No. 15138, LEIDSCH DAGBLAD, Wo sas dag- 30 Juni. Tweede Blad. Anno 1909. PERSOVERZICHT. De „N ieuwe R otter da u. o c h e Courant" vestigt de aandacht op een onjuistheid in d r. K u y p e r's s c h r ïj- w e n aan UD e Standaard" en wel m gub 7o.„dat ik mijn dochter verzocht haar (M. Westmeyer.) voor die energieke bemoeiing (de 11,000 voor do verkiezin gen) mijn dank te betuigen, en zelf, toen allea aigeloopen was, haar dien dank vóór mijn vertrek herhaalde",. Het blad schrijft: „Dit kan niet waar zijn, omdat de f 11,000 door Mathilde eerst in 1906 zijn afgedra gen het bedankbriefje van dr. Kuyper's dochter is van 6 April 1905 terwijl het briefje van dr. Kuyper zelf van 18 Juni 1901 is. Het briefje van dr. Kuyper per soonlijk beeft dus geen betrekking op de f 11,000 van Mathilde. Waarop dan wel? Op de enveloppe (waarvan sprake is in hot briefje van 30 Maart 1904 van E. A. Lehmann aan Mathilde)? Of op een geld zending van Mathilde, waarvan wij nog niet weten?" Hetzelfde blad doet uitkomen, dat het kabinetrKuyper bij zijn aftreden in 1905 W6li8waa; nog geen decoratie-lijst gear- r es t e e r d had (zooals dr. EL schrijft), maar dat die lijst op 16 Augustus van dat jaar, toen dr. Kuyper's ontslag inging, natuurlijk reeds was opgemaakt. Op die lijst kwam volgens Mathilde's verzekering aan mr, Tideman, de heer E. A. Lehmann .voor. De „Nieuwe Rotterdamsche Courant" die o. m. ook nog op den ooverklaarden inhoud van E. A. Lehmann's briefje aan Mathilde wijst, meent dat er in deze geschiedenis nog zeer veel duisters ts en verzoekt met aandrang nadere op heldering. ,,Dr. Kuyper schrijft het blad is ondanks de 12 punten, waarin hij zijn ver veer heeft opgesteld, tot nu toe niet ge slaagd, den pijnlijken indruk weg te nemen, die zonder twijfel door de onthullingen van mr. Tideman in het land is opgewekt. Wij achten het van het meeste belang, dat het volle licht over deze zaak alsnog zal opgaan." Ook het „Handelsblad" keurt het gebeurde scherp af, vooral „dat de eerste minister van Nederland persoonlijk van burgers, die naar eerbewijzen hadden ge dongen, zeer groote sommen gelds voor verkiezingsonkosten ontvangen heeft", en meent dat deze zaak door de Regeering onderzooht moet worden. „Tegen elk be- gin van corruptie moet in ons land ge waakt worden, en wij schromen niet te zeggen, dat blijkens het antwoord van dr. Kuyper het begin van corruptie er reeds 33 geweest" schrijft het blad. Voorts spreekt het de meening uit, dat mr. Tideman, daargelaten of hij als curator rijn bevoegdheid is te buiten gegaan door 'j.e openbaarmaking, ons volk een dienst heeft bewezen. „De Nieuwe Courant" maakt m. de opmerking: Wat door de openbaarmaking van mr. Tideman intusschen vrijwel bewezen wordt, dat minster Kuyper deooratie-begeevi- cm dón weg wees, waarlangs rij zich aan spraken zouden kunnen verwerven. Dat hij dit den heer R, Lehmann gedaan heeft, blijkt niet; maar het briefje van mcj. Kuy per aan mej. Westmeyer, waarin aan dezo (ton behoeve van A. E. Lehmann) medege deeld wordt, dat er een hospitaal te Smyr na en graven op Groenland vallen te her ttellen, is niet voldoende verklaard als ant woord (zooals dr. Kuyper in ,,D e standaard" schrijft) „op een mij ge- 'dano vraag of mij ook nationale belangen in 'den vreemde beken-1, waren, die om bijzon- deren steun riepen." Het ontleent ongetwij feld zijn min gunstige bcteekenis aan do bijvoeging: „dat een eenigszins aanzienlij ke gift hiervoor blijk zou geven van be langstelling in onze nationale aangelegen heden in het buitenland." Voorbijgezien mag hierbij natuurlijk niot Worden, dat in deze veronderstelling deoo- ï'nties in het uitzicht gesteld zijn, als bo- ïoonïng voor geldelijke deelneming ten bc- uofeve van national.