X>E JL>EIV.
Iets over het eieren-leggen.
Ia» oude t ij'den vereerden de menschen in
't bjjzoaider in Duitschland de bosschen
als woonplaatsen van de goden. De alleen
staande boom en werden beschouwd als te zijn
een verblijfplaats van afgestorven zielen, tor-
wijl de fantasie onzer voorouders de boeseben
jdeed bewonen met kaboutertjes, geesten, enz.
Aangezien goden en geesten den menschen
veel voordeel en nadeel kunnen toebrengen,
Werden de menschen door vrees en dank
baarheid gedreven, bosschen en boomen aan
|o planten en te onderhouden; door verzoe
ning- en dankoffers te brengen, gaven ze
uiting aan hun gevoelens. Nog heden ver
eeren alle volken do bosschen. In woord en
beeld worden ze gevierd. Doch de menschen
hebben, toen hun behoeften grooter wer
den, meer practisohe vormen aan de boech-
enltuur gegeven. Men vreest het bosoh niet'
ïneer, men houdt ex van, omdat het ons oog
ftreelt; men verzorgt het, omdat het ons tot
juut jp; men heeft het zich dienstbaar ge
maakt en gebruikt zijn producten tot ver-
icheidene doeleinden.
In hoofdzaak wordt het hont gebruikt voor
brandstof en bouwwerken. "Wanneer het
.Vellen d er boomen niet volgens een vast-
rteld systeem geschiedde, zouden spoedig
bosschen verdwijnen. Dit wordt echter
Voorkomen, doordat langzamerhand wordt in
gezien, dat de hont-aankap volgens vastge
stelde regelen moet plaats hebben, door tel
kens |het doode en overtollige hout te doen
Verdwijnen, ion jonge hoornen aan te planten.
De \boschbouw-kunde van den laatsten tijd,
ilsmede de beschermingswettcn, hebben er
Veel toe bijgedragen, dat in de beschaafde
Staten het uitroeden der bosschen wordt voor
komen.
De den is een der meest bekende boomen;
Jkomt eigenlijk minder voor dan men ge
woonlijk iaanneemt, daar in versoheiden stre
ken jdo gewone pijnboom en de wilde pijn
boom dennen worden genoemd. Groote, al
leen joit dennen bestaande bosschen komen
jn Duitschland hoofdzakelijk voor in de Vo
gezen, ifr het Schwarzwald en in Franken
land. Vroeger, en bepaald in het Hochwald,
Werden jennen geplant, omdat ze stormen
kunnen tïotseeren en daardoor andere boo-
jmen 'tegen vorst en storm beschutten.
De den blijft lang in gezonden toestand, hij
kati fcelfs zeer oud worden, vele generaties
yan andere houtsoorten ziet men vóór hem
Verdwijnen én de den staat hij de boschcnl-
fcnur Jdan ook hoog aangeschreven.
Ala '4© den eens spreken konl Er zijn fer
tbflng nog, die meepraten kunnen uit den tijd
van de Hohenstaufen, van de kruistochten,
fA la zij eens verhalen konden van minnende
'jonkvrouwen, van scholieren en zangers, die
Sn hun schaduwen genist en gelukkige uren
doorgebracht hebbenvan }ien, die de namen
hunner geliefden hebben gegrift in hun
'facharsl
Een gemiddelde leeftijd van vierhonderd
jaren is in vele streken bij den den geen
.uitzonderinghij bereikt vaak een hoogte
van 65 met-er en wordt dan gebruikt, om
zijn rechtheid, voor in as ten van schepen en
vlag ges tokken. Wanneer de den een voldoen
de dikte heeft, levert hij een voortreffelijk,
licht te bewerken timmerhout.
Voor dit doel wordt hij eerst op laten
leeftijd omgehouwen. Hij, die het dennezaad
aan de aarde toevertrouwde, zal hem als vol
wassen boom niet zien vallen. De den bloeit
éérst als hij zestig jaar is en gedurende
tweehonderd jaren ongeveer groeit nij steeds
in de hoogte. In de schaduw van de oudere
boomen van een gedund bosch groeit het
jonge denneboompje, door de natuur of men-
schenhanden te voorschijn gebracht, beschut
voer vorst en storm op.
Eerst na acht of tien jaren begint bij in de
hoogte te gaan en zich sterker te ontwikke
len en na het verwijderen van het oude
hout in de nabijheid wordt de jonge stam
spoedig krachtiger.
