VOOR DE JEUGD
Ê8DSCH DAGBiAD-
Anekdoten.
Goede oplossingen ontvangen van:
Woensdag* 23 Juni.
Anno 1909.
ASlfiriiiiïiiiiiiiiiiiit
A'ii
DE WONDERLIJKE ROZENSTRUIK.
De Fee der Hoop.
Iögezonden door oen „Nioaw<oling*\i
Het leeuwenaandeel.
Piet kroeg van zijn moeder een sinaas
appel om met rijn zusje to d'eelen, en daar-
,hij do vermaniqg, dat bij haar het leeuwen
aandeel moest geven. Weldra komt de fclei-
na meid builende hij moeder cn vertelt, ebt
Piet allee aDeen heeft opgegeten*
Moeder: „Maar, stoute jongen, wat heb
je nu gedaan? Woot je niet wat ik je ge-
Kogd hebf'
Piet: „Ja, moe, maar a zei, dat Chrisfcien
bet leeuwenaandeel moest hebben, en leeu-
.wen lusten geen stoaasappolon.
Ingezonden door N. en M. do Graafï,
te Hacferswoade.
Jantje: *Ik heb mijn handje gebrand,^
Mietje-: „Ooh, jongen, had dan eerst ge-
Md ofibet water heet was."
fogös. door Johan Sutherland..
Eon lot uit de loterij.
Een zeer dom boortje kocht een doodiaek
paard. Thaiis gekomen geeft hij het water.
Het beest drinkt mek Daarna geeft hij
het haver; ook dat wood&el weigert het
beest.
Hot boertje wrijft zich daarop verge-
fcoogd do banden. „Als je nou nog werkt,"
zegt hij opgetogen, „dan ben je heb beste
peerd, dat ik kgjgen kon."
Ingez. door Francdna de Vrind.
In een deftig gezelschap vroeg een dame
cm een glas water. Weldra kwam de knecht
met een vol glas, dat hij in do hand hiold.
„Domme maar' riep de hoer dies huizes,
„dat badt gij op een blad moeten bren
gen."
Do man ging boen cm kwam terug, voor
zichtig een l>ladJ in evenwicht houdende,
waarop höj den inhoud van bet glas had
uitgestort.
„Ezél!*' riep do vertoornde gastheer,
„hoo moot de dame dat drinken?"
„Dat dacht ik ook ai zoo bij mijzelf
eei do knecht.
Oplossingen der Raadsels.
i.
Oranjetelg.
II.
Kachelpijp.
IIL
Grootvader-vader-zoon.
IV.
Boars-Baam.
V.
Regenboog.
Jacoba Eggink. Plorna on Lodewijk den
Holder. Hendrika Pooliejoe. Anna de l'Ecdu-
ee. Goto Hasselbach. Nellio v. d. Mosse
ls ar. Dina Spuymam. Elisabeth en Helena
Korenman. H. F. Li bot. „De dappere
soldaat." Neeltje on M. Kuivenhoven.
„Narde", Hendrik Kriek. O. de Koster.
L Piket. Jaoobus Piket. Mina oo Dina
Meerahoék. „De twee kleintjes". P. de
Haan. Wilholmina Itorson. 0. L Janseen.
„Fabion". M. D. Staf Jou. „Vïvia." Marie
Sob oevers. Henri em Rudolf Romanesko.
J. Maesaar. „De acht Vriendinnetjes."
„De Afrikaan." „Emma." Jaoobus BonseL
M. van der Krogt. Hendrik Massaar.
Antoon, Gerard en Betaio Righart van
Gelder. Marie van der MeeL Martinus
Op tend roes. „Heb Barma ijsje." Mina van
tliot ,vKonijntjo." Abraham van Rosirv
len. C. etn P. van Alphen. „Waterlelie."
P. J. Ooffrie Jr. Chxistiaan Paauw. Albor-
tns vnn den Boa. Andriee Eradus. Suze
Blom. Jaoobus Johannes MoL Maria Onde-
hoo-n. Jo en Marie van Hooidonk. „De
twee Vinkjee." „Aronskelk." David 0«ie-
bocam. L Sier©. Oornefia Fvintena
Nacht«emLT Anton Hoognvuen, Lena eü
WdHetm v. 4 Roy den. Th. v. d Bazgjh.
