No. 15080.
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag* 21 April. Tweede Blad.
Anno 1909.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Het wonderoog.
drijf son ge vallen, ten laste behooren Ie ko
men van het bedrijf.
Dóérom behoort dddrvoor de premie niet
betaald te worden door den werkman, doch
door den patroon. Het schijnt ons dan ook
noodzakelijk toe, dat eenerzijds aange
stuurd wordt op uitbreiding van de Onge
vallenwet tot bedrijfsziekten, maar dat, an
derzijds, de voorziening in de gevolgen van
ziekte, gelijk tot dusver, verblijve aan de
particulieren zelf. De wet hebbe dan, mede
door het onder zekere voorwaarden toe
zeggen van finandeelen steun uit de open
bare kas, de verbreiding der ziektefondsen
in hun doelmatige inrichting krachtig te be
vorderen.
Hetzelfde moet, dunkt ons, gelden voor
de invaliditeit. Men heeft invaliditeit en
ouderdom op één lijn gesteld, en daarvoor
moge iets te zeggen zijn; men kan bewe
ren, dat ouderdom ook is invaliditeit, dat
ouderdomspensionneering of verzekering
tegen ouderdom eigenlijk minder noodig
zijn, dan hulp bij invaliditeitsverzekering,
en dat invaliditeit op hoogen lceftjjd krach
tens wettelijk vermoeden mag worden on
dersteld.
Maar juist dit eene, groote verschil, ge
wone invaliditeit, of krachtens wettelijk ver
moeden onderstelde invaliditeit, eischt een
geheel verschillende behandeling van beide
onderwerpen. Leeftijd is een gemakkelijk
vast te stellen feit; daarom kan hij ge
makkelijk als grondslag voor een blijven
de uitkeering worden aangenomen. Maar
bij invaliditeit is juist het omgekeerde het
geval. De ondervinding heeft geleerd, dat
met niets méér geknoeid kan worden en
ook inderdaad geknoeid wordt, dan met de
invaliditeitsverklaring. De door minister
Veegens meegedeelde uitkomsten der inva
liditeitsverzekering in Duitschland zjjn in
waarheid afschrikwekkend, en men zal
goed doen met zich niet op dit ijs te be
geven, alvorens de noodige maatregelen
te hebben genomen tegen verdrinking.
Ook bij invaliditeit zal moeten worden
onderscheiden tusschen invaliditeit als ge
volg van bedrijf, en invaliditeit als gevolg
vap ziekelijken aanleg. De eerstbedoelde
kome ten laste yan den bedrijfsonderne-
mer, en uitsluitend te zijnen laste. Maar op
welken grond kan men den ondernemer
als zoodanig de verplichting opleggen, le
venslang menschen met een zwak of zie
kelijk gestel te onderhouden? Enkel, omdat
zij als arbeiders werkzaam zijn geweest?
De ondernemer heeft hen niet daartoe uit-
genoodigd, en zou hen, ware hij, toen hjj
den zwakken arbeider aannam, gewaar
schuwd, dat hjj nu voor diens verder onder
houd levenslang aansprakelijk zou blyven,
stellig niet in zijn dienst hebben genomen.
De menschen, wier zwak gestel hen belet
te arbeiden of lang te arbeiden, moeten,
zoover zij niet in eigen behoeften voor
zien kunnen, ten faste komen van de alge-
meene liefdadigheid. Wil de Staat zich
hunner aantrekken en zekpre regelen daar
voor vaststellen, dan zouden wij daartegen
niet uit beginsel opkomen. Maar de kosten
daarvoor putte men dan ook uit de open
bare kas, niet uit de private beurs der on
dernemers.
Door prof. dr. H. Visschër, té
Utrecht, is uitgegeven een door hem ge
houden rede voor een studentengezel
schap: „Het Levensprobleem." Op zichzelf
niets bijzonders, dat een Hooglecraar zulk
een rede uitgeeft, en óók niets bijzonders,
dat de pers er notitie van'neemt, zegt „D e
S tandaard."
