No. 15135. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag* 26 Juni. Anno 1909. PERSOVERZICHT. DE WRAAK EENER VROUW. Over vaoanti e zegt „H e i Jf i e u w s b 1 a d voor Neder land" het volgende: Er zijn menschen, zij behooren tot de groote uitzonderingen, doch zij komen voor die in vollen ernst en in volmaakte eer lijkheid kunnen verklaren: „Ik heb geen vacantie noodigl" Dat zijn personen, geheel toehehoorend aan een levenstaak, welke zij voor oogen hebben; die, met vasten tred, op een groot doelpunt afgaan, dat zij, het koste wat het moet, wenschen te bereiken. East., vacantie, nieits-doen, tijdverspillen Is hun een marteling in plaats van een ge not. Soms vorderen zij van anderen, dat gij tot gelijke krachtsinspanning in staat rullen wezenook wel gebeurt het, dat zij tioh zeer goed kunnen verplaatsen in den toestand van den mensch, voor wien af wisseling van rust en arbeid een behoefte ia. Maar zeiven blijven zij in den tredgangl Al is niemand op kantoor of werkplaats achtergebleven, vervult de jolige feeststem ming aller harten en hoofden, zij blijven den arbeid getrouw. Slechts de allersterksten van dece soort „plichtmenschen" bereiken hun doel zonder groote schade voor hun gezondheid. Bij sommigen wordt, na langer of korter tijd, bewaarheid het spreekwoord van den boog, die al te straf gespannen bleef. Anderen moeten, halverwege gekomen tot waar zij wilden belanden, den verderen strijd opge ven. Gaandeweg is in onzen tijd meer en meer het besef doorgedrongen van de dringende noodzakelijkheid, om eens van do werktaak, die ons het heele jaar in het gareel houdt, „uit te blazen." Wie er eenmaal toe komt vacantie to genieten, ook al duurt die maar zeer kort gevoelt eerst recht wanneer hij uit rust, hoe noodig de ontspanning voor hem was. ,,Och wat!" had hij uitgeroepen, toen er van „verlof" sprake was, „ik doe aan die aardigheden niet mee. Een mensch kan het er best buiten stellen." Maar hij moest. De patroon stond geen uitzonderingen zelfs geen vrijwillige toe. En toen de man, die niet uit den tred- gang had willen gaan, zelfs niet voor één dagje, dan toch vrijaf had, moest hij erken nen: „Ja ik voel toch, dat het me ver kwikt. Daar had ik nu toch zelf geen ver moeden van I" "Vacantie behoeft niet altijdkan, om al lerlei recDenen, natuurlijk niet in alle ge vallen, waarin zij wordt toegestaan, een periode van extras-uitgaven vorderend amusement wezen. Maar zoo'n klein poosje heelemaal baas te kunnen zijn over uw tijd, n geheel te kunnen geven aan den omgang met uw. gezin, of aan e enige liefhebberij van knutselen, wandelen, hengelen, lezen, wat dan ook, het is alovel een verkwikking, dat werk- en levenslust met nieuwe en frissche kracht In u doet opbloeien l De veireenigtmg Merouriud" heeft een circulaire gericht tot een reeks van pa troons en werkgevers, waarin zij aan spoort tot het geven van vacantie aan het personeel. Wie bij machte is, om nog verder te gaan; aan het sohenken van verlof eenige gunstige besohikking te verbin den, waardoor tevens de mogelijkheid wordt geopend om in de vacantie zich ben extra-uitgave te veroorloven, hij be toont zijn personeel natuurlijk een dub belen dienst. Daar hebben de mannen van „Merourius" gelijk in. Ik heb mijn leven doorgebracht onder dierentemmers, maar zelfs wij, oud-gedien- djen, keurden het af, dat de vrouw van Jim Holmes alleen met zijn dieren zou optre den. Holmes kende geen vrees. Hij was niet onder de anderen gezien, en ik geloof dat zelffe de eigenaars van den circus hem niet mochten; maar hij was de beste tem mer, wat wij