r 13 ZONDAG5BIAD+ IÉID-5CH DAGB1AD V' No. 15106. 22 Klei. Anno 1909. jIL VAN HE.T "•HIP OUDE LIEFDE. ^uftCv iT: iT; iTr lil «^Ti *iT: iT; il» i|SJJ52] 1 ilê* iifti11« «I |l i? li I li iliimliiililill iiétiitltiiiltll Er heersohte groote opgewondenheid op het kasteel. De gasten spraken over niets d*m over automobielen en wedstrijden. De overwinnaars in deze moderne tornooien, gehelmd met lederen petten en stofbrillen, geharnast .met harige pelzen, maakten óp de verbeelding der dames denzelfden in druk als de ridders der oudheid, die m «taal gepantserd waren. Kracht en moed bekoren de vrouwen altijd en, evengoed als de riddere uit de middeleeuwen op hun vu rige rossen, waagden ook de moderne kampvechters hun leven in hun mechani sche wagens, die een fabelachtige snelheid kunnen ontwikkelen. Daarover werd aan het diner gesproken en de gastheer, graaf d'Eydeck, had deze bewering gedaan, waarbij hij de dames eenigszins spottend aankeek. De graaf, een gepensionneerd officier, was al in de vijftig, rijzig, met breode schouders, nog in de volle kracht zijns levens, ofschoon zijn haar en zijn zware knevel glanzend wit waren. Hij was met de jonge gravin gehuwd, toen hij reeds weduwnaar was en twee volwassen zoons had, terwijl uit zijn tweede huwelijk twee meisjes waren geboren, nu vijf en zeven jaar oud. De gaston waren bewoners der naburige villa's en logés van het groote badhotel en hetgeen hen zoo in beroering bracht was de grooto automobiel-wegwedstrijd Parijs Marseille en terug. Van uur tot uur werden er telegrammen op liet kasteel gebracht en altijd Hetzelfde: Vernon heeft de leiding, hij kwam het eerste aan in Fontainebleau, het eerste to Sens, het eerste te Dijon. Zijn overwinning was dus zoo goed als zeker. Het laatste telegram was gekomen, ter wijl men aan tafel zat, en men berekende nu hoeveel kilometers hij zijn mededingers al vóór was. ,,0!" schertste de graaf, ,,wat zou die man gelukkig zijn, wanneer hij wist, hoe veel vrouwenharten er op het oogenblik voor hem kloppen. Ontkent het maar niet, dames, uw hart klopt voor dien Vernon. al is hij zwart van stof en badend in zijn zweet." „Dat ontkennen wij ook niet," sprak de gravin, „maar het is minder bewondering dan vrees, die ik gevoel. Ik vrees voor on gelukken, een onhandige beweging van het 6tuur, een steen op den weg of iets van dien aard." „De man is er niet minder sympathiek om," hernam de graaf. „Ja zeker," zeide een jongedame, „hij waagt zich in het gevaar en dat is 'altijd interessant." Maar de gravin viel baar in de rede: „Mij is hij hatelijk, door de vrees, die bij mij veroorzaakt." De graaf zag aijn vtouw met toornigen blik aan en zij sloeg de oogen neer en bloosde. Alle andere gasten waren te druk in ge sprek, om den blik te hebben opgemerkt, dien het grafelijk echtpaar met elkander wisselde, maar ook voor hen alleen was do beteekenis van dien blik begrijpelijk. De graaf wilde zijn vrouw te kennen ge ven, dat hij zeer goed begreep hoe haar vrees niet was voor Vernon, maar voor een. anderen deelnemer aan den wegwedstrijd ParijsMarseille, André Derenne ge naamd. Voordat de tegenwoordige gravin d'Eydeck haar echtgenoot had leeren ken nen, was zij in stilte verloofd geweest met André Derenne, een man van liaar leeftijd, maar met een zeer bescheiden vermogen, terwijl zij, als weds van een hoofdofficier, niets bezat en slechts met haar moeder moest leven van een matig pensioen. De jongelieden waren moedig en misschien zou het tUBSchen hen nog wel tot een huwelijk gekomen zijn, had niet de veel oudere, maar schatrijke graaf d'Eydeck aanzoek om haar hand gedaan. Zij had hem willen afwijzen, maar haar moeder had haar zóó aanhou dend gesmeekt, dat zij was gaan aarzelen tusschen de liefde tot haar moedor en die tot haar beminde. Nauw had André Deren ne dit bemerkt, of hij had haar ontslagen van haar belofte en, met de wanhoop in het hart, had zij haar hand in die van