek der ar
beidersklasse is ze vooral hierom van zoo
lenorm belang, omdat het winnen van de
meerderheid in gemeenten niet, zooals het
Winnen van de meerderheid in het
Jfuidsparlement, een zaak is van
een verre toekomst. In een aan
bal gemeenten, groote steden en vooral in
indusfcrieele plaatsen, is ze een zaak van
yen e t-oekomst.
„Land cn Volk" schrijft: Minis-
bterTalma heeft indeEersteKa-
[b o r de geheele beschuldiging moeten
terugnemen tegen de heeren Rahusen en
Bok, waarin h'j, vóór de verkiezingen, den
heer Goeman Borgesius in de Tweede Ka
mer liet* deelen.
Wij moeten verklaren, dat thans, nu do
geheele aanval op den heer Goeman Bor-
gosius want hij moest eigenlijk het slacht
offer zijn blijkt te hebben berust op ver
keerd verstaan van eenige woorden d<=*r
beide genoemde heeren, ons vertrouwen in
kien heer Talma als bewindsman hierdoor
biet is versterkt.
Geheel de leiding, welke hij gaf of meen-
do te geven aan de herziening der Ongeval
lenverzekering heeft hij gewijzigd op het
vernemen van enkele woorden zijner advi
seurs; on nu moet hij verklaren, dat hij
Ücz« heeren verkeerd heeft begrepen.
Tntussohen is oen half jao,r vermorst.
Bal de Minister thans den draad weer op
nemen, dien hij in Decembor liet vallen,
bn voortaan in gesp rekken van gewiekt
scherper toeluisterent Of zou het sedert
Overwogen nieuwe plan tooh boven het oude
voorkeur verdienen?
Met deze geschiedenis is het wèl misère.
lis. Hulsman, pwd. bij de Nod.-Herv.
jüciii. te Groningen, dio, zooals wij meldden,
Èfan rechtzinnig vrijzinnig ge-
gorden is, schreef aan. het „Vr ij z i n-
i g Weekblad" o. a.
„Dit wil ik alleen zeggen, dat de Bijbel
kritiek, dio ik eerst bestreden heb, mij to
{nachtig is geworden. Ik wil haar dan ook
voortaan eerlijk aanvaarden, zoowel voor het
jNieuwe als voor het Oude Testament En
fcvls ik dit doe, dan vallen voor mij lang
biet alle, maar toch vele wonderverhalen,
'die in rechtzinnige predikatiën aan de gc-
Imeente als gewone historie worden verkon
digd. Ik blijf echter met volle overtuiging
fc»ok bij het licht van de strengste critiek
ïn Jezus Christus den Heiland zien, den
Btichter van hot Godsrijk, verhoogd, vor-
hoorlijkt, hot Hoofd van Zijn gemeente, gis
teren, heden dezelfde tot in alle eeuwigheid.
Natuurlijk kom ik met dat nieuwe Inzicht
!to staan voor vele vraagstukken, waarvoor
Jk zoo dadelijk maar geen oplossing kan vin
don. Daarom zou het dwaas zijn, op dit
(oogcublik onberaden stappen te doen of voor-
harige besluiten te nemen. Slechts hiervan
bon ik tot in het diepst van mijn ziel over
tuigd^ on dio overtuiging heb ik reeds jaren
'geleden in mijn brochure „Moderne We Ion
isch up of Bijbelscho Traditie" uitgesproken,
dat "hot aanvaarden van de Bijbelkritiek en
haar resultaten het onmogelijk maakt om
jorthocjox te blijven. De geloofswereld, die
ions rèst op critisch standpunt, verschilt he
melsbreed van die der orthodoxie met haar
conservatieve Schriftbeschouwing.'
Over absenteïsme xegt „D e
Maasbode":
Wij kunnen niet ontkennen, dat ten ge
volge van het absenteïsme, hetwelk in onze
Tweede Kamer heersoht, veel nationale tijd
verloven gaat.
Immers, de vergaderingen kunnen niet op
den bepaalden tijd beginnen, stemmingen
over amendementen, wetsontwerpen, enz.
moe/ten uitgesteld, wordem; Idie otenimm-
gen veroorzaken, wanneer ze plaats heb
ben, menigmaal de opheffing van de ver
gadering wegens on voltalligheid.