toeschreven aan zijn groote roekeloosheid. Toon hij eens met zijn dieren een rond reis had gemaakt, kwam hij terug mot zijn vrouw, een kleine, met groote zwarte oogen. Hij vertelde niet veel over haar en zij was ook niet mededeelzaam, maar ik kon zien, dart; zij hem lief had. Vreemd ge noeg scheen zij nooit bang te zijn, als hij een voorstelling gaf; ze scheen niet te twijfelen aan zijn macht over de leeuwen. Holmes had haar ook lief, voor zoover hij 'daartoe in staat was. Dat hij haar toah in zijn gevaarlijk be roep liet deelen, kan vreemd schijnen aan hen, die ons leven niet kennen; maar wij yonden het natuurlijk. Ik dacht er niot .veel over na, voordat het ongeluk plaats greep, dat een einde maakte aan haar loopbaan, nog vóór zij er goed mee begon nen was. Men was bezig aanplakbiljetten klaar te maken, waarop het eerste op treden werd vermeld van „la Bella Leot- ta, Koningin der Leeuwen," maar zij werden nooit gedrukt, want vóór men er toe over ging, werd „la Bella Leotta" ver minkt en bewusteloos uit de leeuwenkooi gedragen. Hoe het gebeurde? Men weet het aan Holmes' onvoorriohtighoid. Zij had geen sohuld, daar waren allen het over eensj maar in een circus komen zooveel ongeluk ken voor, dat men er niet lang over na dacht. Leotta werd naar het ziekenhuis ge bracht, en Jim trad steeds brutaler tegen Toch wachtte men zich togen over dreven opvoering van „eiBchen" en ver langens. Tijdelijke inkrimping van het getal ar beidskrachten is voor menigen patroon reeds een offer, dat hem meer kost dan sommigen vermoeden. Moet daar nu nog aan verknocht wezen en zulke dingen worden al heel gauw van extra-vriendelijk heid tot een soort van „moeten" het uitdeelen van gratificatiën: voor vele werk gevers kon dan de vacantie een schrikbeeld worden. Wie het vooruitzicht hoeft op jaarlijksoh verlof, kan bijtijds maatregelen treffen, opdat hij, is het zoo ver gekomen, een „spaarkousje" heeft apart liggen. Het ge nieten van zulk overgespaard geld is niet zelden grooter dan een „douoeur" kan versohaffen; ook hierin zijn niet alle men schen eender, maar wij wijzen nu slechts op 8ommiger smaak en voorkeur. Hoe het met al deze dingen dan ook mo ge rijn, er is reeds veel gewonnen, door dien thans vrij algemeen de 'overtuiging is doorgedrongen, tot schier alle sferen onzer maatschappij dat een jaarlijksohe vacantie zeer gewensebt is. Dat „Mercurius" het noodig achtte, om de voordeelen er van nog eens in een cir culaire uiteen te zetten, bewijst, dat voor de zaak toch nog propaganda dient ge maakt. Trouwens, het is nog niet zoo lang ge leden, dat slechts bij enkele groepen en "klassen van personen het vaoantie-gebruik geregeld werd toegepast. Nieuwe begrippen hebben doorgaans tijd noodig om burgerrecht te verkrijgen. Met den „vacantie-eisch" is het zelfs al bij zonder voorspoedig en vlug gegaan, zoodat „Merourius" in zijn streven om de nog niet overtuigden naar zijn kant over te ha len, vermoedelijk een vrij makkelijken strijd zal hebben 1 Naar aanleiding van het feit, dat on langs te Amsterdam een getuige, die weigerde den e e d af te leggen, in de gij zeling is gesteld, is opnieuw de vraag van het afleggen van een eed of een. belofte ter sprake gekomen. Dr. P. C. F. Frowein handelde daar over in het „H anaelabla d". Hij haalde aan art. 161, alinea 2, van hot Wet boek van Strafvordering, dat luidt: „De getuige moet, op straffe van nie tigheid, naar de wijze z ij n e r godsdien stige gezindheid, den eed of de belofte van de geheele waarheid en niets dan de waarheid £e zullen zeggen" en getuigde, dtat, indien