No. ism,
LEIDSGH DAGBLAD, Zaterdag* 5 Juni.
Anno 1909.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
üassi ÊCasiesl.
In een asterisk Twee Vissers zegt
„De Standaard":
In het district Leiden mag men wel
opp^83613-
Hier toch zijn twee Vissers candi-
jdaat gesteld. Onzerzijds dr. J. Th. de Vis
ser, het voor Leiden zittend lid, en van
socialistische zijde de heer J. L. H. de Vis
ser, lid der nieuwe partij.
Daar de stemlijsten alphabetisch gesteld
sijn, komen deze twee Vissers alzoo vlak
onder elkaar te staan. Vermoedelijk, om
de voorletters, de socialist eerst en dan
onze candidaat.
Dit nu kan er zoo licht toe leiden, dat een
kiezer, die in het stemlokaal niet aldoor
op zijn geraak is, zich vergist, en be
doelt onzen candidaat te stemmen, onder
wijl hij het hokje zwart maakt van den
socialist.
Het is zoo, dat kan ook omgekeerd het
|5eval zijnmaar daar ons kiezerstal zooveel
grooter ia, zou het percentage der kiezers,
die zich vergisten, dan meest aan onzen
kant kunnen komen.
De leiders zullen er daarom wel op be
dacht mogen zijn, om de kiozers extra tegen
Üeze mogelijke vergissing te waarschuwen.
Op een strooibiljet met imitatie van de
stemlijst, en dit dan wel zóó te doen, dat
vergissen bijna onmogelijk wordt.
Het „W eekblad van het Recht"
Jnrijst in No. 8842 nog eens op den achter
stand bij Justitie en maakt de balans
,c/p van hetgeen er na vie<r jaren van de na
latenschap van den in 1905 afgetreden mi
nister Loeff terecht is gekomen. Alleen het
point werp op de arbeidsovereenkomst werd tot
W«t verheven. Het ontwerp in verband Inet
kei vaderschap wacht nog op de beslissing
'dor Eerste Kamer. Verder oischen de drie
ontwerpen van mr. Loeff met betrekking tot
jde administratieve rechtspraak en de daar-
tum door minister Van Ra al te toegevoegde
fcweo ontwerpen, bij den tegonwoordigen Mi
nister nog „breede voorbereiding"blijft men
pvcr een nieuwo regeling van het bewijsrecht
Sn het burgerlijk prooes, den 18den Januari
51907' door do Commissie van voorbereiding
Jrol (loonde voorbereid verklaard, een eerbiedig
«tilzwijgen bewaren; wordt over de sedert
B Maart 1904 ^aanhangige herziening van
ide militaire rechtspleging! thans tusschen drie
(departementen overleg gepleegd, wat, gezien
bet aantal ministers en ambtenaren, daarbij
betrokken, e e n i g e n tijd zal kosten, en Yicr-
'fLe den 17dcn April van dit jaar liet Wetboek
yan •Militair Strafrecht, welks invoering
piet dezen herzieningsarbeid samenhangt,
fceeds zijn 6den verjaardag; is eindelijk de
ilierziening van het Wetboek van Strafrecht,
in 1904 ingediend en in 1905 ingetrokken, ver-
jrangcu door partieele oniwerp-kerzieningen
ynn het Ilde en lilde boek.
De nalatensoliap van mr. Loeff leverde
dus niet veel en niet veel vruchtbaars op.
Dit kan evenmin gezegd worden van het
geen minister Van Raalte er-bij vo?gde:
0en ontwerp tot wijziging van de wet op
jbet recht van vereen'ging etr^^ergadering
en het ontwerp tot herziening van do kan
tonnale strafrechtspraak. Ofschoon hot
V. V. over het laatste ontwerp reeds van
8 Juli 1903 dagteekent, verscheen tot he
iden het antwoord' van minister Nelissen
niet. En eerst twee en een half jaar ha
ide indiening van het eerste ontwerp ver
soheen het verslag daarover nu tweo
maanden geleden.