* doeleinden, niet ten bate van part.ijactie. Ook zóó valt dit af te keuren. Een deooratie is een 'c o n i n k 1 ij- 1: e onderscheiding voor personen, die zich verdienstelijk gemaakt hebben welke hun motieven daarbij waren, behoeft niet te wor den nagegaan, maar het ligt zeker niet op *ten weg van een minister der Kroon, ora personen van wie hij weet, dat. zij een deoo ratie begeeren, den weg te wijzen, waar langs zij zich verdienstelijk genoeg kunnen, maken om die te ver we* en. Aldus wordt de koninklijke onderscheiding een ruilmid del in handen van de regeering, dat deze gebruikt, tot b -taling van aan het land te bewijzen diensten. „Land en V o 1 k" schrijft na vermel ding van dr. Kuyper's antwoord: De onthullingen door mr. Tideman door middel van „Het Vol k" gedaan, wa ren, wat den zakelijken inhoud betreft, aan ouzo redactie reeds enkele jaren bekend. Hit het antwoord van dr. Kuyper blijkt, naar wij mcenen, dat zonder nadero aan vulling* der gegevens van het oorzakelijk veri xrd tuasehen met dit doel gevraagden steun voor verkiezingen en de deooratio het bewijs niet ia geleverd. Eindelijk dat van min oirbare qualiteiten en bedoelingen van mejuffrouw Westmeyer aan de zijde van dr. Kuyper de wetenschap niet be stond. Blijven nadere aanvullingen achterwege 'dan schijnt ons door deze publicatie mr. Tideman meer geblameerd dan dr. Kuyper. „De Stiohtaoh.e Cour an t" zegt, dat men van vrijzinnige zijde tegen dr, Kuyper vrijwel alles geoorloofd acht; dat „do woede en do haat tegen den uxan die meer dan iemand anders tot den on dergang der vrijzinnige heerschappij bij droeg, in sommige kringen schier geen gren zen kent." Men wordt grof persoonlijk. Door 't ingezonden stuk in ,,D e Stand aard" van dr. Kuyper wordt naar het oordeel van het blad het geschreeuw over den lintjeshandel zoo kalm mogelijk tot niets teruggebracht. De „Stichtsche Courant" wensoht de vrijzinnigen, „die al bijna razend van blijdschap waren," van harte beterschap. „Het Volk" zegt van het autwoord ran dr. Kuyper: Het bevestigt, op één enkele kleine bij zonderheid-na, volkomen de feiten die door mr. Tideman in ons blad zijn medegedeeld. Gepoogd wordt echter het verband tussohen die feiten, door mejuffrouw Westmeyer na drukkelijk gelegd, te ontkennen. Een pogen eenter gansch en al is mislukt en mis lukken moest, omdat het in strijd is met de werkelijkheid. Een redacteur van het blad heeft zich nog gewend tot mr. Tideman om zijn oor deel over het stuk in „D e Standaard" te vernemen. Dat oordeel was kort en duidelijk. Ik meen, zei hij, dat dr. Kuyper er niet in is geslaagd zich te zuiveren van hetgeen hem is ten laste gelegd. Wat mij door mej. West meyer in deze zaak is medegedeeld, vind ik voor een deel reeds bevestigd door wat ver zwegen wordt. „Voor een ander deel worden de feiten in onomwonden taal toegegeven. Het ver band wordt ontkendi Maar die ontkenning zonder nader bewijs