FEUILLETON.
In de hut van den Kluizenaar.
en dood bleef. Om een dergelijk lot te ont
gaan, wilde ik, op alle gevaar af, naar de
aarde terug en daar "het touw van de lucht-
klep den dienst weigerde, sneed ik in mijn
vertwijfeling met mijn zakmes een gat in
de ballon, het gas ontsnapte met luiden
knal en het gevaarte begon, snel te zak
ken: naar ik weldra merkte, bevond ik
mij boven de zee.
Wat er verder gebeurde, weet ik niet
meer, want ik verloor het bewustzijn en
kwam eerst weer bij, toen ik in de golven
werd geslingerd en ontnuchterd door het
koude- water, had ik onmiddellijk de te»
genwoordigheid van geest, uit alle macht
te gaan zwemmen, want o een geluk uit
duizenden, kwam daar juist een boot aan,
die mij zeker allang in de ballon gemerkt
had, tenminste ze stuurden recht op mij
af en binnen weinige minuten bevond ik rnij
fcan boord van een Engelsoh oorlogsschip.
Dit was met recht een onverwachte red
ding!
BBETA'S BRUNO.
aDen volgedden Maandag is er een
paardenmarkt te Krohnfeldt," zei iFrits
Arnberg, toen hij op een avond in den la
ten" herfst met zijn vrouw en de kleine
Berta, zjin dochtertje, aan het avondeten
zat;,ik zal den ouden Bruno dan rten te
thrkoopetn en er een jonger paard voor in
Wé plaats nemen. Je kan eindelijk niet meer
voort met zoo'n half versleten dier".
wO, vader," riep Berta, en haa^ pogen
•choten vol met tranen, „dat meent u toch
tóiet, u gaat Bruno toch niet verkoop en,'
Sta zouden nooit weer zoo'n lief paard te
rug krijgen, hy verstaat alles wat ïk tegen
hfem zeg en loopt my overal na, net als
Sen hondje."
„Het spijt mij, dat £k er jou zoo*tf ver-t
Örilet mee moet doen, lieveling, maar ik
moét wel, want ik moet harder opschieten
met het werk en twee paarden houden,
dat gaat ook. niet. Dus droog je tranen nu
maar, kleintje, want Je moet al vroeg leeren
inzien, dat we ons moeten schikken in het
onvermijdelijke, zonder morren of zonder
*t hoofd te laten hangen." Dien avond sliep
Berta eerst laat in, en den volgenden och
tend was ze blij, toen ze t zes uur hoorde
«laan, want ze was altijd gewend, allereerst
naar den stal te gaan, waar zij en Brano;
trouw eiken ochtend, eerst een wandelin
getje om het weiland deden, voor rij bei
den hun dagelijksch werk begonnen. Maar
Vandaag had zij daar geen lust in, innig be
droefd liet ze rich van Bruno's rug glij
den, en liefkoosde en streelde hem,- terwijl
m
Zoo voorzichtig mogelijk sloop ik achter
de boomen, in de diepste schaduw voort.'
Zoo kwam ik dichter en dichter bij het
vuur. Eindelijk gelukte bet mij door een
dicht en tegelijk omvangrijk braambosch,
(geheele oppervlakten land rijn dikwijls
met dit struikgewas bedekt) de plaats,
waar bet vuur brandde te o vemen.
Hot was leeg. Het vuur was met dikke
takken nog voldoende gevoed, om tot den
morgen be blijven branden. Anders was er
niets dat op de nabijheid van menschen
scheen te wijzen. Of het gras was neerge
trapt kon ik evenmin waarnemen. Na eenig
nadenken kwam ik tot het bestuit, dat ik
niet verder kon varen. Het vlechtwerk had
ik wel kunnen vernietigen en ik had de
boot langs den waterval kunnen laten af
glijden, om er dan weer in te stappen, na
het binnengedrongen water te hebben ver
wijderd, doch dat alles kon niet gebeuren,
Bonder dat ik in handten viel van de men-
bchen cöe hier het vuur hadden ontstoken.
„Daar plotseling p. p... p. p,hier
hield d© kluizenaar verschrikt op, ook
Hans en Firi sprongen van hun zibplaat-
oert. De kfndeiyin zagen den frtemroag cnb-
«SehJ eau.
zé met gebroken stem zei: -„O, jou arme
Bruno, wat zal ik je missen, en jy mis
schien my ook een beetje. 0, het is ver
schrikkelijk!" en ze gaf haar Hartje lucht
in een luid gesnik.
