Huwelijksgebruiken in den Eifel j en op den Hunsrück. kreeg een kleur van verontwaardiging, toen /ones haar opnieuw aansprak. „Ik kom nog even terug, Juffrouw, om u te zeggen, dat het me spijt u beleedigd, te hebben," zei hij zachtmoedig. „Ik be doelde niets kwaads, heusch niet. Ik heb een ruiker gebracht en hoop, dat u zoo .Vriendelijk wilt zijn dien aan te nemen." „Dat heel attent van u, mijnheer Jo lles," zei de zuster en kwam ©enigszins stijf naar hem toe. „Ik wil niet haatdragend rijn, maar het was niet erg beleefd van te spreken van mijnmijn vrouwelijke febreken." „Gebreken," gilde de boer bijna, „maar rfrouw, u is mooi, mooi zeg ik! Toeni het schreef, bedoelde ik een complimen tje, maar mijn. domme, lompe woorden 'hebben u zeker in de war gebracht. Doch 'kijk eens hier, juffrouw, ik geloof, dat ik het nu beter gemaakt heb." En hij wees op het versje, dat met een eindje zwart Veterband aan den bos viooltjes gebonden jras. Zuster lachte vriendelijk, toen ze het ge itzen had. „Dat is heiel aardig van u, mijnheer Jo nes," zei ze, „alJeen, vindt u den toon niet een beetje ai te vtü En ze stak haar neus In den ruiker viooltjes."" „Heelemaal niet," antwoordde Jones •toutweg, „en u zult zeker wei begrijpen Jvat ik bedoel. U is een verstandige vrouw Van middelbaren leeftijd en niet zoo'n jong nest! Wel verdraaid! Wat heb ik nu weer gedaan?" En boer Jones krabde zich in groote verlegenheid het hoofd, daar zuster zich plotseling had omgekeerd en haar huisje was binnengegaan. Langzaam en droevig keerde de arme l&an opnieuw huiswaarts. De Valentijnsdag zou spoedig voorbü zijn, en npg was zijn IjDt onbeslist. Maar hij zou zich niet uit het veld laten •laan; hij zou nog éénmaal de kans wagen. Zuster was ditmaal aardiger geweest, jdat leed geen twijfel; maar bevattelijk was re niet. Iedere andere gewone vrouw zou kern begrepen en een beetje voortgehol pen hebben. Maar kom, hij kon ook niet verwachten schoonheid en verstand nog 'bovendien te krijgen en van het laatste ar tikel had hij genoeg voor twee, getuige zijn gedichten. Hij zou nóg een vers maken, dat haar ronduit zou vertellen wat hij bedoelde? dat was het allerbeste en dan kwam alles spoedig in orde. Opnieuw ging hij aan zijn tafel zitten en na heel wat peinzen en tobben schreef hij De' roos is rood, 't Viooltje is blauw, En 'k ben verliefd, Mijn schat, op jou. „Ziezoo," riep hij zegevierend uit, „als dit haar niet overhaalt, dan is er geen raad voor; en wat meer zegt, als ze nu niet begrijpt wat ik wil, dan geef ik het op. Het zou onzin zijn met een idioot te trou- ?ven, hoeveel ik ook van haar houd." Maar na het vers gelezen te hebben, begreep zuster het, en ze piaakte onzen Jones zóó gelukkig, dat hij een kopje thee bij haar bleef drinken. En toen hy een maand later zijn blozende bruid naar het altaar geleidde, schitterend uitgedost jn rood merinos, was zijn geluk volkomen. Groote bouwmeesters. Onder dit opschrift sohreef de heer J. Daalder Dz. in het „Hbld.": Zoo de waard is, vertrouwt hij rijn gasten. Dit spreekwoord vindt men wel bewaarheid bij de Ekster (Pica pica L). Want deze mooie vogel met prachtigen, trapsgewijze verlengden, waaierstaart, die even lang is als het geheele lichaam, en met het schitterend vederkleed, waarop groenzwart, zwartblauw en goudgroen, als het ware, om den voorrang kampen, ia een gTOote eierenroover. Gaarne ook voedt rij haar kroost met jongo vogeltjes, zoodat in den broedtijd geen nest voor de mooie boewwicht veilig is. Maar voor eigen kin deren zorgt Let ekEterpaar zoo goed, als maar een vogel kan zorgen. Het neet ia een