Pijn bij weersverandering. allerlei Van Goethe wordt in een levensbeschrij ving" gezegd, dat hij in ongewone mate den invloed onderging van slechte weersge steldheid en tot die weinige menschen be hoorde, die den barometerstand aan den lijve waarnemen. Door leeken wordt Het bestaan van 'der-: ftelijke wandelende barometers meer er-: Jcend dan dit van wetenschappelijke zijde jgeschiedt. Als ^de arts aan de dikwijls ver-* pomen klachten over pijn bij verandering Van weer weinig beteekenis hecht, dan 'vindt dit wel hierin zijn oorzaak, dat die jldachten meestal zeer onbepaald zijn. Na- jdat |dr. Ludwig Miller in het gemeentelijk ziekenhuis te Augsburg een patiënte, ly- jderesse aan arthritis deformans, had waar genomen en gecontroleerd, die met vol-: Strekte zekerheid uit de toeneming barer gewrichtspijnen het pptreden van slecht ..weer wist te voorspellen, heeft hij aan jdergelyke weerprofeten eenige jaren zijn Wetenschappelijke aandacht gewijd, en het is in de „Münch. Med. jWochenschr.'' van 20 April LL, dat hij hieromtrent onder over legging van talrijke ziektegeschiedenissen .Verslag geeft. Op grond zijner waarnemin gen en onderzoekingen heeft hij de vaste .overtuiging gekregen, dat sommige men-: -schen, vooral lijders aan chronisch rheu- matisme en tabes, maar ook patiënten met ischjas, amputatiestompen, litteekens, enz. pp diet atmosferische veranderingen, dóe ,pan slecht weer voorafgaan, duidelijk met levendige pijnen en bezwaren reageeren. jDe opgaven, hoe lang die pijnen aan de ■Weersverandering voorafgaan, zijn verschil lend: 1 h 2 dagen, of een paar uren. ,Ten aanzien der schietende pijnen bij ta- bes. kon prof. Erb op grond zijner veel-; i'arige ervaring het bevestigen, dat deze in toogei mate van weerverhoudingen afhan-' kfclijk zijn. Rösch, uit Praag, maakt in een opstel pver hartlijders de opmerking, dat bij plot selinge weersveranderingen een rapide toe neming van gevallen van plotselingen dood bij ziekten der coronair-arteriën waarge nomen kan worden. Loch kon in één ge- ,val een samenvallen van psychische exal tatietoestanden met dalen van den baro nieter onmiskenbaar constateer en. Markus gelooft, dat plotselinge veranderingen van luchtdruk mi graioe -aanvallen teweegbren gen. Hef dalen van den barometerstand kan op zichzelf niet de oorzaak der hierbedoej- ,idêt klachten zyn, daar met het vallen van den eersten regendruppel en dus op een tijdstip, waarop de luchtdrukking nog laag is, de bezwaren reeds ophouden, en boven dien, omdat een verblijf in hooger gelegen plaatsen, waarde luchtdruk dus laag is, die pijnen niet teweegbrengt. Misschien spelen electrische invloeden der atmosfeer op |het zenuwstelsel hier een rol, maar hierom- 'trent is niets bekend. Wij dienen de feiten yoorloopig zonder verklaring aan te nemen. Spaausche gewoonten. Een slechte gewoonte is de geforceer de gastvrijheid in cafés. Je loopt er een binnen, en daar zit toevallig een vriend. De beleefdheid brengt mee, dat je je aan zyn tafel zet. Wat je gebruikt is voor zijn rekening. Wil je zelf betalen, dan neemt hij je dat kwalijk met de woorden: „Plet is mijn tafel 1" Zorg echter, een volgende maal, als je hem in een café ziet, dat hij je gast is, en wees als gastheer even royaal, anders ver lies je een vriend. Zoo zijn de Spanjaarden van het noor den en oosten zeer gastvrij met den mond, vaak meer dan je lief is. De Zuid-Span jaarden zijn het echter met de daad meer Han met den mond. Een collega, corres pondent