men de woorden „godsdien stige gezindheid" opvat in vrijzinnigen geest, dus als „meening" of als „overtui ging", ieder volkomen vrijheid heeft te kiezen tusschen een eed of een belofte. Verder dat bij een vrijzinnige en toch woordelijke toepassing van de wet, de ge wetensvrijheid kan gewaarborgd blijven. In aansluiting daarop betoogt mr. P. in hetzelfde blad, clat ieder, die het be- doólde wetsartikel onbevooroordeeld leest, er mede zal moeten instemmen, dat daar in door de wet aan ieder getuige de keus wordt gelaten tussohen een eed of belofte ter bevestiging van de waarheid zijner ver klaring. Intusschen, zoo voegt hij hieraan toe, heeft jaren geleden een meer derheid in den Hoogen Baad bij vonnis beslist, datf, niettegenstaande deze overi gens duidelijke woorden, de tekst zoo moet worden uitgelegd, dat iedero getuige (of deskundige) of hij tot een kerkgenootschap behoort of niet, of hij in een God gelooft of niet, den eed moet afleggen, met aan- de leeuwen op, eioodat zijn voorstelling eindelijk mn het begin tot het einde één groot gevecht was. Men fluisterde, dat hij dronk; maar men zag hem nooit beschon ken. Een maand later bracht de heer Bn.rn.nm Leotta bij mij. „Ik geloof, dat dit vrouwtje beter ge schikt zal zdjn om loovertjes op te naaien dan om leeuwen te temmen," sprak hij. „Neem haar ondor uw hoede." In den circus leeren we menschen uit allo landen kennen, maar nooit had ik vertrouwelijk omgegaan met iemand van Leobta's ras. Nooit had ik een meer oner varen naaister onder mijn leiding gehad j maar ook geen, die vuriger verlangde te leeren en handigor was. Zij was een Egyptische, en ik verbaasde mij er over dat zoo'n persoontje iemand als Holmes kon liefhebben. Leotta zou wel weer tot leeuwen-temmen hebben willen overgaan, maar Barnum verbood dit. Holmes nam dit te meer kwa lijk, omdat hij in zijn hart moest erkennen, dat het zijn schuld wa3, dat zij er onge- sohikt voor wa3 geworden. Hij kwam haar telkens verwijten doen en ik dreigde, er bij den heer Barnum over te klagen; maar Holmes lachte en zei, dat hij gelegenheid genoeg had om haar de waarheid te zeg gen, als ik er niet bij was. Leotta klaagde nooit, maar ik zag haar veranderen. Holmes kwam nu niet meer in de werkkamer; doch als zijn vrouw bij me kwam, zag ik, dat hij haar slecht had be handeld. Als hij rijn repetities hield, had hij altijd veel toeschouwers van het personeel. lede ren dag deed hij weer anders, maar ein digde altijd met den grootsten, kraohtigsten leeuw te tergen, waarna hij een pistool af schoot. Het dier kon nooit over zijn vrees voor dit vuur heenkomen, en vóór het zijn schrik te boven was, wist Holmes het met zijn zweep naar zijn hok terug te drijven. Als de repetitie was afgoloopen, en iedere leeuw in rijn hok waa teruggekeerd, ging roeping van God Almachtig en dat alleen Doopsgezinden met een belofte kunnen vol staan. En dientengevolge wordt schier bdj elk verlioor van een gebuige of deskundige voor een Nedterlandsch. rechter de gewe tensvrijheid van talloozé burgers een slag in het aangezicht gegeven. Het woord van protest, dat dr. F. hiertegen liet hooren, was dus, acht schrijver, alleszins van pas en gaarne voldoet hij aan zijn oproep om ri<jh bdj hem aan te sluiten, ten einde bevrijd te raken van een „Chinoiserie, heel wat erger en ergerlijker dan de Green wich-tijd het geweest is." „Niet alleen" merkt schrijver op „in 't bolang van atheïsten of van de ve len, die zich omtrent het bestaan van een Opperwezen van een oordeel wenschen te onthouden, maar vooral ook ter wille van de geloovigen