In den loop van de nu volgende jaren
tiental jaren eigenlijk gezegd heeft hij
inenigen 6torm te doorstaan. Als de tijd der
kinderen en jeugé ziekten, zooals .kanker,"
voorbij i6, hij de gevaren van vijandige in-
%>ecten, het afkpagen yan zijn b&st door wild,
wind en sneeuwstormen, hagel en bliksem
slag gelukkig ontkomen is, breekt voor hem
het uur aan, dat zijn grootste vijand, de
mensch, die hem tot dusverre met gehuichelde
vriendschap behandeld heeft, met koele be
rekening hem den genadeslag toebrengt.
In de vlakten is de aankap van het hout'
gemakkelijker dan in de bergen. Vooral het
vervoer van de gevelde stammen gaat in het
Hochland zeer lastig, doch het levert vele
interessante oogenblikken op.
Velen onzer hebben bij een boechberg-
tocht door bet Schwarzwald de krachtige
gestalten gezien van de bosch arbeiders in
hun schilderachtige kleederdracht. Gewapend
met zagen, bijlen, touwen, trekken zij 's zo
mers en in den herfst iederen Maandag naar
de bosschen op de hergen, om daar tot Za
terdagavond in het hout te werken.
Zij houden daar verblijf in houten hutten,
waar zij hun eigen pot koken en m enigen
liter bier verorberen, dat hun door hun fami
lie Wordt gebracht.
Het geluid van de bijlslagen en Het ge-
Trrijsch der spanzagen verkondigt den voor
bijganger, dat er boomen geveld worden.
Menige reuzenstam, welke over den weg ge
vallen is, moest hij overstappen, en nu staat
hij plotseling voor eenige werklieden, die
bezig zijn ©en anderen kolos ten val te bren
gen.
Het Vellen der boomen geschiedt op de
volgende "wijze:
Op pL m. 60 c.M. afstand boven den grond
wordt door twee mannen met oen trekzaag
een jdiepe insnijding gemaakt, hetgeen bij
levend dennehout zeer langzaam vordert.
Deze insnijding wordt gemaakt aan de
andore zijde als waar de boom moet vallen.
Is 'de insnijding voldoende, dan wordt aan
die 'zijde, waarheen de boom moet vallen,
met een bijl een groot kegelvormig gat ge
maakt. Om nu den boom te laten vallen naar
de 'gewensebte zijde, worden in de door de
zaag gemaakte snede kielen ingeslagen, tot
dat Üe boom valt. De houtbewerkers gaan
achteruit 'en langzaam krakend valt de zware
boom op den grond.
Nadat Üe stam van zijn takken, die als
brandhout gehakt en bij elkaar gebonden
worden, ontdaan is, wordt de buitenste rand
er afgehakt en met de bijl aan beide ein
den vlak gemaakt Dit gebeurt daarom, op
dat er bij het vervoer door het water geen
scherpe kanten aan zouden zitten, waardoor
ze bij botsing of aanvaring konden splijten
of hangen blijven.
Het vervoeren der dennen in het bosch ge
schiedt !met een „sapi", een soort van slag-
haak, die ook door onze houtvlotters wordt
gebruikt; het is een houten steel, pl.m. 160
c.M, hoog, die een stompen hoek maakt met
een Stuk ijzer, pl. m. 30 c.M. lang, welke
aan het ondereind omgebogen is en in een
punt 'eindigt. Hiermee voortgewerkt, worden
ze naar één of meer verzamelplaatsen ge
bracht, waar zij bergaf geladen worden.
Pijlsnel ziet men de boomen van de bergen
afglijden 'en wee hem, die te dicht bij deze
glijbaan komt! In den regel blijven de ge
velde boomen tot den wintertijd boven in de
bosschen. Is er voldoende sneeuw gevallen,
dan begint het vervoerpaarden trekken
drie tot vier boomen te gelijk naar beneden
naar een breeden, berijdbaren weg, waar ze
op (sleden geladen worden, om naar het
naastbij zijnd spoorstation of naar een niet
ver af liggende plaats by een rivier gebracht
te worden. Hier worden dan de boomen in
vlotten 'gebonden, om gebracht te worden
naar een houthaven, een zijkanaaltje van
de rivier. Daar is de stapelplaats van den
houthandel, van daar worden de stammen
met het spoor naar alle richtingen verzon
den om in zagerijen tot delen, enz. te wor
den verwerkt.
Als ër van eieren sprake is, denken ve
len gewoonlijk wel het eerst en misschien
wel uitsluitend aan die der kippen, omdat
zij met deze het meest in aanraking ko
men, want een „versch eitje" wordt nog
altijd door iedereen gewaardeerd, zoowel
wpnneer de prijs er van niet hoog is en dus
onder het hereik van velen kan komen, als
in den tijd wanneer de meeste kippen een,
stadium van rust intreden en ae eieren'
een „zilveren schaaltje" krijgen.
