No. 15135.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag* 26 Juni.
Anno 1909.
PERSOVERZICHT.
DE WRAAK EENER VROUW.
Over vaoanti e zegt „H e i
Jf i e u w s b 1 a d voor Neder
land" het volgende:
Er zijn menschen, zij behooren tot de
groote uitzonderingen, doch zij komen voor
die in vollen ernst en in volmaakte eer
lijkheid kunnen verklaren: „Ik heb geen
vacantie noodigl" Dat zijn personen, geheel
toehehoorend aan een levenstaak, welke zij
voor oogen hebben; die, met vasten tred,
op een groot doelpunt afgaan, dat zij, het
koste wat het moet, wenschen te bereiken.
East., vacantie, nieits-doen, tijdverspillen
Is hun een marteling in plaats van een ge
not. Soms vorderen zij van anderen, dat
gij tot gelijke krachtsinspanning in staat
rullen wezenook wel gebeurt het, dat zij
tioh zeer goed kunnen verplaatsen in den
toestand van den mensch, voor wien af
wisseling van rust en arbeid een behoefte
ia. Maar zeiven blijven zij in den tredgangl
Al is niemand op kantoor of werkplaats
achtergebleven, vervult de jolige feeststem
ming aller harten en hoofden, zij blijven
den arbeid getrouw.
Slechts de allersterksten van dece soort
„plichtmenschen" bereiken hun doel zonder
groote schade voor hun gezondheid. Bij
sommigen wordt, na langer of korter tijd,
bewaarheid het spreekwoord van den boog,
die al te straf gespannen bleef. Anderen
moeten, halverwege gekomen tot waar zij
wilden belanden, den verderen strijd opge
ven.
Gaandeweg is in onzen tijd meer en meer
het besef doorgedrongen van de dringende
noodzakelijkheid, om eens van do werktaak,
die ons het heele jaar in het gareel houdt,
„uit te blazen."
Wie er eenmaal toe komt vacantie to
genieten, ook al duurt die maar zeer
kort gevoelt eerst recht wanneer hij uit
rust, hoe noodig de ontspanning voor hem
was. ,,Och wat!" had hij uitgeroepen, toen
er van „verlof" sprake was, „ik doe aan
die aardigheden niet mee. Een mensch kan
het er best buiten stellen."
Maar hij moest. De patroon stond geen
uitzonderingen zelfs geen vrijwillige
toe.
En toen de man, die niet uit den tred-
gang had willen gaan, zelfs niet voor één
dagje, dan toch vrijaf had, moest hij erken
nen: „Ja ik voel toch, dat het me ver
kwikt. Daar had ik nu toch zelf geen ver
moeden van I"
"Vacantie behoeft niet altijdkan, om al
lerlei recDenen, natuurlijk niet in alle ge
vallen, waarin zij wordt toegestaan, een
periode van extras-uitgaven vorderend
amusement wezen. Maar zoo'n klein poosje
heelemaal baas te kunnen zijn over uw tijd,
n geheel te kunnen geven aan den omgang
met uw. gezin, of aan e enige liefhebberij
van knutselen, wandelen, hengelen, lezen,
wat dan ook, het is alovel een verkwikking,
dat werk- en levenslust met nieuwe en
frissche kracht In u doet opbloeien l
De veireenigtmg Merouriud" heeft een
circulaire gericht tot een reeks van pa
troons en werkgevers, waarin zij aan
spoort tot het geven van vacantie aan
het personeel.
Wie bij machte is, om nog verder te
gaan; aan het sohenken van verlof
eenige gunstige besohikking te verbin
den, waardoor tevens de mogelijkheid
wordt geopend om in de vacantie zich
ben extra-uitgave te veroorloven, hij be
toont zijn personeel natuurlijk een dub
belen dienst. Daar hebben de mannen
van „Merourius" gelijk in.
Ik heb mijn leven doorgebracht onder
dierentemmers, maar zelfs wij, oud-gedien-
djen, keurden het af, dat de vrouw van Jim
Holmes alleen met zijn dieren zou optre
den. Holmes kende geen vrees. Hij was
niet onder de anderen gezien, en ik geloof
dat zelffe de eigenaars van den circus hem
niet mochten; maar hij was de beste tem
mer, wat wij toeschreven aan zijn groote
roekeloosheid.