van alle geaindten in den lande. Of moet het voor dezen niet zijn een gru wel en een bron van dagelijksche ergernis, te weten, dat door de overheid, „niet op giond van de wet, maar op grond van een oud vonnis, tot op den huidigon dag door vele deskundigen bestreden", ongeloovi- gen en twijfelaars worden gedwoDgen den naam des Heeren ijdellijk uit te spreken, of de gevangenis in te gaan, zoo ze dit niet verkiezen te doen? En bovendien, is het niet een feit, dat vele Calvinisten het zwe ren zelf tor bevestiging eener verklaring om godsdienstige redenen ten zeerste tegen de borst stuit? Zoo zouden dus dezen zelf, word hun de keus tusschen eed on belofte gelaten, onge twijfeld een belofte verkiezen. Hoe nu hiertoe te geraken? Blijft wat ten minste in het belang van de eedskwestie te hopen is de ge gijzelde Kxiller in rijn verzet om den eed af te leggen, volharden, dan doe ik bij de zen een beroep op de bedienaren van het nobilo officium, op de leden van de Amsterdamsche balie, om zijn zaak, mooht hij veroordeeld of opnieuw gegijzeld worden, te verdedigen en hem bij te staan, desnoods tot voor den Hoogien Baad. Waarschijnlijk zou een uitspraak van de zen laatste thans heel anders luiden dan het oude vonnis van eenige tientallen jaren geleden. En mooht dit eens niet het geval blijken te zijn, welnu, dan is het een eerste plicht van een ministerie, dat zich Christelijk noemt, aan een ergerlijken toestand als hierboven uiteengezet, ten spoedigste een eind te maken, door ieder, die in rechten de waarheid zijner verklaring heeft te be vestigen, daarvoor de keus te laten tus schen eed en belofte; Anders behoort e^n lid der Tweede Ka mer tot een wetsvoorstel in dezen rin het initiatief te nemen, aldus voltooiende den reeds niet suoces bekroonden arbeid van nu wijlen den heer Gerritsen. Ongetwijfeld zullen velen het eens rijn met de beschouwingen van dr. Frowein en den ondergeteekende. Mogen dan deze allen, wanneer dit noo dig mocht zijn, rich te zijner tijd vereeni gen, opdat aan een voor allen ergerlijken toestand voor allen, van welke gods dienstige of politieke richting ook ten spoedigste een einde kome." Mr. J. A. Levy schrijft te Üezér Sake in liet „Handelsblad" dato 24 Juni het volgende Een ernstig geval deed lieden ter Recht bank, belast met !de behandeling van straf zaken, te dezer stede" Amsterdam t—i rich voor. Een week' geleden werd iemand, gedag vaard om getuigenis af te leggen in een de vrouw naar de kooi van den grootsten leeuw en sprak tot hem. Eindelijk brak de dag aan, waarop we onze jaarlijksohe reis ondernamen. In Nieuw-York merkte ik maar weinig van Leotta, maar wat ik zag, was genoeg, om mij te doen begrijpen, dat de toestand erger was dan ooit. Het was op onzen laatsten avond in Nieuw-York, dat ik haar niot op haar ge wone plaats zag, toen hij de kooi was in gegaan, 6n ik voelde me angstig, want de man scheen me tot alles in staat; ik liet dus mijn werk over aan mijn helpsters en ging haar opzoeken. Midden in de kleedka mer 6tond Leotta met een uitdrukking van haat op het gezicht. Toen men haar man toejuichte, nam ik haar mee naar mijn kamer, legde haar op mijn bed en bette haar gezioht, waarop de sporen van een zweepslag waren achter gebleven. Den volgenden dag moest er aan def) overkant van de rivier een tent worden op geslagen. Ieder had het' druk en niemand lette op Leotta, die ik voortdurend bij mij hield, 's Avonds miste ik haar en vond haar bij de kooi van den grooten leeuw; het dier keek haar met zijn gele oogen aan en luis terde aandachtig naar wat rij hem voor zong. Er