VOOR DEJEUGD
ISIDSCH DAGB1AD
Anekdoten.
Goede oplossingen ontvangen van:
No. 15098.
Woensdag 12 XMEei.
Anno 1909.
'A-*ttL?<JL*iÜL'»JL»i••i-»ittkJPAffJae»A*
De zorgelooze kleine Molly
Oe Voddenraper.
L
worden, waarom men het dunste papier
neemt, dat dan met een fijn elastiekje aan
den staart bevestigd wordt. Op die manier
leggen ze in dienselfden tijd grooter weg
af dan de snelste sneltrein.
Ingcz. door Jansje van don Bom,
Waaroohuwing.
Een president had bij een hardloopwed
strijd een gouden beker gewonnen. Hij
Werd daarom door een heer toegesproken
Vriend, u heeft dezen beker gewonnen
door het gebruik van uw boenen; ik hoop,
dat gij nooit het gebruik van uw beenen
mag verliezen door het gebruik van dozen
baker."
Ingez. door Elwabotih Koreman,
In de dorpesohooh
Onderwijzer: „Wie van de jongens hier
Weet wie Karei de Stouto wast"
Jongen: „Ikke, meestert"
„Ondorwij<zer: „Zoo, wie was dat dan?"
„Jongen: „Mijn broer Karei, meester.
Moeke noemt hem altijd Karei den Stou-
tto."
Ingezonden door J. Ohrtetiaanse.,
Aan hot station.
Dame, tot conducteur: „Mijnheer, hoe
laat vertrekt de trein naar Boverwijk?"
„Over andorhalf uur, dome I"
Dame: „Gelukkig, dat ik weer niet te
Uat ben gekomen."
Ingezonden door Hendrik Massaar.
Moester: „Piet, waarom heb je niet met
de andere jongens meogezwommen 1"
Piet: „Omdat het water te nat was."-
Ingezonden door „Klein maar dappers-
Het zijn sneeuwgladdo straten.
Jan: .,Hoe komt het Piet, dat jij niet
©nderuitglijdt?"
Piet: „Dat komt omdat ik nagels in mijn
•ohocnon heb; heb jjj die dan niet?"
Jan. „WeT' neon."
Plet: „Heb jij geen nagols in je schoe
nen, ben je dan zond'er nagels aan jo toe-
non geboren 1"
Oplossing-en der Raadsels.
i.
Kroonprinses.
II.
Beeldhouwer.
IIL
Amoland.
IV.
Geen rozen zonder doornen.
Y.
Krommenie.
P. J. Coffrie Jr., Ario Schipper, 11. H.
Schipper, Marie van Tongeren, Hendrik
Binnendijk, H. van Heusden, H. M v. d.
Bos, „Fabian", Anton, Gerard en Betsie
Bighart van Gelder, I. Piket, Hercules",
Jacobus Piket, Hondrik Maesaar, „Emma",
Mariotje Poptie, A. Hoogevoon, H. de Ru,
P. on B. van Daalcn, C. en P. v. Alphen,
„De twee Klaprozen", S. L. Janssen, Cafco
Hosselbach, Joh. Tierolf, „Rozeroodje en
Rozewitjo", Marie van Hooidonk, „Nieuwe
ling", Philippus do Nio, Maria Oudshoorn,
Frans van Hoeken, P. en C. Schaft, Jan
en Willem Stokhuizen, Johannes Niehoff,
Betsie Niehoff, „De Duifjes", P. Jasper-
se, „Het Bloemenmeisje", Sure en Willem
Breedeveld, Margaretha van Meijgaarden,
„Jan Steen", A. Sirag, „Anjelier", S. Ber
nard, Jac. Mol, M. v. Dried, J. Stopman,
„De Transvaler", Héléna Krügor, Jet en
Jan Mulder, „Kruidjoroer-me-niet", Lena
en Willem v. d. Heijden, Francina de
Vrind, 0. de Kost-er, J. Overvliet, Ant-
Hoosoveen, „De twee medelie*jea", Wïl-
helmina on A. Kloos, „Hot Baarsje", J. en
W. Couvée, H. Karreman, David Ouds
hoorn, Marg. Segaar, Suze Blom, Rika en
L. van Velzen, A. van Rosmalen, „Jan W.
Friso", „Herderinnetje", „Iwan", C.
