RECEPT.
DE KOEKOEK.
In veld en bos oh laat hij zijn eentonig
geroep thans nog Hooren, deze zonderlinge
vogelHij is alom in den lande bekend om
de gewoonte zijn eieren te laten uitbroeden
door kleinere vogels, maar minder is mis
schien bekend, dat oudtijds algemeen en in
vele landbouwstreken nu nog geloofd wordt,
dat de koekoek in den winter verandert
in een „schietvogel" of sperwer. Het is een
bijgeloof, dat waarschijnlijk hierop gegrond
ib, dat beiden eenigszdns op elkaar gelijken
en de sperwer gewoonlijk de zwerftochten be
gint, wanneer de koekoek zachter dreven
heeft opgezocht voor winterverblijf; tevens
dient daarbij opgemerkt, dat de genoemde
„sohietvogel" of sperwer nog tal van plaat-
eelijike namen heeft en dat deze luiden:
«tervalk, hlauwvalk, vinkenvalk, vink en-
sperwer en vinkendief, maar ook den zon
derlingen naam koekoeksvederen.
En wat nu het dwaae geloof van deze me
tamorphose aangaat, diene er nog bijge
voegd, dat den koekoek nog meer door het
landvolk wordt toegedicht, waaraan hij on
schuldig ia als een pasgeboren kind. Niet
zelden vindt men in de maanden Mei en Ju
ni aan bladeren van boomen en planten, ook
op gewoon gras, hoopjes schuim, een vocht,
dat afgescheiden wordt door 't zoogenaamde
schuimbeestje, dat men er in aantreft, of
ook wel zijn gele, groen© of witte larve;
dat schuim, nu wordt algemeen genoemd
„koekoeksspogr" en die buitenlui stadslui
rallen daaromtrent wel geen meening heb-
.ben, natuurlijk in het algemeen genomen I
zeggen, dat de koekoek dat schuim uit
werpt als hij zijn eigenaardig lachgeluid
doet hooren, onder het wegvliegen.
Zoo worden aan den koekoek dingen toe
gekend, die hem al even vreemd zijn, als
de pest aan den pestvogel, als de doofheid
aan den kwartel, als blindheid aan den
mol, als het in de ooren van een mensch
kruipen door den oorworm. Het zijn dwalin
gen, die voortspruiten uit onbekendheid
met de gxoote huishouding der natuur
Lievelingsvakken op school.
In den laatsben tijd beeft men dikwijls
de viaag gesteld welke vakken de leerlin
gen prettig vinden, en welke niet. Uit een
onderzoek, te Kic-f ingesteld, hij 6248 kin
deren, bleek, dat de waardeering der vak
ken als volgt (het eerste procent getal
heeft betrekking op de jongens, het tweede
op de meisjes): Bijbelsche geschiedenis 5-09
en 5.92, catechisatie-onderwijs 0.34 en 3.14,
Duibsch© taal 6.08 en 4-84, rekenen 9.15 en
.8.95, aardrijkskunde 3.14 en 3.98, natuur
kunde 6.89 en 5.14, teekenen 9.64 en 8.48,
zingen 6.14 en 8.05, turnen 18.72 en 19.98,
vreemde talen 4.64 en 7.05, schrijven 3.53
en 3.83, voor meisjes nog handwerken 21.24
en koken 90.75. Bij de jongens zijn turnen,
teekenen, geschiedenissen in vrij geringe
mate vreemde trien bemind. Onverschillig
laten hen lezen, natuurbeschrijvingen en
schrijven. Over het rekenen zijn de mee
ningen verdeeld.
Van opstellen, aardrijkskunde, natuur
kunde, meetkunde, godsdienstonderwijs en
Duifcsck houden ze biet.