Toon hij eens met zijn dieren een rond
reis had gemaakt, kwam hij terug mot
zijn vrouw, een kleine, met groote zwarte
oogen. Hij vertelde niet veel over haar en
zij was ook niet mededeelzaam, maar ik
kon zien, dart; zij hem lief had. Vreemd ge
noeg scheen zij nooit bang te zijn, als hij
een voorstelling gaf; ze scheen niet te
twijfelen aan zijn macht over de leeuwen.
Holmes had haar ook lief, voor zoover hij
'daartoe in staat was.
Dat hij haar toah in zijn gevaarlijk be
roep liet deelen, kan vreemd schijnen aan
hen, die ons leven niet kennen; maar wij
yonden het natuurlijk. Ik dacht er niot
.veel over na, voordat het ongeluk plaats
greep, dat een einde maakte aan haar
loopbaan, nog vóór zij er goed mee begon
nen was. Men was bezig aanplakbiljetten
klaar te maken, waarop het eerste op
treden werd vermeld van „la Bella Leot-
ta, Koningin der Leeuwen," maar zij
werden nooit gedrukt, want vóór men er
toe over ging, werd „la Bella Leotta" ver
minkt en bewusteloos uit de leeuwenkooi
gedragen.
Hoe het gebeurde? Men weet het aan
Holmes' onvoorriohtighoid. Zij had geen
sohuld, daar waren allen het over eensj
maar in een circus komen zooveel ongeluk
ken voor, dat men er niet lang over na
dacht.
Leotta werd naar het ziekenhuis ge
bracht, en Jim trad steeds brutaler tegen
Toch wachtte men zich togen over
dreven opvoering van „eiBchen" en ver
langens.
Tijdelijke inkrimping van het getal ar
beidskrachten is voor menigen patroon
reeds een offer, dat hem meer kost dan
sommigen vermoeden. Moet daar nu nog
aan verknocht wezen en zulke dingen
worden al heel gauw van extra-vriendelijk
heid tot een soort van „moeten" het
uitdeelen van gratificatiën: voor vele werk
gevers kon dan de vacantie een schrikbeeld
worden.
Wie het vooruitzicht hoeft op jaarlijksoh
verlof, kan bijtijds maatregelen treffen,
opdat hij, is het zoo ver gekomen, een
„spaarkousje" heeft apart liggen. Het ge
nieten van zulk overgespaard geld is niet
zelden grooter dan een „douoeur" kan
versohaffen; ook hierin zijn niet alle men
schen eender, maar wij wijzen nu slechts
op 8ommiger smaak en voorkeur.
Hoe het met al deze dingen dan ook mo
ge rijn, er is reeds veel gewonnen, door
dien thans vrij algemeen de 'overtuiging
is doorgedrongen, tot schier alle sferen
onzer maatschappij dat een jaarlijksohe
vacantie zeer gewensebt is.
Dat „Mercurius" het noodig achtte, om
de voordeelen er van nog eens in een cir
culaire uiteen te zetten, bewijst, dat voor
de zaak toch nog propaganda dient ge
maakt.
Trouwens, het is nog niet zoo lang ge
leden, dat slechts bij enkele groepen en
"klassen van personen het vaoantie-gebruik
geregeld werd toegepast.
Nieuwe begrippen hebben doorgaans tijd
noodig om burgerrecht te verkrijgen. Met
den „vacantie-eisch" is het zelfs al bij
zonder voorspoedig en vlug gegaan, zoodat
„Merourius" in zijn streven om de nog
niet overtuigden naar zijn kant over te ha
len, vermoedelijk een vrij makkelijken
strijd zal hebben 1
Naar aanleiding van het feit, dat on
langs te Amsterdam een getuige, die
weigerde den e e d af te leggen, in de gij
zeling is gesteld, is opnieuw de vraag van
het afleggen van een eed of een. belofte
ter sprake gekomen.
Dr. P. C. F. Frowein handelde daar
over in het „H anaelabla d". Hij
haalde aan art. 161, alinea 2, van hot Wet
boek van Strafvordering, dat luidt:
„De getuige moet, op straffe van nie
tigheid, naar de wijze z ij n e r godsdien
stige gezindheid, den eed of de belofte
van de geheele waarheid en niets dan de
waarheid £e zullen zeggen" en getuigde,
dtat, indien men de woorden „godsdien
stige gezindheid" opvat in vrijzinnigen
geest, dus als „meening" of als „overtui
ging", ieder volkomen vrijheid heeft te
kiezen tusschen een eed of een belofte.