heeft geen waarde, te genover de overtuiging die uit de feiten is opgebouwd. „Meer meende mr. Tideman niet behoe ven te zoggen. Hij hoopte, dat ieder die nog nieuwe bijzonderheden zou kunnen me- dedeelen, die, in het algemeen belang, niet zou achterhouden. En Lij legde daarbij na druk op den plicht der pers om daartoe mede te werken." Het blad gaat verder de 12 punten in het stuk van <Tr. Kuyper stuk voor stuk na. Bij punt 2 zegt zij: Anderhalfjaar later was de heer R. Leh mann (de oonsul-generaal van Griekenland) wel geschikt voor beriddering, omdat hij intusschen geld had gegeven ten behoeve van Nederland8che krijgsgevangenen in den Boerenoorlog en den weder-opbouw van een kerk op Ceylon. Hier komt de vraag op, of niet van dr. Kuyper zelf de aanwijzing daartoe is uitgegaan. Hij heeft toch immers op 5 Januari 1905 aangewezen wat do broer van den geridderde had te doen om een lintje te krijgen: geld geven voor den ver bouw van een hospitaal te Smyrna en her stel van graven op Groenland. Op zichzelf achtte dr. Kuyper deze soort „aanwijzin gen" niet ongeoorloofd. Waarom zou hij hot dan in 1903 hebben gelaten? Dat dr. Kuyper niet wist, dat do aan- zoekster van den gedecoreerds f 25 per week ontving, lijkt. Het Volk niet zeer waar schijnlijk. Want er zijn, zegt zij, aanwijzingen te over vpor do mecning, dat dr. Kuyper pre cies op de hoogte was van den toestand van mej, Westmcijer en van haar verhou ding tot R. Lehmann. Het Volk deelt hierbij oen nieuw feit mee, namelijk don volgsnden brief: Plombières, 2 Aug. 1906. Geachte Mejuffrouw Westmeyer. Het. is mij gelukt den heer L. te Parijs to ontmoeten en over uwe belangen te spre ken, maar ik mag niet ontveinzen, dat hij ten gevolge van uw bezoek to Parijs reeds vast voorgenomen had niets te doen. Hij grondde dit besluit hierop lo. dat hij reeds op onderscheiden wijzen een f 25,000 voor u gegeven had, n.l. waarvan hij zeide bewijzen in zijn boeken te hebben; 2o. dat zoo goed als zeker over een paar jaar hetzelfde ge val zich zou voordoen, en 3o. dat óf de zekerheid die de heer Bijvoet wil geven goed is en dat dan een Bank het doen kon, of dat een Bank het geen zekerheid acht en dat het dan ook geen zekerheid is voor hem. Desniettegenstaande heb ik sterk bij hem aangedrongen om althans f 15,000 te verschaffen en ik geloof wel dat als gij hem zeer dringend en op zijn hart werkend vraagt, dat alsdan niet alle hoop verloren is. Hij was niet ongenegen tegen u gestemd en toonde uw energio to waardeu ren, maar hij hield, dat men als men geen geld heeft, men zulke hulp als gij boodt niet bieden mag, want dat het dan helpen is van andermans geld Tót een stellige belofte kon ik hem niet bewegen. Mij blijft het voorkomen, dat uw heer oom de heer Bijvoet het verstandigst zal handelen door u uit den nood te helpen- Het wordt anders voor u, een onaangename positie. Het doet mij leed, dat ik u geen gunstiger bericht zenden kon, maar ik kan u niet' anders dan de waarheid medodeelen. Met vriendelijke groeten, Uw dn., KUYPER." Zoo héél vreemd, aldus merkt Het Volk op, stond dr. Kuyper tegenover de zaken van mej. Westmeijcr dus niet. Verder schrijft het blad o. m. 4o, Er is in de beschuldiging geen sprake van een „verkiezingsactie in 1903". Er staat: „Maar niet alleen ik, ging mej. West- meijer voort, ontving geld