Beroemdheden, die vroeg
bij de hand waren.
De heer Thiers, die toen minister van
Louis-Philippe was, ontmoette eene, bdj
vrienden, een afgevaardigde van Cham
pagne, die hem de eer van een audiëntie
vroeg. f
„Kom morgen precies om vijf uren,'
antwoordde de staatsman, „ik **1 U met
genoegen ontvangen."
Met den slag van vijven meldde de afge
vaardigde zioh aan.
„Is mijnheer Thiers te huis!" vroeg hij
den deurwachter.
„Zijn Excellentie dineert bdj den Ko
ning.
„Hij hBj? mij toch gezegd, hier te komen.
MwA-p kw-n het mij voorstellen... een
diner bdj den Koning... hier is mijn
kaartje."
E enige dagen later ontmoetten de minis
ter en de afgevaardigde elkander weer.
„Zijt gij mij niet komen opzoeken P1
vraagt Thiers eenigBzins verwijtend.
„Ik had de eer, aan Uwe woning aanwe
zig te zijn, maar gij waart uitgegaan."
„Wat zegt gijl? was ik uit? Dat is heel
vreemd. Zoo gij morgen, precies óm vijf
uren wilt komen, zal ik u wachten."
En den volgenden dag is de afgevaardig
de er volmaakt op tijd.
„Mijnheer de minister?"
„Zijn excellentie dineert bij den Koning."
„Alweer? maar dat is niet mogelijk. Ik
zeg u, dat hij mij wachten zon. Eergisteren
heeft hij het mij geregd."
„Mijnheer de minister heeft de belofte
aan mijnheer den afgevaardigde» toch stel
lig vergeten, want Zijn Excellentie dineert
bij den koning."
„Enfin... hier is mijn kaartje."
En de afgevaardigde gaat heem geër
gerd, woedend, overtuigd dat de minister
hem voor den gek houdt.
Een maand daarna' zijn bedde mannen
weer in hetzelfde huis, waar zij elkander
de beide vorige malen ontmoetten. De
afgevaardigde groet den minister stijf en
de minister beschouwt met verwondering
dien zonderlingen man, die steeds een
audiëntie vraagt, waarheen hij zich nooit
begeeft.
„Mag ik vragen, mijnheer de afgevaar
digde, waarom gij van de audiënties, die
net tamelijk ver verwijderd naaste dorp.
Walter kon gelukkig denverstuikten voet
weer in het lid brengen, reeds na een paar
dagen kon de grondeigenaar den voet weer
als voorheen gebruiken. Nu hield hij het
hier echter ook niet langer uit, want hoewel
weduwnaar, moest hij veronderstellen, dat
men thuis zeer oDgerust over hem zou zijn
en alle onderzoek in het woud vruchteloos
zou wezen, daar de wind stellig reeds elk
spoor had uitgewiscbt.
Walter vergezelde den geredde. Hij ken
de het gebergte zoo nauwkeurig, dat hij
hoopte zonder gevaar den jager te kunnen
terugbrengen op den straatweg, waar van
daan hij zijn dorp gemakkelijk kon berei
ken. Toevallig had Muller hem verteld, dat
in hetzelfde dorp reeds weken lang de woon
wagens van eenige zigeuners stonden en
toen de kinderen, hierdoor opmerkzaam
geworden nadere inlichtingen omtrent de
bewoners vroegen, had hij twee van hen
zoo beschreven, ~at de kinderen met schrik
Manus en Manella herkenden. Op Gitano
en Zinga paste de beschrijving der overi
gen met; waarschijnlijk waren die niet
meer bij Manus en had deze zich bij andere
stamgenooten aangesloten. Hans en Fizi
hadden de ontdekking onmiddellijk medege
deeld aan Walter, die hen geruststelde.
Toch eischt deze van den grondeigenaar
de ctellige belofte, dat hij, in zijn dorp
gekomen, met niemand over de holbewo
ners spreken zou. Walter weigerde elke be
looning, ook de geringste. „Zijn naaste te
helpen was Christenplicht", zeide hij een
voudig.