Verder dat bij een vrijzinnige en toch
woordelijke toepassing van de wet, de ge
wetensvrijheid kan gewaarborgd blijven.
In aansluiting daarop betoogt mr. P.
in hetzelfde blad, clat ieder, die het be-
doólde wetsartikel onbevooroordeeld leest,
er mede zal moeten instemmen, dat daar
in door de wet aan ieder getuige de keus
wordt gelaten tussohen een eed of belofte
ter bevestiging van de waarheid zijner ver
klaring. Intusschen, zoo voegt hij hieraan
toe, heeft jaren geleden een meer
derheid in den Hoogen Baad bij vonnis
beslist, datf, niettegenstaande deze overi
gens duidelijke woorden, de tekst zoo moet
worden uitgelegd, dat iedero getuige (of
deskundige) of hij tot een kerkgenootschap
behoort of niet, of hij in een God gelooft
of niet, den eed moet afleggen, met aan-
de leeuwen op, eioodat zijn voorstelling
eindelijk mn het begin tot het einde één
groot gevecht was. Men fluisterde, dat hij
dronk; maar men zag hem nooit beschon
ken.
Een maand later bracht de heer Bn.rn.nm
Leotta bij mij.
„Ik geloof, dat dit vrouwtje beter ge
schikt zal zdjn om loovertjes op te naaien
dan om leeuwen te temmen," sprak hij.
„Neem haar ondor uw hoede."
In den circus leeren we menschen uit
allo landen kennen, maar nooit had ik
vertrouwelijk omgegaan met iemand van
Leobta's ras. Nooit had ik een meer oner
varen naaister onder mijn leiding gehad j
maar ook geen, die vuriger verlangde te
leeren en handigor was. Zij was een
Egyptische, en ik verbaasde mij er over
dat zoo'n persoontje iemand als Holmes
kon liefhebben.
Leotta zou wel weer tot leeuwen-temmen
hebben willen overgaan, maar Barnum
verbood dit. Holmes nam dit te meer kwa
lijk, omdat hij in zijn hart moest erkennen,
dat het zijn schuld wa3, dat zij er onge-
sohikt voor wa3 geworden. Hij kwam haar
telkens verwijten doen en ik dreigde, er
bij den heer Barnum over te klagen; maar
Holmes lachte en zei, dat hij gelegenheid
genoeg had om haar de waarheid te zeg
gen, als ik er niet bij was.
Leotta klaagde nooit, maar ik zag haar
veranderen. Holmes kwam nu niet meer in
de werkkamer; doch als zijn vrouw bij me
kwam, zag ik, dat hij haar slecht had be
handeld.
Als hij rijn repetities hield, had hij altijd
veel toeschouwers van het personeel. lede
ren dag deed hij weer anders, maar ein
digde altijd met den grootsten, kraohtigsten
leeuw te tergen, waarna hij een pistool af
schoot. Het dier kon nooit over zijn vrees
voor dit vuur heenkomen, en vóór het zijn
schrik te boven was, wist Holmes het met
zijn zweep naar zijn hok terug te drijven.
Als de repetitie was afgoloopen, en iedere
leeuw in rijn hok waa teruggekeerd, ging
roeping van God Almachtig en dat alleen
Doopsgezinden met een belofte kunnen vol
staan. En dientengevolge wordt schier bdj
elk verlioor van een gebuige of deskundige
voor een Nedterlandsch. rechter de gewe
tensvrijheid van talloozé burgers een slag
in het aangezicht gegeven. Het woord van
protest, dat dr. F. hiertegen liet hooren,
was dus, acht schrijver, alleszins van pas
en gaarne voldoet hij aan zijn oproep om
ri<jh bdj hem aan te sluiten, ten einde
bevrijd te raken van een „Chinoiserie, heel
wat erger en ergerlijker dan de Green
wich-tijd het geweest is."
„Niet alleen" merkt schrijver op
„in 't bolang van atheïsten of van de ve
len, die zich omtrent het bestaan van een
Opperwezen van een oordeel wenschen te
onthouden, maar vooral ook ter wille van
de geloovigen van alle geaindten in den
lande.