Het „U trechtsch Dagblad" be
spreekt die rede. Het begin van die bespre
king laten we hier volgen:
„Men moet nooit een gelegenheid ver
zuimen om een misvatting te herstellen.
Het is nu eenige jaren geleden, dat wij
bij de benoeming van dr. H. Visschër tot
hoogleeraar o.m. in de wijsbegeerte van
den godsdienst aan de Utrechtsche Uni
versiteit eenigen twijfel opperden aan de
competentie voor dit vak van dezen ge
leerde, die ons toeir slechts als kerkhis
toricus bekend was.
Het duurde niet lang of het vermoeden,
kwam bij ons op, dat wy ons vergist kon
den hebben.
Nu wij de rede gelezen hebben, door
prof. Visschër voor de „Societas Studio-
sorum Reformatorum" in haar feestverga
dering op 10 Februari jL gehouden, werd
dit vermoeden zekerheid.
Voor deze rede, in den vorm forsch ge-:
styleerd en tegen het slot zelfs bezield en
meesleepend, even helder als diep naar den
inhoud en getuigend van groote vertrouwd
heid met de wijsgeerige literatuur en de
jongste resultaten der wetenschap, kun
nen wy slechts zonder voorbehoud onze
oprechte bewondering en waardeering uit
spreken."
Toen indertijd de" heer Visschër tot
Hoogleeraar benoemd werd, zegt „D e
Standaard," werd er zoo iets als van
een partijbenoeming gesproken. Het
„U trechtsch Dagblad" herroept
zijn ongunstige meening van toen flinkweg
en eerlijk; een zeldzame uitzondering,
waarvan we, met ingenomenheid gewagen.
In de April-aflevering van (IDe Nieu
we Gids" publiceert mevr. W.
Wynaendte FraackenDyaerinok een studio
over het vraagstuk van „den persoon
lijken dienstpliohtder vroüw"
waarin ze een kort, doah zeer gedocumen
teerd overzicht geeft van wat er over vtou-
wendienstplioht is gezegd, en daarna een
vluchtige schets van de wijze, waarop de
theorie haarB inziens in de praktijk ware
om te zotten.
Hetgeen over hei onderwerp reeds ge
schreven is, en eigen nadenken, doen me
vrouw Wynaendta-Franoken vragen:
„Eenerzijds is er een massa werk, dat om
afdoening roept, anderzijds: is er een enor
me aom ongebruikte vrouwenkracht. Zou
het niet aan don ötaat zijn, om in to grij
pen en aan dat dubbele ouvel door één
maatregel een einde te maken 1"
Zoo zouden onder vrouwendienstplicht to
brengen zijn: zieken- en kraamvrouwenver-
pleging, kook- en huishoudkunst, kinder
bewaarplaatsen en fröbelscholen.
De schrijfster is cr vast van overtuigd,
dat menig jong meisje, dat een jaar op die
wijzo was werkzaam geweest, niet gaarne
weer in haar vroeger leven vol beuzelarijen
zou terugkeeren, doch zich liever verder
zou gaan bekwamen. Allen uit de mindor
bevoorrechte kringen zouden kennis verza
melen, waartoe ze anders niet geraak
ten. Velen harer zouden in het beroep kun
nen blijven.
Van particulier initiatief verwacht me
vrouw Wynaondte-F ranoken niet veel, en
ook deelt zij allerminst do illusie, dat het
wel vrijwillig zal gaan.
Ze wijst op den heilzamen invloed van
het in nauw onderling verband bij gelijke
plichten samenwerken van vrouwen uit alle
standen en betoogt ook, dat het beginsel
dienstplicht met geen enkele overtuiging
in strijd kan zijn.