^ÜBeuweSng". Hcmdrikai Dreef. „Jan
Steen," ^Krucdje-roer-mtó-niet". Jan en
Willem Stokhuyzen. Johan Tiemolf. Pieter
Jaeperso. Anna v. d. Berg. Sum em WB-
lem Breedevekl F. Knrreman- »Do Duif
jes"., „Klein maar Dapper". „De twee
Kersen." Betsy van Wijk. Margaretha van
Mey gaarden. Frans van Hoekon. H. to
Heusden, Johan en Marie Sutherland,
Johannes Nieboer. Mina Huter. Pieter en
Gafcbarina Schaft „Anjelier". »De Trans
valer". iE. on B. van Dooien. Helema
Kriiger. BL M. v. d. Boa, „Mistletoe."
AUen te Lorden.
Jansjo den Ekson. Jaö cL Veer. M*
Roos. Jaoob BoL Roelof van' Nieuwkoop*
Antj© em Dirk van Nieuwkoop. CL G, de
Vries, te Haarlemmermeer.
„Rozenknop." te Koudekerk.
O. en Frans Iijen. G. Doeswijk. Joh.
LennmerzaaL Piet van Nieuwkoop, D x.
Nieuwkoop. F* en Joh. Spaargaren te
Ka a£
„Jan Piet." O. van Nieuwkoop te
Warm on <L
Jam en Oor de Groot. Cornelia Hors
man, Jaoob Stark, te Leider do r p*
„De twee Dapperen." te Oegst geest
Jan en Hendrik Hoogstraten, te S a s-
senheim.
M. J. v. Paridon, te Valkenburg
ML en R. de Ruyter t© V o o r s o boten.,
Hendrik Binnendijk. „Theeroos"* te
Wassen aar.
FredSrik van de Loo. Johanna Parle-
viiet. Aartje Parlevliet, te Zoeter-
w o u dj e.
Prijzen vielen ten deel aan: Roelof van
Nieuwkoop te Haarlemmermeer,
CL en Frana Lijen te Kaag.
Correspondentie.
Annie de l'Eoluse. Ja meisje, ik
_Jieb je prentkaart in dank ontvangen en
vind het aardig, dat je aan mij gedacht
hebt Met genoegen vernam ik, dat je je
te 's-Gravenhage zoo uitstekend vermaakt
hebt. Het Haagje biedt daartoe dan ook
ruimschoots gelegenheid.
Hendrika Poeliejoe. Als ik me
niet vergis ben je eon nieurw roadsolvrien
dinnetje. Ik heet je van harte welkom in on
zen kring en hoop, dat je geregeld met ons
mee wilt doen. Vriendelijk dank voor de
mooie prentkaart,
J aoo ba E gg i nk. Ja meisje, de raad
sels en anekdoten, cfie ik ontvang worden
indien ze geschikt rijn successievelijk ge
plaatst; doch laar ik er wekelijks slechts
een beperkt, aantal kan plaatsen, moeten
mijn vriendjes en vriendinnetjes een beetje
geduld hebben.
H. T. Li bot. Je nieuwe bijdragen em
prentbriefkaart heb ik in dank ontvangen.
T. en J. P i k e t Ja jongens, ik kan me
best voorstellen, dat de gymnastiekzaal een
groote aantrekkelijkheid voor jullie heeft en
je naar je nieuwe woonplaats verlangt
Wanneer denken jullie daarheen te vertrek
ken t
„De t w e e K 1 ei n t jee." Neen meis
jes, ik cal het jullie niet kwalijk nemen,
als je geen tijd hebt mij elke week een brief
je te schrijven, want ik weet maar al te
goed hoe druk de kinderen het tegen de
groot© vacantie met htm schoolwerk hebben.
Denk je, dat je tot een hoogere klasse be
vorderd zult worden! Dank voor de toege
zonden anekdoten.
„V i r i a". O meisje, welk een heerlijk
voorintricht voor jullie om de maanden Ju
li en Aug. in Katwijk te goon wonen, ik vind
het er in een woord verrukkelijk en zou
er liever wonen 'dan t© Scheveningen. Eem-
ge jaren geleden heb ik ear met nxgn bedde
meisim een paar wefceo Axxzsebrecbhj;
logeerden toeoitföcéel „D* Eb&r"\ dat vj»k
aan see Egt
5Lari-e S>obo ev-erw. Aangenaam
kennis te maken» nieuw raadsehrienctii*-,
netje. Ik heet je van harte welkom in onxaaj
kring en hoop je spoedig nader te loeren;
kennen. De prentkaart, die je mij
wilt, kan je bij je briefje insluiten.
Henri en Ru-dolf Rohleui e s k
Had Rudolf de vorige week ook al keelpijn 1
Het is verbazend, zooveel kinderen, als daar
tegenwoordig mee sukkelen. Hooft broer
lang van school moeten verzuimen?