Naarmate de 'dag van Krohnfeldt nader
de, werd Berta's droefheid steeds grootez;
en Zaterdagavond lag ze in haar wanhoop
nog steeds wakker, toen haar moeder de
kamer binnenkwam.
„Berta, kindlief," zei ze; „ik maak me
erg ongerust over Vader. Hij heeft plot
seling weer zoo'n benauwdheid gekregen
en we hebben geen 'droppeltje van die me
dicijn in hms, die hem altyd zoo Helpt.
Ik mag hem niet alleen laten en dus blyft
er niemand over dan jy om het te gaan
halen. Kleed je dus vlug aan en rijd H»n
mèt Bruno naar Krohnfeldt, naar "den apo
theker, die weet wel wat je hebben moet,
want hjj heeft Het al zoo jarenlang voor
ons klaargemaakt. Maar als Hij het soms
niet meer weten mocht, dan staat het wel
buiten op het fles ch je, ik zal het maar vast
in je zak steken." In tien minuten tyds zat
Berta in den zadel en was op weg naar het
stadje, acht mijlen ver! Het was een kou-:
de avond, er scheen mist op te komen en
het kind knoopte haar mantel flink tot bo
venaan toe dicht, want de eerste twee of
drie mijlen moest ze door vochtig, moe-
rassig weiland. Het was zeer donker, voor
al door dien mist, die hoe langer hoe ster
ker kwam opzetten, maar gelukkig had
Berta uitstekende oogea en de goiede Bruno
kende den weg zoo door en door dat hij
dien wel in den slaap gevonden zou heb
ben. Toen ze bij den apotheker kwam was
het weer een heele teleurstelling voor Berta
dat dé man zelf niet thuis was, want het
gaf natuurlijk, eenig oponthoud, voor de as
sistent het recept had klaar gemaakt, dat
hém niet zoo onmiddellijk bekend was.
Maar éindelijk was het Üeschje tocH
klaar, zé stak het secuur bij zich en maakte,
'dat ze weg kwam. Maar tot haar groeten
schrik zag ze daar, dat de ^nevel nu wel
een dikke, grijze muur leek, waar men met
de oogen niet doorheen kon boren, en
idat, terwijl ze wist dat Vader het drankje
zoo noodig had. Gelukkig maakte Bruno
geen bezwaar voort te gaan én kalm stapte
hy voort, langs 'den hem bekenden weg,
hier en daar zelfs wat vlugger, als de grond
meer gelijk was, alsof hij begreep wat een
haast er was bij de boodschap. Bij een
driesprong gekomen, hield hij even op, als
om zich te bezinnen, en toen ging het
onmiddellijk weer verder, totdat zij beiden
het licht zagen branden aan biet venster,
m de verte.
Bruno hinnikte van pleizier en in één
„Gebeuren er dan wonderen vroeg de
ze nu. „Juist wilde ik vertellen, dat er
plotseling een eohot klonk, daar gebeurt
hier hetzelfde". „Een schot was het onge
twijfeld," bevestigde Hans.
„En naar het geluid te oordeel en werd
het op eenig en afstand gelost. Zou er
iemand in nood verkoeren en verdwaald
zajn?" dacht de kluizenaar. „Het kon wel
rijn" antwoordde Hans, maar misschien
zijn er ook roovers..." Op dit oogenblik
knalde een tweede schot, dezen keer iets
dichter bij. „Hier is niemand in gevaar"
fluisterde Walter, ,,als ik mij niet vergis,
schijnt de schutter integendeel dit dal te
naderen.*
Nu greep hij rijn geweer en terwijl de
knaap in het hol de wacht bleef houden,
betrad de kluizenaar de gang en begaf zich
naar de roteopening, om daar te luisteawM
en door de trechter uit te zien. Doch alles
bleef stil, geen schot viel er meer, geen
geluid klonk. Natuurlijk hielden ook de
kloofbewoners zich rustig. Tot den avond
hielden de bedreigden de wacht en zochten
elkander dikwijls op om elkaar hun hoop
en vreee mede te deelen. Doch toen bij het
aanbreken van den nacht nog alles stil was,
legden oj rich ter ruste. Het vuur hadden
rij natuurlijk bij het eerste schot reeds
uitgemaakt, opdat de rook geen argwaan
zou wekken. Waeen er verdwaalde men
schen in de nabijheid geweest dan hadden
rij stellig cm hulp geroepen, <Et gebeurde
échter met, Voor het geestesoog der kin
draf jé ging het nu naar den stal toe, waar
hij natuurlijk uit zichzelf stilhield.
