De orde van den Kouseband. Het dooden van een leeuw. Ons vlaggen en onze vlaggen. De Albaneezen. Voorgeschreven welvoeglijkheid. RECEPT. vele meneoh-en verzameld^ ten deele hofbe ambten, ton dcele menschen, die iets te ver zoeken ha/ckion. Opnieuw liot de boer rijn valkenoog over de aanwezigen gaan, ten einde den booswicht uit te vorsohen, maar tevergeefs. Het dievengezicht was er niet bij. Daar gingen open de vleugeldeuren van het aangrenzend! kabinqt on met een «achten, welwillonden glimlach trad de Keizer do zaal binnen. Algemeeno diepe buiging. De boer echter had hem, <fio binnen kwam, ternauwernood gezien, of bij vloog als een leeuw op zijn buit aan, pakte den .Keizer bij den kraag en riep uit: Wacht, nou heb ik jo!" De verschrikte oandtandeJa vercoobd- den een moordaanslag en wierpen zich op den boer. F rang Jozef had echter geen oogenblik rijn tevreden lachje verloren. En terwijl hij den boor vr*i'en<teohappel.ijk op den schouder klopte, zeido hij: Mijne heeren, rijt niet bezorgd: dat ©en braaf man. Ik had mij onlangs een «chert» met hem veroorloofd en daarvoor ontvang ik nu mijn verdiende loon En tot den boer ziah wendende, reikte hij dien welgemoed do hand en zeidc: „Waarde vriend. Je paard is een voor treffelijk dier ©n ik heb het dankbaar van je aangenomen; want de man, dien je het wilde brengen, bon ik: Keizer Frans Jo zef Hij beloofde hem rijn bescherming en een goede bolooning. De boer zelf wae do ©enig», die onver schillig bij dit tooooel bleef. Met het hoofd gebogen, rag bij voor zich op don grond en scheen met die onverwachte oplossing van do zaak volstrekt rriet tevreden. Ein delijk hief hij het hoofd op, zag don Keia»r aan en sprak op smartelijkon toon: „Ik had liever, dat het paard op don weg ware doodgevallen, dan dat go tegen- lover mij een leugen moest zeggen. Gij hebt knij toch verzekerd, dat ge 's Keizers bar bier waart!" „En ik heb geen onwaarheid gesproten vriendlief", antwoordde Frans Jozef ern stig, die begreep, wat er omging in den boer, tot dusverre zijn oprechte vereer der „want weet je, ik scheer mij zelf!" Kr zijn in Engeland zes en twintig rid ders van do Kouseband-orde, en daar een van hen, de Graaf van Leicester, onlangs overleden is, benoemde koning Eduard in rijn plaat© don graaf van Durham. Het hoofd van deze Engolsche orde w steeds de Koning. De leden bestaan thans uit 12 hertogen, 5 markiezen en 9 graven van het Rijk; de Koning heeft echter bo vendien het recht de orde ook aan buiten landse!» vorsten te schenken. Tegenwoor dig rijn 21 rcgeerendle vorston en 6 troon opvolgers bezitters van den kostbaren band. Hij bestaat uit donker-bruine rijde met een geep van solied good, welk© in paarlen, robijnen en diamanten bet bekende motto draagt: „Hony soit qui mal y penae." Deze hand wordt om het linkerbeen even ondier de knie vastgemaakt; is echter bet hoofd der orde een vrouw, dan draagt rij den band even boven den imker-elleboog. Bij hooge ceremonies is het gewaad der ridders zeer schilderachtig. De mantel is uit blauwe rijde vervaardigd. Ook de ver trekken, welke in het slot. Windsor voor de orde bestemd rijn, rijn voorzien van blauwe rijde, blauwe tapijten, wandbokleed- seis em meubelen. Op den mantel is op de linkerborst de ster der orde bevestigd. Broek en vest rijn eveneens van blauwe zij de. D© hoed is zwart en heeft witte veeren. Op den mantel wordt een gouden kraag ge drag