Anekdoten.
Ingot, door een Baadselvriendinnetje*
Nogsookw&adniot*
Onderwijzer: „Wie kent een ander
woord voor vuuisp uwen den bergt"
Allen zwijgen.
Onderwijzer: „Nu, niemand? Ik zal je
keipen: Yulk
„Yulkaehel!" is Plot's antwoord.
Jantje: „Ik zag een hond moe, met drie
beenen."
Moe: „En h*d je niet erg medelijden
met hemt"
Jantje: „Wel neen moe, hij heeft er nog
een meer dan ik."
Meester: „Welke veranderingen heeft de»
kaart van Europa in den Laataten tijd
ondergaan.
Leerling: „Ze is gevernist geworden,
meester."
Ingee. door „Gouden Begen."
Wim was in het bad geweest en daar het
erg koud was, riep zijn vader:
„Doe de jongen uit het bed, hij krijgt
kippenvel I"
Wim begon te huilen en aei: „Krijg ik
dan vee ren. ook, Pa!"
Kwaad geweten.
Papa: „Er ligt een appelboom in den
tuin ontworteld!"
Zoontje: „Daar heb je 't al weer, straks
neggen ze nog dat ik het gedaan heb.."
Inge®. door „Ar,alia,"
Zeer waarschijnlijk.
Meester: „Als de zon plotseling uitdoof
de, wat bou dat voor de aarde voor. gevol
gen hebben?"
Leerlinge: „Dat niemand zomersproeten
zou krijgen."
Hoe het komt, dat de Mug
gonst en dat de Zwaluw een
gevorkten staart heeft.
Onder de dieren heereohte eens groote
verdeeldheid over de vraag, wat wel het
lekkerste .voedsel was, van alles. Volgens
velen bestond dit in mensohenvleesch
maar, omdat geen enkel dier over al de
opgenoemde heerlijkheden te gelijk kon
oordeelen kwam men plechig overeen, dat
de mug een jaarlang de wereld zon door
zonder succes. Het soliot wekte onmiddel
lijk moeder en zoon. Toen bleef evenwel
alles tot aan den morgen stil en menscb
noch dier was er te bekennen.
Toen de dag aanbrak, traden wij naar
buiten, om te zien óf de boer inderdaad
misgeschoten had. En zie, op de plaats,
waar die kogel was aangekomen, vonden wij
bloedsporen, die verderop verloren gingen.
De grond om het huis heen was te hard om
voetsporen op te nemen; we konden dus
niet eens zien of het bloed van een dier of
van een m^nsch afkomstig was, het laat
ste scheen echter voor de hand te liggen.
Ik moest nu denken aan de beweging in
de eiken, die door geen windvlaag kon zijn
veroorzaakt, want het was den vorigen dag
bladstil geweest. Daarom begaf ik mij daar
heen en begon 't loover wat nauwkeuriger te
onderzoeken. Een zonderling denkbeeld was
bij mij opgekomen. Doch mijn nauwkeurig
onderzoek bracht niets aan het lioht en ik
stond op het punt, naar huis terug te kee-
ren, toen een knak, in de takken boven mij,
mij in het oog viel.
Haastig opkijkend, werd ik in de twij
gen hoog boven mij, een bruinen voet ge
waar, die onmiddellijk verdween. Met de
buks in de hand liep ik om den boom heen,
om den Indiaan, wien de voet toebehoorde,
te ontdekken, doch vergeefs. De takken en
het bladerdak waren al te dicht.
Toch staakte ik mijn navorschingen niet
en zij werden met succes bekroond.
kruisen om het bloed van alle schepselen
aan een onderzoek te onderwerpen. En
werkelijk: ze moest erkennen, dat men-
schenbloed took het zoetste smaakte.
Toen re dan nu op weg was om den
uitslag mee te deelen aan de jury, werd
ze in haar tocht gestuit, door die speciale
menschenvriendinde zwaluw.
„Wel", zei die, vertel me nu eens,
„wiens bloed smaakt wel het fijnste?"
„Yan den monsch," zei de uiug, zonder
bedenkjen.