Komend tot de practischo uitvoering zegt
de schrijfster:
„Met 'n wijziging van 't bekende woord
van Wilhelm II zou ik den dienstplicht
der vrouwen allereerst en als proefneming
willen uitstrekken op „Küohe, Kinder und
Krank en". De natuurlijke aanleg van de
meeaten der vrouwen verzet zich zeer be
paald niet tegen zulken arbeid, en in do
meeete gevallen past ze zich zelfs beter er
bij aan, dan de natuur van de meeete (Hol-
landsche) mannen bij 't van den soldaat
gevergde werk. En voor geen enkele vrouw
is het overbodig, zich op een dezer terrei
nen kennis te verzamelen. „Man darf nicht
einwenden", zegt Ellen Key tereoht, „dasz
viele Frauen ja nicht Mütter oder Haus-
frauen werden 1 Denn in jeder Lebonstel-
lung konnen Anfordeningen an eine Fran
horantreten, in wclchen das Weib auch als
Mensch und als Mitbürgerin besseros leis
ten kann, wenn aio dlie Wehrpflicht durch-
gemacht hat". Volkomen raak voegt ze er
aan toe: „Die welche mcinen, dass eine
solche Wehrpflicht für den Staat ja kost-
spielig sein würde, vergessen wie viele Mil-
lionen espart worde könnten, wenn die
Frauen aller Stande diese obengenannten
Kermtnisse besitzen und betatigen könn
ten!"
En dan verder:
,,In Nederland hebben we jaarlijks niet
minder dan 175,000 kraamvrouwen. Wan
neer we aannemen, dat 75,000 tot de eenigs-
ri"" wel gestelden behooren, blijven er nog
100,000 over, die hulp kunnen gebruiken.
Een ruet van 0 weken behoorde ieder©
kraamvrouw te hebben. Dat zou dus reeds
een getal van 4,200,000 verzorg-, redp. ver-
plcegdagen in het jaar geven. Ik zal me er
niet aan wagon to becijferen, hoeveel van
de 50,000 twintigjarigs®! die er ongeveer
jaarlijks in ons land zijn, dat werk zou ver
schaffen, te minder, waar bovendien niet
is na te gaan, hoevele kraamvrouwen zich
in inrichtingen gaarne zouden doen opne
men, als dat eenvoudiger was, noch hoeveel
kleintjes er onverzorgd thuis zijn, die (auto
demi-eux in bewaarplaatsen mooeten on
dergebracht worden, waar ze geen gevaar
liepen met lucifers spelend te verbranden,
of in een tobbe kokend water te vallen.
Beter dan ik, zouden „Nosokomos" en de
Bond voor Ziekenverpleging kunnen opge
ven, hoeveel "krachten er in de ziekenhuizen
gebruikt kunnen worden, om don werkdag
der eigenlijke zusters tot een achturigen te
reduoeeren. Wat het Roode, Witte en
Groene Kruis aan arbeidskrachten zouden
kunnen onderbrengen, is mij onbekend. Dat
er een omvangrijke enquête noodig ware,
alvorens met nauwomgTensde voorstellen te
kunnen komen, ligt voor do hand, evengoed
als de onmogelijkheid voor een particulier
om die enquête met goed gevolg in to stol
len.
Door die enquête zouden allerlei onver
vuld blijvende plaatsen, allerlei ongedaan
werk duidelijker nog aan het licht komen
cn zou zeker daarin een aansooring worden
gevonden om menig struikelblok, dot we in
de praktijk der uitvoering rullen ontmoe
ten, uit den weg te ruimen."
In een driebier L&ndbou w-o nge-
vallen zei „De Standaard":
Telkens 1 voort men nog, dat do ongevallen
bij den landbouw niet veel te beduiden
hebben.
Tegen dit beuereu stelden we roods vroe
ger de gegevens van Duitschland. Thans
geeft „Do Landbouw-Öourant"
ook do gegevens van België, die voor ons
nog sterker spreken, omdat beide landen
nagenoeg oven groot rijn, en bijna onder
gelijke conditiën den landbouw drijven.