Bij de meisjes openbaarde zich een
groote voorliefde voor handwerken, koken,
turnen en vreemde talen; onverschillig
lieten haar lezen, teekenen, geschiedenis,
zingen, schrijven, religie^ en opstel. Over
Duitsch en rekenen waren de meeningon
zeer verdeeld. Zij hielden niet van meet
kunde, natuurbeschrijving, natuurkunde ©n
Duitsohe grammatica. Over de liefde voor
hot godsdienstonderwijs heeft men kort
voor de bevestiging 140 meisjes der eerste
klasse van een me-isj esburgerschool in
Bronswijk, waaronder 9-4, die haar belijde
nis zouden afleggen, ondervraagd. Men
liet 'elf op het bond geschreven vakken naar
de voorkeur, welke de meisjes cr voor
koesterden, rangschikken. Slechts 34.40
pCt. zetten het godsdienstonderwijs in een
der eerste zes plaatsen, bijna tweederde
deel in de vijf laatste plaatsen, over de
helft in een der vier laatste, en over de
44 pCt in een der drie laatste plaatsen.
Gemiddeld kwam het godsdienstonderwijs
slechts op de achtste plaats.
Spinazie m et room.
2 E.G. spinazie, 2 d.L slagroom, 50 G.
oud brood, zout, wat nootmuskaat.
Bereiding: De spinazie goed uitzoeken,
herhaaldelijk wasechen en het zand laten
becanken. Het kruim van de snee brood
raspen, te gelijk met de spinazie in de pan
doen (zonder water), vlug aan de kook
brengen en dan liefst zonder deksel gaar
laten koken, wat doorgaans niet langer dan
een kwartier duurt. Dan die spinazie zeer
fijn hakken of liever nog door een grove
zeef wrijven, even opwarmen met zout,
noot en als men wil ook een 6tukje boter.
Ten slofte vlak voor hert opdoen den etijf-
geklopten room er door roeren.
Odygftée met een wherrie.
In zijn dagboek verhaalde een Amster
dammer in „De Telegraaf':
Een mijner vrienden heeft dezer dagen
een wherrie gekocht, gezegend zijn zijne
dagen, want niets is aangenamer op deze
aarde dan luilekker te liggen in den stuur
stoel van 'n andermans wherrie, flirtend
met 'n andermans meisje, terwijl de ande
re man zdoh blaren in zijn handen trekt
mijn vriend, zeg ik, heeft een wherrie ge
kocht en moest dus naar het Stadhuis, om
havengeld te betalen. Aldus geschiedde. Met
een vriendelijken glimlach op het gelaat
wendde hij zioh tot den Stadhuisportier en
deelde het dool van zijn komst mede,
„O, dan moet u achter de trouwkamer
wezen."
Mijn vriend dankt minzaam en gaat ach
ter de trouwkamer. Achter dit gevaarlijke
terrein bevindt zich een beminnelijk jong
mens ch, dat hem naar de reden van zijn
komst vraagt.
„Ah, dan is u verkeerd. Dan moet u
achter de pomp wezen, op 't bureau „Ha
vengeld"."
Mijn vriend trekt naar achter de pomp,
waar het „Havengeld" gevestigd is. Een
daar opgesteld zijnde sympathieke heer
vraagt hem naar het doel van zijn komst.
„Havengeld behalen voor een boot, me
neer."
„Een boot, meneert Wat voor soort boot,
meneer t"
„Een wherrie, meneer."
„Een wherrie, meneer? Maar dan is u
verkeerd, meneer. Een wherrie is een plèi-
riervaartuig, meneer, en dan moet u wezen
bij de afdeeling „Onderwijs"."
„Onderwijs, meneer?"
„Ja meneer. Daar hooren pleiziervaartul
gen onder/'
Nog peinzend© over het poedagogisehe
element in 'n wherrie, komt mijn vriend ter
afdeeling „Onderwijs". Een deelnemend
jonkman vraagt hem pjt7.
„Een wherrie, meneer?"
„Ja meneer."
„Hoe heette die boot vroeger, meneer,
en van wie was ie?"
„Hij heette vroeger niet en was er vroe
ger niet, meneer."
„U zegt, meneer?"