Evenmin kunnen wij ons ontveinzen, dat
de reohteizijde, welke thans de meerderheid
bezit, erg aan het euvel, hetwelk absenteïs
me heet, lijdt.
En toch, in meerderheid gtkomen, heeft
die rechterzijde meer dan ooit haar plicht
te vervullen.
Welnu, het komt ons voor, dat, om het
absenteïsme, althans eenigszins, te bestrij
den, een middel aangewend worden kan,
hetwelk de Eerste Kamer wellicht niet
om het absenteïsme te bestrijden reeds
sedert lang aangewend heeft.
Welk middel is dat?
Hot gebeurt zeer dikwijls, dat leden de
presentie-lijst teekenen en dan zoo spoedig
mogelijk verdwijnen. Aan de stemmingen,
welke in die vergadering plaats hebben,
en stemmingen zijn niet altijd te vorén aan
gekondigd, niet immer to voorzien ne
men die ijverige leden geen deel. Men kan
na lang zoeken in de presentie- en stem
mingslijst hun absentie wel constateeren,
maar zulks doen weinigen.
Vvelnu, wij wilden, dat, evenals in de
„Handelingen" der Eerste Kamer, zoo ook
in de „Handelingen" en „Het Kort Ver
slag" der Tweede Kamer onder de stem
ming over een wetsontwerp, amendement,
ens., afgedrukt werd, wie van degenen,
die de presentie-lijst geteekend hadden, nu
afwezig waren, en zulks te meer, daar de
absentie van sommigen menigmaal van po
litiek niet vrij is, o.a. adres aan de stem
mingen bij de marine-begTooting voor 1909.
Ons dunkt, dat dit een eenvoudig en te
vens practisch middel mag genoemd wolf
den.
Wie echter een beter middel weet, hij
nocme het. Wij doen dan gaarne onder.
Dé „Z utphensohe Courant"
is niet ingenomen met de samenstelling
der Staatscommissie, dio eenheid van
spelling hier te lande moot voorberei
den. Die samenstelling geeft, naar baar
meening, geen enkelen waarborg, dat ze
gaven zal, wat men van haar verwacht. Lei
ding kan h.i. deze commissie sleoht geven.
Wilde ze dat kunnen, dan, zot het blad
uiteen, zouden haar leden gekozen moeten
zajn uit veel breeder lagen des volks. Nu
bevat ze, behalve een viortal Kamerleden,
si echts taalgeleerden en taalbeoefenaars,
waarin de voorstanders der nieuwe spelling
dun gezaaid zijn. Noodo bijv. mist het blad
in de oommissie de namen van onderwij
zers en leeraren, die dagelijks staan voor
de moeilijkheden, om aan de jeugd onze
spelling te leeren, hun de regels raert; al
hum uitzondieringen in te pompen. Waar
om, vraagt het, geen enkelen schrijver van
naam in de oommissie opgenomen, waarom
geen „taalkunstenaar" van antieko of mo
derne opvatting, die de lenigheid onzer taal
heeft leeren waardeeren en haar schoon
heid heeft weten toe te passen op het ge
schreven woordl? Waarom geen enkele koop
man of industrieel tot lid der commissie
benoemd, die toch óók kunnen beoordeelen
welken invloed een verandering hebben zal
op het onderling schriftelijk verkeer in
de handelswereld ten onzent?
„Wamt"zoo laat het daarop volgen
„dat ia toch het einddoel der commissie:
aangeven hoever de Regeering gaan moet
bij het volgen van nieuwe spellingregels.
De Regeering meet het voorbeeld geven,
moet na voorlichtig dor deskundigen van
de Staatsoommissie beslissen wat ze uit
het door de vereenvoudigors gebodone zal
sanctioimeeren. Weet dan de school wat
de Regeering wil, dan kan ze op dien
grondslag voortbouwen. Doch wil de school
op dit gebied medewerking krijgen van de
„gewone menschen," dip van taal geen afzon
derlijke studie maken, doch niettemin met
de schrijfwijze onzer taal veel te maken
hebben, dam diende vooraf ook de stem
der „gewone menschen" te worden ge
hoord. Al mag hun stern geen beslissing
brengen, hun bezwaren dient men te ken
nen alvorens een uitspraak te doen
Het gemis van deze elementen in de
Staatsoommissie betreuren we zeer. En we
vreezem, dat dit zich later wreken zal, het
zij in den vorm van ongemotiveerde voor
stellen, hetzij in den vorm van lijdelijk
verzet in de groote maatschappij tegen den
dwang om ons een nieuwe spelling van
hoogerhand op te leggen."