„Als gij eemnexl de hulp of den steun
gij mij vraagt, nooit gebruik maakt?"
„Ik zou meer reden hebben te vragen,
mijnheer de minister, waarom gij mij niet
ontvangt, als ik c*p den bepaalden tijd bij
U ben. Tweemaal ben ik precies om vijf
uren uw woning geweest en beide kee-
ren zeide uw kamerdienaar mij, dat gij
bij den Koning dineerdet."
„Bij den Koning? Om vijf uren in den
morgen? Maar dat is immers onzin,"
„Neen, Excellentie, ik zie nu in, dat
het een misverstand is ik meldde mi] aan
Uw woning aan om vijf uren in den na
middag, en dat spijt mij te meer, omdat
het ambt, waarvoor ik een mijner vrienden
wilde aanbevelen, nu aan een ander ver
geven ia"
Doch nog vroeger dan Tbiere stond Do-
faure, een beroemd advooaat, op. Dez»
wae om drie uren bij de hand, gebruikte
dadelijk een bond voedzame, geurige soep,
voorzien van allerled groenten, waarna hij
aan het werk ging. Toen hij voot de derde
of vierde maal minister was, gaf Dufa ure
een groot bal, waar de gasten rich uitste
kend vermaakten, zoozeer zelfs, dat rij de
verdwijning van den heer de>s huizes niet
bemerkten, De weinigen, die hem misten,
dachten dat hij in een hoek van een der
talrijke vertrekken met iemand over een
belangrijke zaak onderhandelde. Doch juist,
toen de gasten zonden gaan soupeeren,
verscheen Dufaure, frisoh en uitgerust.
Voor zijn Excellentie wordt een soepter
rine neergezet, gevuld met geurige, dikke
soep, waarin kooltjes, wortelen en peertjes
broederlijk rondzwemmen naast erwten en
knollen.
„Maar mijnheer de minister," roept <h
prinses Mettemich ontsteld uit, ,4k hoop
tocih, dat gij dit niet op zult eten?"
„Gij zult zien, dat ik het wel doe, me
vrouw."
„Uwe Excellentie krijgt nachtmerrie.
Vlak voor het naar bed gaan..."
„Ik ben, integendeel, juist opgestaan.
Sinds veertig jaar ga ik eiken avond om
negen uren naar bed, om te drie uren in
den morgen op te staan. Ik hecht aah
mijn gewoontöTerwijl gij aan het dansen
waart, sliep ik. Een keer ben ik wakker
geworden door een oom et k piston, die
een helsch kabaal maakte en daarvan heb
ik gebruik gemaakt, om een rapport op te
maken. Voor de reet. heb ik mijn nacht
rust genoten."
En de eoep verdween tot het laatste
van een vriend behoeft, wend U dan tot mij.
Met deze woorden en een stevigen hand
druk nam de geredde afscheid. Bij zijn te
rugkomst in de hut vond Walter de kinde
ren angstig wachtend, doch gezond en wel.
Op hun verlangen vervolgde hij dien avond
zijn verhaal van de avonturen in het verre
Westen.
De Kluizenaar vervolgt sijii verhaal.
Strijd in de Prairieën.
Het weer werd ruwer en ruwer. Van bet
rotsgebergte gierden de winden over het
vlakke land. Het gras, dat op de onDs-
bouwde vlakten, naast de akkers en weiden
voor koeien, paarden en schapen aanvan
kelijk onder de verzengende stralen der
herfstzon verdroogd en vergeeld' was, nam
een bruinachtige kleur aan.
Als N oord - A me r ikazooals bekend is,
niet de lente heeft, die bij ons alle natuur
vrienden in verrukking brengt na den
winter wordt het in eens zomer dan mag
het zich daarentegen beroemen op een na
zomer,, den z.g. Indianen-zomer, zooajs geen
ander werelddeel heeft. Hier in het ge
bergte werd hij echter dikwftjls onderbro
ken door sneeuwbuien, die door den wind
in het land werden gebracht, nadat reeds
de toppen der bergen met een witte raag
bedekt werden.