voor mijn bemoei ingen. De heer Rudolph Lehmann gaf ook direct aan dr. Kuyper f 7000 voor verkie- zingsdoelernden." Hier is geen datum bij genoemd. Het bewijst hoe grof dr. Kuyper deze zaak opvat. Alsof was beweerd, dat do ridderorde contant, direct na levering, is be taald. Maar hoe durft hij sclirijven dat hij na deze decoreering niets, onder wat vorm ook „noch voor mijzelf, noch met bestem ming voor een verkiezingsactic" heeft ont vangen? Hij vertelt het immers zelf onder 6o. dat Lehmann in 1904 f 40Q0 te zijner beschikking stelde bij do Provinciale stiiubus. Lehmann had dit steeds bij alke verkiezing tot gewoonte „als man v^n rechts." Hoe, deee joodscho koopman in tabak, van wien het bekend is dat hij jaren ach tereen te Arasterdam een tooneeltroep met groote sommen steunde om andere dan artistieke redenen; en die overigens niet bepaald in den roep staat een puritein te zijn, „zou een nian van rechts" wezen. 6o, Een nieuwe ver70lsching. Er staat m het interview met mr. Tideman: „Ook wist ik (mej. Westmeyer) dr. Kuyper voor de Kamerverkiezingen van 1606 f 11,000 te verschaffen, die hij in dank aannam". Hierbij wordt van Lehmann niet gespro ken. Maar wij zouden thans niet zonder roden willen vragen hoe groot het aandeel van den heor Leihmann in die f 11,000 is. En deed mej. Westmeyer dat geheel uit eigener beweging Maar schreef dr; Kuyper haar dan niet reeds op 8 Juni 1904: „Nu komen de her- stemniingon. Het succo3 moet doorgezet. Er zal weer veel noodig zijn" Zoo heelemaal op eigen gelegenheid werkte zij dus niet. Wat onder 8o. is medegedeeld verdient alle aandacht. Dat ia h6t tegendeel van een uiterlijke tegenspraak. Heb is een slira spelletje met woorden. Maar één ding is wel voor ieder duidelijk. Zuiver was het geweten van dr. Kuyper niet. Want als alles naar wet en reoht is toegegaan bij de deooratie van 1903, waarom behoefde hij er dan herhaaldelijk en zelfs in dit jaar nog met mej. Westmeyer over te spreken, daarbij zichzelf verschoonend 1 Binds wan neer hoeft een oudr-minister een regeerings- daad te verdedigen tegenover een juffrouw van avontuurlijken aanleg? En i8 het bo- hoorlijk voor verkiezingsdoeleinden groote sommen gelds te doen verzamelen door een juffrouw die eenige jaren geleden failliet was gegaan en thans nog insol vent ia? Ook zegt het blad nog: Hoer.oo, dr. Kuyper heeft den heer Lehmann niet gekend vóór de bemiddeling van mej. Westmeyer. Maar hij schrijft toch in zijn eigen stuk onder 4o. dat Leh mann in 1907 hem geld gaf, gelijk deze ,bij elke verkiezing de gewoonte heeft te doen". Van beiden één: of Lehmann gaf reeds vóór de decoratie geld en dan moet Kuyper hem gekend hebben, óf hij gaf eerst nh de deooratie, maar dan kon dat in 1901 nog geen „gewoonte" zijn. Ten slotte drinort „Het Volk" er op aan, dat de justitie hier zal optreden. Aan het Wetboek van Strafrecht kan zij de bevoegdheid ontleoncn dr. Kuyper te vervolgen. Uit het justitieel ondcrzoQk kan dan blijken wat de waarheid is De Middel bu r gs cli e Courant schrijft o a.: Ons komt de verdediging vaa dr. Kuyper uiterst zwak voor. Zelfs do stijl van_ zijn stuk is slap en steekt zeer af bij de pittige, do forme manier van schrijven waardoor zijue hoofdartikelen en driestarren zich kenmerken. Dit doet ons vermoeden dat hij zelf be grijpt xich op moeilijk terrein