en, waarop 26 kousebanden, naar het aantal ridders in azuur-blauw emaille. De ceremonies rijn nog altijd dezelfde als ten trijde van Hendrik VIBI. De insignes rijn eigendom van den koning van En geland on bij overlijden van een ridZter moet de kostbare band en de stor aan den Koning worden teruggezonden. Do waarde van een gewonen band bedraagt 17,800 gulden. Dc Tsaar bezit een „Kouscband", waar van d)c witte diamanten alleen 120,000 gul den hebben gekost. In een Engolsah tijdschrift vertelt oen Egyptische reiziger en jager, H. A. Kati- bah, van een merk waai dige moedproof, bij de dappere jagerstammen in Soedan in gebruik. Toen hij eens bij den sjeik van een dorp, die hem vriendelijk had ontvan gen, vertoefde, zag hij een prachtig leeu wenvel, dat nergens een gat of een scheur vertoonde. Verwonderd richtte hij zich tot den 6jcik, dio den naam Sabah droeg, en vroeg hem, boo hij aan deze mooie tropee gekomen en op welke manier het reusach tig© dier gedood was. De sjeik antwoordde, dat hij den leeuw bij rijn eerste moedproef mot eon mes gedood had. Toen de ander hem ongeloovig aankeek, ging Sabah voort: „Ik doodde heb dier op de wijzo, waarop onze voorvaderen den leeuw bemachtigden, toen rij nog geen geweren haddenwij houden ook nu nog dat gebruik in eero ter herinnering aan hun weraldberoomden moed en een jonge man verwerft rich het recht van krijgsman en held door van aan gezicht tot aangezicht met den „koning der woestijn'' zich te meten. Als te eken, dat do proof is doorstaan, ontvangt hij een ivoren armband, dien hij met den meest en trots draagt. Wanneer wjj bemerken dat eon loeuw met roofzuchtige bedoelingen do omstreken doorkruist, dan meen en wij, dat hij een tweegevecht met een van ons zoekt, misschien omdat hij een lid zijner familie op de menschen wreken wil. Dan is er altijd iemand in het dorp, che rich met hem wil meten. Hij doodt een geit of een schaap, laat het dier een dag liggen, opdat de reuk van het lijk den leeuw sterker zal lokkon, en legt het dan buiten het dorp op een op mi plaats neer. Hijzelf verbergt zich in een kuil cf achter een boom of rots en wacht de komst, van rijn tegenstander af. Hij heeft geen ander wapon bij zich dan een kortte, tweesnij dende dolk, dien hij, zorgvuldig in het foedraal gestoken, in rijn linkermouw hondt. Als de leeuw het vieesoh ruikt, stoot hij een luid gebrul uit als teeken van rijn vreugde over den buit, en om elk ander dier te waarschuwen, dat het hem niet moet naderen, en sluipt dnn langzaam naderbij. De man is intusschon uit rijn schuil plaats opgestaan en kijkt naar het dier, dat zich op het cadaver wil werpen. Ter wijl do leeuw zich tot den sprong gereed maakt, is opeens de man naast het lijk te voorschijn gekomen. Het plotselinge van rijn verschijning, do dreigende glans zijner ©ogen doen den leeuw schrikken die ach teruit springt, met alle kentekenen van angst, den kop tusschen de klauwen legt en met den staart zijn flanken zweept. Dan zal hij den sprong op rijn tegenstander doen, doch op hetzelfde oogenblik rent de man voorwaarts en werpt zich plat op den rug, den scherpen dolk opheffend en met beide handen vasthoudend boven de borst. Op het oogenblik, waarop hot lichaam van den leeuw over den man vliegt, moot de doodelijke stoot toegebracht worden. Hij moot. zeker, vast en krachtig rijn. De leeuw mist dan zijn doel en valt ongeveer vier a vijf voet van het