W *J~1 o> m K-ok. Zeker mag je je bij
ons aansluiten vriendje» heel gaarne zelfs,
want hoe meer onze kring xkri uitbreidt,
hoe liever het nrij is, Hoe oud ben je?
„E nwa a". Van harte geluk geweosoht
met je 13den verjaardag; meisje-lief 1 Ik'
hoop, dat je een genoeglijken dag zult!
hebben en mij de volgende week eens wilt,
schrijven, waarmede men je alzoo verrast'
heeft. Met genoegen vernam ik, dat je te
Scheveningen zoo'n prettig dagje hebtj
doorgebracht. Was je 'e avonds niet ver-,
bazend moo i
Hendrik Massaar. Wel vriendje,
wat mooi postpapier heb je voor je ver
jaardag gekregen 1 Met de konijntjes ben je
zeker het meest ingenomen, ia het niet?
Alle kinderen houden van levend speel
goed. Het speet me uit je briefje te moe
ten vernomen, dat je moe zoo ernstig on
gesteld is. Ik kan me voorstellen, dat z©'
veel pijn zal moeten lijden en hoop maar,
dat ze spoedig zal genezen, wil je haar
mijn vriendelijke groeten doen?
Mina van Vliet. Natuurlijk mag jo
met ons meedoen, heel gaarne zelfs.
„Acht Vriendinnetjes", te
Leiden. Als jullie je briefjes verkeerd on
der tcekent, is het natuurlijk niet te ver
wonderen, dat er abuizen ontstaan. Jullie-
moeten daarom in het vervolg een beetje
oplettender zijn..
„B a r m 8 ij s j e". Met genoegen ver
nam ik, dat je moo weer hersteld is en je
nu weer geregeld met ons mee gaat doen.
„D e twee Vinkje» s". Tegen julho
schuilnaam heb ik geen bezwaar en ik hoop
slechts, dat mijn vinkjes niet al te spoedig
zullen wegvliegen*
„A r o n s k e 1 k". Met genoegen ver
nam ik, dat je reeds weer zoo ver hersteld-
bent, dat je weer in don tuin moogt wan
delen; ik twijfel niet of je zult nu wel
spoedig geheel en al opknappen.
„Kruidje-roe r-m e-n i e f Het
speet me, uit je moeders briefje te verne
men, dat je weer minder goed bent, ik
hoop, dat je maar spoedig zult opknap-'
pen.
„K 1 e i n m a a r dapper". Ja vriend
je, het is nu mooi in de tuinen, nu moest
de natuur maar een poosje stilstaan, want
ach, die lieve zomer duurt maar zoo kort
in ons kikkerlandje!
Mina Hüter. Arm meisje, 4 heb
oprecht medelijden met je, dat je door die
telkens terngkeerend© ziekte zoo weinig
van don zomer kunt genieten. Je moet
maar goeden moed houden en je best doen
om flink t© ©ton, al begrijp ik ook hoe moei
lijk dat ia, als je d© ware etenstrek niet
hebt. Van harte beterschap.
MARIE VAN AMSTEL.
Onderlinge Correspondentie.
Ik moet van Album Herfst nog 4 plaatjes
hebben. Dé nummers zijnt 118, 120, 125 en
120. Die met mij deze plaatjes ruilt, krijgt
er 8 Herfstplaatjes voor terug.
Mijn adres is Marie Behoeven, Bree-
strsnt J91.
mmm
«éOéft
Eens, langen, langen tijd geleden, leefde
er diep in het bosch, oen arme man met
zijn vrouw en kinderen. Hij moe&t heel
hard werken om zijn brood t© verdienen,
maar, toch wob hij zóér, zéér gelukkig. Zijn
grootste genot was, als hij 's avonds thuis
kwam fan zijn zwaren arbeid en zijn vrouw
en kinderen stonden al aan dc dour om
hem op te wachten en hem te ontvangen
met een hartelijke omhelzing en een
'vrooliik opgewekt gezicht. Naast vrouw
en kinderen was hem niets zoo lief als een
prachtige rozenstruik, die zoo heerlijk
bloeide, met zulke donkerroode verrukke
lijk riekende rozen, dat ze den trots zou
den uitgemaakt hebben, van den grootsten
meest weolderig aangelegen -bloementuin.
Deze rozenstruik was afkomstig van een
o zoo nietag plantje, niet hooger dan een
paar centimeter, en do goede man had
eerst nooit gedacht dat het nog in het
leven zou blijven, zoo teer was het on zoo
veel scheen het te lijden te hebben van het
kleinste winde toot je, maar, zorgvuldig
was hij het blijven kweoken en vertroete
len, en nu had bij dan ook zijn volharding
beloond gezien, met een struik die op heel
de wereld rijn gelijke niet had.