Zelfs een sneeuwkleed, dat midden in
den winter gevallen is, biedt evenwel nooit
langer dan een dag of twee weerstand aan
de zonnestralen. Doch zoover was het koude
jaargetijde ditmaal nog niet gevorderd. De
dieren gingen nog geregeld eiken dag in
peertje, tot groote verbazing van prinsea
Metternich.
Nieuwe S&aadsels.
Iugee. door Willem v. d Reydea.
L
Mijn geheel is een nuttig voorwerp, be*
«taande uit II letters.
7, 8, 9, 1, 6 is een land ia Azië.
5, 6, 2, 10 staat aan den hemel.
5, 4, 11, 1 is een verkorte meisjesnaam.
1, 3, 2, 5" heeft ieder.
11, 11, 1 is een getal.
6, 2, 8 is ecu uitroep vaat droefheid.
IL
Het geheel is een plaat» in Zeeland.
2, 2, 3 is de broer van een mijner oadenv,
4, 6, 5, 7 ligt over een rivier.
1* 2, 3 bet tegenovergestelde va»
knap.
Ingezonden door „Okfce Taameoaa.*
HL
Eenmaal S en eenmaal O.
Eenmaal T en eenmaal D.
Eenmaal U en eenmaal YK
En nu nog tweemaal E.
Welke straat in Leiden bedoel ft bier*
Ingez. door „een BAedbelvriendje*,
IV.
Mijn geheel bestaat xib 8 luttass co is eep
groente.
4, 5 ie een verkorte meisjesnaam.
2, 5, 4 gebruikt men in de kenkea.
1, 2, 3, 4 is een cfier.
L, 5, 2 komt uit een
6, 8, 1 is een telwoord.
8, 8, 7, 1 gebruikt de landman.
Ine*. door JStOfT,
V.
Mijn geheel bestaat uit 10 letters en is d|
naam van een plaats.
1, 2, 3, 4 ie een rivier.
Het 9, 2, 6, 10 ie een deal van bet
lichaam.
Een pauw heeft een mooi en 4, 5, 2, 3, 6, KX
Een 1, 2, 4, 6 bevindt zich oip een schip.
9, 7, 10 ie een klein paard.
8 is de 3de letter van het alphabeth.
de weide; alleen 's avonds werden rij onder
dak gebracht en ook overdag bleven zij geen
oogenblik zonder toezicht. In zachte win
ters werden zij ook 's nachts buiten gela
ten. Nu was het reeds twee dagmaanden
geleden, dat Waiter don Indiaan ontmoet
had, en nergens was er bet minste gebeurd,
dat op gevaar voor de bewoners der farm
scheen te wijzen. Klammer, de pachter,
zag znjn beaorgdheid verdwijnen. Het ge
bergte was immers reeds ten deele inge
sneeuwd en wanneer de indianen een over
val beraamden, dan hadden zij daarvoor
toch stellig een tijd gekozen, dat zij ge
makkelijk het gebergte konden ©verrekken.
Bij het gebouw, dat met den tuin slechts
door een houten schutting omgeven was,
stond een groep eiken van middelbare
grootte. De bladeren en takken waren
zwart en de stammen waren reeds van on
deren af met takken begroeid, in tegen
stelling met de onze, die een indrukwekken
de kracktigen stam hebben, zonder takken.
Het hout van de z.g. zwarte eiken is bij
zonder stevig. Des zomers, op warme mid
dagen was het heerlijk zitten onder het
dichte bladerdak. Nu begonnen de bladeren
af te vallenandere boo men als linden,
vrucht- en sierboomen, waren reeds bajna
kaal. In deze streken, in de nabijheid van
het rotsgebergte, komen nog vele boom en
voor, die een gedeelte van het jaar kaal
zijn; eerst veel verder Zuidelijk begint bet
rijk der ïmmAgroene planten.
(Wordt vervolgd.|