In één jaar kwamen in België voor 2220
ongevallen, en daaronder niet minder dan
17 met doodelijken afloop en 44 met duur
zame invaliditeit. Onder de overblijvenden
ontstond werkonbekwaamheid van 1530
dagen bij 840 personen, van 814 dagen bij
785, en van minder dan 8 dagen bij 204. En
wat opmerkelijk is, ook bij dit bedrijf neemt
het aantal ongevallen nog elk jaar toe,
d. w. z. dat tel van ongevallen, dié vroeger
onbekend bleven, nn al meer worden opge
geven.
Ook rijn de ongevallen al duurder ge
wordenIn 1900 kootte elk ongeval door
elkaar een kleine 40, en in 1906 was dit
reeds gestegen tot 62. Gemiddeld werd
betaald 1.10 per hectare.
Doch ook nog in een andere kwestie is het
voorbeeld van België voor ons van aanbe
lang.
Men volgde hier namelijk het stelsel, dat
elke landbouwer civiel rechtelijk aanspra
kelijk werd gesteld voor de kosten, veroor
zaakt door een ongeval, aan iemand in zijn
dienstpersoneel overkomen. En mei het
oog daarop heeft zdoh een onderlinge V e r-
cekeringsmaateohapp ij gevormd,
ei bovendien nog een Landbouwver-
zekering voor den boer zelf en de leden
van rijn gezin.
Natuurlijk kan dit stelsel even doeltref
fend werken, mits de wet atdptelijk aan-
geve, welke geldelijke vergoeding voor elk
ongeval verschuldigd is, en wat bij sterf
geval door ongeluk aan de nagelaten be
trekkingen is te vergoeden.
Houdt de Overheid dan voorts scherp
toezicht, dat geen ongeval verheimelijkt
worde, en is een duidelijke weg aangewezen
waarlangs do getroffene, hetgeen hem ver
schuldigd is, verkrijgen kan, dan kan door
dit stelsel, uit eigen goeden wil, hot doel,
dat beoogd wordt, even goed bereikt wor
den, Mits men zich maar niet voorstelle,
dat de kleine ongevallen dan niet meetel
len. Gelijk toch uit bovenstaan do opgave
bleek, kwamen er onder de 2200 gevallen
bijua 1000 voor, die slechte van 8—14 dagen
den knecht van hot werk hielden.
Laat ook onze Boerenstand daarom'
overwogen, wat het meest gewonscht is.
Allicht werkt het Belgische stelsel goed
koop er. Eén gulden tien centen per bunder
is geen al te bezwarondo last.
Immers deze uitgaaf is niet nieuw. Ook
nu kosten de ongevallen geld. Een recht
schapen landbouwer zorgt nu reeds, bij
ongeval, vanzelf voor rijn knecht. De wet
is alleen voor do kwaadwilligen.
In een asterisk Oneerlijke oou-
ourrontie zegt „Het Centrum":
Er begon een legende te ontslaan, dab
de Bijzondere school de Open.
bare concurrentie aandeed door do kin
deren op jongeren leeftijd op school
toe te laten.
Het Nut stelde een enquête in, en meen
de uit do uitkomsten daarvan to kunnon
bewijzen, dat het werkelijk zoo was.
Bij do behandeling der Begrooting van
December 1.1. weid echter uit het laatste
echoolvorslag aangetoond, dat van de kin
deren op de openbare school b ij n a
2 peroent j o n g o r zijn dan 0 jaren, to
gen nog geen Ij percent op de b ij z o n-
dere 6ohool. Juist hot omgekeerde dua
van de bewering der Nutsoommissie.
Zou het soms een volgend jaar endore
zijnï
Neen, het school verslag, oen paar weken
geleden uitgekomen, loert het volgde:
Leerlingen beneden 0 jaren waron
er op de o p e n b a r e school 10,442; op
de bijzondere school 4386.
In percenten uitgedrukt waren van al
de leerlingen der openbare school
1.85 peroent heboden 0 jaronj;
van die der bijzondere school 1-38
percent.
Indien op de bijzondere school
1474 meer leerlingen benodon de
0 jaren waren dan thans het geval is*
dan nog pas aou do verhouding tuBOchon.
de Bijaondero on do Openbare school ge
lijk zijn.