Of moet het voor dezen niet zijn een gru
wel en een bron van dagelijksche ergernis,
te weten, dat door de overheid, „niet op
giond van de wet, maar op grond van een
oud vonnis, tot op den huidigon dag door
vele deskundigen bestreden", ongeloovi-
gen en twijfelaars worden gedwoDgen den
naam des Heeren ijdellijk uit te spreken,
of de gevangenis in te gaan, zoo ze dit niet
verkiezen te doen? En bovendien, is het
niet een feit, dat vele Calvinisten het zwe
ren zelf tor bevestiging eener verklaring
om godsdienstige redenen ten zeerste
tegen de borst stuit?
Zoo zouden dus dezen zelf, word hun de
keus tusschen eed on belofte gelaten, onge
twijfeld een belofte verkiezen.
Hoe nu hiertoe te geraken?
Blijft wat ten minste in het belang
van de eedskwestie te hopen is de ge
gijzelde Kxiller in rijn verzet om den eed
af te leggen, volharden, dan doe ik bij de
zen een beroep op de bedienaren van het
nobilo officium, op de leden van
de Amsterdamsche balie, om zijn zaak,
mooht hij veroordeeld of opnieuw gegijzeld
worden, te verdedigen en hem bij te staan,
desnoods tot voor den Hoogien Baad.
Waarschijnlijk zou een uitspraak van de
zen laatste thans heel anders luiden dan
het oude vonnis van eenige tientallen jaren
geleden.
En mooht dit eens niet het geval blijken
te zijn, welnu, dan is het een eerste plicht
van een ministerie, dat zich Christelijk
noemt, aan een ergerlijken toestand als
hierboven uiteengezet, ten spoedigste een
eind te maken, door ieder, die in rechten
de waarheid zijner verklaring heeft te be
vestigen, daarvoor de keus te laten tus
schen eed en belofte;
Anders behoort e^n lid der Tweede Ka
mer tot een wetsvoorstel in dezen rin het
initiatief te nemen, aldus voltooiende den
reeds niet suoces bekroonden arbeid van
nu wijlen den heer Gerritsen.
Ongetwijfeld zullen velen het eens rijn
met de beschouwingen van dr. Frowein en
den ondergeteekende.
Mogen dan deze allen, wanneer dit noo
dig mocht zijn, rich te zijner tijd vereeni
gen, opdat aan een voor allen ergerlijken
toestand voor allen, van welke gods
dienstige of politieke richting ook ten
spoedigste een einde kome."
Mr. J. A. Levy schrijft te Üezér Sake in
liet „Handelsblad" dato 24 Juni het
volgende
Een ernstig geval deed lieden ter Recht
bank, belast met !de behandeling van straf
zaken, te dezer stede" Amsterdam t—i
rich voor.
Een week' geleden werd iemand, gedag
vaard om getuigenis af te leggen in een
de vrouw naar de kooi van den grootsten
leeuw en sprak tot hem.
Eindelijk brak de dag aan, waarop we
onze jaarlijksohe reis ondernamen. In
Nieuw-York merkte ik maar weinig van
Leotta, maar wat ik zag, was genoeg, om
mij te doen begrijpen, dat de toestand
erger was dan ooit.
Het was op onzen laatsten avond in
Nieuw-York, dat ik haar niot op haar ge
wone plaats zag, toen hij de kooi was in
gegaan, 6n ik voelde me angstig, want de
man scheen me tot alles in staat; ik liet
dus mijn werk over aan mijn helpsters en
ging haar opzoeken. Midden in de kleedka
mer 6tond Leotta met een uitdrukking
van haat op het gezicht.
Toen men haar man toejuichte, nam ik
haar mee naar mijn kamer, legde haar op
mijn bed en bette haar gezioht, waarop de
sporen van een zweepslag waren achter
gebleven.
Den volgenden dag moest er aan def)
overkant van de rivier een tent worden op
geslagen. Ieder had het' druk en niemand
lette op Leotta, die ik voortdurend bij mij
hield, 's Avonds miste ik haar en vond haar
bij de kooi van den grooten leeuw; het dier
keek haar met zijn gele oogen aan en luis
terde aandachtig naar wat rij hem voor
zong.
