ZONDAGSBLAD
IÉID5CH DAGBLAD
f: i
VAN HET
RECEPT.
No. 15030.
1 Mei.
Anno 1909,
V
„VALEfêTfiüES."
Turksch eten en een
Turksch bedelaartje.
Turksoh middagmaal, afgeraden door
Baodt^kor. AilemaaJ gokhoid; de Turken
•ten heel goed. Ik wae, schrijft een mede
werker vum het „Hbld.", in Stamboel om
de Aya Sofia. Kon er niet in. Er waren
80,000 imams, softa's. en ulema's in de
Dzj&mi (moskee) en er omheen. Do meeaten
liepen mot groene vlaggetjes, waarop in het
Turkaoh stond „Vereeniging van de Mo
hammed oansche Unio". Het waa grandioos.
Sjeik Said Effendi hield op een mot vlag
gen omhangen estrade ccn speech, om de
noodzakelijkheid te betoogen van Muzel-
mansohe volken. Het eindigde met een ge
bed voor het bohoud van het nieuwe con-
stitutioneelo regime. Toon ik er toch niet
In kon, hob ilk tuaschon al die Turken, Ara
bieren, enz. rondgescharreld. Het wa« wer
kelijk scharrelen. En toen kwam ik voor
•en Tunksch eethuis.
Net als in een poffertjeskraam zag ik
braden en bakken. Koekon, lamrbnutjes en
gehakt. Deze laatste twee dingen aan ijve
ren spiteen. Ik er in. En of ik gesmuld
heb! Eomfc stuikjea lamsvleesdh. Dat go-
reoht heette „donmè''. Als groente be
hoorden daarbij witte boonen, sla, augur
ken, wortelen door elkaar met olie en azijn.
Daarna kwam de „kibob." Weer kleine
•tukjes van een jougdig schaap, met do
gaatjes van het spit er nog in. Een platUn
broodkoek kreeg ik er o'k nog bij. Heerlijk
was die 1 Tk had hem beneden op den roos
ter zien bakken. De groente was als bij de
donmè, maar ©r waren groote boonen hij
met schil en al en in het zuur. Een genot 1
Toon kreeg ik ,,pilaf", een rijstgerecht. Ik
at als een Tunkedbe wolf. Maar de lachende
Turksch© kellnor zette me alweer een blik
ken busje voor. Ik meende dat het vol reu-
bcI was. Het bleek zure room te zijn, die
luisterde naar den welluidenden naam
„jaocoht". AU dessert was er „kadnïf",
een heerlijk zoet honigbaksel met room er
boven op.
Zoo'n Tuxikeoh restaurant hoeft een
Onder- en een bovenlokaal. Boven zat ik.
Er waren gewono stoelen en tafels, maar
het plafond was van geelachtig gehloemd
katoen. Allemaal slingers van roodo rozen
en groene bladeren. Aan den wand een
massa gemaakte bloemen. De hcas s'ond
bij een tafel in een hoek en de knechts kwa
men telkens naar boven met een heel lam,
dat tot nu toe bij de andoren voor ran den
gevoJ gehangen had op de straat. De Kaas
sneed op een groote snijplank aanhoudend
maar die lammeren in stukken. Je zag dus
wat. je to eten kreeg.
Om mij hoen zaten officieren, imams,
kenbaar aan hun zwart kleed en den witten
do^k, gewikkeld om de fez. Arabische
sjeiks in bruinachtige boernocs. om het
hoofd vastgebonden met een soort rozen
krans, en gewone Turken in zwarte jas.
Een heel interessant gezelschap.
Toen ïk, dik gegeten, weer in de Stam-
boelsehe volle straat stond en een koets er
wenkte, na zoo'n maal was me het eind
naar Pera te verschrikkelijk om het to voet
af te doen kreeg zoo'n klein hedola«rtie
den vreemdeling in do gaten. Slimme rak
kers zijn dio kleino jongens al 1 Ecr^t zftte
hij een heel bedroefd gericht. Toen dat niet
hielp, een lachenden snuit, allesbehalve
leolijk, nr\Ar zóó vuil, dat je onmogelijk
kon zeggen wat nu eigenlijk zijn huidkleur
was. En het ging: Baksjies mosjoe, verge
zeld van den Oosterachcn groet, een sme
rig pootje op zijn voorhoofd. Als kalme
Hollander liet ik dien kleinen Turk maar
begaan. Dooh hij had nog lang niet al zijn
bedelkmit verschoten. Gewoon afgesnauwd
te worden, meende hij bij zoo'n vreemd
cremolnar, dat hem lachend stond aan te
kijken, wel wat verder te kunnen gnnn.