Alleen het ontwerp tot herziening van
'de burgerrechtelijke Kinderwet is de
Tweede Kamer gepasseerd. Het woord is
thans nog aan do Eerste Kamer.
Ten slotte het eigen werk van den tegon
woordigen Minister. Behalve do novelle
•p het Wetb. van Strafrecht, waarvan bo
ven sprake was, komen cp zijn credit de
achtersta ndsontwerpen. Het „Week
blad" zal daar nu maar van zwijgen,
dooh acht het niet waarschijnlijk, dat de
Eerste Kamer ten tweeden - male de uit
spraak van de Tweede Kamer zal cas-
seeren.
Het betreurt het wijders zeer, dat niet
afgedaan werden het ontwerp op de re-
classeoring van ontslagenen en dat lot
tijdelijke voorziening omtrent de Rijks
opvoedingsgestichten. Vooral het tweede
ontwerp moet voorzien in een zeer drin
gende behoefte.
Na aldus de balans te hebben opgemaakt,
zegt het „W e e k b 1 a d"
Zullen wij nu nog spieken over wat i^og
niet werd ingodiènd en ten deele reeds
zoo lang beloofd is, over de herziening van
de wetgeving omtrent de vennootschap
pen dat reeds in begin 1908 het departe
ment verlaten had; over de ontwerpen
over het zeerecht, bedriegen wij ons niet,
nog altijd bij den Raad van State opge
borgen over de verdere hervorming van
het Eerste Boek, W. v. K., waarvan mi
nister Nelissen verklaarde, dat zdj niet
lang zal mogen uitblijven; over de herzie
ning van het Wetb. v. Strafvordering,
waaromtrent onlangs door den Minister
waarlijk al van een mogelijk in-studie-ne-
men werd gesproken? Waartoe zou het
dienen te gaan klagen over niet-indienen,
waar zooveel, wat wel werd ingediend,
niet werd afgedaan? Men heeft in onze
Tweede Kamer nogal eens hartig gespro
ken over achterstand in de rechtspraak.
Het „herzie u zelf" mag hier met het
meeste recht aan de Kamer worden toege
roepen. Vormeerdoring van personeel zou
hier het kwaad slechts verergeren. En
aan een „unus legislator" kan moeilijk
worden gedacht.
De eindrekening, die na de nieuwe vier
jarige periode kan worden vastgesteld,
.blijkt weinig bevredigend. Weiryig we^-d
afgedaan, ontzettend veel blijft te doen
over. Wie in de nieuwe periode, die in
September zal aanvangen, de leiding zal
hebben, ie niet te bepalendoch wie hij
zij, zijn taak zal zwaar en veelomvattend
wezen. Regeering en Volksvertegenwoor
diging moeten gemeenschappelijk het mo
gelijke doen om den achterstand op te rui
men en het reeds zoo Lang wachtende
werk ai te doen. In België, waar men
evenals bij ons de noodzakelijkheid ge
voelt van een algeheele revisie der wet
boeken, en evenzeer inziet, dat met de
geldendo werkwijze niets zal worden be
reikt, zoekt men naar krachtig werkende
geneesmiddelen. Niet de Kamer zelf,
maar een commissie, verhoudingsgewijs
uit vertegenwoordigers der verschillende
partijen samengesteld, moet in openbare
vergadering de ontwerpen behandelen, en
sleohts de eindbeslissing moet, onder be
langrijke beperking in gebruik van het
recht van amendement, aan de geheele
Kamer blijven. Misschen dat op die wijze
ook bij ons een beter resultaat kan wor
den verkregen. In elk geval, het moet
anders worden, want zoo gaat het niet
langer. Wij kunnen niet altijd wa-chten en
blijven wachten. Op den duur wordt het
voortsukkelen met een verouderde wetge
ving onmogelijk. Dat het tot dusverre zoo
goed en zoo kwaad als het ging mogelijk is
gebleken, waarlijk, men heeft reden ge
noeg er zich over te verbazen. Doch ein
delijk, moet de kruik toch breken."