waar meesterstuk. Wie geen gelegen heid heeft het in de vrije natuur te zien, kan tereoht in „Artis", waar de heer P., J. Steonhuizen, in de verzameling „Fauna Neerlandica" zoo'n keurig bouwwerk heeft tentoongesteld en bij het zien er van weet men nauwelijks, wien men den meesten lof moet brengen, den heer 8. voor de sohib- terende verzorging van den braaien Meir doorn, of den vogel voor het vervaardigde nest. Zoo'n eksterwoning wordt gemaakt op een onderlaag van doorn takken en braam- stekels, stevig vervaardigd van klei en vezels met zachtere voering, en daarover heen komt een groote kap van doorn- en andere takken, stevig vastgestrengeld tus- schen de levende boomtakken. Een klein vlieggat, dat do eksters best weten te vinden, geeft toegang tot het nest. Zoo rijn de gewoonlijk zes eieren en later de jongen van de ekster uitstekend beschermd» Niet alleen in Meidoorn, maar ook m allerhande loof- en vruahbboomen bouwt de ekster haar nest, en overal, waar maar boom en voorkomen, kan men hot vinden. Ook de Gaai (Garrulus glandarius U), meer bekend als Vlaamsche Gaai en al® Meerkol, heeft dezelfde roofzuchtige eigenschappen als de ekster, en door hem worden allerlei lokkende geluiden gemaakt om argelooze vogels in zijn nabijheid te krijgen. Slaagt de listige roover, wee dan het arme vogeltje, dat door hem gegrepen wordt 1 Meodoogenloos wordt de hersenpan er van verbrijzeld, en de weeke hersenen zijn den Gaai een lekker hapje. Heeft hij niet veel honger, dan blijft het overige cadaver onaangeroerd. En hoe mooi is ook do gaai l Purperkleu rig bruingrijs is do hoofdkleur van rijn kostuum, dooh wit vindt men op stuit en vleugels, en zwart op staart- en slagpen nen. En wat hem vooral mooi maakt, dat zijn de lichtblauwe, met zwarte dwar®- bandjes afgezette vleugclspiogels. Ja, ook de gaai is mooi, maar een geslepen deug niet. Ook zijn neat is een kunstwerk, al wordt hot met overkapt. Het ia zuivor komvormig, vervaardigd van fijne takjes of heidekruid en van binnen met zachtere zelfstandigheden belogd. Gewoonlijk is het te vinden op een tak dicht bij den boom stam, doch nooit laag bij den grond. En als derde bouwkunstenaar wenschen wo te noemen de Roek (Oorvus frugilegus L.). Gelukkig kunnen wc van dezen vogel meer goeds vertellen dan van de beide 6traks genoemde. De rook heeft veel een voudiger vederkleed, wat ons dan ook al dadelijk doet denken aan het „ware ken merk des harten." Tooh is do roek niet leolijk. Het vedorpak komt overeen met dat van de zwarte kraai, doch er zit meer violet-blauw in. Dikwijls ziet men roeken met ontvederdo aangezichten. Deze kaal heid ontstaat door het gedurig boren in den bodem, waaruit rij allerhande wormen opdiepen. Men mag dcee vogels alzoo nut tig voor dten Umdfcnan noemen, zoodat het beter is ze te sparen dan te verjagen. Toch gebeurt het laatste nog maar al te dikwijls. De roeken broeden gezellig in opgaand hout, en dikwijls worden do nesten, die dan aan 'heksonbezeans doen don kon, ad vroeg in het voorjaar gemaakt. Het gaat er dan in zoo'n roekenkolonic levendig toe, en wanneer roofvogels naderen, wordt gcmeenoahappelijk op dan vijand aange trokken, die dan gewoonlijk spoedig de vlucht neemt. De nesten zijn stevig samengesteld van takjes en klei, en gaarne wordt wol ge bezigd voor inwendige bekleeding. Kleine wollen kleedingstukken zijn met veilig op de bleekvelden, wanneer ze in de nabijheid van eon nestmakende roekeokolonie liggen. Want men vindt de kolonies zoowel in de bosohjes van buitenplaatsen en in de ste den, als in grootere bosschen. Op den trek kan de roek in dichte