Men riet dus, wat er is van die zooge
naamde oneerlijke oonourrontie.
Centraal Comité van Anti-revola-
tlonnnire Kiesvereeniglncen.
Ter voorziening in de vacatures voor hot
Oenbraai Comité van Antirevolutionnair®
Kiesvereenigingen zijn de volgende dubbel
tallen geformeerd-:
Vacature dr. A. Kuyper: dr. A. Kuypor
en mr. J. 0. de Maroz Oyens, te 's-Graven-
hage;
vacature Hania: dr. J. Hania, lo Steen-
wijk on de. G. Hofstede, te Blokzijl
vacature van de Waal Malefijt: J. H. dt
Waal Malefijt, Utrecht, en mr. N. do Rid*'
dor, Leiden
Vacatures ingevolge het nomen van ont*
alag:
vacature Van Alpheu: prof. dr. H. Vis
schër, te Utrecht en prof jhr. mr. D. G.
Rengora Hora Sicca: ia, te Utrecht;
vacature Van Beek Caloocn: mr. 8. S. do
Veer, Middelburg en H. van Andel, to
Utreéht;
vacature prof. D. P. D. Fabius: prbf.
mr. Anne Anema, te Amsterdam on J. F.
Heemskerk, te Groningen
vacature Heemskork: jhr. 8. van Cillers,
te 's-Gravenhage on mr. H. A. v. d. Velde,
te 's-Gravenhage
vacature Sorot: L. H. Duymaor van
Twist, te 's-Gravenhage en J. 8. F. van
Hoogstraten, te Arnhem;
vacature Talma: H. Pollema, te Sneok
on mr. J. J. Croler, te Leeuwarden
vacature Worraser: prof. mr. P. A. van
Diepenhorst, te Amsterdam on mr. V. H.
Rutgers, te Hilversum.
Op de deputatenvergadering. welke a s.
Donderdag te Utrecht zal worden gehou
den, zal de stemming plaats vinden.
r Schrijvende over verzekering en
Ipfensionneering zegt „De Neder
lander," dat het stelsel van onze Onge
vallenwet fiasco heeft gemaakt.
Op het stelsel geheel terug te komen,
jen alleen nauwkeurig te bepalen, welke de
Verplichtingen van den werkgever zijn te
genover den arbeider, om dan den werk-
tnan op de eenvoudigste en meest practi-
sche manier in staat te stellen, den pa-
strooit tot naleving van die verplichtingen
■te dwingen, dat is iets, waaraan nu niet
meer te denken valt. Gelijk van chris telijk-
historische zijde by de behandeling van
het ontwerp werd voorspeld: eenmaal in
gevoerd, komt men van het stelsel niet
jnccr los.
Niettemin kan veel worden verbeterd, en
Jwij hopen, dat het tegenwoordige Kabinet
!de wet in dier voege zal willen wijzigen,
'dat den werkgever de meest mogelijke vrij
heid zal worden gegeven om de verantwoor
delijkheid voor zijn verplichtingen tegen-
lover den Staat over te dragen aan parti
culiere Maatschappijen, en den dwang om
zich aan te sluiten bij de Rijksverzekerings
bank slechts dan op te leggen, wanneer een
.werkgever bij particuliere Maatschappijen
fciiet terecht kan. Dat op die wijze de ver
zekering zelve veel goedkooper zal wor
den, een groot aantal ambtenaren verval
len kan, en de veiligheid voor den werk-
1 |man er niet onder lijden zal, wordt vrijwel
Algemeen toegegeven door wie niet bevoor-
jpordeeld is.
De vraag is echter, of voor landbouw
|fen visscherij de Ongevallenwet niet een
andere richting zou behooren te volgen.
Bij gewone bedrijven neemt men aan, dat
jde ondernemer datgene, wat hij voor onge-
yailen in het bedrijf te betalen heeft, op
«de gebruikers zal kunnen verhalen. En
dat dit juist is, ondervinden vele gebrui
kers dagelijks, als zij hun rekeningen ver
gelijken met wat zy eenige jaren geleden
te betalen hadden.