hoofd van de>n man neer, terwijl het mee tusBohem rijn ribben zit. De dappere mag echter niet naar zijn doodoEjk gewonden tegenstander omzien, hij moet oogonblikkelijk opspringen on zich zoo spoedig mogelijk in veiligheid brengen, daar dc leeuw met inspanning van al rijn laatste krachten zich omkeert en een wanhopige poging doet^ om clen vijand in stukkon te echouren. Hij wori telt zich in doodsstrijd in rijn bloed, daa gaat hij met een laatst gereutel op Eggen en sterft." „Eigen Haard" bevatte een intereesanf opstel over bovengenoemd onderwerp. Het is wel de moeite waard ©r eons op te wijzen, dat algemeen blijk wordt gegeven van een misvatting op het gebied van om vlaggen en van onze vlaggen. Men kan, zelfs aan officieel© gebouwen, hij feestelijko gelegenheden, evengoed die fouten opmerken als aan particuliere buizen. "Vooral met het al of niet uithangen van den Oranjewimpel is dat het geval. De Oranjewimpel boven de Noderlandsche driekleur 'behoort laJleen uitgelhangen te worden, wanneer het vlaggen de Koningin persoonlijk betreft. Bij elke andere natio nale of particuliere feestelijke gelegenheid, waarbij men vlagt, behoort feitelijk die wimpel niet. Dien wimpel te versieren met kwast, of zelfs gespleten aan de punt, met twee kwasten, is eon gewoonte, die obeoluut geen grond van bestaan heeft De gespleten wimpel is de oorlogswimpel der marine, in ons land rood, wit en blauw. Wil men nu duidelijk blijk geven van zijn oorlogzuchtige Stemming, dlan laat men een tweopuntigen wimpel waaien; maar is dat niet het doel van het vlaggen, dan knipt men er de punten af cm kan gerust met die mooie kwasten een paardenleidsel voor de kinderen maken. Wat de kleuren van wimpel en vlag be treft, men ziet ook daarmee allerwonder lijkst haspelen. Een bleek-gcle wimpel is niet het oranj©symboolen een wimpel, waarin boven, bij den stok, nog eens hot rood, wit en blauw overdwars is te zien. is hei toppunt van aanstellerigheid of be hang© refantasie. De wimpel in ons Nederland behoort warm-oran je gekleurd te rijn, niet te breed en ieie langer, hoogstens een derde, dan de banen der vlag. De vlag is natuurlijk alleen rood, wit en blauw, de kleuren van bei stamwapen der Oranjevor^en. Dat stamwapen was: op een gouden schild een rood gesnoerde, wit (zilver) beslhgcn, blauwe jachthoornDat waren: „les couleura de Mons. le Prince tTOrange". Dat vroeger het orange, blanche, bleu op de vlaggen is toegepast, bewijst, dat men bei toen niet zoo nauw nam; maar tegenwoordig is een oranje-wit-blauwe vlag uit den tijd. Nog dwazer is hei echter een rood-wit-blauwe vlag te doen waaien, waar op langs de ramden, vaksgewijze, rood-wit- blauwo blokjes, ja zelfs idem franjes rijn aangebracht. Do Nederlandsdhe vlag mag en moet alleen bestaan uit drie banen donkerrood, helderwit en marineblauw. Ourieus is soms ook het getob met de vlaggestakken. Het mooiste is een witte slok met vergulde knop. Het mooiste en ook officieel het juiste. D© regel is im mers de mast is neutraal De vlaggestok dient een opwaarteohen stand te hebben. Platliggende vlaggestok- ken doen aan droogstokken denken. Neder waarts hangende stokken zien er treurend uit en leveren gevaar op voor de. voorbij- gangera. Elke kruier of timmerman kan een vlag uitsteken in de stadshuizen, maar goed en naar behooren de vlag t© doen waaien: die kunst kennen ©r maar weinig. Het vastbinden met keurig gestijfde