Wij lezen in de „A r n h e m so h e Cou
rant":
Het begint dan toch eindelijk te dagen 1
Nadat tal van schrijvers reeds sedert meer
dan een kwarteeuw met de stukken hebben
bewezen, het bekende ,,G i d s"-artikcl
van wijlen prof. Robert Fruin over „do
kiesdistricten" dogteekent reeds van 1869,
dat het meerderheidskios-
s t e 1 8 e 1 in den grond verkeerd is en het
parlementaire stelsel vervalscht; nadat
reeds sedert tientallen van jaren andere
landen, o.a. Zwitserland en België, met
terdaad beweeen hebbön, 'dfcft de grofete
fouten van dit stelsel niet slechts volkomen
worden weggenomen bij toepassing van het
beginsel der evenredige vertegen-
woordiging, maar daardoor ook aan
den verkiezingsstrijd nagenoeg al het per
soonlijke, hatelijke en leelijke ontnomen
wordt, dat uien onveranderd kenmerkt en
ontsiert, bleven in Nederland Regcering,
Vertegenwoordiging en publieke opinie
maar altijd door onaandoenlijk voor do
niet te overschatten voordeelen van liet
evenredig kiesrecht, zooals dio niet slechts
in geschrifte helder werden aangetoond,
maar ook in andere landen duidelijk waar
neembaar waren.
Eindelijk schijnen intinscben de oogen nu
open te zullen gaan en men ook in Neder
land eens ornstig te willen gaan denken
aan het iu-overwegdng-neman van deze ze
genrijke hervorming, welko reeds tien en
moer jaren als voor het grijpen heeft ge
legen. Do symptomen van dit ontwaken
der publieke opinie begroeten wij, warme
voorstanders van de Evenredige "Vertegen
woordiging, het behoeft nauwelijks
gezegd met blijdteohap en met hoop, dat
de beweging, nu de laatste verkiezingen
met al haar ellenden daaraan een krach bi -
gon stoot gegeven hebben, thans ook voort
gang moge hebben. Onder de moedge
vende versohijnselen der laatste dagen mo
gen met voldoening de volgende gerang
schikt worden:
1. Aan het slot van een artikel in het
„U trooht8oh Dagbla d", aanspo
rende tot het riohten van een adres van
waardeering en dank aan jhr. mr. J.
Röell, schrijft prof. De Louter:
„En dan? Dein hervatten wij rustig den
dagolijkschen arbeid, dankbaar dat de ver
kiezingen, dio de leelijkste zijden der
monsohelijke natuur aan het licht brengen,
achter den rug zajn; maar mot het stille
voornemen om ieder op zijn wijze
mede te arbeiden aan do verstandelijke
voorlichting en de zedelijke verheffing van
ons op gevaarlijke dwaalwegen afdol end
volk, en aan de voorbereiding tot een beter
kiesstelsel, dat ons van de pas aanschouwde
onverkwikkelijke tooneelen verlost, dat
eener evenredige vertegenwoordiging.
2. Mr. dr. A. R. van de Laar, gelijk be
kend beslist anti-revolutionnair, maar be
strijder der ooalitie, in „D e Klaroen",
besluit zajn beschouwingen over „de zoge
van rechts" met den wensch:
„Zoo is evenredige vertegenwoordiging en
daarna andere partijen-oombinatie, enkel
samenwerkend in gezamenlijk steunen van
een bepaald ministerie, een eisch van goe
de nationale politiek. Moge dan door het
ministerie-Heemskerk de weg tot düe
evenredige vertegenwoordiging worden- ge
baand, die evenredige vertegenwoordiging
ons worden geschonken. Mogen de geloovi-
ge mannon, waaruit dit Kabinet is sa
mengesteld, iets goeds voor ons l&nd tot
stand brengen."