Maar anders is het bij visschery cn
landbouw, vooral bij landbouw. De waarde
yan de landbouwproducten wordt bepaald
door de wereldmarkt. Indien die producten
te duur worden, bestelt de gebruiker zijn
levensbehoeften elders. Men kan de pro
ducten voor binnenlandschen landbouw
Hiet verhoogen boven zeker gemiddelde,
tonder dien landbouw zelf in gevaar te
brengen. Het verdwijnen óf ook maar het
bemoeilijken van den landbouw is ook
Jroor den werkman van onberekenbare
|chade. Hoe menig landbouwbedrijf is
reeds nu, ten gevolge van de concurren
te met buitenlandsche producten, ten on
der gegaan. Hetzelfde geldt van den tuin
bouw. Wij begrijpen daarom ten volle, dat
land- en tuinbouwvereenigingen het ge
vaar, dat hen bedreigt, beginnen in te
tien, en door het oprichten van onderlin-
verzekeringsmaatschappijen aan de knel
de banden en het dure beheer der Rijks
verzekeringsbank pogen te ontkomen. Wij
.twijfelen er niet aan, of dit zal hun ook
by de wet gemakkelijk worden gemaakt.
Indien dat geschiedt, zal niet slechts die
regeling uit geldelijk oogpunt voordeelig
blijken, maar ook zal de landbouwende
stand als zoodanig er bij winnen en in
kracht vooruitgaan, en het bedrijf zich be
ter dan thans organiseeren.
Is, aldus zegt het blad verder, bij on-
jgëvallen in het bedrijf de tusschenkomst
van den wetgever allernoodzakelijkst, ge
heel anders staat het by ziekteverzekering.
Tegenover het dwingen van den werk-
Jnan, door premiebetaling in zijn uit ziekte
Voortspruitende behoeften te voorzien,
Staan groote nadeden, ook van moreelen
Hard.
Wat vooral hindert, is, dat die arbei
ders-ziekteverzekering alleen de arbeiders
'pmvat, en dat de geldelijke steun want
jook by ziekteverzekeringsdwang betaalt de
£>taat aanzienlijke sommen alleen aan
pen deel des volks ten goede komt, terwijl
iduizenden, die in misschien nog benarder
Omstandigheden verkeeren, daarvan wor
den buitengesloten.
Hierbij dient echter niet uit het oog te
yrorden verloren, dat er ziekten zijn, wier
Schadelijke gevolgen, evenals die van be-
81)
Toen, Djarleep Sahib kromp ineen als plot
seling getroffen door een dolksteek. Een gil
van een vrouw was uit het huis tot zijn oor
doorgedrongen; nu hield hy het daar buiten
niet meer uit. Als een panter, die zyn buit
nadort, sloop hy op de even geopende achter
deur toe en trad voorzichtig binnen. Zonder
senig geluid te maken volgde Nadar hem.
Bartons kracht was onder den druk van
de vele vreemde voorvallen van den laatsten
tyd geheel en al gebroken. De ontdekking
van het portret van Esther dien morgen, in
een omgeving, die beslist verkeerd op haar
moest werken; het onmogeiyk worden van
«yn vry willige bootedoening door het raadsel
achtig verdwynen van dr. Gcissitb, die dit
stellig met opzet had gedaan; de onthulling
van het geheimzinnige van zyn geboorte; dat
olies had zyn vroeger zoo sterk gestel geheel
In de war gebracht. In byna algeheele ver-
dooving had hy de uren tot middernacht door
gebracht. Toen was hem duideiyk, dat er
Slechts één middel was, dat hem van al die
kwellingen kon bevryden: de bevryding door
den dood met eigen hand.
Alle banden, die hem aan het leven hadden
gebonden, waren verbroken. De geliefde uit
*yn gedachten in het huis van een schurk,
jnot hem verbonden door een of anderen b^nd.
Dat wierp donkere schaduwen over den lief
lijken indruk, dieu hy van haar had bewaard.
