No. ism, LEIDSGH DAGBLAD, Zaterdag* 5 Juni. Anno 1909. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. üassi ÊCasiesl. In een asterisk Twee Vissers zegt „De Standaard": In het district Leiden mag men wel opp^83613- Hier toch zijn twee Vissers candi- jdaat gesteld. Onzerzijds dr. J. Th. de Vis ser, het voor Leiden zittend lid, en van socialistische zijde de heer J. L. H. de Vis ser, lid der nieuwe partij. Daar de stemlijsten alphabetisch gesteld sijn, komen deze twee Vissers alzoo vlak onder elkaar te staan. Vermoedelijk, om de voorletters, de socialist eerst en dan onze candidaat. Dit nu kan er zoo licht toe leiden, dat een kiezer, die in het stemlokaal niet aldoor op zijn geraak is, zich vergist, en be doelt onzen candidaat te stemmen, onder wijl hij het hokje zwart maakt van den socialist. Het is zoo, dat kan ook omgekeerd het |5eval zijnmaar daar ons kiezerstal zooveel grooter ia, zou het percentage der kiezers, die zich vergisten, dan meest aan onzen kant kunnen komen. De leiders zullen er daarom wel op be dacht mogen zijn, om de kiozers extra tegen Üeze mogelijke vergissing te waarschuwen. Op een strooibiljet met imitatie van de stemlijst, en dit dan wel zóó te doen, dat vergissen bijna onmogelijk wordt. Het „W eekblad van het Recht" Jnrijst in No. 8842 nog eens op den achter stand bij Justitie en maakt de balans ,c/p van hetgeen er na vie<r jaren van de na latenschap van den in 1905 afgetreden mi nister Loeff terecht is gekomen. Alleen het point werp op de arbeidsovereenkomst werd tot W«t verheven. Het ontwerp in verband Inet kei vaderschap wacht nog op de beslissing 'dor Eerste Kamer. Verder oischen de drie ontwerpen van mr. Loeff met betrekking tot jde administratieve rechtspraak en de daar- tum door minister Van Ra al te toegevoegde fcweo ontwerpen, bij den tegonwoordigen Mi nister nog „breede voorbereiding"blijft men pvcr een nieuwo regeling van het bewijsrecht Sn het burgerlijk prooes, den 18den Januari 51907' door do Commissie van voorbereiding Jrol (loonde voorbereid verklaard, een eerbiedig «tilzwijgen bewaren; wordt over de sedert B Maart 1904 ^aanhangige herziening van ide militaire rechtspleging! thans tusschen drie (departementen overleg gepleegd, wat, gezien bet aantal ministers en ambtenaren, daarbij betrokken, e e n i g e n tijd zal kosten, en Yicr- 'fLe den 17dcn April van dit jaar liet Wetboek yan •Militair Strafrecht, welks invoering piet dezen herzieningsarbeid samenhangt, fceeds zijn 6den verjaardag; is eindelijk de ilierziening van het Wetboek van Strafrecht, in 1904 ingediend en in 1905 ingetrokken, ver- jrangcu door partieele oniwerp-kerzieningen ynn het Ilde en lilde boek. De nalatensoliap van mr. Loeff leverde dus niet veel en niet veel vruchtbaars op. Dit kan evenmin gezegd worden van het geen minister Van Raalte er-bij vo?gde: 0en ontwerp tot wijziging van de wet op jbet recht van vereen'ging etr^^ergadering en het ontwerp tot herziening van do kan tonnale strafrechtspraak. Ofschoon hot V. V. over het laatste ontwerp reeds van 8 Juli 1903 dagteekent, verscheen tot he iden het antwoord' van minister Nelissen niet. En eerst twee en een half jaar ha ide indiening van het eerste ontwerp ver soheen het verslag daarover nu tweo maanden geleden. Alleen het ontwerp tot herziening van 'de burgerrechtelijke Kinderwet is de Tweede Kamer gepasseerd. Het woord is thans nog aan do Eerste Kamer. Ten slotte het eigen werk van den tegon woordigen Minister. Behalve do novelle •p het Wetb. van Strafrecht, waarvan bo ven sprake was, komen cp zijn credit de achtersta ndsontwerpen. Het „Week blad" zal daar nu maar van zwijgen, dooh acht het niet waarschijnlijk, dat de Eerste Kamer ten tweeden - male de uit spraak van de Tweede Kamer zal