is een sterk „esprit de oorps" tus sohen ons, cirousfoewoners, on men zou mij voor zeer bemoeiziek hebben gehouden, als ik aan den directeur over Holmes had ge klaagd. Maar nu luisterde ik tooh, toen Holmes zajn vrouw riep om hem bij rijn toilet te helpen. Toen ik mij verborgen had opgesteld, Eou ik veel hebben willen geven om weer weg te rijn, want nooit in mijn leven hoor de ik zulke taal. Eindelijk was zijn toilet klaar, Juist toen hij geroepen Word op te treden, en ik kon rijn schaduw op de tenC eien, toen hij een laatsten blik sloeg in den kleinen spiegel. „Maak voort, kleine katl" fïep hij woest uit. „Mijn zweep en mijn" revolver strafzaak,- uitHoofdig van eed6wei ge ring, in gijzeling gesteld. Naar zijn persoonlijke verklaring, steun de die weigering hierop, dat hij, niet «an Gods bestaan geloovende, in het eedsfor mulier niets kon zien dan een hollen klank. Een eerlijk man alzoo, die. een .eerlijke meening verkondigde. Heden, ter hernieuwde behandeling van dezelfde zaak, opnieuw voor de Rechtbank geleid, hernieuwde de gegijzelde fijn wei gering. Alstoën verklaarde de Keef officier, het woord bekomen hebbende, van het hoo ren van den getuige af te zien. Daardoor werd mijn bijstand, gisteren ingeroepen, overbodig. De gegijzelde her kreeg rijn vrijheid. Daardoor evenwel rijst' een vraag, die ik aan het nationale geweten ter beant woording voorleg. Ziehier een burger, van zijn vrijheid be roofd, op grond van een metaphysische overtuiging, in welke zich te mengen en nopens welke verantwoording te vergen, geenerlei aardsche macht de bevoegdheid heeft. Ik vat, dat een ambtenaar, mef vervol ging belast, huiverig is in zoodanige zaak de rechtsmiddelen der wet in toepassing te brengen. Het verledene echter kan niet ongedaan worden gemaakt, en verwijst naar een ontzettende inbreuk op de vrijheid van consciëntie, den Nederlander, blijkens onze geschiedenis, zoo dierbaar. Mag die toestand voortduren? Mag een wet onveranderd blijven, die den eerlijken, rechtschapen burger plaatst tusschen de keus van verloochening van ;eigen overtuiging of vrijheidsberooving Waarmede valt deze laatste te rechtvaar digen, wanneer, de rechtsdwang enkel schijnheiligheid en geveinsdheid in de hand werkt? Aan de macht der openbare meening het antwoord. „D e Niéuwe Couraül" sclirijft naar aanleiding van een in Mei verschenen rap port over „liet recht van de Fran se he auteurs van dramatische en letterkundige werken in Ne derland", uitgebracht aan de Fransche commissie, belast met het onderzoek van kwestiën betreffende het auteursrecht op werken van letterkunde en kunst. Van dit rapport, samengesteld door den heer Lu- cien Poisat, geeft het blad een beknopt overzicht en het schrijft dan: De nota van den heer Lucien. Poisat is niet dédrom alleen belangrijk, wijl zij op nieuw aantoont, lioe groot onder de gees telijke élite van Europa de ontevredenheid over Nederlands hardnekkige onthouding is en blijft, maar ook wijl zij nog eens bij zonder duidelijk maakt, dat de Nederland- sche Regecring in het bijna totale ontbre ken van bescherming der rechten van vreemde auteurs ten onzent, binnen niet te langen tijd op de een of andere wijze zal hebben te voorzien. De Nederlandsch-Belgische' Commissie" Kceft thans dit onderwerp rechtstreeks bij onze Regecring aanhangig gemaakt. Ge hoor gevende aan den drang der commis sie, aan welke de heer Poisat rijn rapport uitbracht, zal straks do Fransche gezant' hier ter stede Den Haag op last van zijn Regeering bij onzen Minister van Buitenlandsche Zaken aankloppen. Men zal zich niet