En met den dood zou hy te geiyk boete doen
▼oor hot onrechtmatige bezit van het klei
nood. Misschien dat dan de vloek wel zou
overgaan op hom, die het kleinood vond.
Zoo zou dus deze nacht zün laatste zyn;
het leek hem zoo gemakkelijk, afstand van
een loven te doen, dat toch geen doel meer
had. tiet oude, getrouwe wapen, dat hem op
zyn reizen had vergezeld, zou hem nu den laat
sten dienst kunnen bewyzen. Een eokelo kogel
zou al die kwellende gedachten achter zyn voor
hoofd tot zwygen brengen, tiet tygeroog vóór
zich, het poitret zyner moeder in de hand, zoo
dat hy tot het laatste oogenblik daarop zyn
oog gericht kon houdon, zóó wilde hy den
dood te gemoet gaan.
Maar niet in de duisternis wilde hy van het
leven scheiden; behalve zyn studeerlamp stak
hy do groote gaskroon aan.
Langzaam haaldo by het kleinood van don
wrokenden God te voorschyn.
Een rilling doorliep hem, toen hy den
kouden steen uit zyu omhulsel nam. Hy
moo8t zich go weid aandoen om zyn oog op
het diamanten tygeroog te laten rusten.
Weer scheen hom het steenen oog met
een levenden blik aan te staren. Maar zou het
slechts verbeelding zyn, of deed het naderen
de oogenblik van boetedoening do koude,
griezelige wreedheid van dezen blik veel
minder hard schynen, nu vervulde hy Bar
ton ten miDSte niet zooals anders met vrees
en byna lichameiyke pyu. Vroeger had dezö
blik zooveel macht over hem gehad, dat hy
hem moest verdragen totdat het in zyn hoofd
begon te draalen, in zyn hait als met fijne
messen begon te eteken. Nu echter was hy
in staat na oen kort oogenblikje zyn blik van
het vreeselyke kleinood der wiekende Godheid
los te rukken en ook de spiertrekking, die
andera zyn vingera deed gesloten blyven, was
nu niet &oo onbedwingbaar.
Met bevende hand legde hy het op do tafel
naast zich on richtte zyn blikken weer op het
poitret zyner moeder, by wier aanblik eon
gevoel van weekheid do strakke zenuwspan
ning verbrak.
„Moederl" prevelden zyn trillende lippen.
Steeds begeenger bowonderde hy do schoone
trekken van de jonge Indische vrouw vóór hom.
Z«j moesten hot laatslo zyn, wat zyn oogen
zouden zion, eer zy zich voorgoed sloten.
Reeds was de nacht voor een groot deel
verloopen, toen het oogenblik kwam, dat kom
uit de droomen in de werkelijkheid terug riep.
Mot een bitter lachje 0111 den bleeken mond
Jegde by het portret naast het kleinood, dat
het ongeluk van zUn leven tras geworden. Teen
greep zyn rechterhand naar het gereed liggende
wapen en hief den loop tegen het kloppende
voorhoofd.
„Sahib l"
Reel zacht, op oen toon van naamlooze smart
en vurige liefde was dit woord uitgeroepen.
Met het wapen in de opgeheven hand keerde
Francis Barton zyn hoofd naar den kant, van
waar het geluid waa gekomen. Zyu oogen
sperden zich wyd open voor het gordyn, dat
de deur naar de bibliotheekkamer verborg,
stond een slanke gestalte met zulk een lief-
ïyk mooi gelaat, dat zelfs de ontsteldheid,
die er op te lezen stond, de schoonheid niet
verminderde.
„Awamah 1" kwam het hokkend oyer Bartons
lippen. „Wil de aarde my nog eens haar mooiste
tooueelon vertoonen eer ik voorgoed van deze
oppervlakte verdwyn Ge kunt niet echt zyn,
ge kunt geen vleesch en bloed zyn, want duizen
den myien liggen tusschen uw vaderland en
deze nevelige kusten."
