De Hemellichamen. Windmotoren in Frankrijk. sxxmtje veel te goed >or a is? Toen Paul ia de p&uze op de speelplaats was, terg den en bespotten de andere jongens hem, omdat hij weer zijn oude schoenen aan had. en nadat er een op het idee was gekomen, dat Pauls vader ze zeker zou hebben ver dronken, riepen ce verontwaardigd uit: „Die schurk I" Paul antwoordde hierop geen woord, liep eohter op de jongens toe en sloeg er met zijn vuisten op. „En indien hy ook al mijn goed zou be- leenen, dan nog hebben jullie niet het recht hem uit te schelden. Hij is toch mijn va der I" gilde hij. Maar terwijl de jongens zich vreeselijk verweerden en op Paul lostrokken, viel deze met zijn hoofd tegen den muur en De onderwijzer maakte een voehaeggende •obouder- en handbeweging „Maak u maar flinke koude omslagen, moedertje; ik zal onmiddellijk den dokter halen." En haastig verliet hij de woning. Pauls vader staarde voor zich uit, schuld bewust, en in zijn ooren suisde het steeds: „en indien hij ook al mijn goed zou belee- nen, dan nog hebben jullie niet het recht hem uit te schelden. Hij is toch mijn va der I" Schuw wierp hij een blik op het bed, waar zijn zoontje als dood ter neer lag, en daarna verliet ook hij het huis. Drie dagen lang keerde hij telkens laat In den avond eerst in huis terug. „Zeker zit hij de heele dagen weer in de fcnoeg", zei Pauls moeder wanhopig, maar Paul schudde dan zwakjes het nog pijnlij ke hoofd: „Neen, moeder, dat geloof ik Biet" Den derden dag werd 'a middags de deur voorachtig geopend. Terwijl Paul met gesloten oogen vermoeid achterover in de kussens lag, trad zijn va- "der op rijn bed toe. Even sloeg Paul zijn oogen op: „Yader, vader", mompelde hij toen en aangedaan knielde do uitgeteerde man bój het bed neer, terwijl hij teeder fluisterde: „Mijn beste jongen". Verlegen haal die hij nn een pak be voor schijn, waaruit hij een paar nieuwe, mooi gepoetste schoenen haalde. „Hier heb je ze weer terug, Paulze heb ben si echts een klein uitstapje gemaakt en voor moeder heb ik ook neg het een en ander meegebracht." Paul drukte stevig en veelzeggend die hand van zijn vader en fluisterde innig ge lukkig en dankbaar en ook vol vertrouwen: lieve vader I" ul BDft ptajJitsEepaleii op en het me ten ran de aarde lWjj Bebben 'de aarde, waarop wij' wo- *>Kn, voor zoover niet meer en nog niet (weer het gemeenschappelijk grondbezit be staat, zorgvuldig afgeperkt door grenzen, die landen van landen, gewesten van ge westen, gemeenten van gemeenten schei den. En binnen deze grenzen hebben par ticulieren het mijn en dijn goed van el kander gescheiden. V/ij weten tot op een klein 'deel van een centiare wat ons toe behoort en waaraan buurman niet mag komen. Doch als wij hier van het meten jder aarde en van plaatsbepalen op aarde pp reken, bedoelen wij daarmede toch ijets anders. Nu hebben wij reeds duidelijk gemaakt, jöat de aarde heeft een bolvormige ge daante en om een plaats op een bol te bepalen, heeft men eenige punten van uit gang noodig. Daarvoor heeft men in de teerste plaats op aarde even ver van de noord- als van de zuidpool een cirkel om Üe aarde getrokken, dien men den gvenaar noemt. Men trok 'dien cirkel niet (willekeurig. Hij werd toch door de natuur «felf aangewezen. Op den 21sten Maart en 0en 23sten September, als dag en nacht bven lang zijn, beschrijft de zon dezen (cirkel aan den hemel. Dei evenaar ver- feit de aarde in twee gelijke deelen, dig men halfronden noemt, en wel het noorde lijk ten het zuidelijk halfrond. Van den evenaar af rekent men in graden naar het noorden en naar het zuiden. En om dit