cas- seeren. Het betreurt het wijders zeer, dat niet afgedaan werden het ontwerp op de re- classeoring van ontslagenen en dat lot tijdelijke voorziening omtrent de Rijks opvoedingsgestichten. Vooral het tweede ontwerp moet voorzien in een zeer drin gende behoefte. Na aldus de balans te hebben opgemaakt, zegt het „W e e k b 1 a d" Zullen wij nu nog spieken over wat i^og niet werd ingodiènd en ten deele reeds zoo lang beloofd is, over de herziening van de wetgeving omtrent de vennootschap pen dat reeds in begin 1908 het departe ment verlaten had; over de ontwerpen over het zeerecht, bedriegen wij ons niet, nog altijd bij den Raad van State opge borgen over de verdere hervorming van het Eerste Boek, W. v. K., waarvan mi nister Nelissen verklaarde, dat zdj niet lang zal mogen uitblijven; over de herzie ning van het Wetb. v. Strafvordering, waaromtrent onlangs door den Minister waarlijk al van een mogelijk in-studie-ne- men werd gesproken? Waartoe zou het dienen te gaan klagen over niet-indienen, waar zooveel, wat wel werd ingediend, niet werd afgedaan? Men heeft in onze Tweede Kamer nogal eens hartig gespro ken over achterstand in de rechtspraak. Het „herzie u zelf" mag hier met het meeste recht aan de Kamer worden toege roepen. Vormeerdoring van personeel zou hier het kwaad slechts verergeren. En aan een „unus legislator" kan moeilijk worden gedacht. De eindrekening, die na de nieuwe vier jarige periode kan worden vastgesteld, .blijkt weinig bevredigend. Weiryig we^-d afgedaan, ontzettend veel blijft te doen over. Wie in de nieuwe periode, die in September zal aanvangen, de leiding zal hebben, ie niet te bepalendoch wie hij zij, zijn taak zal zwaar en veelomvattend wezen. Regeering en Volksvertegenwoor diging moeten gemeenschappelijk het mo gelijke doen om den achterstand op te rui men en het reeds zoo Lang wachtende werk ai te doen. In België, waar men evenals bij ons de noodzakelijkheid ge voelt van een algeheele revisie der wet boeken, en evenzeer inziet, dat met de geldendo werkwijze niets zal worden be reikt, zoekt men naar krachtig werkende geneesmiddelen. Niet de Kamer zelf, maar een commissie, verhoudingsgewijs uit vertegenwoordigers der verschillende partijen samengesteld, moet in openbare vergadering de ontwerpen behandelen, en sleohts de eindbeslissing moet, onder be langrijke beperking in gebruik van het recht van amendement, aan de geheele Kamer blijven. Misschen dat op die wijze ook bij ons een beter resultaat kan wor den verkregen. In elk geval, het moet anders worden, want zoo gaat het niet langer. Wij kunnen niet altijd wa-chten en blijven wachten. Op den duur wordt het voortsukkelen met een verouderde wetge ving onmogelijk. Dat het tot dusverre zoo goed en zoo kwaad als het ging mogelijk is gebleken, waarlijk, men heeft reden ge noeg er zich over te verbazen. Doch ein delijk, moet de kruik toch breken." Over de door den minister van landbouw ingediende Bakkerswet bevat de „Nieuwo Arnhemscho Cou rant" een tweetal artikelen. Betreurt wordt de late indiening; het vermoeden geopperd, dat een wot, waarvoor jaren lang zooveel gegevens zijn bijeengegaard, wel eerder klaar had kunnen zijn. Thans kan de indiening den schijn van politieke berekening niet ontgaan. Het blad keurt het zeer af, dat onder de bepalingen der wet niet vallen de ,/misinièrs", de banketbakkorij- c n, en geeft voorbeelden van het hoogst slavig leven van de gezellen in dit bedrijf. Bovendien is de uitzondering hoogst on billijk tegenover die ondernemingen, waar aan naast de banketbakkerij tevens de broodbakkerij, verbonden is, wat in kleine plaatsen meermalen het geyal is. Wordt de arbeid van deze op Zondag en des nachts verboden, dan heeft dit ten gevolge, dat zij niet in staat zijn