Hij kuste eerst mijn eene hand ik had
handschoenen aan Baksjies mosjoe;
toon de andere hand- Bnksjies mosjoe: toen
loijn regenjas: Bnksjies mosjoe. En toen
gaf ik hem een pinster, een duhhehje; ik
hnd riet Hknnor. at een stommhop jod
ik begaan 1 TL zag hrt 'i ;n do Uohv d"*
gezichten van de Turken om me hoon. De
kleine gannef had zijn heoie familie in de
buurt, on nu kwamen ze aanhollen, broor-
tjea, rusjta, moeder met zuigeling, en de
heele bende gilde: Baksjies mosjoe. Ik in
een rijtuig. Do koetsier vhxkfco in het
Turksch, maar ze holden mee, allcmaaJ:
Baksjies moejue. Voor een piaster loopen
die ldoine vagebonden de halve stad door
achter een wagen aan. Het is zóó'n schat
voor hen. Ik geef nooit een piaster meer
aan zoo'n bedel jongetje, al kust hij me van
boven tot onder.
LENTEVREUGD.
De vink gooit hoog
Zijn lied omhoog,
In 't aangezicht der zonne,
Die op dat lied
Goudvouken schiet
Naar de aard* in lontowonnel
De haan kraait luid
Victorie uit
Om 't mooie lenteweder;
Hij rekt de wiek,
Op windmoziek*
Hèl schitt'ren kam en veder.
Do klimop glanst,
Hot zonlicht danst
Op 't gloeiend rood der daken,
Jong leven welt,
Het knopje zwelt,
Het voelt de Lente naken.
't Gevogolt' joelt,
Uit de aarde woelt
't Ontwakend kruid naar boven;
De zonne kust,
Uit trage rust,
Al 't void en boooh en hoven I
De vlugge duif
Zweeft naar do kuif
Der witte wolkenbaren,
Om op hot schuim
Mot lichte pluim,
Der zonne toe t© varen.
O zonne zoet,
Uw lentegroet
Giet frisecho levensstroomen
In al wat leeft
Mijn ziele weeft
Weer jongo, gouden stroomen.
Gefarceerde uien.
Groot© uion worden geschild, gewasschen
en een schijf er afgesnedenmen zot ze
(met de schijven) in een gedekte pan met
een weinig koud water op en kookt ze half
gaar. Laat zo dan goed uitdruipen. Men
holt ze voorzichtig uit en vult zo met ge
prepareerd rauw gehakt, kalfs-, varkens-
of rundvleesch, naar verkiezing. Men kan
hot ook gemengd nemen. Nu worden die
schijven over dc gevulde uien vastgebonden
met breikatoon, en vervolgens worden de
uien in een gedektcn schotel met gefruite
boter op het vuur gesmoordmen voegt bij
de gesmoorde uien wat bouillon, zout, fijne
pepor, fijne kruidnagelen, een stukje foe
lie, een laurierblad, een paar schijfjes ci
troen zonder pitten, en wat fijngestampte
beschuit of paneermeel. Laat alles te za-
men nu een uur toegedekt steen, snijd ver
volgens de draden door en neem ze er af,
en dien de nien in den schotel onbedekt
voor.
AIIIj'ETMJFI.
Het boek met verontechnldislngeii.
De talrijke bedienden van een groot wa
renhuis t© Parijs hadden de slechte ge
woonte, dikwijls tc laat te komen. De di
recteur moest 's morgons steeds de talrij
ke verontschuldigingen aanhooren en daar
hem dnt zijn kostbaren tijd ontroofde, be
goot !i>j f-ï rcgrV; ran ts voorin
do n&latigen hun verzuim moesten moti voe
ren.
De oorzaken van de versoh 11 lende be
dienden waren meeetul van den zelfden
aard. Bovenaan de bladzijde stond meestal
„trein gemist'' of „omnibuspaard gevaJ-
lon", waarondor clan de later komende be
dienden aJechts ,,dito" netten.