drommen voorko men, meermalen in gezelschap van kauwen. Ekster, gaai en roek zijn kundige nest- bouwers. Alle drie behooron ce tot do fa milie der raven en tot de orde der zangvo gels. Als lieflijke zangers kunDen we ze evenwel tot nu toe niet begroetem ZAKDOEKEN. Geleerden, wien allee de moeite waard is te onderzoeken, hebben uitgemaakt, dat er in de oudheid noch hij de Hebreeuwen, noch bij de Grieken en Romeinen dus nog minder bij onze voorouders de Kolten en de Batavieren, zakdoeken bekend wa ren, om de eenvoudige reden, dat men toon nooit verkouden wae en dus den neua niet behoefde te snuiten. Uit het Grieksoh-Byzantijnfloh tijdperk heeft men zakdoeken govonden, die echter meer schenen te dienen om gelaat en oogen af te vegen, dan voor bet gebruik, dat wij er aan geven. Nu nog kunnen de Grieken, Moldaviëre en andere Oostersche volken zakdoeken ont beren, omdat zij een buitengewone han digheid hebben op minder smakelijke wijze door middel van hun vingers het gewenacu- te resultaat te bereiken. Do zweetdoek speelde echter bij de Ro meinen reeds ten tijde van Cicero een groote roL Van Nero wordt verhaald, dat hij bij het tooneelspolan rich het gelaat afwiBohte met de wijde mouwen van zijn gowaad; men hield bij de voorstellingen in den ciroua groote doeken in handen, om er mede to zwaaien en zijn goedkeuring er door uit te spraken. Verder dienden deze doeken om wonden te verbinden, kostbare voorwerpen in te pakken, het gelaat te be dekken van ter-dood-veroordeelden, enz. Soms droog men ze in den vorm van een sjaal om hoofd en hals bijna als een sluier., In de Asayriaohe en Perzische bas-re- li eis ziet men ze in handen van de hove lingen, dio den vorst vcrgozellon, en moe ten ze waarschijnlijk dienen om de vliegen en andere insecten te verjagen van bet doorluchtige hoofd. In de 15de eeuw eerst schijnt men aan den zakdoek het doel te hehben gegeven, dat wij als het voornaamste daarvan ken nen. In een „Handleiding voor de Welle vendheid" komt ten minste de raad voor zich niet van de vingers voor het snuiten te bedienen, maar van den zakdoek. Toch bleef de primitieve gewoonte nog langen tijd bij het volk in zwang en werd de zakdoek alleen door de hoogoro klaeseni gebruikt. Onder Hendrik III was do zakdoek een voorwerp van groote weelde gewordenbij was belachelijk klein, sterk geparfumeerd; bijna gehoel van de kostbaarste kant en werd zoowel door heeren ais dames in zak jes gedragen. Tooh achtte niemand minder dan de ge leerde Montaigne dit nieuwe gebruik zeer ongepast en onzindelijk en verkoos hij de oude manier, hij sohreef hier zelfs een verhandeling over. De zakdoek werd ook veel om den hals gedragen en was een vooiloopor van de moderne fichus; in de 18de eeuw begoD men de groote doeken t* fabriceeren, be drukt met kaarten, port reit tem, land schappen, enz., dio nu nog bij sommige families in bedt zijn. Een edict van Lodewijk XIV gaf den vorm aan van de zakdoeken, die niet breeder mochten rijn dan hun lengte; deze wet bleef bestaan zelfs onder de Revolutie en nu nog is de vierkante vorm voor den zakdoek bijna de eenige in gebruik gebleven. Toen de kostumes in den Diiectoi re-rijd welken wij thans van verre na-apen - zeer glad en strak werden, kon men z* niet meer in den zak dragen of tussenin de plooien verstoppen en hiordoor kwanuvi de taschjes, aumonières, ridicules, of lie ver reticules, juist zooals nu, in do mode In den laatsten Ruasisch-Japansehen oorlog bleek, dat de Russische soldaten hft gebruik van den zakdoek volstrekt niet kenden, terwijl de Japanners hun vóór waren en zioh bedienden van