VOOR DEJEUGD t 1EIDSCH DAGBIAD Goede oplossingen ontvangen van: No. 15080. Lientje's avontuur. Woensdag* -21 April. PIETJES PANNEKOEKEN. Anno 1909. Zij holden door hot veld heen, overal waar «ij kwamen het koren plat trappendo. Het geluid wae nu eena achter, dan vóór, nu rechts, dan links. Eindelijk begonnen zij luidkeels te schreeuwen en op dit geluid kwam de boor, die ziende, dat de vruohten van zijn arbeid door hen zoo verwoest wa len, woedend zei: „Ik zal eena gauw een eind aan al dat kattokwaad maken. Morgen gtaan jelui met me mee naar de jaarmarkt en zal ik eens rien werk voor je te vinden." Nu haddon de broers wel eens door de ar beiders van den boer over de pretjes van do jaarmarkt hooron spreken on waren erg blij met die belofte van don boer. Don vol genden dag liepen zij vol vuur voor den boer uit, toen zij naar de jaarmarkt gingen. Maar zdj waren er nog niet lang, toen een •merige, diikko man met den boer overeen gekomen was, hen met zich mee naar huis te nemen en kort daarop gingen zij op marsch in de richting van de stad. Nadat zij eonigen tijd in de stad gewooDd biaddon, werden zij naar do looierij gezon den om alles van de leder-baroiding te loe ren. Vandaar gingen zij naar de schoenfa briek en hi or zetten zo voor de tweede maal hnn oogon goed open. Maar spoedig konden ze hun koot verdie nen. En hier loerden zij voor hot eerst de be- tcckenis van „samenwerking", en de han den over eikaars borst kruisend, zeiden zij „Vereen igd staan wij, verdeeld vallen wij." En dit zeggende legden zij de belofte af «Ikanders voetstappen te volgen door het leven. Oplossingen der Raadsels. I. Vlieger. II. Vuurtoren. III Parijs. IV Boerenkool. V. Leid schend om. Margaretha Segaar, Anton en Zus Rijks, Adriana en Helona Cestman, 0. L. Jans sen. Pioter Jasperse, „Do tweo Sterrctjos", Everdina Sohippor, R. H. Schipper, Maria E. v. Tongeren, H, M. v. d. Bos, I. Piket, ff. Mol, A. van Rosmalen, „ViviaP. van Alphen, C. v. Alphen, „Herculos", J. Overvliet, „Rooerood en Rozewitje", Ma nie Sohoevers, H. v. Housden, H. Libot, „Emma", De twee Vriendjos", J. en P. •Bekooy, Hendrik Massoar, „De twee Kor- een," G. on A. Lootzon, „Fobiou", B. Koreman, Cntharina Schaft, Wilhelmina Vorkoren, I. Sier©, M. D. Stafleu, Wilhel mina Kloos. ,,Het Baarsje", „De twee Vriendinnetjes", Marinus v. d. Upwich, Arie Schipper, Eugene Schipper, S. J. d. Bosch, F. Wierinkor, Joot.jo van Hooi donk. Mertina Grftpstra, Hendirikus v. d. Ouweelen, J. P. Mulder, Suze en W. Broedevold, „Do Duifjes", „Sijsje", Suze en Piet Smit, ..Jan Steen", Marinus van Driel, Elisabeth Koreman, L. en P. den Holder. Joh. en Ant, Janssen, Cato Has- solbach, 0. Horsman, W. Nollcs, Mr.rie Blansjaar, To Koreman, „Do Afrikaan", „De acht Vriendinnetjes", Joooba Eggink, Cornelia Karstens, „Twan", „Herderin netjes", „Jan Willem Friso", Nioolina Smit, „Transvaler", H. Kriek, Jan en W. Stok- huysen, „Mimosa", A. de Haan, „Het Tirolermeisje", „Het Bloemenmeisje'', „Jaap Eden", „Kruidje-roer-me-niec", Frans van Hoeken, Jansje v. d. Born, Helena Krüger, „Bryonia", Annie de I'Eoluso, Picrter Onstenk, Rika on Louis van Velzen, J. Suzan, „Nachtegaal", „Zandoogje", „Jeanne", Saartje Bernard, Suze Blom, G. Boogaards, Mathi en Anton KJoots, Lena en W. v. d. Rcyden, P. J- Coffrie Jr., Jan, Theo en W. van Teylingcn, Philippus on Hendrik do Nic, Margaretha v. ^feygaorden, Agatha Metselaar, „Het Telend ammertjeTt L Galpa, „Anjelier". J. en W. Couvóe, Frederik Karreman, „Het jeugdig Trio", „De dappere Sol daat", Stientjo Bernard, Cisoa