Er is een sterk „esprit de oorps" tus
sohen ons, cirousfoewoners, on men zou mij
voor zeer bemoeiziek hebben gehouden, als
ik aan den directeur over Holmes had ge
klaagd. Maar nu luisterde ik tooh, toen
Holmes zajn vrouw riep om hem bij rijn
toilet te helpen.
Toen ik mij verborgen had opgesteld,
Eou ik veel hebben willen geven om weer
weg te rijn, want nooit in mijn leven hoor
de ik zulke taal. Eindelijk was zijn toilet
klaar, Juist toen hij geroepen Word op te
treden, en ik kon rijn schaduw op de tenC
eien, toen hij een laatsten blik sloeg in
den kleinen spiegel.
„Maak voort, kleine katl" fïep hij
woest uit. „Mijn zweep en mijn" revolver
strafzaak,- uitHoofdig van eed6wei ge
ring, in gijzeling gesteld.
Naar zijn persoonlijke verklaring, steun
de die weigering hierop, dat hij, niet «an
Gods bestaan geloovende, in het eedsfor
mulier niets kon zien dan een hollen klank.
Een eerlijk man alzoo, die. een .eerlijke
meening verkondigde.
Heden, ter hernieuwde behandeling van
dezelfde zaak, opnieuw voor de Rechtbank
geleid, hernieuwde de gegijzelde fijn wei
gering.
Alstoën verklaarde de Keef officier, het
woord bekomen hebbende, van het hoo
ren van den getuige af te zien.
Daardoor werd mijn bijstand, gisteren
ingeroepen, overbodig. De gegijzelde her
kreeg rijn vrijheid.
Daardoor evenwel rijst' een vraag, die
ik aan het nationale geweten ter beant
woording voorleg.
Ziehier een burger, van zijn vrijheid be
roofd, op grond van een metaphysische
overtuiging, in welke zich te mengen en
nopens welke verantwoording te vergen,
geenerlei aardsche macht de bevoegdheid
heeft.
Ik vat, dat een ambtenaar, mef vervol
ging belast, huiverig is in zoodanige zaak
de rechtsmiddelen der wet in toepassing
te brengen. Het verledene echter kan niet
ongedaan worden gemaakt, en verwijst naar
een ontzettende inbreuk op de vrijheid van
consciëntie, den Nederlander, blijkens onze
geschiedenis, zoo dierbaar.
Mag die toestand voortduren?
Mag een wet onveranderd blijven, die
den eerlijken, rechtschapen burger plaatst
tusschen de keus van verloochening van
;eigen overtuiging of vrijheidsberooving
Waarmede valt deze laatste te rechtvaar
digen, wanneer, de rechtsdwang enkel
schijnheiligheid en geveinsdheid in de
hand werkt?
Aan de macht der openbare meening het
antwoord.
„D e Niéuwe Couraül" sclirijft naar
aanleiding van een in Mei verschenen rap
port over „liet recht van de Fran
se he auteurs van dramatische
en letterkundige werken in Ne
derland", uitgebracht aan de Fransche
commissie, belast met het onderzoek van
kwestiën betreffende het auteursrecht op
werken van letterkunde en kunst. Van dit
rapport, samengesteld door den heer Lu-
cien Poisat, geeft het blad een beknopt
overzicht en het schrijft dan:
De nota van den heer Lucien. Poisat is
niet dédrom alleen belangrijk, wijl zij op
nieuw aantoont, lioe groot onder de gees
telijke élite van Europa de ontevredenheid
over Nederlands hardnekkige onthouding
is en blijft, maar ook wijl zij nog eens bij
zonder duidelijk maakt, dat de Nederland-
sche Regecring in het bijna totale ontbre
ken van bescherming der rechten van
vreemde auteurs ten onzent, binnen niet
te langen tijd op de een of andere wijze
zal hebben te voorzien.
De Nederlandsch-Belgische' Commissie"
Kceft thans dit onderwerp rechtstreeks bij
onze Regecring aanhangig gemaakt. Ge
hoor gevende aan den drang der commis
sie, aan welke de heer Poisat rijn rapport
uitbracht, zal straks do Fransche gezant'
hier ter stede Den Haag op last
van zijn Regeering bij onzen Minister van
Buitenlandsche Zaken aankloppen. Men
zal zich niet verbeelden, dat onder zulke
omstandigheden de Duitsche regeering zal
blijven stilzitten; reeds is ons ontwijfel
baar gebleken, 'dat zij sedert de conferentie
van Berlijn in het vorig najaar, waar Ne
derland officieel vertegenwoordigd was, al I
wat hier te lande met betrekking tot 't in
ternationaal auteursrecht geschiedt, nauw-*
gezet volgt.