„Yan wien?" schreeuwde de zwaluw.
„Het is lastig maar ik ben zoo doof
van ochtend; ik kan je heusoh niet ver
staan."
Toen opende de mug haar bekje zoo ver,
als ze maar kon, en gilde: „Yan den
mensoh I" en de zwaluw, met onverge
lijkelijke snelheid, maakte van dit oog en-
blik gebruik en rukte haar de booze tong
uit.
Samen gingen ze toen naar de recht
bank, waar alle dieren bijeen waren, om
den einduitslag te vernemen. Maar, toen
nu de mug haar verslag moest uitbrengen,
kon ze niet anders, dan gonzen.
De hulpvaardige zwaluw echter, ver
klaarde voor het gereoht, dat de mug,
voordat zij het ongeluk had haar stem te
verliezen haar had verteld, dat van alle
bloed, dat ze geproefd had, dat van den
kikvorsch, het smakelijkst was. En deze,
woedend over die mededeeling van de
zwaluw, schoot op haar af, om haar te
verslinden, maar beet Slechte een drie
hoekje uit haar staart, die daaraan dus
zijn eleganten vorm te danken heeft.
TREEDUIVEN.
Deze vogels komen het meest in Nocrd-
Amerika voor. Zij behooren tot de wilde
duiven, die in de onmetelijke boesohen na
tuurlijk niet© van de meniohen te vree ran
hebben, en wier vermeerdering dus ook
niets in den weg staat. Waarschijnlijk
worden zdj door gebrek aan voedsel tot hun
zeer regelmatige toohten, naar welke zaj
ook trekduirvem heeten, genoodzaakt. Als
de tijd van deoe toohten daar is, dan is de
lucht vol van deze dieren, de zon op hel
deren dag verduisterd, en de atmosfeer
door een hun eigenen Teuk bezwangerd. De
mest valt als sneeuwvlokken naar beneden,
en het ruischen der vele duizenden vleuge
len, wiegt bijna onwillekeurig in slaap.
Komen zij aan een stroom, zooals de Ohio,
dan heeft zidh daar een groot aan/tal mem-
schen, oud en jong, verzameld om de vogels
Ik ontdekte een arm, die een sterken tak
omvat hield. Bliksemsnel hief de buts op
en het schot kraakte. Ik had mij langzamer
hand bekwaamd tot een goed schutter en
had ook nu mijn doel niet gemist. Het
ruisobte en knakte in de takken; een mensch
viel naar beDeden. Het w^s een Sioux, uit
gerust met pijl en boog, die hij zeker van
uit zijn schuilplaats tot ons verderf had wil
len gebruiken. Zij vielen naast hem neer
toen hij naar beneden tuimelde. Yergeefs
had hij beproefd, zich met den gezonden
arm nog vast te houden; in den eersten
schrik had hij reeds los gelaten.
De roodhuid bleef bewusteloos liggen.
Zijn wonde was niet doodelijk; de val scheen
meer letsel te hebben veroorzaakt.
Op den knal van het schot kwam de far
mer dadelijk aanloopen en begreep de toe
dracht der zaak. Wij droegen den bewust e-
looze in huis, waar hij in een hoek werd
neergelegd. Veiligheidshalve bonden wij
zijn beenen.
Klammer liet mij de tatoeëeringen zien
op hoofd en armen van den Indiaan en
zeide
„Het krijgstafereel dat gij daar ziet is
het bewijs, dat wij.'met een soldaat te doen
hebben Nu was het buiten twijfel, dat wij
een aanval der Indianen te wachten had
den. Wij hielden den geheelon dag de
wacht, doch nergens was een vijand te zien.
Ook in het eikenbosch was geen tweede
Sioux te zieru.
in de vlucht te dooden, en eenige weken
lang leeft iedereen van duiven, en spreek*
slechte over duiven.