Vonk, „De twee Haasjes", „Rohinson Crusoë", Cato van Dorsten, Joh. Nieboer, Joh. A. L. v. Bergen en Henegouwen, Ant., Gerard en Betsdo Righart van Gelder, Joanefebe Oost- veen, J. v. <L Sluis, M. Neuteboom, J. Ver hoef, „De Oranjebloesem", Teunis Smith, AntlL G. v. d. Berg, „Olyvia", J. Piket, allen te Leiden. Jan don Elzen, Willem en Mietje v. d. Veer, M. en O. van Haastrecht, M. en G. Roos, Ant je en Dirkje van Nieuwkoop, J. en G. Bol, R. en D. v. Nieuwkoop, allen te Haarlemmermeer. Aaltje Sparengaren, P. van Nieuwkoop, G. van Nieuwkoop, C. Zwetsloot, G. en J. Los, C. Leijen, 0. Does wijk, D. en Joh. v. Nieuwkoop, allen te Kaag. Jan en O. do Groot, te Leidordorp. J an van Arenden, te Noordwijker- h o u t. „Klein maar dapper", P. de Boer, to Oegstgoest. H. E. Veenstra, te Oudewetering. Arie en Simon v. Vliet, te Onds- hoorn. Anna v. Delft, Pieter Oostenrijk, Maria dé Mooy, C-ornelis J. v. Itorson, te R ij n o- burg. Jan en Hendrik Hoogstraten, te S a s- s e n h e i m. M. en R. de Ruijter, T. v. Bemmelcn, Cor v. d. Werf, A. B. en Jo Koning, Corry v. Kooy, te Voorschot0 n. Mario van Paridon, te Valkenburg. „Theerooe", Hendir. Binnendijk, te W a s- 8 e n a a r. K. on C. van Nieuwkoop. Joh. Bergman, to W a r m o n d. Anna Braggaar. J. Braggaar, F. de Jong, J. en A. Parlevlict, Maarten ran Donk, te Zoetorwoude. Prijzen vielen ten deel aan: M. Neuteboom, tc Leiden en M. on R. de Ruijter te Voorschoten. Corr e opondentie. „Klein maar Dappe r", tc Oegst- geest. Zoo vriendje, bon je ook al zoo ver langend naar do grootc gebeurtenis aan ons Hof? Jullie kinderen behoeft geen spijt te hebben, dat heer ooievaar zioh liet wach ten, tot na do Paasohvacantie, want nu krijgen jullie een extra-vacantie-dag als do blijde gebeurtenis iu vervulling komt. Wat zal het een feest zijn in ons dierbaar vader land 1 Stientje Bernard. Ik vind het heel lief van je nichtje, dat ze je bij hot oplossen der raadsels behulpzaam wil zijn, op die wijze zal je het spoedig leeren. „H etjougdig Tri o". Ja kinderen, ik begrijp beet, dat jullie verzuimdet je raadsels op to lossen toen jo beide neefjes brij je logeerden. Hebben jullie veel pleizier gehad in de vacontie? Je moet me de volgend» week maar eens vertellen waar je al zoo naar toe geweest bent. Wil je? „F a b i n'\ te Noordwijk. Vriendelijk dank voor het aardige kiekje van jullie huis. Het riet er recht gezellig uit en ik begrijp best, dat je het er heerlijk vindt. Blijf je er nu al voor goed of was jo er al leen maar gedurende do Paaschvacantie? Vriendelijke groetjes. „A n j o 1 i e r". Met. genoegen vernam ik, dat je tegenwoordig minder door hoofd pijn gekweld wordt, dan vroeger. Ik be grijp wel, dat je veel behoefte hebt aan afleiding, maar je kimt natuurlijk niet al tijd le*en. Doe je niets aan handwerken? „Het V o 1 e n d a m m e r t j e." Ja meisjelief, ik begrijp wel, dat het inzenden van nieuwe bijdragon, dikwijle teleurstel lingen wekt, maar daar kan ik met den besten wil niets aan doen. Wat niet ge schikt is, kan niet geplaatst worden. „A a 1 o." Het is niet onmogelijk, dat twee kinderen donzelfden echuiinaam ge kozen hebben, daarom vind ik het heel goed, dat jij een anderen bedacht hebt. „J o a n n e". Ja meisje, over het alge meen hebben jullie het in do Paaschvacan tie goed met het weer getroffen en vooral den Laats ten dag, was heit prachtig zomer weer, maar daarvoor was het ook eon na tionale fooetdag, dan mag het oranje-zon netje niet ontbrekenIn de Residentie was het dien dag verbazend druk er waren bui tengewoon veel