op glad ijs te bevinden. En wat do zaak zelve betreft, hij ontkent niet dot door hem geld is ontvangen van den gedeooreerdo ter wille van de verkiezingen voor de Provinciale Staten. Dit had dx. Kuy per niet mogen doen, waar hij Minister was, al kreeg hij dit ook voor een Vereeniging waarvan hij zelf 25 jaar lang voorzitter ia geweest." Een Minister moot zich als zoodanig buiten alle stembus-actie houden en mag nog veel minder van een door hem be gunstigde geld in ontvangst nemen. Hij had don heer Lehmann direct moeien verwijzen naar don Thesaurier van het oo- mité. Men maakt aam „D eNieuweCJrt de Opmerking, dat de heer R. Lehmann niet degoem is geweest, die aan de Amsterdam- sohe Univorsiteit hoar aula heeft geschon ken. Dit is geschied ck>or den vader van den heor Lelnmuin, zeker nu al langer dan 25 jaren geleden, in ieder geval niet lang na de wijziging der wot op hot hoogor onder wijs van 1875 waarbij aan de Amsterdam- sche Universiteit het jus promovendi werd toegekend. Volgens 't. „N ieuwsvandenD ag," was de sohonker van die gelden voor de aula des heeren R. Lehmann's oom, die, ter herinnering aam rijn broeder, prof. Leopold Lehmann, omstreeks het jaar 1889 de nieuwe aula is in Maart 1891 ingewijd een aanzienlijk bedrag voor dat doel beschikbaar stelde. Het ,,H b 1." deelt nog medo, dal de hee- Ten Lehmann, hoewel van joodsohe afkomst, indertijd door dr. Laurillard in de Nieuwe Kerk te Amsterdam zijn gedoopt. „D e Maasbode'' neemt als hoofdar tikel een ingezonden stuk op, waaraan wij nog de volgondo opmerkingen ontleonen: „De heer E, A. Lehmann is te Amster dam een zeer geziene en geachte persoon lijkheid; de heer R. Lehmann is zelden in ons land, maar als hij er is, dan tracht hij nut te stichten, getuige uit den aller- laatsten tijd o.a. het slagen van de inter nationale tentoonstelling, het Postwezen betreffende, en niet minder het schenken van een automobiel-ziekonwagen, door Zijn Koninklijke Hoogheid onzen Prins Hen drik, voor de Noderlandache Ziekenver pleging welwillend aa-ivaomd. „De heer R. Lehmann was in 1903 gede- ooreerd. Hij had dus, en hierop dient de aandacht gevestigd te worden, in 1C05 aan dr. Kuyper voor Verkieeingsdoelcdndejn geen geld te geven voor een docoratie, d i e hij reeds lang h ad.'' Omtrent Mathilde Westmeyer 34 jaar oud, wonpnde te Amsterdam, wordt aan „D e Nieuwe Oouranfc" door een betrouwbaar persoon, die herhaaldelijk met haar in handelsrelatie is geweest, het volgende medegedeeld: „Zij is een jonge dame, klein van ge stalte, van uiterlijk sohpon ontbloot, in sterke mate mank, zeer beschaafd van ma nieren en hoog ontwikkeld. Gedurende een tiental jaren voor haar faillissement, dat in 1907 werd uitgesproken, dreef zjj zaken als tussohenpersoon O. m. in rijwielen, waarvan zij een groot aantal, naar zij zei- de, bij allerlei personen uit haar kringen en ook in Indiö wist te plaatsen. Hot kostte steeds buitengewone moeite het geld van ha-ar los te krijgen waarmede zij aan haar verplichtingen jegens leveranciers of agen ten moest voldoen; maar zoo beschaafd en innemend was haar optreden, dat men zich telkens liet bewegon haar uitstel te verleenen. Eens is zelfs onzo zegsman op haar verzoek ten kantore van een bankier verschenen om daar een bedrag in ont vangst te nemen in' afbetaling op het h6ra verschuldigde