Opeens kwam in het boek een nieuwe
verontschuldiging te staan. Een jongge
huwd beambte schreef n.1.„Mijn vrouw
heeft hedonnaaht een tweeling gekregen."
Do volgcndo, nogal haastig, schreef er uit
gewoonte „dito" ond/er en de op hem vol
gende evenzoo.
Toen de ohef den volgenden dag het boek
nakeek, bleek, dat niot mindor dan twee
honderd twintig zijner bedienden een twee
ling hadden gekregen.
„Wat is dat toch vandaag hier!" riep
de directeur van het telefoonkantoor tot
zijn dames. „Het regent klachten van ahon-
nós en er ia een drukte vaa belang."
„We kunnen er niets aan doen", ant
woordde een der dames. „Do krant heefl
een boricht gehad, dat er zekere Jansen
door de tram is overreden en nu telefo
neert elke Jansen naar eiken anderen Jan
sen om te weten te komen of de gowonde
Jansen zijn Jansen wasl"
Op een spijelijefc in een koffiehuis komt
de volgcndo noteering voor:
Broodje met vleesoh26 ets.
zonder 15
met kaas 20
zonder 10
Het prijsverschil van 6 ets. tuaschon do
twee broodjee „zonder vleesch" cn „zon
der kacs" is duidelijker dan hun smaakver
schil
In water. Een geneesheer vond rijn
patient Ln een bad, terwijl hij een hem
voorgeschreven medicijn zat in tc nemen.
„Wat doet u nu?l" riep de arts „Zit n
in uw bad, in plaats vaa in uw bedt"
Waarop de patiënt antwoordde:
„Ja, natuurlijk, dokter. Ik moest dit toch
in water innemen 1"
Gast: „Nu heeft een of andere schaaps
kop mijn hoed meegenomen en zijn oudon
daar laten hangen."
Hotelier: ,,'t Moot iemand geweest
rijn, die hetzelfde hoofd heeft als dat van
meneer."
Rekening van een veearts.
Voor het cureeren van UEd.'s poedel, crie
gisteren stierf12.50-
Geven en honden. Man: „Tk
ral vóór elf uren thuis rijn, lieve. Ik geef
je mijn woord."
Vrouw: „Ik had liever, dat je hot
hield t."
„Meneertje, een aalmoes voor een slacht
offer van do Ongevallenwet."
„Wat heb je voor een ongeval gehad 1"
„Van 't dak gevallen, meneer."
„En krijg je dan geeo uitkeeringt"
„Neen, meneer!"
„Welk vak oefende je uitt"
„Inbreker, meneertje."
Of hij gel ij k hadl Een luitenant
zond rijn oppasser uit om een haring te
halen, doch voegde er bij:
,,Als ze soms vragen, voor wien de har
ring bestemd is, dan zeg je, dat hij voor je
zelf is 1"
De oppasser gaat heem, doch komt nn
eenigen tijd terug zonder haring.
Lu itena.it: „Waar ia nu de haring?'
Oppasser: „Dat zal ik u zeggen, lui
tenant! Toen ik, zooals bevolen was, ver
klaarde, dat de haring voor mi; bestemd
was, dwongen rij mij t© gaan zitten en danr
den haring op tc eten gaven mij er zelfs e^n
glas bier bij. Ik dorst niet weigeren, uit
vrees den luitenant te blameeren, door te
verklaren, dat hij eigonL'Tr voor a beetomd
9 •ïtl*
44I li I li g li I ll 11 l
AAI t 111
wwwwww
Boer Jones zat in zijn houten leuning
stoel en staarde droefgeestig in het haard
vuur. Zijn gelaat droeg een uitdrukking
van martelaarschap, bij het i/cchtig over
denken der gebeurtenissen, die geleid had
den tot de moeilijk^- positie, waarin hg
zich nu bc/ond.
't Kwam allemaal van die wijkzuster. Ver
draaid I Hij had geen oogenblik meer rust
gehad sedert zij een voet in het dorp had
gezet. Er was geen twijfel meer aanhg
was verliefd; hij, die nu al die jaren lang
de dorpsschoonen op een afstand had we
ten te houden; en het ergste was, dat, nu
hij eenmaal zoo diep was gedaald, het
heclemaal mis met hem was.