Maar de siaDke gestalte bleek wel degeiyk
leven te bezitten en uit den kleinen, berenden
mond kwamen haastig de met doodsangst ver
vulde woorden
„Ylucht Sahib l Vlucht eer zU komen I"
Francis Bartons oogen bleven echter even
strak en wozenloos voor zich uit staren als
te vorert, en de woorden, die hy fluisterde,
bewezen, dat hy nog steeds in de meening
verkoerde slechts een verschUnlng voor zich
te zion.
Awamah 1" fluisterde hy. .Heeft de wreken
de God je gezonden, om my nogmaals in het
ryk van het geheimzinnige te begeleiden Dit
maal zul je hem dan alleen myn geest kunnen
brengenmyu lichaam heb ik aan hem opge
offerd. Zie, ik ben beioid om te storvon I"
Opnieuw hief hy het wapen op tegen zyn
voorhoofd. Een wanhopige klacht klonk van do
lippen der bajadère, een zachte, bruine band
nam de zyne en drong hot wapen van zyn
voorhoofd terug en dicht bU zUn oor klonk het:
.Ge moogt niet eterven, Sahib l Ge moot, ge
moet biyveu laven 1"
Eon rilling doorliep Bartons lichaam.
.Awamah I" stiet hy uit.
.Dat is... dat is g. en spel raynor verbeel
ding ik voel je adem, ik zie je tranen vloeien
je hand was warmje bent bier in leven
den ïyve en toch is het onmog.lUk onein
dige myien scheiden je vau deze plaats
.De wraak van do Godheid is u gevolgd, 0
heerl" sprak haastig de bajadère. .Hiervoor
was land en zee geen bezwaar. Zo loert reeds
op u voor uw deur en my, my met een
angstwekkend kreunea viel Awamah op haar
knieèn neer, ,my hobben zy vooruit gezonden
om u to dooden 1"
.Jou, Awamah!" Hy nam het neerknielende
figuurtje met een blik van de grootste verbazing
en van niet-begrypen op en in haar rechter
hand ontdekte hy den Maleischon dolk. Zooais
een zonnestraal de nevolen scheurt, rukto hou
het fonkelon van bot staal iu haar hand uit
do verdooving, waarin 7.yn geost nog stoots
vorzonken was. De workelykhoid sto.id nu In.
al baar vreeseiykheid voor hem.
„Zoo zyn de mannon van je volk my dus
gevolgd naar hier? Sprook, Awamah!"
„Ze zyn hier vlak in do buurt! Haast 11,
wanneer u nog aan hon wilt ontkomen. Zie,
deze dolk zou In uw slaap u de huid open-
ryten. Nauwoiyks zoudfc go zyn ontwaakt van
den zachten steek en eer ge nog uit uw slaap
zoudt zyu wakker geworden, zou reeds de dood
zich van u hebben meester gemaakt. Het gift
aan de punt van dezen dolk doet hot lichaam
oogenblLkkoiyk verstyven. Maar ik kan u nlofc
dooden, Sahib, ofschoon hot my ook door dion
vreeaolUken hoor word opgedragen, die over my
gebiedt; ik kan het nietI"
„Geef ray dien doodsteek en ge zult daarvoor
gezegend worden. Maak oen oindeaan dit leven,
dat, zooals ge zelf beot gezien, ik toch vry-
willig opofferen wilde 1"
,lk kan dat niet, Sahib I"
„Waarom zou je hein niet kunnen doodon,
die jullie heelt bedrogen, die je het kleinood
hoeft ontvoerd?"
Zacht klonk het van de vorbleokte lippon
der bajadère: „Toen ge indertijd zyt vertrokken,
Sahib, hebt ge Awamah's hart meegenomen I"
Nog een laatste blik schoot uit de oogen
der bajadère.
„Je hieldt van my, Awamah riep hy ver
baasd uit, teiwyi de bajadère haar gebruind
gelaat zoo ver mogeiyk naar den grond boog,
„je hieldt werkeiyk van my?"
(Wordt vervolgd.).