Horsman, Annie de l'Eoluse, Joh. Nieboor,
Christiaan Pauw, Suae Smit, Thom. PLant-
feber, Cornelia Karstens „De acht Vrien-
dinniebjes", Joh. Tierolf „De Afrikaan",
Jac. Eggink, A. on H. Gestman, E. Koore
man, Sj. v. d, Bosch, W. en C. Vink, S.
J. de Haan, M. en N. Smit, N. on M. Kou-
wenhoven, „Mistletoe", M. en A. Kloote,
Lodowijk en Plona den Holder Hendrik
Kriek, D. Binnekamp, M. en D. Meers
hoek, „Sijsje", Joannette Oostveen, allen te
Leiden.
Nellie de Graaf, te Hazerswoude.
M. Roos, A. en D. van Nieuwkoop, Jacob
Bol, K. en D. van Nieuwkoop, Willem on
Jan v. d. Veer, C. G. de Vries, Lena en
Joh. den FAnon, te Haarlemmer
meer.
P. van Nieuwkoop, Jo Lemmerzaal, G.
E. v. Nieuwkoop, Trijntje en Joh. Spaar
garen, 0. Zwetsloot, Cor en Frans Lij en,
Gijsje' en Jaooba Los, 0. Do es wijk, D. van
Nieuwkoop, allen te Kaag.
„Drie TomaooV', to K a t w ij k.
Oorry Wernink, „Roaoknop", te Kou
de k e r k.
Jan en Cor do Groot, te Leider
dorp.
Arentje Kneteoh, „De twee Fazanten",
te L i s s e.
Jan den Elzen, to Noordwijker-
h o a t
„De twee Dapperen", teOegstgeesfc.
H. 0. Voenstra, te Oudewetering.
Marie yan Paridon, Gorritje Bol, te
Valkenburg.
M. on R. de Ruijter, Ali, Barend en Jo
Koning, Aagje, Truue en Neoltje v. Bcm-
mel, te Voorschoten.
PieteT Oostenrijk, te Rijnsburg.
„Theeroos", te Wassenaar.
„Jan en Piet", A. Parlevliet, Joh. Par-
levliet, Jacob on Anna Broggaar, M. Mar
garetha en Neeltjo van Donk, te Zoe
te rwoudo.
H. en O. van Nieuwkoop, to W a r-
mond.
Prijzen vielen ten deel aan Oato en Wil
ly Vink en Jacobus Mol, te Leiden.
Correspondentie.
„R a o d« e I v r i e n d i n n o t j e", te
Oegstgeest. Jo gaf mij in je keurig ge
schreven briefje een volledige beschrijving
.ja® do feeetcLijko viarfcng dbr geboorte
van Prinses Juliana, die ik met veel ge
noegen gelezen heb. Het spijt me echter,
dat je daarbij verzuimde je briefje te on-
dertcekenen, wil je daar in het vervolg
wel aan denken
„D e tjwoe Fazante n", te Lisse.
Ja kinderen, ik heb met genoegen een
wandeling door het bosch gemaakt, en be
merkt dat de boomen, struiken en hees
ters er prachtig bijstaan. Het zal niet
lang meor duren of het bosch is in feest
dos; de Meimaand belooft prachtig te
worden.
Jan en Cor de Groot, te Leider
dorp. De Residentie heeft de geboorte
der Kroonprinses op schitterende wijze
gevierd. Rijk en arm heeft daaraan mede
gewerkt, de stad was alom versierd, zoo-
dat het geheel een feo^tel ijken aanblik
opleverde. Ik denk. dat H. M. de Ko
ningin tevreden zal zijn over de hulde, die
Hare onderdanen do jonggeborene ge
bracht hebben. Z. K. H. de Prins heeft
alles in oogcnechouw genomen en zal het
dus wel aan de Koningin vertellen, hoe
prachtig do stad er uitzag en welk een
gelukkige, feestelijke stemming er heersch
te. Gelukkig, dat alles zoo goed en orde
lijk is afgeloopcn en er ien ongelukken
te betreuren zijn, zoodat geen wanklank
de feeststemming kwam verstoren. Ook
het woer heeft zich gelukkig goed gehou-
d-Xu
„D r ie Tomao oV', te Katwijk. Met
genoegen vernam ik dat ook te Katwijk
prettig feest geviord werd en jullie daar
bij veel pleizier badt. Omtrent de ingezon
den raadsels kan ik niets met zekerheid
beloven, dat zullen jullie dus moeten af
wachten, Vriendelijk dank voor de prent
kaart.