En zoo teeder al6 hij de prachtige rozen
vorzorgide, zoo liefderijk waren die ook
jegens hem gestemd. Als hij 's avonds in
zijn tuintje wandelde, genietend van haar
schoonheid, knikten ze hem vriendelijk toe
en fluisterden, „Gezegend zij uw lot, voor
altijd, goede man, want het is een verkwik
king u in hot open, tevreden gelaat te kij
ken en den vriendelijkon blik uit uw aogen
op te vangen."
Ook do kinderen van den armen hutbe
woner hadden verbazend veel schik in de
prachtige rozen. Nu gebeurde het zoo, dat
de koningin van het land, waar dit geluk
kige huisgezin woonde, heel erg ziek werd
én haast op sterven lag. De knapste dok
ters kwamen uit alle doelen der aard©
maar geen van allen wisten zij te zeggen,
wat de koningin eigenlijk scheelde, want
rij konden geen enkele kwaal ontdekken
en zoo oppervlakkig had de koningin alles
wat een mensch maar begeeren kam Ze
was jong en rijk en gevierd en bewonderd,
ze werd aangebeden door haar volk, dat
haar op de handen droeg en toch schéén
ze gevaarlijk ziek. De tijding daarvan had
zelfs onzen goeden man in rijn hutje be
reikt, en niet zoodra had hij het gehoord,
'of hij vroeg 'e avonds rijn geliefde rozen
struik om raad. Het was een bijzonder
Jnooie avond en de trillend, warme zomer-
ludht scheen vol zacht fluisterende stem
men: „Goede man," hoorde hij, „toen je
om plantte cn ons zoo teeder verzorgde,
eiken dag weer met hot grootst, geduld
oa den jwaren vermoeienden arbeid, die
reeds achter je lag, heb je van die tevre
denheid, die je doorstraalde aan ons mee
gedeeld,- en naarmate wij grooter werden,
xeemt nu ook de geest van tevredenheid
M» en fe het waf je aoo gelukkig doet
rijn. Maar de koningin miet dat zalige ge
voel, dat maakt haar neerslachtig en geeft
haar iets ongodurigs, dat op het laatst niet
meer uit te houden is, en daarom, pluk een
van ons en breng die naar jo geliefde ko
ningin, laat rij eens ruiken aan onze ver-
kwikkonden geur en ze zal weer opleven,
een heel ander mensoh zal ze worden. Ge
loof ons maar." Het verheugde onzen vriend
«eer dezo bemoedigende tijding te hooren
en onmiddellijk koos hij de schoonste, wel-
riekendste roos uit haar midden en spoed
de zidh naar hot koninklijk paleis eenige
mijlen ver van zijn hutje. Maar toen hij
daar aankwam, noord© (hij, dat er niemand
toegelaten werd bij do koningin, want dat
haar toestand van dion aard waB, dat elk
oogenljjik hot ergste gevreesd kon worden.
„Maar ik kom werkelijk mot een blijde
boodschap" zeide de goede man, en zijn
oogen stonden zoo trouwhartig, en overtui
gend, dat zij hem wel toelieten. Maar hij
wou ze in eigen persoon de koningin over
handigen, en dat ging toch niet, bewcorde
de bediende. „Als je er werkelijk op
gesteld bent, jo koningin tc behouden,"
antwoordde dc man, in den eenvoud van
rijn hart, „dan moet ik zelf de bloem
aan de koningin geven," en eindelijk stem
den ze wel toe, want alles scheen toch ver
loren, het zou immers onverantwoordelijk
zijn, deze laatste poging tot behoud harer
Majesteit niet aan te wenden.
Zoo zag hij de koningin uitgestrekt op
een prachtig satijnen bed, met rose zijdon
draperieën, on omringd van een weelde,
die niet te beschrijven valt, maar onze goe
de hutbewoner liet zich daardoor niet van
zijn stuk brengen. Vast besloten stapte hij
op zijn geliefde koningin toe cn reikte haar
de heerlijk gourende roos, die nog zoo
frisch! leek, of ze pas geplukt was!