Over de door den minister van landbouw
ingediende Bakkerswet bevat de
„Nieuwo Arnhemscho Cou
rant" een tweetal artikelen. Betreurt
wordt de late indiening; het vermoeden
geopperd, dat een wot, waarvoor jaren
lang zooveel gegevens zijn bijeengegaard,
wel eerder klaar had kunnen zijn. Thans
kan de indiening den schijn van politieke
berekening niet ontgaan.
Het blad keurt het zeer af, dat onder
de bepalingen der wet niet vallen de
,/misinièrs", de banketbakkorij-
c n, en geeft voorbeelden van het hoogst
slavig leven van de gezellen in dit bedrijf.
Bovendien is de uitzondering hoogst on
billijk tegenover die ondernemingen, waar
aan naast de banketbakkerij tevens de
broodbakkerij, verbonden is, wat in kleine
plaatsen meermalen het geyal is. Wordt de
arbeid van deze op Zondag en des nachts
verboden, dan heeft dit ten gevolge, dat
zij niet in staat zijn te blijven concurree- i
ren tegen hen, die uitsluitend het banket
bakkersbedrijf uitoefenen en ckn cliënteele
op Zondag kunnen blijven bedienen.
Het vraagstuk der banketbakkerijen is
stellig hoogst moeilijk. Een algeheel ver
bod van Zondags- en nachtarbeid zou, uit
hoofde van den aard van hot bedrijf en
de bestaande gewoonten, veel verzat uit
lokken. Doch deze moeilijkheid rechtvaar
digt niet, om, xooala de Minister doet, er
stilzwijgend over heen te stappen, en al
lerminst om onbillijkheden in 't leven te
roepen. De h^er Talma zal dit vraagstuk
nog eens ernstig onder de oogen moeten
zien.
Een andere leemte in het wetsontwerp
is, dat het buiten de werkplaats verriobte
loopwerk niet onder den bakkersar-
beid wordt begrepen, waardoor de gezel
len, na den gansohon dag onafgebroken ra
do werkplaats werkzaam t© zijn geweest,
daarna belast kunnen worden met het
rondbrengen van het brood, hetzij tot
laat in den avond of wel des Zondags
morgens, waardoor ook de Zondagsrust
voor hen slechts schijn wordt.
Ook ten aanzien van do aanvangs- en
sluitingsuren is het blad het met den Mi
nister oneens. Maandagochtend zal vroe
ger begonnen, Zaterdagavond vroeger ge
ëindigd moeten worden.
Het eenigo nieuwe ia de instelling van
Bakkersraden, maar de nadere re
geling daarvan zal ,,ter vereenvoudiging
cn bespoediging" later in een afzonder
lijk wetsontwerp worden voorgesteld.
Nogal een zonderlinge manier van ver
eenvoudigen en bespoedigen. Vermoedelijk
wil do Minister eerst het lot van zijn wet
afwachten.
De „N ieuwe Aijnhomsohe Cou
rant" vindt het ontwerp niet voldoende
voldragen, maar wil het toch wet zien
worden vanwego de regeling der hoofd
zaak: den nachtarbeid in de broodbakke-
rijén.
Onder hot hoofd Vragenlijstjes
zegt „Do Nederlander":
De vergunninghouders hebben
dezer dagen, evenals voor eenigen tijd de
mannon van den Bond voor Staat s-
pensionneering, een oiroulai-
r e met vragen gericht tot allo can-
d i d a a t-K amerleden.
De toon der vergunninghouders steekt
zeker gunstig af bij dien van de Staata-
pensionnecringamannen Eischten de laat-
toen binnen veertien dagen antwoord
reeds enkele maanden geleden, en ver
zekerden zij dreigend, dat nict-antwoorden
met tegenstaan van do Staatspensionnee-
ring gelijk zou staan, en dat dit aan het
district meegedeeld zou worden, bij do
eersben ontbreekt die droigtoon geheel.