„K ruid je-roe r-m e-n iet". Vrien
delijk dank voor do mooie prentkaart
meisje. Het speet me, uit je schrijven te
moeten vernemen, dat je zooveel last van
hoofdpijn hebt. Van harte hoop ik voor
je, dat we spoedig zachter weer zullen
krijgen, opdat je meor yan de buitenlucht
zult kunnen profiteeren.
„D e twee Kerse n". Welzoo jon
gens, hebben jullje zoo vroolijk feest ge
vierd? Dat doet me pleizier, want de ge
boorte der Prinses is znilk een heuglijke
gebeurtenis, dat zo mijns inziens niet luis
terrijk genoeg gevierd kan worden. Do
menschen en kinde>Ten spreken in deze da
gen van niete anders dan van feestvie
ren ter eere van ons Vorstenhuis,; er is
voor niete andere belangstelling. Ik kan
dat het beste merken aan het aantal
briefjes ,dat veel kleiner is dün gewoonlijk.
Hebben jullie al vernomen, dat H. M.
voornemen» is in het begin der volgende
maand naar Het Loo te vertrekken? Daar
kan de Prinses dan van de Gelderache
luoht genieten, en als we een mooie zomer
hebben, gamoho dagen in het Koninklijk
Park en de daaraan grenzend© boseohen
vertoeven. We willen hopen, dat Ze een
voorspoedige jeugd zal hebben en oen
goede gezondheid genieten.
Antoon Hoogevoen. Heit spijt
me, dat jb de vorige week vergeefs naar
je naam gezocht hebt. Je nieuwe raadsels
en anekdoten zie ik gaarne to gemoot.
„De twee Madeliefjes". Vrien
dinnetjes mogen eveneeas erndor een
Schuilnaam aan onze Kindercourant me
dewerken.
Suzo Blom. Neen meisje, ik neem
io verzuim volstrekt niet kwalijk, want ik
begrijp zeer goed dat je tijdens de ver
huisd rukte weinijg gelegenheid tot schrij
ven hadt.
Rika en Louis van Velzen. Neen
kinderen, ik vind het weer nog niet mooi
genoeg om uitstapjes te maken. De wind
is nog erg koud, zoodat men nog best een
warm klecdingtuk kan velen.
Mina en Dinfci Meershoek. Al
hoewel het boek voor jullio samen was.
vind ik het goed, dat Dina het gekregen
heeft. Je kunt het toch om beurten leren
en hebt er dus beiden pleizier van.
Toon ik een meisje van j'ullie leeftijd
was, had ik een zuster die twee jaar jon
ger wns dan ik. Wij deelden alles samen.
Onze kamer, onze kasten en ook onze boe
ken, we spraken steeds van „onze kamer"
en vonden het prettig als we de een of an
dere wandversiering, een meubeltje, luxe
voorwerpen of boeken kreccn om onze k~
mer te versieren of onze bibliotheek meel?
to verrijken. Zoo moeten jullie het ook nar
leggen en niet huilen of verdrietig r|r
wanneer de een iets kriigt en de ander pi"
Joh,an Tierolf. Ja vriendje,
briefje kwam te laat in mijn bezit, zoodop>>
de kon ik je naam niet op de lijst verr
den. Nu had je echter beter opgepast.
Willy enCato Vink. Ja meis.i
ik vind het versje heel lief, doch we wil
len hopen, dat Prinses Juliana nog vele ja
ren Kroonprinses zal blijven en Hare Mop-
der onze Koninginne. Als Prinses zal ie
ook van Haar jeugd meer kunnen genie
ten. dan wanneer Zo reeds op jeugdigen
leeftijd rot den troon geroepen zou zijn.
Vriendelijke groetjes.
MARIE VAN AMSTHL.
*k~
At
o» l*_rl
EN DE
Zorgzame Zeemeermin.