goed te onthouden denafstandvan teen plaats ten Noorden of ten Zuidjen van den erenakr, in gra den uitgedrukt, noemt men breedte. Men onderscheidt noorder ten zuiderbreedte. Evenwijdig aan den evenaar Heeft men cirkels getrokken, weDoe men parallellen noemt, naar parallel, dat evenwijdig betee- kent. Elk punt van een parallel is jdus even ver van den evenaar verwijderd en al de plaatsen, welke onder dezelfde parallel lig- gjen, hebben daarom ook dezelfde breedte Daaruit volgt, dat de breedte niet alleen voldoende is .om een plaats te bepalen 'Als wij bijv. zeggen, dat een plaats ligt op 62 graden nTb., dan weten wij dat heel veel plaatsen «dezelfde breedte hebbem Daarom heeft men nog een cirkel noodig. Zulke cirkels of meridianen heeft men wil lekeurig over een plaats getrokken. Men noemt dien meridiaan, waarvan men bij een plaatsbepaling uitgaat, den eersten of nul-meridiaan. De meridianen over Green wich, Ferro en Parijs zyn het meest in ge bruik. Op zeekaarten wordt de meridiaan van Greenwich het meest aangenomen. Men noemt de lezer lette ook hier weder goed op de lengte van een plaats den afstand dier plaats ten Oosten of Westen, van den eersten meridiaan in graden uitgedrukt. De namen lengte en breedte zijn voor Cen bolvormig lichaam wat oneigenaardig Zij zijn nog overgebleven uit den tijd, dat men meende, dat de aarde een langwer pig vierkant vlak was. Om de lengte en breedte der plaatsen op aarde duidelijk voor te stellen, heeft men op afstanden van 5 of 10 graden over de aarde cirkels getrokken evenwijdig met den evenaar, die, zooals boven is gezegd, parallellen heeten. Eveneens heeft men op afstanden van 5 of 10 graden meridianen getrokken, die natuurlijk de parallellen rechthoekig snijden. Het zal nu den aandachtigen lezer dui delijk zijn, dat alle plaatsen op aarde on- ider dezelfde parallel gelijke breedte en alle plaatsen onder dezelfde helft van den meridiaan gelijke lengte hebben. Maar hoe kan men nu zien welke breed te en lengte een plaats heeft Op een glo be, waardoor men de aarde heeft voorge steld, en op een goede landkaart heeft men de parallellen en meridianen maar te vol gen, die over een plaats loopen natuurlijk. Maar dat kan bijv. een zeeman, die des nachts midden in den ocdaan is, niet hel pen. Doch ook deze behoeft althans bij hel- deren hemel niet verlegen te zitten. De breedte eener plaats kan men bepalen naar 'de hoogte van de poolster. Wantpools hoogte is gel ij k aan de breedte van de plaats, d. w. z. de hemelpool is evenveel graden boven den horizon van «Sén plaats als die plaats breedte heeft. Aan den evenaar, dus op 0 graden, heeft men 'de pool in den horizon en dus ook op 0 hoogte. Aan de pool, rd. i. op 90 graden breedte heeft men de hemelpool en het zenith en dus ook op 90 graden hoogte. Gaat men nu één graad van den evenaar naar het noorden, dan ziet men de noordpool ook één graad rijzenheeft men omgekeerd de noordpool een graad boven den horizon, dan bevindt men zich op één graad noor derbreedte. Met een eenvoudig werktuig kan men dit waarnemen en daardoor de breedte be palen. De lengte, waarop men zich bevindt, wordt berekend naar het verschil in tijd. De aarde beweegt zich in 24 uur om haar asschijnbaar beweegt de zon zich in dien tijd dus om de aarde. En daar die evenaar en een parallel in 360 graden zijn verdeeld, geeft een uur verschil een ver- 360° schil van 15°. Op het oogenblik, dat wij op onze lengte middag, 12 uren, tellen, heeft men op een plaats op 'de leng- !q van 15 graden ten O. van ons reeds 1 uur en 15 graden ten W. van ons 11 uren. Ziet nu een