vreemdelingen. Zelf bon ik in de vaoantie niet uit de stad geweest, daarmede waoht ik liever tot Augustus. ,,K r n i d j o-r oc r-m e-n i o t". Met ge noegen vernam ik, dat je eens van de bui tenlucht geprofiteerd hebt, en het jo goed bekomen is. Ik hoop van harte, dat de lie ve lento ook jou nieuwe krachten zal schen ken. Vriendelijke groeten. „H et bloemenmeisj e". Je be sluit doet mij veel genoegen, meisje, en ik boop, dat je schuilnaam nog vaak in onze rubriek sal prijken, „Het Tirolermeisje." Neen, beste kind, ik heb er niets op tegen dat jullie in het vorvolg elk afzonderlijk de raadsels inzendt; ik zal nu eens rien wie van je beidjes de ijverigste is. Vriendelijke groetjes. M. on R. de R u y t e r, te Voorscho ten. Ik vind bet heel aardig van jo vriendje Jan, dat hij je briefjes geregeld mconeemt en beaorgt. Hebt jullie nogal mooie fiets tochtjes gemaakt? Waar Oen je al zoo heen geweest? Je hebt gelijk, dat het aardig bedacht is van den heer uitgever om door middel van do stoomfluit den inwoners van Leicten de bocge geboorte van een koning» kind te meldenAlleen de naaste buron zullen er misschien ietwat'op tegen hehben I „Het Boerinnetje." Wel mei3jo wat een prettige vaoantie heb jij gehad I Vooral in Den Hang, heb je het buiten gewoon goed getroffen. Hoe is het jq in Amsterdam bevallen on vaar zou je wel het liefste zijn Margaretha Smit. O, meisje, wat heb jij er slag van om menschen nieuwsgierig te maken, ik rie je volgend babbeltje verlangend tegemoet Marie Blansjaar. Ik vind 't heel aardig van je dat je mij een van de kaarten hebt toegezonden. Wil je nog eens probcc- ren conig© nieuwe bijdragen in tc zonden Jet en Jan Mulder. Ik vindt 't een aardige gedachte om de kinderzaal ter eere van de o.s. gebeurtenis te ver sieren. Hebben de kinderen er zelf aan mede gewerkt? Marinus v. d. Upwich. Ik heet je van harto welkom in onzen kring, vriendje. Jc naam komt me echter bekend voor, heeft er vroeger niot een zusje van jc met on6 mee gedaan? „8 i 1 via." Als hot reeds eenige we ken geleden is, dat je mij raadsels enz., toozondt denk ik, dat ze niet voor plaat sing geschikt, waren en geef je in overwe ging, je kmchten opnieuw te beproeven. Henny Libot. Ik begrijp zeer goed, dat je mij niet elke week iets nieuws kunt berichten. en neem je dat volstrekt niet kwalijk. Het feuilleton is nog lang niet uit. Bevalt het verhaal jo goed? De meeste kindoren rijn er bijzonder mee ingenomen. M. Suzan. Vriendelijk dank voor de mooi gekleunde kaart die ik van ont ving. P. v a n A 1 p b e a Met het uitschrijven van een wedstrijd zal ik wachten tot de groote vaoantie dan hebben jullie er al den tijd voor. Vriendelijk grootjes. MARIE VAN AMBTEL. £r wae 's nachts voel sneeuw geval]on en 'e morgens zag alles wit. Twee dagen gingen voorbij, er viel steeds meer sneeuw, maar toon klaarde het weer op en Lientjo met haar stevigste laarzen en warmste klee. ren aan; ging met haar broers den tuin in, om oen grootsten sneeuwbal te maken, die er ooit goweest wap. Natuurlijk kwam Tom, de kat ook kijken. Tom Is er altijd bij, als er in dat vroolijke gezin iets voor valt. Misschien is het, zooals later blijken zal, wel goed, dat Tom toekeek. Do kinde ren rolden den bal door do sneeuw, tot hij veel grooter was, dan L»ientje «elf. Zij holden hom van binnen uit, om er een huis van to maken, toen hot etenstijd werd on do kinderen naar binnen gingen met roodc gezichtjes en handen en zulk een ge zond uiterlijk, als men maar verlangen kon. Na het eten gingen do jongens oen eind