Sneeuwwitje was tooh zoo'n mooie pop
toen ze nieuw was. Zooals je wel aan
haar naam hoor en kunt, was ze heelemoal
in het wit en met een witte hoed met witte
bloemetjes. Molly had haar gekregen net
even voordat ze met vacantio naar zee ging,
dus, natuurlijk ging do pop nu ook mee
in den trein. Of dat eigenlijk zoo ba&t was.
weet ik niet want spoorwegwagens zijn
niet altijd zoo heel schoon en Molly's poot
jes werden wat warm en vochtig van dat
rondscharrelen in den ooupé. Sneeuwwitje's
jurk'werd dan ook een beetje beduimeld.
„O, hoe verschrikkelijk," zuchtte het
arme poppekirud. „Was ik maar liever bij
een meisjo gekomen, dat goed en wel in
haar nette kinderkamer, thuis bleef I"
Mnar al die vrome wenschen hielpen
niet veel en van don trein, reden zo per
rijtuig naar de villa bij de zee en daar
wachtte Molly een heerlijk maal, met aard-
boien en room. Maar Sneeuwwitje lag
eenzaam en verlaten op de sofa, hongerig
als ze wasl Na het eten kleedde moeder
Molly uit en bracht haar naar bed cn
het is haast ongelooflijk maar Molly
vroeg niet eens of Sneeuwwitje bij haar
wilde slapen. Gelukkig, dat moeder daar
ook nog aan dacht en zoo lag zc dan, met
hoed en al, ten minste ook in bed.
Den volgenden morgen zag het or zoo
vroolijk en heerlijk zonnig uit buiten, dat
Molly zich haart den tijd niet gunde, om
rustig aan het ontbijt te blijven. Tot haar
por dient gecegd, dat ze Sneeuwwitje op
schoot had en dat die ook af en toe een
lepeltje havermout kreeg. Maar zo zag er
niet bepaald frisch meer uit, Sneeuwwitje:
haar jurk was leelijk gokreukt en verfom
faaid, haar hoed stond op één oor en het
haar was totaal uit den krul.
„O, het zal buiten toch zoo heerlijk
zijn, Sneeuwwitje-lief. We zullen zoo'n
pret hebben aan het strand. We gaan de
duinen afhollen en ir de zee loopon en een
gTooten kuil graven. O, heerlijk, heerlijk I"
Sneeuwwitje werd beurtelings rood en
bleek van schrik.
„O, ik hoop, dat je moeder je dat nooit
zal toestaan, al dat geploeter in het wa
ter, en je vergeet natuurlijk mij mijn jurk
uit te doen bij al die waschpartijeD."
Maar Molly hoorde niets van al die ver
zuchtingen en zoodra ze haar kans schoon
zag ontnapte ze, met Sneeuwwitje onder
den eenen arm en schop en emmertje on
der den anderen; en daar holde zij het
strand op. Alles was even vroolijk en hel
der en licht om haar hoon, maar toch was
Sneeuwwitje allesbehalve opgewekt. Ze
tobde maar over haar „teint" dat hecle-
roaal zou bederven in dien feilen zonne
schijn en misschien was ze ook wel een
beetje nuffig en kleinzeerig; maar toch
heb ik nog wel iets meelij met haar. De
kinderen trokken hun badpakjes aan en o,
schrikl daar voelde Sneeuwwitje ook haar
jurkje uitgaan en Molly clrukte haar tecder
aan het hart met de heerlijke belofte dat
ze nu ook dadelijk moe in het water ging.
„O, hemeltje 1 help, help; ik smelt ik ga
kapot," riep de ongelukkige pop, maar
vergeefs. En ik durf haast het eind van
de historie niet te vertellen, zoo treurig is
dat. Eerst ging er eon hóen los, toen beicto
armen; toen begon ook het andore been af
te breken en eindelijk stond het hoofd ook
te waggelen op den romp. En alle jongens
kwamen het strand op, zoo'n allergekst
"gezicht was het, die ontzetting van Molly
mot al die stukken en brokken van Sneeuw
witje om zich heen.
„Och kom, wat kan het jouw schelen,
Molly; zet die suffe pop op het duin en
ga meespelen van „vader ik sta op jouw
kasteel!" in het water."