Onmiddellijk kwam moeder naar buiten
loopen, met uitgebreide armen. „Goddank,
dat jé daar bent, lieveling!" we hebben
zoo'n angst uitgestaan, Vader en ik, dat
je den weg naar huis niet meer zou kun
nen vinden 1"
„Neen, dat Had üc alleen, ook zeker niet
gekund, maar Bruno heeft me veilig en wel
voorbij die gevaarlijke moerassen gevoerd,
ik zou er in het donker zeker ingeloopen
rijn."
„Kom hijër, kindje,'' klonk vaders stem
uit de slaapkamer. „Myn kleine meid heeft
een gevaarlijken tocht gemaakt, voor haar
zieken vader. Maar zij zal ervoor beloond
worden, zoo zeker als ik hier lig: Zoodra
ik weer beter ben, ga ik een jong sterk
paard koopen om al het zware werk te
doen, maar Bruno mag jij houden, die
wordt heelemaal alleen jouw eigendom, van
dit oogenblik af." Berta viel haar vader om
den hals en dankte hem hartelijk, telkens
en telkens weer, maar toen ging zij naar
den stal en ik geloof dat zij den goeden
Bruno niet minder ontstuimig pakte!
Hij wist zich te redden.
Dé Sekende Duitsch'e Rijkskanselier,
Vorst Bismarck, bewoonde, toen hij nog
géén Rijkskanselier was, een tijdlang een
vertrek op de eerste verdieping van een
hotel te Frankfort. Zijn kamerdienaar was
op de vijfde verdieping ondergebracht en
er was geen schel aanwezig, waardoor hy
dezen kon waarschuwen, als hij hem noodig
had.
Bismarck verzocht, 'dat men in deze be
hoefte zou voorzien, maar dit werd hem ge
weigerd.
Kort daarop klonk uit de kamer van
den gast een pistoolschot, dat al de bewo
ners van het hotel deed opschrikken. Men
vloog naar dé kamer van Bismarck en vond
dezen rustig aan de tafel zitten, zijn pijpje
rookend, terwijl de heele kamer vol rook
stond en de vensterruiten verbrijzeld wa
ren.
Op de angstige vragen, of er een onge
luk gebeurd was, antwoordde hij kalm:
„Het is niets, sla er maar geen acht
op. Het is de manier, waarop ik mijn ka
merdienaar moet waarschuwen, dat ik hem
noodig heb. Over acht dagen zal iedereen
wel aan dat sein gewend zijn geraakt."
Denzelfden avond werden de gebroken
vensterruiten door anderen vervangen en
éen electrïsch schelletje paar jde vijfde
verdieping aangelegd.
deren, doken eer rij insliepen, dreigend de
gestalten van Manus en Manella opdie
moesten immers in het naaste dorp wonen.
Al was dit ook veraf, voor de opgewon
den verbeelding der kinderen was het nog
lang niet ver genoeg. De nacht ging kalm
voorbij.
De kinderen vermoedden niet, dat. Walter
in plaats van te slapen^ over hun aller
veiligheid had gewaakt. Toen de morgen
aanbrak onthulde Walter den knaap een
nieuw geheim. „Men kan nooit weten,
waarvoor het goed is" zeide hij. Het ge
heim bestond daarin, dat ook van uit den
rotsketel een weg naar boven liep, dien de
kluizenaar tot nog t- e niet gebruikt had
en niet eens had verraden aan de kinderen,
die zooals bekend is rich aan touwen in
den rotsketel hadden neergelaten.
Op plaatsen waar dit niet gemakkelijk te
zien was, had Walter kleine verdiepingen
in den rotswand uitgehouwen, ioodat er wel
een voet in rusten kon. Op andere plaatsen
waren het weer ijzeren pennen, du* den
voet een rustplaats verleenden, en die tot
nog toe door Hans noch Firi waren opge
merkt. Door middel van die rustpunten was
het een menach mogelijk, langs den rota-
wand omhoog te klim men, zooals Walter
het voordeed.
Boven verdween hij tnsschen de rotsblok
ken. Angstig w aril tend bleven de kinderen
achter. Na verloop van een kwartier keerde
Walter, die alle spor?n in de sneeuw op
bet zorgvuldigst had uitgewisobt, tot ben