verbeelden, dat onder zulke omstandigheden de Duitsche regeering zal blijven stilzitten; reeds is ons ontwijfel baar gebleken, 'dat zij sedert de conferentie van Berlijn in het vorig najaar, waar Ne derland officieel vertegenwoordigd was, al I wat hier te lande met betrekking tot 't in ternationaal auteursrecht geschiedt, nauw-* gezet volgt. Onze Regcering zal aan al dergelijke aanmaningen tot het sluiten van bijzondere verdragen, welke haar te wachten staan en haar veel beslommering cn arbeid (ten dcele onnoodigen arbeid) zullen veroorza ken, niet kunnen ontkomen dan door thans zoodra mogelijk de toetreding van Neder land tot de Berner Conventie en de voor> bereiding der veranderingen in onze Au teurswetgeving, die daarmede gepaard zul len moeten gaan, ernstig ter hand te ne men. De algemcene verkiezingen liebben het" ministerie-Heemskerk bestendigd en de toezegging, door minister Van Swindcren namens de Regeering bij de behandeling der jongste Staatsbegrooting aan de Twee de Kamer gedaan, blijft dus volle kracht behouden. Er is echter tamelijk veel werk vast aan de materie; moge ook om die reden thans niet langer met de vervulling der belofte worden getalmd! Weesinrichting t© Neerboscli. Op liet gisteren gehouden jaarfeest werd door den .directeur, ds. J. Schrijver, het ver slag uitgebracht over hot jaar. 1 lApril 1908 tot 31 Maart 1909. Het bestuur "wijst tor mot voldoening op, dat hot aantal "weezen, dat om opnamo vraagt, niet grooter wordt, oon bewijs van moerdero volksgezondheid en volkswelvaart. Tachtig kinderen, onder wie 41 voogdij kinderen, kwamen dit jaar .op Neerbosch* zoodat er op 31 Maart 603 kinderen waren. Er vertrokken 54 weezen, van wie 3 worden weggezonden, 7 overleden. Van 30 voogdij kindoren berust do voogdij bij de stichting, van de overige 11 bij de diaconiön. Da uit gaven beliepen f 100,239.06Vs. waarvan f 32,669.4273 aan voeding, f 10.555.607» aan kleeding besteed werd. Do ontvangsten droegen f 100,768.73. Aan legaten werd ont< vangen f 8322.64, aan giften f 83,590.887»- De Nationalo Collecte bracht f 10,S84.187» op en beroikto daarmee de f 100,000. Het ver slag vermeldt hot gereedkomen van het nieuwe badhuis on de eerste-steenlegging van de nieuwe toekenschool op 18 September. Hot aantal onderwijzers van bijstand werd uitgebreid, zoodat er nu, behalve den hoofd* onderwijzer, 5 zijn. In het afgoloopon jaar zijn 7. leden de* voreeuiging overleden cn 8 niouwo leden, aangenomen. Zeer botrourd wordt het overlijden van don heer E. J. Griffijn, een ondanks hoon gon ouderdom, zeer werkzaam bestuurslid. Aeronnutiscbe tentoonstelling te Nieuvr-lfork. Ter gelegenheid van de Hudson- en FuL ton-feesten in den komenden herfst zal to Nieuw-York een oeronautische ton toonstel ling op groote schaal plaats vinden, waan- trij verschillende luohtvaartsystemen be proefd zullen worden. Er worden plannon gemaakt voor een luohtwedstrijd boven de Hudson, waaraan de gebroeders Wright, De Lagrange en Farman en waarschijnlijk ook een Parseval-ballon zullen deelnemen* <TJ De voorzitter vnn de Tweede Kamer. Ais voorzitter van de nieuwe Kamer werd volgens den Hoagschen Briefschrijver, oor- re sp. van het „Hbl.M, reeds eenigon tijd geleden, en wordt na den uitslag der her stemmingen te meer, de hoer De Visser ge noemd. Goed, dat je die vond, want zonder die (zou ik de leeuwenkooi niet durven ingaan; en hier heb je iets, dat je wel zal helpen onthouden, ze nooit weer op een andere plaats te leggen 1" Ik hoorde een zweepslag, gevolgd door een kreet van pijn. Ik verloor mijn nelfbe- heersohing