zeeman, die rijn uurwerk geregeld heeft naar de stad, waarvan h$ uitvoer, terwijl de zon op de plaats, waar hij zich bevindt, in dien meridiaan staat, en men daar dus 12 uur heeft, dat zijn uur-I werk 1 uur aanwijst, dan weet hij, dat hy 15 graden ten W. van de plaats van af vaart is, jelk uur meer zal ook weer 15 graden verschil aanwijzen. Door het ver schil in tijd wordt dus het verschil in leng te bepaald. Daar de omtrek van de aarde aan den evenaar is 5400 Geo gr. Mijlen, kan men door het graadverschil den ft feta nd van twee plaatsen vinden. Onlangs vestigde de Franschman fires- son de aandacht op het benutten der jdoor windmolens opgewekte kracht voor tech nische doeleinden. Om zich rekenschap te kunnen geven van den arbeid, die op deze wijze verkre gen zou kunnen worden, moet men het aantal windmolens, hun bouw en hun af zonderlijken arbeid kennen. Helaas, be staan er in Frankrijk hieromtrent geen nieuwe statistische gegevens en moet men zich met de oude opgaven behelpen. Uit een statistiek, in 1835 begonnen en in 1850 beëindigd, over handel en industrie, blijkt, dat in 83 Fransche provinciën meer dan 8000 windmolens aanwezig waren, die voor het grootste deel in de nabijheid der zee gelegen waren. De windsnelheden bedra gen in die streken, volgens aanteekeningen van het meteorologisch centraalbureau by stil weder tot 1 M. per seconde, bij zwak ken wind 1 tot 4 M., bij middelmatigen wind 4 tot 8 M., bij matig sterken wind, 8 tot 12 M., bij sterken wind tot 25 M. ten bij storm boven 25 M. per seconde. (Opmerkenswaard is het nu, dat van die 8000 molens het grootste deel was gebouwd voor. het malen van koren, en dat slechts teen klein aantal voor technische doelein-, den werd gebruikt. Er waren 12 spinne rijen, 7 papiermolens, 14 oliemolens, 14 suikerraffinaderijen, 15 pannebakkerijen, 14 molens tot het winnen van steenen en lei en 104 tot metaalbewerking. Rekent men bij den toenmaligen stand, van den, molen bouw met 5 tot 6 P.-K. voor eiken molen, dan geeft "dit voor het jaar 1850, leen beschikbare kracht van plm. 40,000. P.-K. Bij de tegenwoordige volmaking der, machines en inrichtingen, die bij molens, te pas komen, kan men een windmolen, tot het afgeven van gemiddeld 16 P.-K. in staat achtendit geeft de kolossale kracht van 130,000 P.-K. Hoewel toege geven wordt, dat men met 16 P.-K. zelfs, een kleine plaats niet toereikend van elec- trischen stroom voor licht en kracht kan voorzien, ligt het toch voor d<e hand, die kracht voor kleinere landgoederen, voor, afzonderlijk gelegen proefstations, enz. te gebruiken. De groei der vrouwen. Over eenige eeuwen zal het zwakke ge slacht de hedendaagsche heeren der schep ping aan lengte en lichaamskracht over vleugeld hebben. Dit beweren ten min ste Fransche geleerden, die, op grond van omvangrijke, nauwkeurige onderzoekingen, hebben vastgesteld, dat de mannen licha melijk afnemen, terwyl het vrouwelijke or ganisme in dezelfde mate vooruitgaat. De lichaamsmetingen, in Frankrijk aan dui zenden jonge meisjes en haar moeders volbracht, hebben het onbetwijfelbare be- wijs gegeven, dat het jongere vrouwelijke geslacht het andere overtreft in lichaams- grootte, omvang der borst lengte van ar men en beenen en ontwikkeling der spie ren. Zoo komt het, dat de man, die vroeger de aan zijn arm gaande vrouw over hef algemeen met een half hoofd overtrof; rich nu op dezelfde hoogte der schouder^ met haar bevindt. Nog een menschenleeftijd en zy zal haai; „tiran" over het hoofd zijn gegroeid -Wee^ dgn armen, kleinen maal j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 16