te blijven concurree- i ren tegen hen, die uitsluitend het banket bakkersbedrijf uitoefenen en ckn cliënteele op Zondag kunnen blijven bedienen. Het vraagstuk der banketbakkerijen is stellig hoogst moeilijk. Een algeheel ver bod van Zondags- en nachtarbeid zou, uit hoofde van den aard van hot bedrijf en de bestaande gewoonten, veel verzat uit lokken. Doch deze moeilijkheid rechtvaar digt niet, om, xooala de Minister doet, er stilzwijgend over heen te stappen, en al lerminst om onbillijkheden in 't leven te roepen. De h^er Talma zal dit vraagstuk nog eens ernstig onder de oogen moeten zien. Een andere leemte in het wetsontwerp is, dat het buiten de werkplaats verriobte loopwerk niet onder den bakkersar- beid wordt begrepen, waardoor de gezel len, na den gansohon dag onafgebroken ra do werkplaats werkzaam t© zijn geweest, daarna belast kunnen worden met het rondbrengen van het brood, hetzij tot laat in den avond of wel des Zondags morgens, waardoor ook de Zondagsrust voor hen slechts schijn wordt. Ook ten aanzien van do aanvangs- en sluitingsuren is het blad het met den Mi nister oneens. Maandagochtend zal vroe ger begonnen, Zaterdagavond vroeger ge ëindigd moeten worden. Het eenigo nieuwe ia de instelling van Bakkersraden, maar de nadere re geling daarvan zal ,,ter vereenvoudiging cn bespoediging" later in een afzonder lijk wetsontwerp worden voorgesteld. Nogal een zonderlinge manier van ver eenvoudigen en bespoedigen. Vermoedelijk wil do Minister eerst het lot van zijn wet afwachten. De „N ieuwe Aijnhomsohe Cou rant" vindt het ontwerp niet voldoende voldragen, maar wil het toch wet zien worden vanwego de regeling der hoofd zaak: den nachtarbeid in de broodbakke- rijén. Onder hot hoofd Vragenlijstjes zegt „Do Nederlander": De vergunninghouders hebben dezer dagen, evenals voor eenigen tijd de mannon van den Bond voor Staat s- pensionneering, een oiroulai- r e met vragen gericht tot allo can- d i d a a t-K amerleden. De toon der vergunninghouders steekt zeker gunstig af bij dien van de Staata- pensionnecringamannen Eischten de laat- toen binnen veertien dagen antwoord reeds enkele maanden geleden, en ver zekerden zij dreigend, dat nict-antwoorden met tegenstaan van do Staatspensionnee- ring gelijk zou staan, en dat dit aan het district meegedeeld zou worden, bij do eersben ontbreekt die droigtoon geheel. Zij vragen, wat men denkt van conige grieven tegen de Drankwet, in de circu laire ontwikkeld, en verklaren zich van aanljoveling of bestrijding op grond van de ingekomen antwoorden to zullen ont houden, daar hun Vc ree ui ging zich: niet op politiek gebied wil bewegen, maar sleohts haar leden in do gelegenheid wil stellen, een oordeel to vormen over den candidaat óók uit het oogpunt van vak-be lang. Dit klinkt minder schuldig dan het an dere. Maar juist daarom ia hier een woord van waarschuwing misschien niet mis plaatst. Een pamflet als van den staats- pensionneeringsbond vliegt aJs het ware vanzelf in de prullenmand. Maar dat van do vergunninghouders herleest men nog eens, en men vraagt, of de beleefdheid niet eischt te antwoorden. Die vraag dient echter beslist ontken nend beantwoord te worden. Een derge lijke generale biccEt, door een vakvereeni- ging van belanghebbenden over het geheele land gehouden, is onder alle omstandighe den verwerpelijk. Steeds bedoelt za meer to pressen dan te informeeren. Dat op een meeting van een candidaat inlichting wordt gevraagd omtrent zijn meening aan gaande zeker punt, is gezond. Maar een georganiseerd schriftolijk vragen aan al len te gelijk door de naastbelanghebben den, bevat een demoraliseerend element Het brengt zwakke geesten in verleiding, zich een voorsprong boven modecandida- ten in hetzelfde district to koopen door