Onze Regcering zal aan al dergelijke
aanmaningen tot het sluiten van bijzondere
verdragen, welke haar te wachten staan
en haar veel beslommering cn arbeid (ten
dcele onnoodigen arbeid) zullen veroorza
ken, niet kunnen ontkomen dan door thans
zoodra mogelijk de toetreding van Neder
land tot de Berner Conventie en de voor>
bereiding der veranderingen in onze Au
teurswetgeving, die daarmede gepaard zul
len moeten gaan, ernstig ter hand te ne
men.
De algemcene verkiezingen liebben het"
ministerie-Heemskerk bestendigd en de
toezegging, door minister Van Swindcren
namens de Regeering bij de behandeling
der jongste Staatsbegrooting aan de Twee
de Kamer gedaan, blijft dus volle kracht
behouden. Er is echter tamelijk veel werk
vast aan de materie; moge ook om die
reden thans niet langer met de vervulling
der belofte worden getalmd!
Weesinrichting t© Neerboscli.
Op liet gisteren gehouden jaarfeest werd
door den .directeur, ds. J. Schrijver, het ver
slag uitgebracht over hot jaar. 1 lApril 1908
tot 31 Maart 1909. Het bestuur "wijst tor
mot voldoening op, dat hot aantal "weezen,
dat om opnamo vraagt, niet grooter wordt,
oon bewijs van moerdero volksgezondheid en
volkswelvaart.
Tachtig kinderen, onder wie 41 voogdij
kinderen, kwamen dit jaar .op Neerbosch*
zoodat er op 31 Maart 603 kinderen waren.
Er vertrokken 54 weezen, van wie 3 worden
weggezonden, 7 overleden. Van 30 voogdij
kindoren berust do voogdij bij de stichting,
van de overige 11 bij de diaconiön. Da uit
gaven beliepen f 100,239.06Vs. waarvan
f 32,669.4273 aan voeding, f 10.555.607» aan
kleeding besteed werd. Do ontvangsten
droegen f 100,768.73. Aan legaten werd ont<
vangen f 8322.64, aan giften f 83,590.887»-
De Nationalo Collecte bracht f 10,S84.187»
op en beroikto daarmee de f 100,000. Het ver
slag vermeldt hot gereedkomen van het
nieuwe badhuis on de eerste-steenlegging van
de nieuwe toekenschool op 18 September.
Hot aantal onderwijzers van bijstand werd
uitgebreid, zoodat er nu, behalve den hoofd*
onderwijzer, 5 zijn.
In het afgoloopon jaar zijn 7. leden de*
voreeuiging overleden cn 8 niouwo leden,
aangenomen.
Zeer botrourd wordt het overlijden van
don heer E. J. Griffijn, een ondanks hoon
gon ouderdom, zeer werkzaam bestuurslid.
Aeronnutiscbe tentoonstelling
te Nieuvr-lfork.
Ter gelegenheid van de Hudson- en FuL
ton-feesten in den komenden herfst zal to
Nieuw-York een oeronautische ton toonstel
ling op groote schaal plaats vinden, waan-
trij verschillende luohtvaartsystemen be
proefd zullen worden. Er worden plannon
gemaakt voor een luohtwedstrijd boven de
Hudson, waaraan de gebroeders Wright,
De Lagrange en Farman en waarschijnlijk
ook een Parseval-ballon zullen deelnemen*
<TJ
De voorzitter vnn de Tweede Kamer.
Ais voorzitter van de nieuwe Kamer werd
volgens den Hoagschen Briefschrijver, oor-
re sp. van het „Hbl.M, reeds eenigon tijd
geleden, en wordt na den uitslag der her
stemmingen te meer, de hoer De Visser ge
noemd.
Goed, dat je die vond, want zonder die
(zou ik de leeuwenkooi niet durven ingaan;
en hier heb je iets, dat je wel zal helpen
onthouden, ze nooit weer op een andere
plaats te leggen 1"
Ik hoorde een zweepslag, gevolgd door
een kreet van pijn. Ik verloor mijn nelfbe-
heersohing en ging naar de tent, om ruw
door Holmes op rij geduwd te worden.