„Dat het een nieuwe boot is, meneer, en
dat het me nou..../7
„Ah, meneer, dan is u verkeerd. Nieuwe
booten hooren bij de afdeeling „Brand
weer"."
„Wel alle
..Brandweer, meneer?"
Bij de brandweer is hij werkelijk terecht.
Teekent 'n paar papieren en hean wordt
verzocht over 'n week 1.50 te komen be
talen.
De week is om en hij vervoegt zich bij
de afdeeling „Brandweer".
Een beminnelijk jonkman staat hem te
woord en vraagt hem naar de reden van
zijn komst.
„Havengeld betalen voor 'n nieuwe wher
rie, meneer/'
„Ah, meneer, dan ie u verkeerd, meneer.
Dan moet u wezen oij de afdeeling „Hon
denbelasting"/'
„Zijn ze nou heelemacd beu—"
„Bij de Honden belimhing, meneer."
„Bonjour, meneer."
„Morgen, meneer."
„En dan durven ae een wherrie nog 'n
pleirierv&artuig noemen", zuchtte mijd
vriend droef.
Z ij: „Een wiskundige heeft uitgerekend,
dat een man, die 60 jaar oud wordt, .voor
het toeknoopen van zijn jas 3 jaar noodig
heeft."
H ij„Dan zou ik wel eens willen weten,
hoeveel jaar een vrouw van 25 jaar noocfig
gehad heeft om baar hoed op te zetten."
Rechter: „Hoe oud is
Vrouwelijke getuige: en
twintig jaar, Edelachtbare."
Professor in de natuurwetenschap
pen (doceerendj)i: „U ziet hier, heeren, een
zeldzaam exemplaar van een apensdhedel.
"Van dergelijke schedels zijn er in onze stad
slechte twee: den eenen bezit het museum,
den anderen heb ik."
„Mijn haar valt erg uit", zoo kwam een
dame bij een apotheker. „Zoudt u me mets
kunnen geven om het nog wat te bewaren
„O jawel", zei de apotheker, „daar hebt
u een heel mooi doosje van me, daar gaat
een maaaa in."
O die vreemde woorden! De
trein stopte en een jonge dame vloog uit
den trein, angstig kijkende, waar zich haar
bagage bevond. Op het eind van
het perron stonden ze reeds: kisten en kof
fers. Een witkiel tegenkomende, viroeg ze
hem:
„Ben je reeds geëngageerd 1"
„Pardon, dame, ik ben een getrouwd
man.
Soli pper (tot zijn verloofde),,Op
't oogenblik ligt mijn schuit in de haren.
Ik moet morgen duizend pond rhabarber in
nemen."
Zijn verloofde: „Doe dat niet,
Jan; het mocht je eens slecht bekomen/'
Mevrouw schenkt baar man voor zijn ver
jaardag een prachtig zijden dekkleed over
haar naaimachine, met de opheldering:
„Ik naai daarmede voor jou!"
Toen zij jarig was, kwam er een lange
kist; brandend Van nieuwsgierigheid opent
zij die en haalt er uit.... een nieuw jacht
geweer, en minzaam voegt hij1 haar toe:
„Tk schiet, cEaarmee voor jou?"
Mevrouw (handenwringend): „Zijn
medestudenten hebben onzen armen jongen
een gat in 't hoofd geslagen."
M ij n he e r (rentenier): „Als nu, wat
hij met zooveel moeite geleerd! heeft, maar
niet ontsnapt
U!i t een tom Bin: „JEfohhaaldelijk
was in de dtonkere gang het licht uitge
waaid en met vertwijfeling klemde hij ziob
vast aan zijn laataten lucifer."
Een antwoord op zijn pas.
Een heer verzocht aan een table d'hóte een
naast hem xittenden gast, of deze zoo goed
wilde zijn, om hem even het brood aan te
reiken.
„Maar, mijnheer!" antwoordde de ander,
„riet u mij voor een kellner aan?"
„Neen", was het antwoord, „ik sag a
voor een beleefd mensoh aan."