3. Verder mag verwezen naar hetgeen in
ons hoofdartikel werd overgenomen uit de
conclusicn, waartoe de overwinning rechts
,,D eGolderlander" bracht, dio in v»e
eerste plaats de Evcnredigo Vertegenwoor
diging noemt onder de ontworpen, welke
in hot waarachtig volksbelang op ajdoo-
ning wachten, maar bovenal naar do ver
rassende verklaring in D c Stand
aard", dat de wensohelijkheid der toe
passing van evenredig kiesrecht ook door
de laatste verkiezingen is in 't licht ge
steld.
„En moreel, èn politiek, èn parlementair
zal evenredige vertegenwoordiging voor ons
land winste opleveien," schrijft dr. Van
de Laar in zijn „Klaroen."
Moge deze waarheid nu eindelijk ook
eens in Nedorland doordringon!
In een artikel Van tien op iesl
lezon wij in „HetNieuwsblad voor
Nederland":
Bij den minister van koloniën, een
man, dac.zelf jarenlang in de tropen heeft
vertoefd en die do praotischo eischen des
levens kent, is een voortreffelijk denkbeeld
in overweging.
Men is namelijk van plan om het aan
tal Indische dienstjaren, recht
gevend op een jaar Europeosoh verlof, in te
korten van tien op zes.
Wio met Indische toestanden eenigezins
bekend is, zal begrijpen waarom deze maat
regel uitstekend kan werken. Hollandsohe
jonge mannen, die tien lange jaren achter
een in Insulinde vertoofd hebben, worden
vooral wanneer zij lang op buitenpos
ten gestaan hebben voor de vaderlandsohe
zeden en toestanden vaak minder bruik
baar. Zij vervreemden allicht van huis en
hof; zijn ten slotte blij, wanneer ze naar
Indiö terug kunnen gaan. Is hun dienst
tijd eindelijk verstreken, dan ligt daar
soms op nog betrekkelijk jeugdigen leef
tijd voor hen open een doelloos rente-
niersbestaan, bij uitstek geschikt om do
welbokendo „mopperende Indisoh-gasten
to kweeken.
Een ou ander zal er stellig toe bijdra
gen, om velon, dio in „Tropisch Nederland"
tot do beste, nuttigste krachten konden
behooren, te doen aarzelen, om zich voor
den Indischcn dienst beschikbaar te stel
len. De minister Idenburg klaagde eens
en niet zonder redenen over de neiging,
bij zoovele Nederlandsohe jongelieden over-
heerschend, om „böj moedors pappot" te
.hlijvon. Die Salie-geest is er, helaas ook;
dooli do zooevcn door ons genoemde facto
ren spelen ook een rol. Men ziet er tegen
op om voor tien lange jaron van de zijnen
arfareheid to nemen. Bij vele pfwticulie^e
ondernemingen is het gebruikolijk om na
zes jaren volbrachten, tronwon dienst ver
lof boo te Etaan. Het govolg is natuurlijk,
dat voor particuliere betrekkingen meer
liefhebberij is dan voor don staatsdienst.
Mocht het zijn, dat de Regeering dus
inderdaad komt bot verkorting van tien
op zes, het zou stof geven tot vreugde
over zulk een verstandig besluit.
Maar men kan nog meer doen om Ne
derland en Insuünde nader tot elkaar te
brengen.
Officieren ran ons Iqger worden vaak
voor zekeren tijd naar Indië gedetaoheerd.
Zij komen in de gelegenheid om andere
toestanden te leeren kennen; hun blik op
mensohen en dingen te verruimen; eens
uit den vaderlandsahen tredgang te ko
men. Dat verfrisoht. In het vaderland te
ruggekeerd, vinden zij daar een arbeidsveld
terug en hun oarrière kan worden voort
gezet.. Do duur der detaoheering is nie»t
zoo long, dat zij heelcmaal van huis ver
vreemden. Voor jongelui, in wio wat pit
en fantasie schuilen, ie dat aanlokkend
genoegt
Waarom too wordt nu gevraagd, ea
hor halen wij met groote sympathie
wordt dit niet uitgestrekt tot anderen, In
het vaderland, dan de officieren?