Zij vragen, wat men denkt van conige
grieven tegen de Drankwet, in de circu
laire ontwikkeld, en verklaren zich van
aanljoveling of bestrijding op grond van
de ingekomen antwoorden to zullen ont
houden, daar hun Vc ree ui ging zich: niet
op politiek gebied wil bewegen, maar
sleohts haar leden in do gelegenheid wil
stellen, een oordeel to vormen over den
candidaat óók uit het oogpunt van vak-be
lang.
Dit klinkt minder schuldig dan het an
dere. Maar juist daarom ia hier een woord
van waarschuwing misschien niet mis
plaatst. Een pamflet als van den staats-
pensionneeringsbond vliegt aJs het ware
vanzelf in de prullenmand. Maar dat van
do vergunninghouders herleest men nog
eens, en men vraagt, of de beleefdheid niet
eischt te antwoorden.
Die vraag dient echter beslist ontken
nend beantwoord te worden. Een derge
lijke generale biccEt, door een vakvereeni-
ging van belanghebbenden over het geheele
land gehouden, is onder alle omstandighe
den verwerpelijk. Steeds bedoelt za meer
to pressen dan te informeeren. Dat op een
meeting van een candidaat inlichting
wordt gevraagd omtrent zijn meening aan
gaande zeker punt, is gezond. Maar een
georganiseerd schriftolijk vragen aan al
len te gelijk door de naastbelanghebben
den, bevat een demoraliseerend element
Het brengt zwakke geesten in verleiding,
zich een voorsprong boven modecandida-
ten in hetzelfde district to koopen door
een bevredigend antwoord. Zeer dikwijls
iB dit trouwens de bedoeling, d.w.z. wordt
minder beoogd te weten hoe de candidaab
er over denkt, dan wel den candidaat door
de dreigende vragen in hot goede spoor te
drijven.
In den eersten stap ligt hier de kiem
van het verderf. Daarom bohooren al zulke
vragenlijstjes, onverschillig hoe de toon is,
het meest eigenaardig in de snippermand
thuis.
Ieder antwoord, dat gegeven wordt, ver
hoogt den moed voor een volgenden keer;
prikkelt tot voortvaren op een verkeer
den weg.
Iedere onbeantwoorde vraag wordt een
protest, dat heilzaam kan werken.
Een leger van arbeiders ten plattonlande
wenschen de werkgevers in land- en
tuinbouw groot en klein tegen
ongevallen toverzekeren, zonder daar
toe alsnog door de wet gedwongen te zijn.
„Hot Volk" noemt dat een schandaal.
In „De Nieuwe Courant" wordt
tegen dit optreden van het soo-dem. hoofd
orgaan gepolemiseerd in een artikel, dat
als volgt eindigt:
„Wij achten het n'en déplaise de ach
terdochtige bezorgdheid van ,,H ot 7 olk*'
een voor het welzijn van onze landbear-
beidende bevolking hoogst verblijdende ge
beurtenis, nu, zonder staatsdwang, maar
ook zonder staatsomslag, welke doellooze
uitgaven vordert, aan den landman de ze
kerheid nal worden verschaft, dat bedrijfs
ongevallen hem en zijn gezin niet aan ar
moede zullen kunnen prijsgeven. Meent do
Regeering te eeniger tijd die taak eelvo to
moeten ter hand nemen, zij dbe zoo. Van
haar inzicht en bezadigdheid zal alsdan mo
gen worden verwacht, dat het goede, lig
gend in de partiouliere onderling© verze
kering, welke haar eigen regeling vooraf
ging, niet verloren ga.
Tevens zullen daardoor worden voorko
komen de bittere teleurstellingen en te
genvallers, dio de Ongevallenwet voor da
industrie een sprong in het wilde aoo
ruimschoots heeft gebracht.
In „Hot W e e k h 1 a, d'\ bijvoegsel
van „H et Vol k", 6chrijft H. Roland
Holst over huisbezoek in dezer voege
Het huisbezoek is in den rrkiezingsstrijd
de tegenhanger der openbare vergadering.