„Ik breng U, o koninginne," zoo sprak
hij, „hier de schoonste roos die er op narde
bloeit, want zij is afkomstig van mijn
Tevredenheidsstruik. Dit is ongetwijfeld
de ecnig juiste naam dien ik weet te be
denken, want sinds die struik in mijn
tuin bloeit, was tevredenheid cn geluk
mijn deel. Adem nu den geur dezer schoono
bloeme in, o koninginne, cn tevredenheid
zal ook U doorstralen, en U kracht geven
en moed om verder te leven en ook te ge
nieten van Uw bestaanDe koningin
keek hem aan, met een blik vol verwonde
ring. maar ze nam de roos uit zijn band
en hield ze aan haar gelaat. Tevredenheid,
prevelde ze, ,,Ja, dat is het juist, wat ik
zocht wat ik maar niet vinden kon, op
heel de wereld. Maar nu heb ik ze dan
toch eindelijk verkregen en ik zal U eeuwig
dankbaar rijn, brave man, dat gij mij die
gebracht hebt!" Een gelukkige glans ver
breidde zich over het gelaat van de lief
tallige koningin bij deze woorden een sciboo-
ner belooning was niet denkbaar, dan do
voldoening die dit schonk aan het liefde
volle hart van den eenvoudigen hutbe
woner.
„Twiot^twiob-twietil wordt tooh wakker,
kleine, luie fee," zong do brutale bruin*
oogige spreeuw, terwijl hij zat te wiegen
op den bovensten tak van dien oikeboom,
die het prieeiltjo van de kleine fee over
schaduwd©.
„O, maar wat bon je tooh oen verschrik^
keiijk lui aobepsoltje," on hij UoE-eoo vroo
lijken triller hooren, toen do fee ©vonj
haar blauwe oogen opsloeg. „Je bont wor-j
keiijk heel laait vanochtend en weet jé
wat daarvan komt, als een fee te laat -.p
is? Dan loopt do hoele wereld in do war.'
„Hé, spreouwtjelief, ik wou, dot jij mij
tooh eens even mot rust kon laten, wanï
het ia verschrikkelijk, bocoIö je icmandj
plagen kunt", en zo dreigde mot hot rar»j
vingertopje naar dien sohaLksabeo kwcd-i
geest, die alweer weg wae, hloqg in den
heWrretn, Wouwen InohtL „Dd wou zoo
graag nog een beetje geslapen hebben»!
want ik ben zoo vreeeelijk tooo vanoohtendJ
Ik donk wel, dat hot komt, omdat ik zoo]
druk gedanat heb op hot vvrgooGmij-niotJ
bal gisteravond," cn nog even vleide ze|
ziah neer, heel behaaglijk op het zacht©,
gres. Maar toon de zon haar oor gloeien'
deed, zoodat het heolemoal rood leek ©nj
doorschijnend, begreep ze, dot hot toch;
werkolijk tijd werd, en even tipte z© haarj
vingwrs in don dauw van het vochtige'
gras, toen ineens dé koningin haar kwam.
roepen.
„Feetje, Feetje, waar ben jo? Hoe zul
len do arme menschen het stellen, zonderj
jou? Jo mag je nooit zoo lang laten wach
ten, dat weet jc immers wel?" „Och, lieve!
koningin, ik heb gisteravond zooveel gedanst-
dat mijn voeten nog als lood schijnen, en;
haar oogen stonden wérkelijk heel mat en!
moe. „Zie je wel Zoo'n bal past jc heelo-J
maal niet, kleintje, was ct don ook niet-
naar topgegaan, want je kunt er niet te
gen, den volgenden dag ben je veel t© veel'
op van verkoudheid f"
Do kleine fee liet het hoofdje hangen en
pruilde: „Ik houd zooveel van dansen."
„Ja maar als je er nu jc plicht om nala
ten moet dian is het béter er maar ineens,
van af te zien," antwoordde do koningin
«treng. „Kom nu!" riep ze ongeduldig, do
wereld wacht op je, duizenden, millioencn
arme stervelingen kunnen niet buiten jau,i
het leven sohijnt dan onhoudbaar voor hen,.
het is al niet vroeg meer in den morgen]
dus: aJs-je-blieft, maak wat voort."
„Mag ik nog niet eventjes in de schaduw,
rusten vroeg het feetje smeekend,!
„Geeni oogenblik," antwoordde die komt*-,'
gin en zo keek haar aan, op oen manier,
die geen tegenspraak duldde. Toen hetj
bevallige schepseltje er ook maar even
doorheen waa, cn ae de frisscho lucht om
haar hoofdje voélde strijken, werden haar
wangen weer zacht rose getint en in haar
oogen fonkelde de gewone levenslust.
„Wacht, ik zal eens even zien of tjb mij
noodig hebben?" sprak ae in zkhself, toep!
■e vooibdj een hoge m den weg luw