Daar zijn zoovele intelligente leden van
ons onderwijzers-gilde, men heeft zoovele
jonge juristen, voor wie hot nu oen jaren
lang solliedteoren blijft, vóórdat er, voor
hen, een gaatje open komt; men heeft
allerlei ander soort van administratieve
ambtenaren, dio wat graag eens een kijkje
in de Oost zouden nemen, mits daar niot
het gevolg van ware, dat zij hun Euro-
p *csch leven voorgoed moesten afbreken.
Hun vertoeven in Indiö kon voor hen-
zelveu slechts tot voordeel wezen en to
gelijk werd de „voeling" tusschen moe
derland en koloniën inniger dan dio nu
nog is.
Door het, op praetisehe wijze, opwek
keu der belangstelling voor Indiö zou eeu
tijdpetrk worden voorbereid, wnoiiii do
band tusschon die twee, ten bate van beide,
veel hockter werd don tot dusver ooit werd
aansobouwd.
Iiisulinde moet, voor ons, nog iets heel
anoers, beters, worden dan do verre strook,
waar men, zoo snel mogelijk, geld of
oarrière maakt, om clan, in het modderland,
„op zajn lauweren" te gaan rusten.
Wordt in figuurlijken zin de af
stond tussohen Holland en de Oost klei
ner, dian stijgt daarmee ook do kans op
behoud onzer positie daarginds.
De maatregel der inkorting van het aan
tal Indische dienstjaren kan daartoe eon
eorsto, belangrijke schrede zijn.
In „O n 8 B e 1 a u g", officieel orgaan
van do vereeniging „Vergunning", komt,
onder het hoofd Drankwet-govol-
g e n met verwijzing naar een arrest van
den Hoogcn Raad, waarbij gehandhaafd is
hst vonnis van do rechtbank te Amster
dam, die den hoer B. tot een dag hechtenis
veroordeelde wegens drankvqrkoop per
maat zonder de vereischte vergunning, liet
volgende voor:
Die zaak is een verschrikkelijke. Niet
alleen, dat de belanghebbenden er uit zullen
leeren, dat men niot voorzichtig genoeg kan
zijn in de uitoefening van het bedrijf,
maar tevens doet zij zion tot welko ontzet
tende govolgen do Drankwet met haar
dwaze bepalingen en instellingen zonder
eenig nut, als de splitsing, aanleiding geeft.
Wij willen do feiten zoo beknopt moge
lijk mededeelon; commentaar is overigeu»
weinig noodig. De heelo toedracht spreekt
genoog voor haar zelve.
Do heer P. G. Brookhuyson, Fred«*rik-
Hendrik-straat 198, te Amsterdam, lid
onzer Vereeniging, ie houder van een ver
gunning a. Hij mag dus den sterken drank
in hot klein niet anders dan per glas ver-
koopen. Nu zal ieder belanghebbende wel
weten hoe vreoselijk moeilijk het is zich
daaraan te houden. Ieder oogenblik staat
men aan do provocatie van het publiek
bloot, dat om drank per flesohje komt.
Meestal zijn dit buren of klanten en dan
is het reeds een hard geval en een gevaar
lijk ding ook voor de zaak, die gemakke
lijk r een klant verliest dan wint, in zulke
omstandigheden te weigeren. Maar nn was
bij den beer Broekhuysen eens een vrouw
gekomen, die om wat brandewijn kwnm
voor oen kraamvrouw. Do heer B. had dit.
eerst geweigerd te verkoopen, maar einde
lijk afgegeven, toen een politie-ngent mee
kwam, om te zeggen, dat hij dit in zoo'n
geval wel doen mocht.
Nu gebeurde zoo iets in 1908 weer. Naast-
den heer Broekhuysen woonde een kraam
vrouw en 'b avonds kwam do baker om
twee maatjes brandowijn, welko voor wos-
aohing moest dienen. De baker woonde in
de Javabuurt, op een uur afstanda dus; de
heer B. kon alzoo zeker weten, dat hot
niet voor haar huiselijk gebruik lystemd
was, maar wel degelijk voor het doeleinde,
dat zij opgaf. En te meer, dn ar bij oen
vorige gelegenheid een politic-agent zelf
verklaard had, dat hij gerust in zoo'n go-
De stude-nt in de rechten Naumann kwam
Biet oen ongeloofelijk mormel in do Book-
balle. Zedfe de meest welwillende booor-
ideclaar had geen spoor van nas in het
beeet kunnen ontdekken.