vierkante stukjes rijstpapier, die zij na gebruik weg wieren. De huwelijksgebruiken in den Eifel én op den Hunsrück zyn zelfs heden nog interessant en rijk aan eigenaardigheden. Vooropgezet zy, dat men het huwelijk In genoemde streken zoo lang mogelijk tracht uit te stellen. Terwyl in industrie streken de jongelieden, zoodra zy geloo- ven in staat te zyn een familie te onder houden, zelfstandig worden en huwen, is het bij de boeren van den Hunsrück en den Eifel ewoonte, uit een huishoudelijk oog punt, om zonen en dochters nog zoo lang mogelijk thuis te houden. Van zijn kant vindt de boer het niet zoo erg als meerdere kinderen ongehuwd blijven, want het ouderlijk vermogen blijft dan meer bijeen en in de meeste gevallen wint hij zoo een meid en een knecht uit. Het tot-stand-komen van een verloving gaat nog met veel omhaal gepaard. Als een vader zyn zoon in het huwelijk wil doen treden, deze aartsvaderlijke ge woonte bestaat nog ziet hy eerst rond onder de schoonen van het dorp of de om streken en kiest ér een uit, wier vermogen ongeveer gelijk staat met dat van zijn zoon. Er zijn wel gevallen, waarin de jongeling én het meisje uit liefde huwen. Men ver liest echter nooit uit het oog, vooral bij de rijkere klassen, dat het vermogen ge lijk moet zijn. Dikwijls echter volgt de zoon uit gehoorzaamheid het verlangen van zijn vader en breekt een vroeger ge sloten verbintenis af. Indien de vader van den jongeling een meisje gevonden heeft, dat hij tot zijn schoondochter wenscht, en de zoon ver zet zich hier niet tegen, zoo begint do werkzaamheid van de „vrijers" of zooge naamde „heiligmakers," die er in ieder dorp te vinden zijn. Deze mannen, die als rechtschapen en welbespraakt bekend staan en niet al te jong zijn, onderhande len nu met de ouders van den jongeling of het meisje, terwijl zij de omstandighe den van de personen blootleggen. Het is sinds onheuglijke tyden gewoonte, dat een jongeling uit een ryk boerenhuisgezin slechts een rijk meisje mag huwen en om gekeerd. „Of," zooals Schiller zegt, „het hart den weg tot het hart vindt," is bijzaak, als de geldbuidel en de trots maar bevredigd worden. Zoo de vrouw wat klein is, „plaatst de vader haar op den geldzak," of hij „legt haar eenige thalers meer onder de voe ten." Andere gebreken worden eveneens met geld verholpen. Huwelijken, gesloten uit liefde, behooren hier dan ook tot de zeldzaamheden. Zijn de voorbereidende werkzaamheden zoo ver gevorderd, dan begeven zich op een Zondagavond de „heiligmakers" naar het huis van het meisje, om hun bcgeeren in welgekozen woorden den ouders aan te kondigen. Dit is een in vele opzichten gewichtig werk en reeds de wijze, waarop de „vrijers" ontvangen worden door de ouders van het meisje, is beslissend. Deze vermoeden aan stonds het doel van zulk een bezoek, daar het aanstonds na Kerstmis plaats vindt en het huwelyk geregeld in de maanden Januari en Februari gesloten wordt. Drie maal verschijnen de „vrijers," om „aan te houden." Uit het onthaal by hun eerste en tweede bezoek kunnen zij reeds het slot-antwoord afleiden. Wordt hun tegclykertyd brood, boter en kaas en brandewijn, aangeboden, dan is dit een gunstig teeken. Nadat men zich wat over wind en weder, goeden of slechten oogst heeft onderhouden, komen de „vrijers" met hun voorstel voor den dag. Gedurende dezen tijd zit het meis je, vol verwachting naar het besluit harer l) De Eifel is de bergstreek tusschen Rijn, Moezel en Our in de Pruisische Rijn provincie. Het Eifelgebergtc staat met het Hooge Veen en den Hondsrug (Huns rück) ia verbinding, ouders, op een bank in een hoek