„U heeft het gehoord en gezien!" riep
Leotta mij toe. „Heb geen medelijden met
iemand, die zich door zoo'n ellendeling laat
slaan; maar wacht tot ik recht heb hem
uit te lachen. Ik heb dien man liefgehad,
maar nu haat ik hem. Wacht en zie
Ik trachtte haar te kalmeoren, maar ze
stootte me terug met meer kracht dan ik
haar zou hebben toegeschreven. Zij hield
een tasoh boven haar hoofd en riep» „Hier
Is mijn wraakDit zal hem zoo vernederen,
dat hij zijn hand nimmer meer tot een
vrouw opheft. Maar kom, dan zult u getuige
zijn van mijn triomf."
Haar hand greep mijn pols en ze Bleep te
me mee naar den ingang van de groote
tent. Hij ging juist de kooi in, waarin hij
de dieren reeds had gedreven. Alles ging
naar behoor en, want de geringste ongehoor
zaamheid werd onmiddellijk gestraft. Zij re
den op eikaars rug, vormden pyramid es,
speelden haasje-over als schooljongens en
sprongen door hoepels als honden. Het groot
aantal toeschouwers zat onbeweeglijk en in
de grootste spanning toe te zien.
Leotta hield' me nog altijd vast, maar boen
ik iets tot haar wilde zeggen, zag ik, dat
dit nutteloos zou zijn. Ze bewoog haar lip
pen en ik hoorde haar heel Eachtjes het
zelfde ringen, wat ze den leeuw had voor
gezongen. Ik wist, dat er een tragedie zou
worden afgespeeld, en had Holmes wel wil
len toeschreeuwen, dat hij uit do kooi moest
gaan; maar ik scheen onder haar invloed
als verlamd en wachtte tot het einde.
De voorstelling was afgeloopen en Holmes
dreef de leeuwen naar hun eigen hokken,
terwijl de grootste in rijn hoek ineengedron
gen zat, met haat in zijn oogen en iedere'
spier gespannen.
Holmes gaf hem het gewone bevcï
om te vertrekken, dat met eon onver
mijdelijk gehuil werd begroet. Zij staarded
elkaar een oogenblik aan en in de diepe
stilte, die in den circus heersohte, moot dB
leeuw het gezang van Leotta hebben ge
hoord.
Een harde zweepslag was het teekon voor
een werkelijk gevecht; de leeuw deed eed
Bprong, waarop een slag tusschen de kaken
volgde, maar hij liet er een grooteren sprong
op volgen. De nirtteloozo zweep viel op deoff
grond, de temmer nam het pistool in han
den en hield die den leeuw voor, terwijl dezë
zijn sprong deed. En toen do toesahouwera
den knal meenden te zullen hooren, die d6Q|
leeuw tot rust zou brongen, werd er eefi
zwak geluid gehoord en ik zag op het ge?
ziohfc van Holmes Iets, wat nooit ieman<$
daarop had gezienvrees voor den dood.
Het gebrul van het dier werd verdoofd
door de kreten der angstige toeschouwers
maar toon de klauwen van den leeuw op d<9
schouders van den temmer neerkwamen en
hem op den grond deden vallen, hoorde ffö
één kreet boven allen uit, een overwinning^-
kreet van do jonge vrouw. Mijn arm worij
losgelaten en zij viel bewusteloos aan mij#
voeten, maar terwijl de andoren de to O
schouwers trachtten te kalmeeren en do
overblijfselen van den man aan dru voe«
denden leouw te onttrekken, boog Ik m*l
over haar heen, maakte haar japon los w
stak het tasoh je In mijn zak.
Leotta sprak geen woord moer cfi twee
dagen later was ik een van de weinigen, dlf
hot tweetal naar het kerkhof volgde.
„Het is weer een bewijs, dat te groot zelf*
vertrouwen tot roekeloosheid voert", zei ogö
der oude medewerkers. „Ik raapte JlmiS
revolver op on zag, dat het niet geladen
was." Ik zweeg, maar toen ik naar mij#
kamer terugging, maakte ik voor het eerejr
het taschje open en zag ik, 'dat het tïo
tronen bevatte, die de jonge vrouw uit hofi
pistool had genomen.