Naumann werd van alle kanten in het
botje genomen. Hij liet dit kalm toe en zei
|net stoïcdjnaohe onverschilligheid i
„Houd je mondl Op de kern komt het
eauniet op het uiterlijk. Ik ben over-
tnügd, dat mijn Tyras nog hooge hoedanig
heden zal ontwikkolen. Wij hadden thuis
Ook zoo'n rosloos exemplaar, dat eenig in
rijn soort was. Wil ik jelui die gsschiede-
hÜ8 eoris vertellen?"
Vei scheiden© korpabroedera knepen er
tiissonen uit. De anderen bleven bij hun pot
je bier en lieten rich het verhaal vertellen.
Naumann begon:
„Onze Maimi had van het tijdelijke af
scheid genomen. Wij, kinderen, waren on
troostbaar, papa was zichtbaar bedroefd
én mama buiten riohzelve. Want Manni
(was in zijn ras-echtheid altijd een voor-
(tveip van afgunst geweest voor alle ken-
Irissen, Nooit, beweerde men, zou men
teen duplicaat van hem kunnen vinden.
Hij moest een waardige begrafenis heb
ben. Wij, kinderen, hebben hem in een
kistje gelegd en achter in den tuin, waar
hij altijd zoo graag met rijn langen snuit
haar muisjes zocht, begraven.
De oude Mina maakte de diepzinnigs
Opmerking, dat Manni er uitzag als een
volge>stopte bloedworst, waaraan wat ben
gelde. Dat bengelen gold zijn kleine, sterk
gebogen beentjes, de trots van Manni's be
staan, hoezeer ze hem wel wat in den weg
zaten bij het rollen. Maar hij wist, dat hij
door die beentjes de verrukking der ken
ners wegdroeg. Geen tax kon met hem
vergeleken worden.
Aoht dagen waren sinds die treurige ge
beurtenis verstreken en Manni werd over
al gemist. Wij misten hem bij otnze spelen,
papa bij rijn middagslaapje, mama bij
haar visite®. En steeds levendiger werd
de wensoh naar een anderen, nieuwen
Manni.
Eens op een dag kwam papa erg opge
wekt van het ooilege thuis en bracht, on
der zijn onder jas verborgen, een hond
mee, die als „entróe de ohambre" onzen
Frits, die hem wilde aannemen, In zijn
duim beet.
Papa zei erg tevreden;
„Dat is een verstandige hond; die ver
dedigt zioh."
Wij, kinderen, vlogen met een waar In
dianen goh uil de kamer uit en riepen mama-
Deze kwam en monsterde door haar lorg
net den vierbeenigen nieuweling. Daarop
eeide rij op geringsohattenden toon:
„Dit mormel xou onzen Manni moeten
vervangen? Dat moet een tax heeten met
rijn korten staart en zulke be enen 1"
„Hij heeft tooh o-boenen," waagde
Li entje op te merken.
„Ja juist, slechts o-beenen. Een goede
tax heeft van boven o-, van onder x-bee-
nen."
Wij maakten nog &chuohter de opmer
king, dat wij den hond wel mooi vonden,
in de hoop hem te kunnen behouden;
maar met wernig euocee. Mama wist er4
papa volkomen van te overtuigen, dat het
een poover bewijs van zijn smaak voor een
goeden hond zou zijn, als hij dit straat-
mormel behield. Papa gaf mama gelijk en
beloofde, den hond terug te zullen geven.
Dat stond den kinderen heel niot aan.
Wij vonden den kleinen, beweeglijken mor
mel allerliefst, en zelfs Frits, dien hij go-
beten had, stemde dit toe. Waarschijnlijk
was hij een veel betere speelkameraad dan
de oude Manni, die ternauwernood meer
loop en kon. Maar al dat mopporen en
dreinen hielp geen zier. Miama's schoon
heidszin en haar heulen met alles, wat
„echt" was, behaalden de overwinning.