Daar niet de opwindende werking van den
bijval der menigte, de prikkelende invloed
van het dc-bat, daar geschiedt alles in de
verborgenheid van het private leven, daar
vieren niet do welsprekendheid en gevat
heid triomfen, maar komt het in de eerste
plaats op tact en gemoedelijke overredings
kracht aan. Wijd uiteen liggen openbare
vergadering en huisbezoek; het zijn zeer
verschillende eigenschappen, die tot het
eeno of het andere werk bij uitstek geschikt
maken, maar toch het huisbezoek ia
evengoed als de openbare vergadering een
onderdeel, een zeer gewichtig onderdeel
van de verkiezingsactie, dat gevoerd moet
worden indonzelfden geest.
In denzelfden geest; dat is die van het
socialisme.
Bij het huisbezoek komt het er niet in do
eerste plaats op aan de inenschen te over
reden op onzen candidaat te stemmen,
maar bij het huisbezoek moeten wij vooral
trachten, gelijk bij al ons werk, sociaal
democraten te maken, dat is aan de ar
beiders de ontwikkeling der maatschappij
naar de socialistische productie eu de taak
hunner klasse in dat ontwikkelingsproces
te doen begrijpen.
Het is niet voldoende er de kiezers op te
wijzen wat de burgerlijke parlementsleden
en wat de soc.-dcmocratisohe hebben ge
daan of nagelaten, hoe de eenen zus en do
anderen zoo lebben gestemd, maar het is
noodig hun den socialen onder
grond van den parlementairen strijd
bloot te leggen en hun oogen te openen
voor de groote klassetegenstellingen, waar
van het politieke leven do uitdrukking ia.
Zóó opgevat, is het huisbezoek te vergo-
lijken met den onderzeeschen arbeid der
koraaldiertjes, die in de diepte bouwen
aan wat hecht on langzaam rijst. Op aodero
wijze bedreven, is het bouwen op drijfzand,
zal steeds teleurstelling kweeken, en richti
voor onze zaak niets uit.
Prof, Fabius spreekt in het vierde num
mer zijner „S t u d i n e n 8 o h e t s e n"-
over de te Utrecht gehouden Dcputa-
t e n-v ergadering, waar het program
van actie, zooals „D e Standaard" heb
had aangekondigd, met algetneene of ruim
900 stemmen werd bekrachtigd. Er schijnt
zelfs geen discussie plaats gohad te hebben».
De hoogleeraar vraagt of zoodanige uit
slag groote waarde heeft.
„In een vergadering van 1600 k 2000 per
sonen is debat niet mogelijk.
En voor de toekomst heeft „D o Stand
aard" een localiteit toegezegd, die nog
meer menschen kan bevatten I
Opstaan in zulk een vergadering om
nick tegen een voorstel to verklaren zonder
voorafgegane bestrijding, hoeft licht iets
vreemds. En als de overgroote meerderheid
geheel eenzijdig is voorgelicht, steeds in de
richting der aan de vergadering voorgeleg
de besluiten, zoude men, om eenigen ingang
bij haar te vinden, zijn gedachten veel bree
der moeten ontwikkelen dan het korte tijds-»
bestek gedoogt.
Wie daarentegen gevoelde zioh zeer te moer»
ten beperken, liep gevaar aan zijn denk
beelden meer schade to doen dan voordeeL
Zulk een vergadering kan moeilijk iets
anders doen dan aanremen wat haar wordt
voorgelegd.
Het Centraal-Oomitó is tamelijk wel vaü
de vergadering meester.
Nog afgezien van wat dor partij 14 Oct.
1907, drie dagen vóór de Deputaten-verga-
dering van dat jaar d or „De Stanct-
a r d" onder het oog werd gebracht i
„Blijkt toch, dat de mannen, aan wie da
partij do leiding opdroeg, haar vertrou
wen niet meer b zitten, dan worden der©
afgezet, de mannen van de oppositie wor
den in hun plaats gekozen, en op hen gaat
dan de leiding over.'