en ging naar de tent, om ruw door Holmes op rij geduwd te worden. „U heeft het gehoord en gezien!" riep Leotta mij toe. „Heb geen medelijden met iemand, die zich door zoo'n ellendeling laat slaan; maar wacht tot ik recht heb hem uit te lachen. Ik heb dien man liefgehad, maar nu haat ik hem. Wacht en zie Ik trachtte haar te kalmeoren, maar ze stootte me terug met meer kracht dan ik haar zou hebben toegeschreven. Zij hield een tasoh boven haar hoofd en riep» „Hier Is mijn wraakDit zal hem zoo vernederen, dat hij zijn hand nimmer meer tot een vrouw opheft. Maar kom, dan zult u getuige zijn van mijn triomf." Haar hand greep mijn pols en ze Bleep te me mee naar den ingang van de groote tent. Hij ging juist de kooi in, waarin hij de dieren reeds had gedreven. Alles ging naar behoor en, want de geringste ongehoor zaamheid werd onmiddellijk gestraft. Zij re den op eikaars rug, vormden pyramid es, speelden haasje-over als schooljongens en sprongen door hoepels als honden. Het groot aantal toeschouwers zat onbeweeglijk en in de grootste spanning toe te zien. Leotta hield' me nog altijd vast, maar boen ik iets tot haar wilde zeggen, zag ik, dat dit nutteloos zou zijn. Ze bewoog haar lip pen en ik hoorde haar heel Eachtjes het zelfde ringen, wat ze den leeuw had voor gezongen. Ik wist, dat er een tragedie zou worden afgespeeld, en had Holmes wel wil len toeschreeuwen, dat hij uit do kooi moest gaan; maar ik scheen onder haar invloed als verlamd en wachtte tot het einde. De voorstelling was afgeloopen en Holmes dreef de leeuwen naar hun eigen hokken, terwijl de grootste in rijn hoek ineengedron gen zat, met haat in zijn oogen en iedere' spier gespannen. Holmes gaf hem het gewone bevcï om te vertrekken, dat met eon onver mijdelijk gehuil werd begroet. Zij staarded elkaar een oogenblik aan en in de diepe stilte, die in den circus heersohte, moot dB leeuw het gezang van Leotta hebben ge hoord. Een harde zweepslag was het teekon voor een werkelijk gevecht; de leeuw deed eed Bprong, waarop een slag tusschen de kaken volgde, maar hij liet er een grooteren sprong op volgen. De nirtteloozo zweep viel op deoff grond, de temmer nam het pistool in han den en hield die den leeuw voor, terwijl dezë zijn sprong deed. En toen do toesahouwera den knal meenden te zullen hooren, die d6Q| leeuw tot rust zou brongen, werd er eefi zwak geluid gehoord en ik zag op het ge? ziohfc van Holmes Iets, wat nooit ieman<$ daarop had gezienvrees voor den dood. Het gebrul van het dier werd verdoofd door de kreten der angstige toeschouwers maar toon de klauwen van den leeuw op d<9 schouders van den temmer neerkwamen en hem op den grond deden vallen, hoorde ffö één kreet boven allen uit, een overwinning^- kreet van do jonge vrouw. Mijn arm worij losgelaten en zij viel bewusteloos aan mij# voeten, maar terwijl de andoren de to O schouwers trachtten te kalmeeren en do overblijfselen van den man aan dru voe« denden leouw te onttrekken, boog Ik m*l over haar heen, maakte haar japon los w stak het tasoh je In mijn zak. Leotta sprak geen woord moer cfi twee dagen later was ik een van de weinigen, dlf hot tweetal naar het kerkhof volgde. „Het is weer een bewijs, dat te groot zelf* vertrouwen tot roekeloosheid voert", zei ogö der oude medewerkers. „Ik raapte JlmiS revolver op on zag, dat het niet geladen was." Ik zweeg, maar toen ik naar mij# kamer terugging, maakte ik voor het eerejr het taschje open en zag ik, 'dat het tïo tronen bevatte, die de jonge vrouw uit hofi pistool had genomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 13