loepen. Liontje bleef oen poosje heel stil zitten denken. Spoedig sloop zij de trappen af, en den tuin in, om naar haar grooten sneeuwbal te zien en „Laplandortjo" tc spelen. Zij had geboord dat Laplanders ui koudo streken en in huizen van snoeuw woonden; zij wou dus een „Lap" zijn. Zij groof steeds moor sneeuw uit, tot het gat zoo groot was, dat zij or in kon krui pon en gemakkelijk in zitten. Lientje was door en door warm toen rij er iu kroop; zij haalde do sneeuw bij hoop on om zich heen, haar handschoenen werden heel nat en haar handjes tintelden toen zij er in stap te. Eindelijk werd zij dommelig en viel in slaap. Het werd tijd voor het avondotcn. „Waar is Lientjo?" vroeg het kindermeisj Nie mand kon het haar zeggen. Vader en moe der zouden gauw thuis komen. De keuken meid en het kindermeisje doorzochten het goheele huis, van dc vliering tot don kel der, doch vonden ge?n Lientje. Terwijl rij nog aan het zoeken waren, werd de sleu tel in het slot gestoken. Vader en moeder waren thuis gekomen. Een paar minuten Ia'er verschonen de jongens ook, dooh van lientje was niets te zien. Moeder zag dadelijk hot bleekc, ontstel de gericht van de keukenmeid, dooh zeide niets totdat zij op de kinderkamer kwam, waar zij de kindermeid, even verschrikt en nog bleeker aantrof. „Wat schoeit er toch aan?" riep mevrouw Smit uit. Is er iets niet in den haak? Jij en Rika zien er beiden uit, of er dieven in huis rijn geweest. Wat ia er gebeurd? 8proek op." ,,0, mevrouw, Lientjo is-is-weg." Do schrik en de wanhoop der arme moe der. waren vreeselijk om aan te zien. Zij hield zoo veel van al haar kinderen, dat rij bijna haar verstond verloorzij stormde allo kamers in, wierp alle kasten open en ontsloot de koffers en kistem; rij koek in de badkuip, in oen groote doos op de slaapkamer, onder alle bedden. Wim en Ernst zochten ook. De heer Smit ging naar do politic, om het signa lement van hot kleine medsjo op te geven en nasporingen te doen. Moor do arme Lientje was weg, misschien wel dood ©n niemand kon bedenken, waar het kind we zen kon. De tuin werd met lantaarns doorzocht, en toon do jongvne hern met hun vader nog eons voor de laatste maal doorliepen kwam Tom, de kat, mauwende oanloopen. „Ik goloof, dat Tom Lientjo mist," zen Ernst. Tom mauwde weer, keerde zioh om, hop den tuin in en maakte een vreeeelijk la waai. Toen sprong hot dier, tot aller verbazing^ op den grooten sneeuwbal cfi krabde daar aan. „Ik goloof, dot Lientjo in de aneeuw be graven ia, vader," moende Wim, laten we maar eens kijken." Mijnheor Smit, zeido niota, doch wierp den bal omver. Do jongens hielden hem tegen en daar, binnenin, lag Lientje be wusteloos of slapend maar stellig nog in leven. Tom mauwde en rende naar huis, mijn heer Smit vooruit, die met rijn dochter- tjo iu de armen, de keuken in kwam loo- pen. De keukenmeid gaf een gil Mevrouw Smit kwam de trappen af vliegen terwijl dc jongens riepen: „Lientjo is terecht." Do dokter kwam en dc arme Lientje moest dagen long te bed blijven, omdat rij een lcelijko kou gevat had, maar werke lijk ziek werd zij gelukkig niet Allen waren blij, dat rij tereoht was, zoo dat niemand haar beknorde. Tom werd geprezen, omdat zij zoo ver standig was geweest en uitte haar dank door spinnen, maar als Lientjo niet altijd zoo lief voor haai goweest wa/8, dan wae rij misschien ncoit gr-vondon. „Ik viel in slaap," zeido Lien, „en meer weet ik niet." Ik speoldc „Laplandortjo" en beb niemand mijn naam hooron noemen. Zoo eindigde Lientjc's zonderling avondtuur en de geschiedenis van