Vooral doodt men vele van hen op die
plaatsen, waar zdj halt maken om in den
nacht uit te rusten, door zy niet zulke
flinke vliegers zijn als de zwaluwen. Hier
toe kiezen zij meest vrije plaatsen, waar
wel hoog opgaande boomen staan, maar,
waar geen kreupdnout is; en hier hebben
zich dan van nabij en van verre een me-;
nigte menschen verzameld, die met paard
en wagen een plaats innemen, en met ge*
weren, potje® met zwavel, fakkels en ijzc-
ren stangen gewapend rijn, of ook wel
gioote kudden zwijnen medebrengen, die,
met de gcdoode duiven kunnen gevoed
worden. Alles wacht op de aankomst van
het onmetelijke heir. Eindelijk volt de
avond. De zon ga-at onder. Ieder ziet op
waarts naar do streek, van waar men dei
duiven verwachten mag. Daar klinkt op
eenmaal het ^eïoop: „2ïj komen! zij ko
men 1" en als een storm bruist het reeds
van Verre in de lucht. Aanvankelijk vlie
gen zij laag, en nu slaan de lieden, die,
slechts stangen hebben, blindelings onder
den dichten hoop, zoodat daardoor reeds
duizenden gedood worden.
Dan beginnen al de fakkels te branden;
daardoor worden de «hertjes verblind, rij
dringen nu niet meer naast, maar ook
boven elkander, waardoor rij een dikke
maffia vormen, en storten eindelijk op de
boomen, zoodat geheele takken onder hun
last breken en m het naar beneden stor
ten weder een menigte dooden. De met
zwavel gevulde bakjes, die nu worden
ontstoken, voloindgen hun nederlaag, en
duizenden, cEo aan do verstikking ontko
men zijn, vallen door geweerschoten naar
beneden. Dan ie er een leven van de go-
jaagde en bedrogene vogels; een schreeu
wen en knallen, dat niemand zich aan
rijn naasten buur verstaanbaar kan ma
ken. En altijd komen nog nieuwe heirle
gers, totdat eindelijk in don morgen ri),
die niet omkwamen, hun tocht opnieuw,
voortzetten. Zoo gaat hot verscheiden©
avonden achter elkatnder vdort, zoodat
men hen bij millioenen tellen, en bi] da
legers sprinkhanen vergelijken kan. Des
daags zout men den buit in en de zwijnen,
die er bij honderden worden bijgebracht^
zoeken van het overschot zoo veel op als
Bij slecht» willen.
Ten Laatste, als rij en bun meesters het
slachftveld ontruimd hebben, komen nog
vossen en een menigte andere roofdieren,
om het achtergeblevene te verteren.
De geloofwaardige reiziger, die noh in
Yan nacht zullen zij wel komen opdagen,
meende do boer en ried mij aan mij niet
nutteloos bloot te stellen aan de kogels der
Indianen, dnar die waarschijnlijk ook met
buksen gewapend zouden njn. Aan het
verdedigen van het bosohjo viel niet te
denken, daar waren wij te veel aan de
kogels der aanvallers bloot gesteld. Daarom
trokken wij ons tegen den avond terug iu
het gebouw, dat ons bescherming bood.
De farmer zag ook naar den gewonde, die.
nog al tijd buiten kennis lag. Hij scheen eoii
hersenschudding te hebben gekregen,
waaraan hij licht kon sterven. Dien nucht
scheen de maan, doch was aanhoudend
door wolken omfloersd, zoodat zij slechts
gedempt lioht gaf. Een pijl, die door een
der kleine raampjes in de woonkamer viel,
kondigde aan, dat de Indianen gekomen
waren. Licht brandde er op de goheele
boerderij niet, daar zulks de aanwezigheid
der bewoners verraden zou hebben. Daar.
het huis slechts twee deuren aan eefi
zelfde kant had, behoefde de achteirijde
met zoo scherp bewaakt te worden. Daar
zat Wdlly, die den revolver van zijn voider
gekregen had.
In de ure des gevaars dacht ik tenig aan
mijn ouders, aan de overzijde va.n den
oceaan, die waarlijk wel geweten hadden
waarom zdj mij, den jongen heetbiOofd niet
mijn zin wilden laten volgen."
(Wordt Vervolgd.)