Toen hielp de nieuwe Manni zichzelf. Hij
'drentelde altijd maar papa achterna. En
toen deze des middags rijn dutje ging doen
opde chaise longue in zijn studeerkamer,
sprong hij onmiddellijk op den divan, rolde
rich op tot een kogel aan papa's voeten
en snorkte weldra met dezen om het hardst.
Wij hadden zachtjes de deur geopend en
lachten ons halfdood om die vertooning.
Daar kwam de dienstmeid met een bood
schap en vroeg Frits, papa te wekken,
want hij moest dadelijk komen. Zij noemde
den naam en het adres, maar wij bedankten
er voor. Papa's goede luim, als hij in zijn
middagslaapje gestoord werd, was geen duit
waard. Mina, die daarom juist ons met die
taak had willen belasten, moest, omdat er
zoo'n haast bij was, zelf papa maar wakker
maken.
Een herhorftd roepen hielp niet: papa
snorkte rustig voort. M tar de hond was wak
ker geworden en had rioh knorrend opge
richt. Toen Mina papa's arm gTeep, om
hem wakker te schudden, sprong de hond
woedend op haar los.
Door het lawaai ontwaakte papa
„Wat is er dan?"
Mina kon van schrik geen woord uitbren
gen, want de woedende hond rukte nog
steeds aan haar kleederan. Tot Mina's
groote ergernis had papa geen klap of zelfs
niet een boos woord over voor den
hond, maar liefkoosde hij hem, oeggondei
„Hij is waakzaam. Hij is aanhankelijk t"
Li entje zei, met haar aangeboren vrouw e-
lijko slimheid, tot ons:
„Let eens op, wij houden den nieuwen
Manni. Toen hij Frits in den vinger beet,
zei papa. Hij is verstandig, hij verdedigt
zich. En nu zegt papa: Hij ia waakzaam,
hij is aanhankelijk.''
En Lientje zou gelijk krijgen. Maar niet
de rieecfe genoemde eigenschappen verze
kerden ons het bezit van den hond; wel
een zeer bijzondere karaktertrek bracht par
pa er toe, het rasloozo mormel, zooala mama
hem noemde, te behouden en als opvolger
van den overledene tot Manni te verhef
fen. De nieuwe Manni was namelijk ook
spaarzaam."
Hier viel een homerisch gölricfi Mao-
mann in de rede. Dooh deze liet zich niet
van zijn stuk brengen en ging voort:
„Lacht niet en luistert tot het einde toe.
Hoe ongelooflijk het ook moge klinken, hij
was inderdaad spaarzaam. Immers, toen
op denzelfden avond mama met haar huis
houdboek bdj papa kwam om geld te vra
gen, ontspon zich tusschen de ouders een;
klein dispuut, dat Manni, die trouw aan
vaders rijde bleef, met zijn gebrom bege
leidde. Hoe levendiger mama sprak, hoe
overtuigender zij papa onder het oog
trachtte te brengen, dat zij geld noodig
had, hoe krachtiger dat gebrom werd..
En toen mama ten slotte haar hand over
redend op den arm van papa wilde leggen,
stortte zich Manni met een luid blaffen op
mama, die blij was, dat zij niet gebeten
werd. Het duurde een tijdje voor papa het
beest tot rust gebracht had en het zlohi
W©6r aan zijn voeten ineen had gerold.
Het was een komisoh tooneeltje geweest
en papa braik dan ook in een vroolijk
lachen uit.
„De hond ia Bpaarzaam en wil mij hel
pen sparen. Dat zul je tooh met me eens
rijn. Hij heeft zulke goede eigenschappen*
dat ik hem houd."
MfLTTm zag het in en lachte hartelijk mee.
Yan dien dag af was de hond in ons huis
een nummer, dat aan de menden en be
kenden werd voorgesteld onder den naam*
„Manni, de Spaarzame."
Het gelach in de Boekbalie herhaalde
zich, vermengd met brave's. Toen de kalm
te teruggekeerd was, meende een der oud
ste studiosi laooniech:
„Nn, dan hoop ik, Naumann, dat je
Tyras dezelfde eigenschap zal ontwikkelen
En als hij je werkelijk bfct sparen heef*
geleerd, kun je ons op de rij af wat lee'
nen."