den veel ouderen, rijken weduwnaar gelegd. Nog nooit was tusschen den graaf en de gravin de naam van André Derenne ge noemd; maar niettemin wist de graaf, dat zijn vrouw haar voormaligcn verloofde nog beminde toen zij trouwde. Met groote lief de en oplettendheid had hij getraoht haar hart voor zich alleen te winnen en hij meen de daarin geslaagd te zijn, want de gravin was een onberispelijke eohtgenoote en een goede moeder; maar nu moest hij, door de zen automobiel-wedstrijd, ontdekken, dat zij nog steeds aan dien anderen dacht. André Derenne toch, die een goeden naam had in de sportwereld, nam deel aan dien wedstrijd met een automobiel, welke een der voornaamste fabrieken hem had af gestaan, en de angst, dien de gravin toon de voor de gevaren, aan den wedstrijd ver bonden, was voor den graaf het bewijs, dat zij alleen sidderde voor den man, wieus beeltenis hij gehoopt had in haar hart te hebben uitgewischt. „Weer een telegramriep een der gas ten. „Dat zal ons ongetwijfeld de overwin ning van Vernon brengen." Door het open venster zag men inder daad den telegrambesteller, die het hek van het park binnenkwam en door de oprij laan het kasteel naderde, met een couvert in de hand. Onder algeraeene stilte scheurde de graaf het couvert open, maar pas had hij gelezen, of zijn gelaat werd doodsbleek en hij zonk als machteloos in zijn stoel terug, terwijl hij niet, zooals hij bij de vroegere berichten had gedaan, het telegram hard* op las. Zijn tafelbuurman keek op het vel papief en las toen: „Bij een berghelling even vóór Dijon een automobiel omgeslagen. Chauffeur om gedeerd. André Derenne op slag gedood. „André Derenne 1" Het was gelukkig niet dn gravin, die d©j zen kreet had geslaakt. Zdj was opnieuw on* dier den blik van haar echtgenoot, maalj welk een blikhard, bevelend, en van eeg magnetische kracht, die haar verlamde. Die oogen schenen haar toe te voegen: „Zwijg, gij zult Kot misschien besterven, maar gij moet zwijgen, opdat niemand hiel) de smart vermoede, die uw verstand benej velt." Niemand inderdaad, uitgezonderd dq graaf, merkte deze stomme smart op. Allq gasten spraken door elkaar, slechts m&nj en vrouw keken elkaar aan, stonden zwijn goud van tafel op en verlieten de eetzaaLl Zij begaven zich op het terras, dat aaohj voor de eeteaal uitstrekte. De gravin had lucht noodig; zij dreigde te stikken. De. graaf nam haar zacht onder den arm, on-j deisteunde haar als een zieke, daalde dej marmeren trap met haar af en wandeldej met haar tusschen de bloemperken door.| Zij liep moeilijk, slechts op de been ge-] houden door do krachtige hand van baac> echtgenoot. „Ik kan niet meer," mompelde zij. „Moed, nog een weinig moed. Gij zjjt; sterk geweest in de oogen onzer gasten.' Alleen hebt gij den slag opgevangen; giji hebt belet, dat hij mij trof. Daar dank ik u| voor en ik beklaag u, want gij lijdt veeL": „Ovreeselijk, want nu wü ik het u wel bekennen, ofschoon ik mij tegenover u niets! te verwijten heb: ik beminde André nog' altijd." „Ik wist het", mompelde hij, „en hij be-| minde u zooals men bemint op zijn leeftijd,' die gelijk aan den uwe is, en ik ben 25 jaari ouder. Mij hebt gij gelukkig gemaakt, maat' ik, helaas, u niet, al heb ik daartoe ook op-; recht mijn best gedaan. Wie kan echter zijnJ hart beheerschent'» .,Ol gij zijt goed; neen, ik verwijt g niets." „Ga naar uw kamer, ik zal onzen gasten zeggen, dat gij een weinig ongesteld zijh kou gevat hebt." Hij geleidde haar naar haar kamer en eerst toen zij do deur achter zich gesloten, .had, hoorde hij hoe zij eindelijk aan haarj smart- den vrijen loop liet, in tranen uit* harstte en snikte: Andréi André! André!" Ook de oogen van den graaf werden voch tig. Hij, de sterke, in den krijg geharde man, weende en zijn tranen golden den man, die, -gelukkiger dan hij, het hart be zeten had van de vrouw, die hij de zijne noemde.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 19