en heeft dat kantoor verla ten na zich op aandringen van haar en haar broeder voor datzelfde bedrag (dat hem den volgenden dag zou worden over handigd) borg te hebben gesteld l Hij heeft het nooit ontvangen, maar is er integen deel later als borg voor aangesproken. Zulk een invloed ging van Mathilde Westmeyer uit op do menschen met wie zij in aanraking kwam, dat zij zelfs van iemand, dio belangrijke vorderingen op haar had uitstaan, gold wist te krijgen om haar „tijdelijk" tc helpen. Zij deed zich dan voor als zeer ongelukkig en den ondergang nabij. Zij woonde met haar ouders in een deftig gemeubeld gesloten huis op een der Amstordarosche grachten en als zij met een harer broers of alleen in Den Haag kwam, voerde rij een tame lijk grooten staat. Er werd van tevoren uit Amsterdam telephonisch eon equipage voor haar besteld, waarmee zij naar Sche- veningen placht te riiden; een zomer heeft zij zelfs eenigen tijd in het Kurhaus ge logeerd. Zij sprak veel on gaarne, steeds Smet grooten eerbied, over dr. Kuyper on vertelde dat zij dezen af en toe ontmoette en met zijn familie op goeden voet stond. Zij vorkeorde eteeds in geldverlegenheid en reeds voordat zij fail liet ging, i3 men geld aan haar to kort gekomenonze zegsman heeft zich bij wego van accoord mot een zeer klein gedeelte van het hem verschuldigde tovreden gesteld, toon hij j?ich overtuigd had dat er toch niet moer van haar te halen zou zijn en hem, vooral door de zeer eigenaardigs wijze van optre den van een harer broeders tegen hem, de oogen waren opengegaan voor don aard der praatjes, waarmede zij hom herhaaldolijk tot toegevendheid en voortzetting dor zakelijke betrekkingen had weten te bewegen. In znken scheen deze talentvolle jonge dame door bekwame relaties te Amsterdam uitstekend to worden geadviseerd. Ook van den financieelon oudergang vun don hecx Van Dioron Bijvoet is Matliilda Westmeyer, zijn nichtje, de hoofdoorzaak ga- woest. Deze heeft zich ten behoeve van haar en haar broeder W. Westmeyer te 's-Graven- hagc destijds woonachtig) diep in de schulden gestoken, voornamelijk ten gevolge van borg stellingen, waartoe zij hem met een beroep op haar aanzienlijke kennissen wist te be wegen. Van dit gehalte waj de' pcraoon die aan dr. Kuyper groote bedragen voor de verkio- zingskasder anti-revolutionaire partij kwam brengen on, zooals deze gisteren in „BcStd." schreef, „in echt Engolsohon stijl, nog op allerlei andere wijzen bij de verkiozing als agente zonuer aanstelling optrad" ton bate van de partij dia „God in het Staats recht" wil eersn. Ook in 1909 kwam zij nog geld brengen, hoewel dr. Kuyp?r toen haar omstandigheden kende. Het is ons ji.l. bekend dat ook na zijn ministerschap dr. Kuyper zich nog meer dan eens voor Mathilde Weslmeijor geïnteresseerd en te haren behoeve stappen gedaan hoeft, waarschijnlijk om haa; faillissement te voor komen. Dit blijkt ook uit den brief aan haar van dr. Kuyper, gedateerd Plombióreu 2 Aug. 19'M), welke Volk" van heden pubU'V-oi- „Do Gemeentestem", een weten schappelijk onpartijdig weekblad, gewijd aan de belangen der gemeenten in Neder land, heeft reeds vroeger haar onvoldaan heid uitgesproken over de geboorte akte van prinses Juliana. In een hoofdartikel komt zij daar gemo tiveerd op terug. Zij vindt hot bedenkelijk, dat de Ambtenaar van don