van den haard. Is het voorstel den ouders van het meisje aangenaam, zoo worden de bezoe kers nog gastvrijer behandeld. Men wis selt vriendelijke woorden, ofschoon bijna altijd het toekomstige paar het onderwerp van het gesprek is, welks goede hoeda nigheden behoorlyk in de hoogte gesto ken worden. Een gewichtige vraag bij de onderhan delingen is ook wie de kosten der brui loft bestryden zal, die niet relden 200 k 300 thaler9) bedragen. Ook in dit opzicht zoekt men reeds van te voren tot over eenstemming te komen. Meestentijds be paalt men, dat de ouders van de bruid, de kosten voor het vleesch en de koeken, de ouders van den bruidegom de kosten voor de overige benoodigdheden dragen. Hebben de onderhandelingen van „de heiligmakers" een goed resultaat, wat hun dikwijls een goed drinkgeld oplevert, dan vindt er eenige toenadering plaats tus schen de jongelieden zelf. De jongeling bezoekt het meisje in het oudcrlykc huis. Wordt hij bij die gelegenheid, namelijk wanneer hij op een naburig dorp om een meisje aanzoek doet, door de dorpsjon gens daar gezien, dan brengen zy hem een kleine ovatie in den vorm van eenige liederen en spreuken. Voor deze eerbe wijzen moet hy, indien hij het niet met hen aan den stok wil krijgen, eenige mar ken voor drinkgeld schenken. Vervolgens wordt de dag bepaald, waar op de bruid met haar ouders zich naar het huis van den bruidegom begeven tot de „beschouwing." Men begrijpt, dat daar reeds lang te voren druk geschuierd, ge stoft en schoongemaakt is, om een zoo gunstig mogelijken indruk te maken. Het is een feestdag, waar alles, wat het huis vermag, opgcdischt wordt. Is deze „bruidschouwing" goed afge- loopen, dan wordt een dag vastgesteld voor de verloving. Op dien dag begeven zich de ouders van den bruidegom met dezen, de naaste bloedverwanten, buren en „vrijers" naar (het huis van de bruid, waar zich de naaste bloedverwanten en de bu ren verzameld hebben. Een van de „vrijers" neemt het woord en spreekt kort en zakelijk over het doel der samenkomst, vraagt den ouders van beide zijden om hun toestemming, vervolgens het bruidspaar en eindelijk de bloedverwanten of zy niets tegen de verbinding in te brengen hebben. In naam van de Allerheiligste Drievuldig heid verzoekt hij dan den toelcomstigen echtgenooten elkander de hand te geven. Ten slotte geeft de bruidegom de bruid het handgeld. Indien deze gewichtige ceremonie voor bij is, verdwijnt alle dwang en ernst; vroo- lykhcid en vermaak kruiden het middag maal, dat nu den gasten wacht, waar ham en bier niet^ mogen ontbreken. Na het maal dampt cle pijp en vertrouwelijke ge sprekken houden de gasten langen tijd vereenigd. H^t losbranden van pistolen en revol vers kondigt het einde van de feestelijke gebeurtenis aan. Nu begeven zich de jon gelingen van het dorp voor het bewuste huis, voorzien met fluiten, blaasinstrumen ten, zweepen, oude ketels en allerlei spek- takelmakende instrumenten, en verwekken zoo een oorverdoovend lawaai. Nadat men bij het begin van het dorp een wagen gebracht heeft, en ten deele zich er voor gespannen, ten deele er op plaats geno men heeft, zet de stoet zich in beweging. De een zoekt den ander in het levenmaken te overtreffen. Het ratelen van den wa gen en het knallen met dc zweep ver mengen zich met tromgeroffel, gefluit en schreeuwen en zingen, zoodat een ware Indianenmuziek ontstaat. Voor het huis der bruid wordt halt gehouden. Men heft den wagen aan een kam op en plaatst een steun onder de as, zoodat een wiel vrij is. Nu begint het e'genlyke „s'ypen." Een oude zeis of emmer wordt tegen het rad gehouden, dat