een bevredigend antwoord. Zeer dikwijls iB dit trouwens de bedoeling, d.w.z. wordt minder beoogd te weten hoe de candidaab er over denkt, dan wel den candidaat door de dreigende vragen in hot goede spoor te drijven. In den eersten stap ligt hier de kiem van het verderf. Daarom bohooren al zulke vragenlijstjes, onverschillig hoe de toon is, het meest eigenaardig in de snippermand thuis. Ieder antwoord, dat gegeven wordt, ver hoogt den moed voor een volgenden keer; prikkelt tot voortvaren op een verkeer den weg. Iedere onbeantwoorde vraag wordt een protest, dat heilzaam kan werken. Een leger van arbeiders ten plattonlande wenschen de werkgevers in land- en tuinbouw groot en klein tegen ongevallen toverzekeren, zonder daar toe alsnog door de wet gedwongen te zijn. „Hot Volk" noemt dat een schandaal. In „De Nieuwe Courant" wordt tegen dit optreden van het soo-dem. hoofd orgaan gepolemiseerd in een artikel, dat als volgt eindigt: „Wij achten het n'en déplaise de ach terdochtige bezorgdheid van ,,H ot 7 olk*' een voor het welzijn van onze landbear- beidende bevolking hoogst verblijdende ge beurtenis, nu, zonder staatsdwang, maar ook zonder staatsomslag, welke doellooze uitgaven vordert, aan den landman de ze kerheid nal worden verschaft, dat bedrijfs ongevallen hem en zijn gezin niet aan ar moede zullen kunnen prijsgeven. Meent do Regeering te eeniger tijd die taak eelvo to moeten ter hand nemen, zij dbe zoo. Van haar inzicht en bezadigdheid zal alsdan mo gen worden verwacht, dat het goede, lig gend in de partiouliere onderling© verze kering, welke haar eigen regeling vooraf ging, niet verloren ga. Tevens zullen daardoor worden voorko komen de bittere teleurstellingen en te genvallers, dio de Ongevallenwet voor da industrie een sprong in het wilde aoo ruimschoots heeft gebracht. In „Hot W e e k h 1 a, d'\ bijvoegsel van „H et Vol k", 6chrijft H. Roland Holst over huisbezoek in dezer voege Het huisbezoek is in den rrkiezingsstrijd de tegenhanger der openbare vergadering. Daar niet de opwindende werking van den bijval der menigte, de prikkelende invloed van het dc-bat, daar geschiedt alles in de verborgenheid van het private leven, daar vieren niet do welsprekendheid en gevat heid triomfen, maar komt het in de eerste plaats op tact en gemoedelijke overredings kracht aan. Wijd uiteen liggen openbare vergadering en huisbezoek; het zijn zeer verschillende eigenschappen, die tot het eeno of het andere werk bij uitstek geschikt maken, maar toch het huisbezoek ia evengoed als de openbare vergadering een onderdeel, een zeer gewichtig onderdeel van de verkiezingsactie, dat gevoerd moet worden indonzelfden geest. In denzelfden geest; dat is die van het socialisme. Bij het huisbezoek komt het er niet in do eerste plaats op aan de inenschen te over reden op onzen candidaat te stemmen, maar bij het huisbezoek moeten wij vooral trachten, gelijk bij al ons werk, sociaal democraten te maken, dat is aan de ar beiders de ontwikkeling der maatschappij naar de socialistische productie eu de taak hunner klasse in dat ontwikkelingsproces te doen begrijpen. Het is niet voldoende er de kiezers op te wijzen wat de burgerlijke parlementsleden en wat de soc.