Zijn leven was niets dan ellende. Hij had
zijn eetlust verloren; hij zag niet meer ver
langend uit naar zijn glaasje 's avonds, en
zelfs zijn oude pijp was niet langer zijn
heul en troost.
De verpleegster was een- mooie vrouw;
daar was geen twijfel aan. En zoo'n dikke
was nog eens dc moeite waard; hij had
een hekel aan die schrale, magere vrou
wen, die haar klceding geen eer aandeden.
Bovendien, ze was knap cn verstond haar
werk goed. Wat een troost zou ze zijn in
geval van ziekte; cn boer Joncs schudde
meewang het hoofd, als hij dacht aan zijn
tegenwoordigen, onverzorgden staat.
Nu, hij moest dan maar het een of ander
bedenken. Hij zou wel aanzoek moeten
doen bij de dame; maar hoe ter wereld
moest dat
llij zou wel eens willen weten, hoe zijn
vader dat had klaar gespeeld; maar kijk
zijn moeder was klaarblijkelijk altijd ccn
gewillige slavin geweest, en hoefde dus
waarschijnlijk niet erg gevraagd te wor
den.
Dat was heel anders met dc wijkzuster.
Die had zoo iets fiers en waardigs, echt
een vrouw daar wat bij zat I
Eindelijk kreeg hij een schitterende inge
ving. Het was morgen Valentijnsdag:
hij zou zijn liefde te kennen geven door ccn
Valenrijnsgeschenk. Zulk een kicschc daad
zou zeker wel in goede aarde vallen.
Maar wat zou hij doer
Er waren in het dorp geen gedrukte
wenschen te krijgen, cn het was te laat
om naar stad te rijden en cr daar een te
koopen.
Hij moest een cadeautje zenden en
schriftelijk zijn teedere gevoelens uitdruk
ken.
Het duurde Anigcn tijd vóór h|j een
besluit had genomen omtrent den aard van
zijn gift, maar ten slotte vond hij. dat
leen of ander gevogelte een geschikt ca-
Valentijnsdag, de 14de Februari, is,
naar overoud gebruik, in Engeland een
dag van allerlei schertsen, op welken men
elkaar anonieme liefdesverklaringen, klei
ne geschenken, gedichtjes, enz., zooge-
naAffldfl „VftkrtJAÊs" toezendt,
deau was voor een dame. Hij zou dc
mooiste kip nemen, die zijn hoeve oplever
de, en nu moest hij de dichtregelen schrij
ven, die zijn lot zouden beslissen.
Na heel wat hoofdbrekens herinnerde
hij zich enkele woorden, die hij gedrukt had
gezien op een mal ding, hem vroegïr eens
toegezonden door een eenigszins vrijpostig
meisje.
Ze luidden:
De roos is rood,
't Viooltje blauw.
Maar de rest kon hij zich niet herinneren.
Hij moest het versje zelf afmaken; maar
hoe? Hij kon toch niet dichtenI Eindelijk
kwam hij tot het besluit, dat een kiesche
toespeling op de persoonlijke bekoorlijk
heden der dame een passend complimen
tje zijn zou. Het zou een heimelijke, tact
volle aanduiding zijn van zijn bewondering.
Het kostte heel wat tijd, vóór hij het
vers naar zijn zin had, maar ten laatste
schreef hij:
Dc roos is rood,
't Viooltje blauw.
Mijn kip is vet
Als u, Juffrouw.
Zorgvuldig las hij het ecnige malen over
en knikte toen voldaan met het hoofd.
Zuster kon niet nalaten het complimentje
tc snappen. Hij pakte zijn geschenk in, lei
cr het versje op en vol vreugde begaf lig
zich op Valentijnsdag dadelijk na het ont
bijt op weg.
Hij gaf het pakje af aan hpt huis der
dame cn besloot toen een eindje om te
wandelen en een klein poosje daarna terug
te keeren om haar glimlachenden dank in
ontvangst te nernen en de zaak tot een
einde te brengen.
Een halfuurtje later naderde boer Jones
opnieuw liet hek zijner godin.