van een Rngelsch blad, vertelde, dat hij twee weken gewoond had op een boerderij in een dorp, waar geen hotels waren. Toen hij vroeg, wat hij schuldig was, werd de gastheer boos, en zei: „Wij •waren gelukkig, een vreemdeling te kun nen herbergen I" Mij is iets dergelijks overkomen fe Ma drid. Ik ging naar café Fournos, en daar alle tafeltjes bezet waren, vroeg ik een heer, die alleen zat, of hij het toestond, dat ik me aan het zijne zette l Ik had den man nooit gezien. Jk bestelde een en ander, at wat boven dien, verdiepte mij. toen in Hollandsche lectuur. Na een uurtje stond mijn over-: buur op, betaalde en ging heen, beleefd groetend! Ik las mijn krantje uit, riep den keliner: Hoeveel of het .was?, „Is al betaald!" ^Wèt zegt ual betaald?" -Jar De senor, 'die tegenover mij gezeten was, Had alles betaald. Ik was verbluft over die manier van doen van, iemand, die jrüj totaal onbekend was. Ik heb mijn gastheer nooit weergezien. Toen ik het later aan anderen vertelde, zei men mij: „Dat moet een Sevillaan ge weest zijn; die zijn zoo gastvrij!" Zoo is de Castiliaan overbeleefd, maar hoofdzakelijk in frasen, de Catalaan even-, ieens, maar minder royaal in zijn aanbie dingen, en 'de Andalusiër rond, gastvrij, meenende elk woord, zooals hij het zegt. Zijn gastvrijheid is waar en oprecht; die van den Castiliër een leugen, een frase. Vraagt dus ben Spanjaard u, bij hem tg komen eten, of hem te bezoeken, neem het nooit aan, daarmee koopt u zich alleen zijn verachting. Is diet echter een heel goed vriend, die ook in het buitenland vertoefd heeft, waag het dan even te vragen: „Hoe is die uitnoodiging gemeend? Op zijn Spaans ch ?"- ANSJOVIS. Nauwelijks is Mei gekomen, of aan alle kustplaatsen van de Zuiderzee ont wikkelt zich in korten tijd een buitenge wone bedrijvigheid. Dan toch begint de ansjovis, welker we tenschappelijke naam bekend ia als En- graulis eucnassioolis, door de zeegaten, welke de Noordzee met de Zuiderzee ver binden, naar binnen to trekken. Voor de kustvisschers der Oosterschelde en van de Zuiderzee is de verschijning der ansjovis van niet geringe beteekenis. Ofschoon do eigenlijke verblijfplaats van de ansjovis moet gezocht worden in de Middelland- 6che Zee en in de zeeën van zuidelijk Europa, komt toch deze visch ieder jaar op tamelijk geregelde tijden ook naar onze kust, om in de Zuiderzee en andere met de Noordzee in reohtstreeksehe verbinding staande wateren kuit te schieten. Voor menigen visscher beslist de uit komst der ansjovisvangst over zajn be staan over een geheel jaar. Mislukt deze viasoheiij, dan kan het jaar voor den vis scher door niets anders meer goed worden gemaakt. Gaat alles naar wensch, dan wordt meestal in zes a aoht weken voor eenige duizenden guldens ansjovis gevan gen door iederen visscher. Voorheen viaohte men in de Zuiderzee naar de begeerde vischjes uitsluitend met den kuil, een groot net, dat langs den zeebodem werd voortgesleept, tusschen twee schuiten gespannen. Bij voorkeur werd des nachts op deze wijze gevischt, en als ©r dan een stevige bries woei, was dit den visscher eerst recht naar den zin. Later begon men met zg. staand want te visschen en iedere visscher was dan meer op eigen gelegenheid bezig. Werd vóór ruim vijf en twintig jaren alleen naar ansjovis govischt bezuiden en ten oosten van Medemblik, dat destijds zoo ongeveer als aanvangspunt gold, thans is reecis op Wieringen aan de kust bij Kol- hora de ansjovisvangst van even groote beteekenis als te