-dcmocratisohe hebben ge daan of nagelaten, hoe de eenen zus en do anderen zoo lebben gestemd, maar het is noodig hun den socialen onder grond van den parlementairen strijd bloot te leggen en hun oogen te openen voor de groote klassetegenstellingen, waar van het politieke leven do uitdrukking ia. Zóó opgevat, is het huisbezoek te vergo- lijken met den onderzeeschen arbeid der koraaldiertjes, die in de diepte bouwen aan wat hecht on langzaam rijst. Op aodero wijze bedreven, is het bouwen op drijfzand, zal steeds teleurstelling kweeken, en richti voor onze zaak niets uit. Prof, Fabius spreekt in het vierde num mer zijner „S t u d i n e n 8 o h e t s e n"- over de te Utrecht gehouden Dcputa- t e n-v ergadering, waar het program van actie, zooals „D e Standaard" heb had aangekondigd, met algetneene of ruim 900 stemmen werd bekrachtigd. Er schijnt zelfs geen discussie plaats gohad te hebben». De hoogleeraar vraagt of zoodanige uit slag groote waarde heeft. „In een vergadering van 1600 k 2000 per sonen is debat niet mogelijk. En voor de toekomst heeft „D o Stand aard" een localiteit toegezegd, die nog meer menschen kan bevatten I Opstaan in zulk een vergadering om nick tegen een voorstel to verklaren zonder voorafgegane bestrijding, hoeft licht iets vreemds. En als de overgroote meerderheid geheel eenzijdig is voorgelicht, steeds in de richting der aan de vergadering voorgeleg de besluiten, zoude men, om eenigen ingang bij haar te vinden, zijn gedachten veel bree der moeten ontwikkelen dan het korte tijds-» bestek gedoogt. Wie daarentegen gevoelde zioh zeer te moer» ten beperken, liep gevaar aan zijn denk beelden meer schade to doen dan voordeeL Zulk een vergadering kan moeilijk iets anders doen dan aanremen wat haar wordt voorgelegd. Het Centraal-Oomitó is tamelijk wel vaü de vergadering meester. Nog afgezien van wat dor partij 14 Oct. 1907, drie dagen vóór de Deputaten-verga- dering van dat jaar d or „De Stanct- a r d" onder het oog werd gebracht i „Blijkt toch, dat de mannen, aan wie da partij do leiding opdroeg, haar vertrou wen niet meer b zitten, dan worden der© afgezet, de mannen van de oppositie wor den in hun plaats gekozen, en op hen gaat dan de leiding over.' Debat is feitelijk uitgesloten, en verzet togen do voorstellen een poging om „da mannen, aan wie de partij de leiding op« droeg", uit het zadel te lichten. Zoo is de uitkomst van te voren op te maken. „Waarlijk niet> omdat onzo mannen ma-» nonetten zijn. Maar uit de onmogelijkheid van ern stige bestrijding. Wie met het voorgestelde niet wil mö- dogaan, heeft feitelijk geen andere kcua dan wegblijven. Want spreekt men niet, zoo doet men feitelijk mee. Zich te vleien, dat men daar kan ko men, geen woord van critiek doen hooren, en daarna nog vrij is, gaat niet aan." In „Do KI ar o on", ondor redactio vai$ den phr.-hist. mr. dr. A. R. van do Laar< wordt tegenover do dwangverzfr: koring de etaatspensionneeringf aanbevolen. De schrijver zegt o. a. In Engeland en in België achtte men' dwangvorzekoring in strijd met het nationaal karakter. Is ons volkskarakter dan meer tot staatsvoogdij geneigd? Wij golooven vaCo, geenszins. En wij meenden zoo, dat het strew ven naar een werkelijk nationale wetgeving! in de eerste plaats mede oen anti-revolutiow naire eiscli was. Dwangverzekering is zui ver mechanisch; geen organisch clement valt er in to speuren. En nu meenden wij zoo, dat,- waar de zonde allerwegen insluipt en ingö- 6lopen is, steun verloenen aan wat orga^ niscii word, pan wat natuurlijk opgekomen tegen do zonde nog het meest weerstand biedt, in do eerste plaats een anti-revolutio naire eisch was. Zoo zou het wel eens kunnen wezen, dat zoogenaamde staatspensionncering, waarbij men niet dwingt, waarbij men niet Teglcmen- toert, waarbij men, zij dan ook dit ingrij pen mechanisch, toch niet met een wet van honderden artikelen in het leven ingrijpt, met ons volk-karakter, missohien ook met onzo anti-revolutionaire beginselen nog meer ia overeenstemming bleek dan dwangverz>> koring. In ieder geval, men zij in zijn onderzoek in zake staatspensionneering meer onbevan gen. De Engclschc regeling, vrij unaniem aangenomen in een land, waar toch voor- 8) Dac'u zy hervatte mot Let ornstigsto gezicht van de wereld: „Steek er den gek met mee, Leo! Spot