Debat is feitelijk uitgesloten, en verzet
togen do voorstellen een poging om „da
mannen, aan wie de partij de leiding op«
droeg", uit het zadel te lichten.
Zoo is de uitkomst van te voren op te
maken.
„Waarlijk niet> omdat onzo mannen ma-»
nonetten zijn.
Maar uit de onmogelijkheid van ern
stige bestrijding.
Wie met het voorgestelde niet wil mö-
dogaan, heeft feitelijk geen andere kcua
dan wegblijven.
Want spreekt men niet, zoo doet men
feitelijk mee.
Zich te vleien, dat men daar kan ko
men, geen woord van critiek doen hooren,
en daarna nog vrij is, gaat niet aan."
In „Do KI ar o on", ondor redactio vai$
den phr.-hist. mr. dr. A. R. van do Laar<
wordt tegenover do dwangverzfr:
koring de etaatspensionneeringf
aanbevolen. De schrijver zegt o. a.
In Engeland en in België achtte men'
dwangvorzekoring in strijd met het nationaal
karakter. Is ons volkskarakter dan meer tot
staatsvoogdij geneigd? Wij golooven vaCo,
geenszins. En wij meenden zoo, dat het strew
ven naar een werkelijk nationale wetgeving!
in de eerste plaats mede oen anti-revolutiow
naire eiscli was. Dwangverzekering is zui
ver mechanisch; geen organisch clement valt
er in to speuren. En nu meenden wij zoo, dat,-
waar de zonde allerwegen insluipt en ingö-
6lopen is, steun verloenen aan wat orga^
niscii word, pan wat natuurlijk opgekomen
tegen do zonde nog het meest weerstand
biedt, in do eerste plaats een anti-revolutio
naire eisch was.
Zoo zou het wel eens kunnen wezen, dat
zoogenaamde staatspensionncering, waarbij
men niet dwingt, waarbij men niet Teglcmen-
toert, waarbij men, zij dan ook dit ingrij
pen mechanisch, toch niet met een wet van
honderden artikelen in het leven ingrijpt,
met ons volk-karakter, missohien ook met
onzo anti-revolutionaire beginselen nog meer
ia overeenstemming bleek dan dwangverz>>
koring.
In ieder geval, men zij in zijn onderzoek
in zake staatspensionneering meer onbevan
gen. De Engclschc regeling, vrij unaniem
aangenomen in een land, waar toch voor-
8)
Dac'u zy hervatte mot Let ornstigsto gezicht
van de wereld: „Steek er den gek met mee,
Leo! Spot niet op het oogenblik, dat ik mU
zoo buitengewoon verheugd gevoelde. Je weet
met hoe ik het laud heb aan die menschen
van hiernaast. Denk eens aan, hoe he6riyk,
als je geen buren hebt! Daarom alleen zou ik
wel iu een schuur willen wonen I"
lk upialc haar nog eens gemoedelijk toe en
%>j bolooldo m\j ook verstandig to zullen zün;
gaf zelfs toe, dat wy het huis moesten ver
huren. Daarna stelde 2ü voor, om, wül ik nu
toch mot myn werk klaar was, aanstonds het
huis to gaan bezichtigen, lk keurde dit voor
stel goed.
Terwijl ik mün schoenen vastknoopte, merkte
niet een zucht op: „Ja, het is jammer.
Maar je zegt immers, dat het zoo erg leeiyk
is; dat is ten minste een trooost!"
Op dit oogenblik had ik den slag, die mü
dreigde, nog kunnen afwendon; maar ik was
nu eenmaal zoo dwaas haar do waarheid be
treffende het huis niet te zeggen.