Burgerlijken Stand, in plaata van op zijn bureau te blij ven, met het geboorte-register onder den arm naar het Paleis is gegaan. Verder kan zij zich niet vereenigen met de opsomming in de akte van de acade mische graden en decoratiën van dooi Amb tenaar van den Burgerlijken Stand en de getuigen. De decoratiën van den Prins worden, in dit systeem inconsequent, niet genoemd. Welvoeglijkheidshalve had het vertoonen van de Prinses, waaraan allesbehalve een grootsche gedachte ten grondslag ligt, aoh- terwege kunnen blijven. Wilde men het ge wichtige feit der geboorte meerdere ze- korheid geven, dan had men de geneeskun digen, die bij de Koningin hun goede dien sten hebben bewezen, als getuigen kunnen uitnoodigen. De innerlijke waarde der akte zou daardoor meer gewonnen hebben dan door de handteokeningen der departe mentshoofden van Justitie en van Binnen- landsche Zaken. Ook de redactie der akte kan geen ge nade vinden. Vertrouwd had mogen wor den, dat het tijdperk van negen en twintig jaar, dat tusschen de geboorte-akte der Koningin en die harer dochter ligt, ook in de hoogste kringen zijn goeden invloed zou hebben doen gelden, waar het betreft streven naar eenvoud en zuiverheid van taal in offioieele stukken. Een vrij echerpe oritiek op (texe akt^ dus. De Hoagsciie oorrespondent van ,,D Standaard" zegt In verband hiermede zij er de aandachf op gevestigd, «lat de wet niet bopaalt, da# de inschrijving in de registers van deni Burgerlijken Brand ten raadhuize moot go-1 schieden, en dat het enkele feit-, dat de Mw nister van Justitie, de heer Nclissen, dio geaoht mag worden te weten, hoe del wet uitgelegd en toegepast moet worden* als getuige optrad, er we! op wijst, daÖ Z.Exc. hoegenaamd geen bezwaar had te gen de ambtsverrichting ten paleize. Pati het meer overeenkomstig de positie vaal don ambtenaar ware geweest, indien hij den Prins der Nederlanden op het stadhuis had laten komen, is een opvatting van „D d Gemeentc8te m", die als een kwestie van smaak moet beschouwd worden, waar over niet valt te twisten, maar dio vclert wel niet met haar zullen deelen. Het ma® gevraagd worden of niet de ambtenaar t c- gonover hot vorsteliik gezin alle tegemoet koming heeft te betrachten, die door do wet. toegelaten wordt en aan do zaak zetvd niets verandert. Meer dan aan persoonlijke opvat tin,crort moet intusschen echecht worcfen aan de om standigheid, dat bij de inschrijving op 1 Me£ j.l. zoo getrouw mogelijk is nasrevolgd do prang van zaken van 2 September Twee dagen ra de qeboorte van R. M. da Koningin zelf werd zij ingeschreven doof den Wethouder van 's-Gravenhoge, Bnrori Van der Duyn, ambtenaar van den Burger lijken Stand, ten paleizc in het Noordeinde., Als getuigen waren toen aanwezig de Pre mier van het Kabinet, de heer Graaf Aart Lijnden van Sandenburg. en de Minister van Justitie, de heer Modderman. Ook toen, werden in de akte opgenomen de titels cd decoratiën van den ambtenaar en de getui gen. Ben ik juist ingelicht, dan is óók hij het opmaken der akte van Prinses Juliana' getrouw nagevolgd de akte van inschrij ving vnn TT M. onze geëerbiedigde Ko ningin. Gelijk het wel vanzelf spreekt, dut mi nister Nelis8cn van te voren in de zaak ge kend is en de voorgonomen gang van zar ken en de ontworpen akte zijn goedkeuring droegen, mag worden aangenomen, dat