niet op het oogenblik, dat ik mU zoo buitengewoon verheugd gevoelde. Je weet met hoe ik het laud heb aan die menschen van hiernaast. Denk eens aan, hoe he6riyk, als je geen buren hebt! Daarom alleen zou ik wel iu een schuur willen wonen I" lk upialc haar nog eens gemoedelijk toe en %>j bolooldo m\j ook verstandig to zullen zün; gaf zelfs toe, dat wy het huis moesten ver huren. Daarna stelde 2ü voor, om, wül ik nu toch mot myn werk klaar was, aanstonds het huis to gaan bezichtigen, lk keurde dit voor stel goed. Terwijl ik mün schoenen vastknoopte, merkte niet een zucht op: „Ja, het is jammer. Maar je zegt immers, dat het zoo erg leeiyk is; dat is ten minste een trooost!" Op dit oogenblik had ik den slag, die mü dreigde, nog kunnen afwendon; maar ik was nu eenmaal zoo dwaas haar do waarheid be treffende het huis niet te zeggen. In don laten namiddag gingen wü het roode huis bezichtigen, Datuuriyk op de fiets. Hoe krap wü ook in ons geld zaten, toch haddon we op albetaling een paar rüwielen gekocht, die in hun eerste jeugd zeker ook wel aan de eerste etschen voldaan hadden. r0nze doos", een hoekhuis tussch6n twee frootere huizen, lag in een kleine, stoffige ■traat; dan kwamen over eon uitgestrok- beid van drie kilometer zoogenaamde villa'e of heerenhuizoD, die do uiterste grens der Londensclie voorsteden vormen, en verder reden wü tusschen groene hagen, waarin de roode eu witte hagedoorn bloeido. Da af kreeg ik opnieuw een waarschuwing. „Ach, Leol" Chloé zuchtte en hield haar blank stalen ros in, om met een smachtenden blik de grasperken der voorstad tuintjes te oveizien. „Als we hic-r konden wonen; ver van dat gekrysch der draaioigila en de lucht der wasebkeukens, ver van onze buren I Ach, ik weet het wel, we kunnen het niet. Naar als we het eens konden I" „Ja, dat zou ik ook wel willen 1" Hot was maar een beleefdheidje van me. Maar, helaas, Chlcê nam die woordon op voor goede munt. Ik, blindeman, bemerkte het echter niet. De duideJykete waarschuwingen li6t ik onopgomerkt voorbijgaan. Eerst wanneer het noodlot ons gotroffen heeft, begrüpen wfj de beteekenis der voorteekenen. LaDgzaam reden wy tegen den heuvelgrond op en door de lange, zonnige dorpsstraat, waarin het thans van Londensclie uitgaanders wemelde. De meor gegoeden onder hen hiolden met hun rytuigen stil voor de logementen: „De Bonte Hond", „Het Schaakbord"' en het „Palace hotel"; want hot was Zaterdag, en hot dorp lag slechts op tion Engelscho mtylen af- st&nds van het station Charing Gross. Nu maakte de weg een scherpe bocht naar liuks; het gaat vlug bergaf in de met bloe semgeur vervulde lucht, langs de donkere scha duw der spoorwegbrug, dan langs een laag huisje, langs hooge kasianjeboomen met hun breede, waaiervormige bladeren en kostoiyke bloesemkaarsen, en ten laatste komt een groen hek. „We ztfn erl" zeide ik, en Chloé sprong van hot rijwiel. Wy wierpen het door de zon verbleokte hek wyd open, zoodat hot op *Un verroo8te heng sels luid knerste, en wy droegen er onze «talen rossen binnen. Wy zetten ze neer onder den grootsten kastanjeboom en liepen over den met mos begroeiden ry weg naar de hoofd deur, wier zware steenen zullen ons, indrin gers, schonen te willen trotsseren „Is het hier werkeiyk?" fluisterde ChloO byna bedeesd. Zü was biykbaar verwonderd en moest dit ook wel zyn. De gele dakpannen, waarover ik mü zoo ongunstig had uitgelaten, waren bedekt met een netwerk van groene bladeren en roode bloesems. De muron waren thans geheel besponnen met slingerplanten, en &in de kanten groeide jaemyn, die in Juni over dekt zou zyn met witte bloesemsterren en den nacht zou vervullen met haar geur; daar bloeiden glyoineën met blauwachtige druiven, danr groeiden geelachtige bladeren en dikst