In don laten namiddag gingen wü het roode
huis bezichtigen, Datuuriyk op de fiets. Hoe
krap wü ook in ons geld zaten, toch haddon
we op albetaling een paar rüwielen gekocht,
die in hun eerste jeugd zeker ook wel aan
de eerste etschen voldaan hadden.
r0nze doos", een hoekhuis tussch6n twee
frootere huizen, lag in een kleine, stoffige
■traat; dan kwamen over eon uitgestrok-
beid van drie kilometer zoogenaamde villa'e
of heerenhuizoD, die do uiterste grens der
Londensclie voorsteden vormen, en verder reden
wü tusschen groene hagen, waarin de roode
eu witte hagedoorn bloeido.
Da af kreeg ik opnieuw een waarschuwing.
„Ach, Leol" Chloé zuchtte en hield haar
blank stalen ros in, om met een smachtenden
blik de grasperken der voorstad tuintjes te
oveizien. „Als we hic-r konden wonen; ver
van dat gekrysch der draaioigila en de lucht
der wasebkeukens, ver van onze buren I Ach,
ik weet het wel, we kunnen het niet. Naar
als we het eens konden I"
„Ja, dat zou ik ook wel willen 1"
Hot was maar een beleefdheidje van me.
Maar, helaas, Chlcê nam die woordon op voor
goede munt. Ik, blindeman, bemerkte het
echter niet. De duideJykete waarschuwingen
li6t ik onopgomerkt voorbijgaan. Eerst wanneer
het noodlot ons gotroffen heeft, begrüpen wfj
de beteekenis der voorteekenen.
LaDgzaam reden wy tegen den heuvelgrond
op en door de lange, zonnige dorpsstraat,
waarin het thans van Londensclie uitgaanders
wemelde. De meor gegoeden onder hen hiolden
met hun rytuigen stil voor de logementen:
„De Bonte Hond", „Het Schaakbord"' en het
„Palace hotel"; want hot was Zaterdag, en hot
dorp lag slechts op tion Engelscho mtylen af-
st&nds van het station Charing Gross.
Nu maakte de weg een scherpe bocht naar
liuks; het gaat vlug bergaf in de met bloe
semgeur vervulde lucht, langs de donkere scha
duw der spoorwegbrug, dan langs een laag
huisje, langs hooge kasianjeboomen met hun
breede, waaiervormige bladeren en kostoiyke
bloesemkaarsen, en ten laatste komt een groen
hek.
„We ztfn erl" zeide ik, en Chloé sprong
van hot rijwiel.
Wy wierpen het door de zon verbleokte hek
wyd open, zoodat hot op *Un verroo8te heng
sels luid knerste, en wy droegen er onze
«talen rossen binnen. Wy zetten ze neer onder
den grootsten kastanjeboom en liepen over
den met mos begroeiden ry weg naar de hoofd
deur, wier zware steenen zullen ons, indrin
gers, schonen te willen trotsseren
„Is het hier werkeiyk?" fluisterde ChloO
byna bedeesd.
Zü was biykbaar verwonderd en moest dit
ook wel zyn. De gele dakpannen, waarover
ik mü zoo ongunstig had uitgelaten, waren
bedekt met een netwerk van groene bladeren
en roode bloesems. De muron waren thans
geheel besponnen met slingerplanten, en &in
de kanten groeide jaemyn, die in Juni over
dekt zou zyn met witte bloesemsterren en den
nacht zou vervullen met haar geur; daar
bloeiden glyoineën met blauwachtige druiven,
danr groeiden geelachtige bladeren en dikst am-
mige knoestige klimop. En aan do achterzyde
bevindt zich boven de verweerde veranda bet
ietwat wankele, maar toch vriendeiyke witte
balkon, omslingerd door wilden wingerd en
klaprozen.
Vorder had men er de diepe sloot, die de
grasperken omgaf als oen zilveren gordel. Een
melancholische zwaan en een bootje, dat lek
was, hielden er elkaar gezelschap. Gelo gouden
regens lieten hun zware takken tot diep ln
het water hangen en de vlierboomen bogen
zich vor voorover, om zich in het water te
spiegelen. Rechts en links strekte zich dicht
geboomte uit als wilde het de geheimen van
dit tooveroord verbergeD.