En Molly liet zich meetrekken en sprong
en danste zoo vroolijk in het water, oat
het niet lang meer duurde, of zo was
Sneeuwwitje heolcmaal vergeten en toen
ze weer naar huis ging, had zo een zeester
in haar emmertje en hoopon schelpjes en
zeewier. En arm© Sneeuwwitje dacht, dat
haar laatste uur geslagen had, toen de
vloed opkwam, maar... daar opeens steeg
er een allerliofste zeemeermin op uit de
sohuimende witte golven 1
„O, jou aardig, lief poppetje, hoo heer
lijk dat ik jou hier vind; ik heb al zoo
dikwijls gcwcnscht eon pop to hebben cn nu
lig jij hier zoo verlaten. Nu, ik zal goed
voor je zorgen dat beloof ik je!"
En daarmee begon de zeemeermin,
Sncewwitje's armen en boenen te lijmen
met visohlijm, die de zeemeerminnen natuur
lijk altijd bij de hand hebben, cn ze kleedde
haar in prachtige, blauw doorschijnend 3
schelpen en deed baar een gouden kam in
het haar.
-.Ga nu mee met mij, dan zal ik je onzo
koraalkamer laten zien en de pnarlen-
kinderkamer, waar jij en ik slapen zullen,
cn tuinen vol roode en gele en groene zee
bloemen en we zullen den hcelcn dag
samen «pelen," sprak do zeemeermin.
„Eindelijk heb ik dan toch een gelukkig
thuis gevonden," zuchtte Sneeuwwitje en
verdween met haar nieuw moedertje in de
diepe, blauwe nee.
Zoo kwam het, dat Molly haar kind ook
nooit meer vinden kon al deed ze or ook
nog zoo'n moeite voor. Maar ze verdoend#
het ook niet erg, vindt je wel?
Op een dog, dat ik door een der langste
straten van Parijs wandelde, werd mijn
aandacht getrokken door de bezigheid van
een klein mannetje met een mand op den
rug on een gr00ten zak in plaata vaagj
schort. Hij stond stil bij eiken straathoek
en wierp handig met een stok, die in een'
haak eindigdo, allerlei voorwerpen in zijn4
mand of zijn zak, dio ik eerst met onder
scheidon kon. Ik begreep niets van zijn
werk, dooh toen ik hem bleef volgen, zag
ik, dat hij beenderen, leerw papier, lompen,
glasscherven, sintels, stukjes verguld, po*«
celein, ijzer, enz. opraapte. Meor en meer
nieuwsgierig volgde ik hem op den voet,
zag hem praten met een oollega, hom me
dedeel en van zijn vondst, en eindelijk be
gon ik een go&prek mot bom.
Hij zag, dab ik hem niet om zijn ambacht
bespotte on dat ik, verre van hem te ver
achten, hem voorstelde^ samen een glas
wijn te gaan drinken. Toen nette mijn man
zijn mand neer, woeohte zijn handen nan
de pomp en volgde mij in de gelagkamer
van oen kleine herberg.
„Ik zie wel mijnheer", zcide hij, „dat gij
een vreemdeling zijt cn dat mijn kleine
handel uw verwondering opwekt. Ik wedi
zelfs, dat gij U al afgevraagd hebt, hoe ik:
er mijn brood mee kan vordicnen."
Ik kwam er rond voor uit, dat hij do
waarhoid gezegd ha/1 en kreeg zonder moei
te van hem tc hooren wat ik weten wilde;
hij vertelde mij:
„Ik bon voddenraper van mijn vak, zoo
als gij ziet. Wij zijn bier in Parijs mot on
geveer driehonderd als wij de goten^nb-
bers, die slechts 's nachts werken, meetel
len. Onze uitrusting is niot duur: een
mand, een flinko haak en een paar oude
tonnen om de koopwaar in te doen, dat. is
al. Geen voorschot, geen crcdiet en bij ge
volg geen bankroet; alles is voordeel in
ons vak. Ik houd altijd mijn zelfde buurt,
daar ben ik bekend, mijn ronde is eiken
dag ongeveer op denzelfden tijd geëindigd
en de rest van den dag wordt gebruikt voor
het uit/.ocken van do koopwaar, of de fa
brikanten nf tc loopen; want wij doen za
ken met die hoeren.
Aan hen verkoop ik leer en beendoren,
dat dient, om er amoniakzout uit tc maken,
dat de vertinners, schoeftsmeer-fabriknn-
ten en banketbakkers noodig hebben. Bij
den ander breng ik papier en lomps®
dat is om karton en papier te makende
sintels en de glasscherven plaats ik bij de
glasfabrikanten, do stukjes ijzer bij de vi
triool-fabrikanten, dc oude kromme spij-