am- mige knoestige klimop. En aan do achterzyde bevindt zich boven de verweerde veranda bet ietwat wankele, maar toch vriendeiyke witte balkon, omslingerd door wilden wingerd en klaprozen. Vorder had men er de diepe sloot, die de grasperken omgaf als oen zilveren gordel. Een melancholische zwaan en een bootje, dat lek was, hielden er elkaar gezelschap. Gelo gouden regens lieten hun zware takken tot diep ln het water hangen en de vlierboomen bogen zich vor voorover, om zich in het water te spiegelen. Rechts en links strekte zich dicht geboomte uit als wilde het de geheimen van dit tooveroord verbergeD. Wy keerden naar de brug terug, die over de sloot leidde, en keken na&r het groote huis. Het zou zonder het klimop ongetwijfeld zeer leeiyk zyn. Ik geloof, dat myn oom het klimop vroeger elk jaar Hut wegknippen en de muren geel liet verven; want hoe had ik anders uit myn jongensjaren, gedurende ai dien tyd de herinnering kunnen bewaren aan dat leeiyke geel? Het Roode Huis zelf was eon vierkant, hoog en geel gebouw; hst had bovendien twoo lan ge lage roode vleugels, dio uitliepen in vier kante, uit baksteen gemetselde torens mot puntdaken. WU stondsn er voor en ik zeide: „Je ziet, bet is veel te groot voor ons, om het te bewonen." Chlo» gaf het aarzelend toe. „Ja, veel te groot. Maar kunnen we er niet in?" Het ging niet, want ik had vergeten in het dorp den sleutel by den smid mede te nemen. „Ik zal teruggaan", stelde ik voor. „Alleen ben in maar bang, dat de winkel reeds geslo ten zal zyn, want 'a Zaterdags houden ze vroeg op mot werken." „Laten we dan daarmee geen tyd verspil len", verklaarde Chloé, „maar inbrekeitje spe len. Sla een ruit in en klim dan naar binnen." Ik bukte me om een eteen op te raken. „Als je het met alle geweld wilt l Maar eerst moeten we een venster zonder blinden zien te vindon." Wy gingen het huls rond; maar van alle venstors waren de biloden gsloten. Het huis sliep. „Wacht eens" zei Chloé; het zal wel anders worden! Kunt ge niet op het balkon klimmen en zoo naar binnen komen? „Daar zyn ook bliDden. Oom was erg ge steld op zyn veiligheid. Thans herinner ik me, dat hy overal blinden met patent-eluiting heeft laten aanbrengen en wel van verschillende con structie. Maar Ik keek daarby naar het klimop, dat tegen den lagen vleugel groeide. „Daar was de vruchtenkamer, waardoor men met een venster op het dak kwam. In dis zooveel gelukkiger tyden „Zooveel gelukkiger?" „Jo verslaat mo verkeerd. In dio vroegere tyden, bedool ik, bon ik meermalen langs het klimop omhooggeklommen. Maar de deur tot die vruchtenkamer zal gesloten zynIntuiscben wil ik wel eens zien, als je er op staat." Zy meet den afstand met de oogen; bot kon ODgeveer tion voit hoogte z(jn. „Ja, doe dat!" antwoordde zy zachtjes, en zoo klom ik langs bet klimop naar boven. Het was zoo gemakkeiyk, alsof men op een ladder in de hoogte steeg, doch ik erken het: toen ik den voet boven op het dak zette, was het my toch oenigszins vreemd te moede de stem myner vrouw onder myn voeten to hooren „Pas op, andere trap je op me! Zy was achter my aan omhoog geklommen. Ik zside niela, totdat ik haar opgetrokken bad en zy naast my stondtosn schudde ik haar duchtig by den schouder. „Ondeugend kind, dat je bont! Als je nu eens uitgegleden waart Dan had je je eigen zinnig nekje knnneu breken." Maar zy lachte. Ik klom al in de boomen, toen jy nog een dreumes waart!" „Daar ik, notabene, tweo jaar ouder was dan zy, liet ik deze beleediging onbeantwoord l „Denk je, dat ik jo permitteeren zou de vruchtenkamer te gaan bezichtigen zonder my T Neen maar; kyk eonsl Wat een prachtig ge- zloht heb je hierboven op den tuin. Is dit het venster?" (Wordt vervolgd.^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 9