tot dit doel snel rondge draaid wordt, zoodat dc vonken in de rondte spatten. Dat „slijpen" is een eere Een thaler is fl.8Q.; ambt en komt slechts aan den „dirigent*1 en samensteller van de „katten-muzickka- pel" toe. Dit concert duurt zoolang, toti de bruidegom voor de opmerkzaamheid' en eerbetuiging het verdiende loon be»! taalt en een drinkgeld geeft. En nu dc bruiloft zelf. Voor de tweede maal zijn reeds de kerkelijke geboden af gelezen; de derde Zondag nadert en met hem de huwelijksdag. Om de bruiloftsgasten uit te noodigen, bediende men zich vroeger van twee jon* ge mannen uit de nabijheid, die „brui loftsbidders" genaamd werden. In vo| feestomaat, met roode en blauwe banden versierd, trokken zy, rykelyk voorzien van brandewijn, van huis tot huis, van dorp tot dorp, en noodigden de bloedverwanten en vrienden, de buren en speelgenooten uit ter bruiloft. Zy traden de huizen van hen,- die uitgenoodigd moesten worden, binnen,- reikten hun den brandewijn en spraken dé uitnoodigingsforraule uit. Eigenaardig is de tocht des namiddags,' waaraan de mannen deelnemen. Eenige grappenmakers loopen aan het hoofd van den stoet, die aan een lange stang koeken of een gedeelte van <be ham dragen en met verschillende dwaze teekenen geden coreerd zyn. Met luid gejubel beweegt zich' de eigenaardige stoet door de straten van' het dorp. De deelnemers voeren bier en brandewynflesschen met zich mede, on* de voorbijgaande en voor de huizen staand* toeschouwers toe te drinken. Als de tocht^ die in verschillende herbergen halt houdty ten einde gebracht is, gaat jong en oud zyn vermaak zoeken. De ouderen spelei* kaart terwijl de jongeren zich in een zaaf van de herberg of in een ruime kamer van, het huis vermaken met muziek, zang enj dans. Laat ook dikwijls de muziek te wen-* schen over, zoo wordt ze toch mooi gó* vonden. Oude, nauwelijks meer bekende! volksliederen krijgt men te hooren, die do moeite van het verzamelen wel waard zon den zijn. Om geen der talrijke" en zinrijke gebrui ken te vergeten, vermelden wij nog, dat, het gebruikelijk is, de bruid by of na d* bruiloft een geschenk in den vorm van geld te overhandigen, dat men haar by het aft scheidnemen in de hand drukt. Daags na de bruiloft komen nog veld gasten, de buurvrouwen n.L, die voor het toebereiden van het meel gezorgd hebben, en op den huwelijksdag minder hebben kunnen profitceren, terug om do verloren schade in te halen. Waar zout al niet goed voor is< Zout bluocht schoorsteenbranden. Zout böj het vegon van vloerkleeden gebruikt houdt se vrij van mot. Zout opgelost ingeademd geneest verkoudheid in het hoofd. Zout op bijna uitgedoofde kolen ge gooid doet zo weer ontvlammen. Zout is een uitmuntend middel tegen we® penbeten. Zout in water opgelost is het bests reinigingsmiddel voor matten en mande- werk. Zout gegooid op roet, dh-t op het kleed gevallen is voorkomt vlekken. Zout gegooid op een ver so he inktvlek verwijdert de vlok. Zout aaui d® vingers gestreken bij het schoonmaken van vleesoh of visch verhindert, dat die glibberige voorwerpen uit de handen gjijdén. STOFGOUD. Men zegge wat men wil, het hart heeft een verwonderlijke, ja verbazende veer kracht. Het kan ook bij gevoel van blij vend loed niet op den duur neerslachtig zijn. En daarbij. ter weerBzijden van ons pad groeien planten vol heelenden balsem. Alleen een gemelijk gemoed kan den lang- zamen, maar zekeren invloed weerstaan van de morgenzon, den lentehemel, de hoo rnen en bloemen, en de weldadige mach! van menschelijke sympathie. Ranwenboff.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 16