Stavoren en De Lemmer. In bet best van het vischseizoen trekt de ansjovis door tot voorbij Urk en Monni kendam. Als de haringvisschers, die langs de zand bank Onrust en aan de Tesselsche kust visechen, tot de ontdekking komen, dat èr scholen ansjovis naar binnen trekken, wor den er in het haringnet lappen ansjovis- want, netten met nauwere mazen beves tigd. Nu en dan zijn de haringvisschers drié zoo gelukkig een school ansjovis te be? machtigen. Sommige haringfrooten vangea zoo wel ©erna op één dag voor duiaeaq gulden. Voor zoover one riaaahersvolkje heugt* is er nooit een ruimer vangst van ansjo-i vis op de Zuideatee geweest dan ia he^ jaar 1880. Een slim boertje. Een boer was op rijn land bezig een put te graven. Toen hij op een goeden morgen het werk verder wilde afmaken, bemerkte bij, dat de kuil weer geheel was ipgeetort.' Voorriohtig keek hij rond en zag, dat er. niemand in de buurt was; toen zette hij; zijn pet af en trok zijn jan uit, legde ze bij •den kuil, verschool rich in een nabijgelegen boschje en wachtte de dingen af, die komen, zouden. Niet lang ctuunde het of eenige lieden kwamen voorbij en bleven verwonderd bij 3en kuil staan. Daar rij AiA zc in gestort was, en zij pet en jas van hot1 boertje bemerkten, dachten zij, dat dit on-' der het zand bedolven was. Nadat ze een goed uur gewerkt hadden, was de kuil weer leeg. Juist toen zij dien bodem bereikt hadden en zij zich al afvroe-i gen waar het lichaam zou rijn, kwam ons' boertje uit het kreupelhout te voorschijn' en bedankte hen voor den bewezen dienst.) In een koffiehuis is de patroon er stipt, op gesteld, dat zijn personeel met éen ver zorgd uiterlijk voor den dag zal komen. Er is een van de kellxiers, die zich echter zeer i ongeschoren vertoont. De patroon spreekt hem daarover aan. ,,Je uiterlijk is niet zooals ik wensch", zegt hij. Neemt u mij niet kwalijk, ik wou mijn baard laten groeien", is het beleefde antwoord. „Daar heb ik geen bezwaar tegen", zegt de patroon; „maar zulk soort dingen kan ik slechts buiten je werkuren toelaten". Wraak, Een gezelschap vegetariërs was eens op een wandeling op het land on dier een kudde vee terechtgekomen. Een os werd woedend door een roode sjaal, die een dor dames d'roeg, en vervolgde haar, zoc- dat zij zich ternauwernood achter een schut ting aan db woede van het beest kon ont trekken. „Jou leelijk dier", riep rij van achter de schutting het woedende beest toe. „Dat is dus do dank, «fat ik een half jaar lang niets dan plantaardig voedsel gegeten heb 1 Van heden ai eet ik weer iederen dag rund vlees ch." „Wordt gezocht een juffrouw, die kinde ren behandelen en koken kan." „0, dank je wel voor de pon, inkt en 't papier, keliner. Mlag ik nu nog het adres boek hebben?" „Zeker, meneer. We zullen u ook met pleizier nog een postzegel geven en u den piocolo leenen om dien te likken." „Dank je, maar ik geloof, dat jouw tong wel lang genoeg zal rijn." „Hoeveel kwade vrouwen rijn er in het dorp?" vraagt de smid aan zijn leerjongen, die door de smidlsvrouw flink was onder handen genomen. „Vier", zeide h!J, „uw vrouw medegere- kend." „Pats", zeide de baas. „Hoeveel rijn er nu?" „Drie", antwoordde de jongen, zijn ooren wrijvende, „uw vrouw niet medegerekendT' Gepareerd. Mevrouw (aan de voordeur): „Het verschil tusschen een koe en een melkboer is, dat de koe zuivere melk geeft; begrepen?" Melkboer: „Er is nog een verechiL De koe geeft geen krediet."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 22