Wy keerden naar de brug terug, die over de
sloot leidde, en keken na&r het groote huis.
Het zou zonder het klimop ongetwijfeld zeer
leeiyk zyn. Ik geloof, dat myn oom het klimop
vroeger elk jaar Hut wegknippen en de muren
geel liet verven; want hoe had ik anders uit
myn jongensjaren, gedurende ai dien tyd de
herinnering kunnen bewaren aan dat leeiyke
geel?
Het Roode Huis zelf was eon vierkant, hoog
en geel gebouw; hst had bovendien twoo lan
ge lage roode vleugels, dio uitliepen in vier
kante, uit baksteen gemetselde torens mot
puntdaken. WU stondsn er voor en ik zeide:
„Je ziet, bet is veel te groot voor ons, om
het te bewonen."
Chlo» gaf het aarzelend toe. „Ja, veel te
groot. Maar kunnen we er niet in?"
Het ging niet, want ik had vergeten in het
dorp den sleutel by den smid mede te nemen.
„Ik zal teruggaan", stelde ik voor. „Alleen
ben in maar bang, dat de winkel reeds geslo
ten zal zyn, want 'a Zaterdags houden ze
vroeg op mot werken."
„Laten we dan daarmee geen tyd verspil
len", verklaarde Chloé, „maar inbrekeitje spe
len. Sla een ruit in en klim dan naar binnen."
Ik bukte me om een eteen op te raken.
„Als je het met alle geweld wilt l Maar
eerst moeten we een venster zonder blinden
zien te vindon."
Wy gingen het huls rond; maar van alle
venstors waren de biloden gsloten. Het huis
sliep.
„Wacht eens" zei Chloé; het zal wel anders
worden! Kunt ge niet op het balkon klimmen
en zoo naar binnen komen?
„Daar zyn ook bliDden. Oom was erg ge
steld op zyn veiligheid. Thans herinner ik me,
dat hy overal blinden met patent-eluiting heeft
laten aanbrengen en wel van verschillende con
structie. Maar
Ik keek daarby naar het klimop, dat tegen
den lagen vleugel groeide.
„Daar was de vruchtenkamer, waardoor men
met een venster op het dak kwam. In dis
zooveel gelukkiger tyden
„Zooveel gelukkiger?"
„Jo verslaat mo verkeerd. In dio vroegere
tyden, bedool ik, bon ik meermalen langs het
klimop omhooggeklommen. Maar de deur tot
die vruchtenkamer zal gesloten zynIntuiscben
wil ik wel eens zien, als je er op staat."
Zy meet den afstand met de oogen; bot kon
ODgeveer tion voit hoogte z(jn.
„Ja, doe dat!" antwoordde zy zachtjes, en
zoo klom ik langs bet klimop naar boven.
Het was zoo gemakkeiyk, alsof men op een
ladder in de hoogte steeg, doch ik erken het:
toen ik den voet boven op het dak zette, was
het my toch oenigszins vreemd te moede
de stem myner vrouw onder myn voeten to
hooren
„Pas op, andere trap je op me!
Zy was achter my aan omhoog geklommen.
Ik zside niela, totdat ik haar opgetrokken bad
en zy naast my stondtosn schudde ik haar
duchtig by den schouder.
„Ondeugend kind, dat je bont! Als je nu
eens uitgegleden waart Dan had je je eigen
zinnig nekje knnneu breken."
Maar zy lachte. Ik klom al in de boomen,
toen jy nog een dreumes waart!"
„Daar ik, notabene, tweo jaar ouder was
dan zy, liet ik deze beleediging onbeantwoord l
„Denk je, dat ik jo permitteeren zou de
vruchtenkamer te gaan bezichtigen zonder my T
Neen maar; kyk eonsl Wat een prachtig ge-
zloht heb je hierboven op den tuin. Is dit het
venster?"
(Wordt vervolgd.^