Een seconde aarzelde hij vóór hij het
tuintje in trad. Hoe dan ook, nu het ge
wichtig oogenblik gekomen was, voelde hij
zich verlegen cn zenuwachtig. Het was een
afschuwelijke bezigheid, maar manmoedig
moest hij cr doorheen cn het geluk, dat cr
zeer zeker op volgen zou, zou hem ruim
schoots schadeloos stellen voor dc min aan
gename stemming van het oogenblik.
Hij liep naar de deur van de woning der
verpleegster en klopte beschroomd aan.
Zij werd oogcnblikkelijk geopend cn
daar stond de dame vóór hem met vuur-
roode wangen en bedenkelijk vlammende
oogen.
„Goeden, goeden morgen, zuster," sta
melde hg.
„Goeden morgen, mijnheer Jones," ant
woordde zij op scherpen toon.
„Het, het is, een mooie morgen, Juf
frouw."
„ITcel mooi, mijnheer Jones."
O hemeltje, dit was afschuwelijk. Er was
Iets niet in orde; maar de ongelukkige
Joncs kon heclcmaaJ niet begrijpen, waar
door hij aanstoot had gegeven.
Nu, hij moest dan toch zien dc zaak op
de een of andere manier ia het reine pc
bnyigcft,
„Ik was zoo vrg het mandje te komen
halen, dat ik oen oogenblik geleden hien
heb achtergelaten, Juffrouw; althans indien
het u hcclcmaai niet lastig is."
„Zeker niet, mijnheer Joncs, het staat'
hier op tafel voor u klaar, en ik zou u
raden, mijnheer, u goed tc bedenken, vóór
u me een tweeden keer komt bclcedigcn.n'
En de verpleegster overhandigde den ver*
baasden Jones het mandje, waarin kip en
gedicht beide nog rustten.
„U beleedigcn, juffrouw," stamelde hjjj
„wat bedoelt u daarmee? Ik had hccta
maal de bedoeling niet u te beleedigcn,n
ging hg ernstig voort, „wis en zeker niet.
Wel, ik ikMaar hier sloot de ver
toornde dame haastig de deur, zoodat er
niets anders op zat, dan zoo spoedig mo
gelijk op te marchecren.
Dat was me nu een zaakje Wat had Zift
toch gedaan Dc vrouwlui waren toch altijd
zoo onredelijk, hij kon ze nooit goed begrgt
pen. Maar wat zag zuster er mooi uit in
haar kwaadheid I Hg had haar liever dan
ooit cn moest haar op de een of andere
manier zien te winnen.
Hij zou een ander Valcntgnsgcschenk b^
denken. Hij spande zich in en tobde zich
af onder het huiswaarts keeren cn besloot.-
ten laatste de dame een bouquet te geven*
Het was nu Juist niet een geschenk, waar
hij veel om gaf, maar och, zelfs de beste
vrouwen waren somtijds zoo mal en ze sche*
nen altijd van bloemen te houden.
Het was een lastige tijd van het jaar
daarvoor. Hij had enkel viooltjes in zijn
tuin, maar hij zou er een heclcn bos van
plukken en haar dien brengen.
Maar dan kon dat versje niet meer die
nen. Hij inocst ccn ander verzinnen. Thuis
komende nam hij ccn nieuw velletje post
papier, pen en inkt cn zette zich aan het
werk.
Dat was echt zwaar werk, veel lastiger
dan dc gewone arbeid op de boerderij. De
eerste twee regels waren er al en na ongo
veer ccn uur had hij de volgende dicht
regels vervaardigd:
De roos is rood,
't Viooltje blauw,
Doch geen enk'le bloem
Kan vergeleken met jou.
Al heb 'k geen roos,
Viooltjes spreken
§e woorden uit,
ie mg on tb-eken.
Met trots en verrukking las hij het nog
maals en nogmaals over. Wezenlijk, dich
ten was toch nog zoo'n kwaad werk niet.
Alleen schudde hg het hoofd over den
vierden regel; hg was wel wat bang, dat
hg al tc vrij was geweest, en vreesde zus
ters rechtmatigen toom.
Maar hg kon er niets aan doen. Hij wou
die vrouw graag trouwen en onversaagd
moest hg het aanzoek doen.
Opnieuw naderde boer Jones het huis
der wijkzuster. Hg had sedert hel ontbijt
niets gebruikt, maar dat kwam er niet op
aan; dal kwam later wel terecht.
Zus lor wandelde in haar tuintje Li