des tijds ook minister Modderman vooraf zijrt goedkeuring aan een en onder hechtte.. Staande voor dat feit, kan het betoog vort „DoGomeenteste m" slechts den in druk maken van te zijn juristerij zonder practische waarde. De redactie ;*tl toch' zeker zelf wel niet willen beweren, flat H. M. de Koningin onwettig in den Burger lijken Stand van 's-Gravenhage is ingeschre ven I Hot schijnt trouwens, dat, waar wal hier to doen hebben met oen vormkwestie* waarbij geen strijd is met de lettor der weti do aangevochten vorm door het in 1880 ge beurde, hetwelk sedert dien volkomen on aangetast is gebleven, zoodanig i* e«*Rnno- tionneord, dat het geen zin heef!. 7 w» wet tigheid thans nog te gaan betwisLen Zijn mijn inlichtingen juist, dan is ovo- rigons do opvatting van „Do Gemeen- teste m" verkeerd, als zou de ambtenaafl van den Burg. Stand gebruik gemaakt, heb ben van do hem door de wet voor go vallen' van twijfel verleende bevoegdheid, te ver langen, dat hot kind hem zou worden vertoond1. Ik meen to weten, dat de betref fende clausule in de akto slechts consta teert. iets, dat vrijwillig geschied is, zoodal) van onkiesohheid en onwelvoeglijkheid vart den ambtenaar hoegenaamd geen sprakel kan zijn. Er moge, zooals het blad meent* aan 'n zoodanige vertooning geen groolsch© gedachte ten grondslag liggen, het feit, da(i dergelijke gebruiken ook aan andere vorste lijke hoven in zwang zijn, doet vragen, of or eenige redon voor is, er ten onzent zoo- danigon aanstoot aan te nemen, dat inert doswege ecnig verwijt moet richten aan heli adres van den betrokken ambtenaar. Alles bij elkaar genomen, zal men hegrij pen. dat, naar ik verneem, in de bel i "kken( kringen het artikel van „Dc Gemeen* toste m" heel weinig indruk gVniaakd heeft, al stelt het ook do op bet eerste hoo- ren min of meer verontrustende vraag, of niet een strafbaar feit is aepleegd gewor den Naar aanleiding \an do afwijzende besohikking op het verzoek van dort zoon van w ij 1 e n d r. M e z g e r, die ill hot bezit is van een Fransch arts-diploma* tot uitoefening van de genees kundige praktijk te Domburg, een overmijdelijke weigering trouwens krachtenB de bepalingen der Nederlandsch® wet maakt de Amsterdamsche oorres pondent van de „P rovincialc Gro ninger Courant" de volgende op merkingen „Maar hoe zit het er dan mede, dat een hoogleeraar aan de Hoogescbool alhien (Groningen) zioh mag verheugen in eoa drukke geneeskundige praktijk, terwijl bij mist elk diploma of certificaat vnn Neder- landsche herkomst, dat hem dit toestaat 1 In Duitsehland gepromoveerd. ik heb hier het oog op prof. Lanz is hij ala hoogleeraar herwaarts beroepen, heeft zielf hier ter stede hier te lande mag ik wel zeggen een grooten naam verworven alM knap operateur, verdient, daarmede ver moedelijk heel wat meer dan zijn profea- sorsinkomen bedraagt, en ontbeert niette min het Nederlandsch arts-radicaal. Ik! heb toen ik dit ervoer, getracht mijn licht op te steken bij enkele geneosheeren, dochl het eenige antwoord, dat ik kreeg was, dat prof. Lanz zoo'n knap man was. Nu, dat wil ik niet graag tegenspreken, doch nrt aan dr. Mezger iets geweigerd Is, wat, naar het schijnt, prof. Lanz zich onge vraagd heeft toegekend, vind ik het wel wensoholijk even de zaak aan te roeren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 5