Daarom is het niet van belang ontbloot
ook met de eieren van andere vogels eens:
kennis te maken; dan krijgen we misschien
nog meer respect voor onze trouwe leg-:
kippen.
Er heerstiht Heel wat verscheidenheid ini
kleur, vorm, grootte en gewicht der eieren.
De kleur wisselt af van helderwit tot doi*!
këre koffie- of olijfkleur, van rose tot he
melsblauw in alle nuances. De vorm is nu
ëens langwerpig, dan bijna kogelrond; zoo-?
dat, als wy spreken van „eirond," wy fei-
telyk voor een rare keuze staan. En de;
grootte variëert van een tamelijke erwt
tot een kokosnoot. Ja, de eieren van de
reuzenstruis op Madagaskar zijn zoo groot,
dat er in zoo'n „bommes" 180 kippeneitjes
kunnien. Een dergelijke „ontnuchtering"-
zou 9 kilogram wegen.
Ook het aantal eieren, dat door de vo
gels, soms van een zelfde soort, gelegd
wordt, biedt de grootste afwisseling aan.,
Gieren, valken, albatrossen, pinguins leg-:
gen gewoonlijk maar één ei; duiven, koli-:
bries, vele arenden kraanvogels, enz leg-:
gen twee eieren. Drie eieren leggen onder
meer flamingo's en meeuwen; pluvieren,
snippen, vele kieviten brengen het tot vier,
terwijl de meeste kleine valken, de kraaien,
reigers, ooievaars, haviken vier k vijf eieren
leggen.
Voor hét meerendeel der zangvogels is
vjjf het normale .getal; niet zelden haalt,
het ook zes en zeven, zelfs acht. De goud-:
haantjes brengen het tot twaalf en de mee-
zen zelfs tot rijfden-
Opgemerkt dient, 'dat deze getallen
slechts betrekking hebben op één legsel
en natuurlijk niet op die gevallen, dat een
nest verstoord wordt en de vogel genood
zaakt is opnieuw te leggen.
Vele vogels leggen jaarlijks maar één
keer; andere broeden gewoonlijk twee of
drie keer, musschen zelfs vier- tot zes
maal. Veelvuldig is opgemerkt, dat van
die broedsels het eerste gewoonlijk ook
het sterkste is.
.Wegens htm leven in de vrije natuur is
nog veel in de wereld der vogelen onop
gelost of minder bekend. Zoo bijvoorbeeld
hoeveel jaren achtereen een vogel kan leg
gen en of hij tot zijn dood broedt? Legt
de vogel een bepaald aantal eieren uit na-:
tuurlijke noodzakelijkheid, dan wel om voor
de instandhouding der soort te zorgen?
Opgemerkt is, dat de grootte der eieren
tot die van den vogel in geen verhouding
staat, zoodat groote vogels dikwijls kleine
eieren leggen en omgekeerd kleine vogels
groote. Zoo bijvoorbeeld de snippen; de
koekoek geeft ook van het eerste een
voorbeeld, want zij legt eieren niet grooter^
dan die van de kleine zangvogels, in wien
nesten zij ze stopt, opdat ze de fopperij niet
zouden merken.
De eieren der moerasvogels zijn over 't
algemeen naar verhouding grooter dan die'
der landvogels. Ook tusschen die van oude,
en jonge vogels merkt men doorgaans'
ëenig verschil.
Volgens de onderioekingen van Gustav
Jaeger zou er een bepaald verband bestaan
tusschen het volume van een en de daar-,
uit voortgekomen vogel en wel zoodanig,
dat, hoe grooter het ei is, ook zooveel te.
meer zal het volume van den uitgebroeden
vogel het ei, waaruit hij voortkwam, over-:
treffen. Omgekeerd moet daaruit volgen,'
dat kleine vogels betrekkelijk groote eieren
leggen en groote vogels naar verhouding
kleine.
"Ook de stand van de eieren in het nest
verdient aandacht. Herhaaldelijk heeft
men kunnen opmerken, dat deze invloed,
heeft op de grootte van den vogel. Even
eens zullen, als de eieren door open ligging
van het nest blootgesteld zyn aan groot
verlies van warmte, de daaruit voortgeko
men dieren klein blijven. Liegen de eieren-
beschut, zooals bij vele „holenbroeders,"'
dan worden de dieren betrekkelijk groot.
Wegens de onvolkomenheid der onder
zoekingen blijft er nog veel onzekers en
raadselachtigs bestaan omtrent het eiergiu
leggen der vogels.