de groot ste sneeuwbal die or ooit bestaan had. Het waren werkelijk do lekkerste dingen van de wereld. Ik wilde, dat jelui ze eens kondt proeven: zo waren zoo licht als een veertje, zoo zoet aJs honig, en hoe meer men cr van at, boo meer men er van lustte. Pietje diende bij een ouden boer, die met zijn vrouw dicht bij een heuvel woonde, waar vele jaren geleden, in den tijd waar van ik jelui vertellen ga, dc kaboutertjes woonden. Jammer genoeg rijn de kabou tertjes nu allen verdwenen en ik denk, dat je ze misschien alleen nog zoudt kunnen vinden in een week van enkel Zondagen. Maar in dien tijd, dat Pietje pannokoc- ken bakte, woonden zij nog op den heuvel, Zij wisten hot altijd als hot pannekoeken- dag was op de boerderij, want Pietje ver- gtat nooit, er een op een bord in bet kozijn te zetten, die namen do kaboutertje# dan mee, hoewel niemand ooit gezien heeft, dat toe het deden. Die vriendelijke daad maakte, dat de kaboutertjes de oewonors der boer derij goed gezind waren en dat hot beu voor den wind ging. Op een stormoohtigon nacht, toen do regen bij stroomen neerviel, werd er zachtjes aan do huisdeur geklopt. „Doe open, Piotje, zei de boerin. Hot i« zeker een arme zwerveling, die in bet don ker verdwaald is geraakt. Maar toen Pietje de deur opende zag do niemand on terwijl rij uitkeek, in den don- karen nacht, hoorde zij een schril stco- motjo, dat uit den grand, onder haar von ten scheen to komen, zeggen; „Goeden avond, brave Beden, ik kom jullie een dienst vragen-" „Dat ia vast een kabouterman," Quieten- de do boerin met knikkende knieën. „Pietje, zeg dadelijk, dat w© alles doen sollén, wat hij wonacht" Dat deed Piobje en nu antwoordde <to nog altijd onriohtbare bezoeker, dat de jongste dochter van den dwergenkoning dien nacht zou trouwen en dat hij kwam vragen of Rietje voor hot bruiloftsmaal wrat van haar heerlijke ponnekooken wilde bakken, daar er niets was, waarvan de ben- relbewonors zoo veel hielden. Pietje waa eigenlijk wel wat angstig, want zij wist niet, hoe do woning der kabou ters er uitzag en wat ex daar met haar gebeuren kon, maar rij wae een goed meisje, dat niet gaarne „neen" zeide en beloofde haar meesteres, dat zij met höt mannetje mode zou gaan. Zij trad naar buiten in wind on regen en tegelijkertijd voelde rij iets zachts en warms al een mantel over haar schouders, glijden en do stem van het kaboutertje zei: „Dat zal je droog en warm bonden." Het was zeker oen tooveraiAntol, want het scheen Pietje toe, dat zij nauwelijks drie stapjxm godnan had, toen rij al voor de deur dor kabouters stond. Het was hel der verlicht daarbinnen on zij hoorde ver rukkelijke muziek. Blijkbaar had het kleine volkje grooten schik. Nu kon zij haar metge®cJ zien; het was een aardig kordtje, dat nog lang niet tot haar knieën reikte, met een groene jas aan en een mooie, roodc puntmuts, met een zilveren belletje op. Zijn gelaat had een trouwhartige uitdrukking. Toen ging de deur open en Pietje werd omringd door een menigte kaboutertje*, die haar meenamen naar do keuken, Waar alles voor haar kloar stond. De potten en pan nen waren van zilver en dc schalen vnn ruivor goud. Zij maakte dien avond, betore pannekoe ken dan ooit te voren. Misschien lag het aan de zilveren koekepan, wellicht ook Vwanc het, doordat do bloom, do eieren en de melk, die de kabouters haar braoht n, van een bijzondere soort waren, hot staat ▼ast, dat zij stapels op stapel» heerlijks pannekockec bakte, die op gouden scho- NI ^^mmm

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 11