witte bandjes van de vlag aan den stok staat gelijk met het dragen van de oude kornet en doet bakersprookjes en vuurmanden m herinnering brengen. De vlag moet langs den stok opgebescben kunnen worden, niet te strak langs den stok vastgemaakt en minstens een meter uit den gevel kunnen waaien. Bij zonsondergang behooren alle vlaggen ingehaald... doch kan de feeststemming voortgezet en het „Vivat Oranje, Hoeo©©!" doorgezongen worden! Gevechten, tusschen Tnrken en Albonoe- wm in den jongs ten tijd vestigen weer de aandacht op deze laats ten. Albanië, het 1660 vierkante mijlen groote, tusschen Montenegro, Bosnië, Servië, Oud- Servié, Macedonië, Griekenland en de Adria gelegen kustland, met zijn nrim twee millioen inwoners, waarvan ruim een mil- lioon echte Arnauten, ligt als een wig tus schen de concurreerende Staten en de Grie k-en op den Balkan, verhindort de verbin ding tusschen Servië en Montenegro en maakt tevens de staatkundige organisatie van Turkije onmogelijk. De Albaneezen zijn do laatst© rest van eon oervolk, dat rich te midden der volks verhuizingen, rassentvristen en volkenstor- men in zijn bergen heeft staande gehouden. Van die bergen heeft het ook zijn naam afgeleid, Skipetari: menschen van de ber gen. Zij bezitten een eigen taal, die echter met talrijke vreemde elementen is vermengd en ©en getrouw beeld geeft van de historie van het volk, dat met zooveel andere vol ken in vreedzame of bloedige aanraking is geweest. Op elke 1000 woorden van de Alba- neosche taal vinden wij 100 Grieksche, 50 Turksche, 160 Latijnsohe, 20 Servische, 130 Duitsche en 5-10 woorden der oertaal, die van Indo-Germaanschen oorsprong is. De geschiedenis van dit oude volk is kort. In do vroegste tijden gevechten der clans onderling, de korte, maar schitterend© ver schijning van den Maoedoniër, daarna de strijd tegen de Romeinsohe Caeearen en later tegen de Byzantijnsche keizers, tegen de Gothen, tegen de kruisvaarders. Den 15den Juni 1389 sneuvelt de kern van het Albaneeschte leger, met do Servische en Turksche aristocratie, op het Kossowoweld. Tusschen 1443 en 1467 vecht Skander-bey (George Kastriota) gelukkig tegen de Tur ken, wat niet verhindert, dat in 1478 Alba nië een Turksch wingewest wordt. Sedert dien tijd spelen zij hun belangrijke rol in het Osamaansoho Rijk. In den langen Griefc- ischen vrijheidsoorlog strijden de Christe- lijk© Skipotaren aan de rijde der Grieken ven de Mahomedaanscho aan do rijde der .Turken. Na den vrede van Adrianopel ko men rij tegen de Porte in opstand, weTke slechts gedempt werd, nadat de grootvizier 400 Albaneesche hoofden naar Monastir lokt© en hen daar liet vermoorden. In 1843 weer een opstand tegen Turkije, die zulk een omvang aannam, dat de Sul tan rijn ganscbe legermacht ondeT Om er- pasja op hen moest afzenden; in 1847 her haalde zich de opstand nog eens en tot op cEt oogenblik bestaat de heersohappij der Port© over Albanië eigenlijk nog slechts m naam. Eerst wanneer de spoorweg van d© Servische grens tot San Giovanni di Medua voltooid zal zijn, kan Turlrijo een werkelijk gezag over het land uitoefenen. Maar daar om juist zijn de Albaneezen tegen eiken spoorwegaanleg, ook tegen het Oostenrijk-, sche plan UwaeNutrowitza en tcgcfri hot- Servische DonauAdriatische Zee. De Albaneezen voelen zich een zelfstan dig volk, welks nationale trots die bui tengewoon groot en prikkelbaar is r niet duldt, dat hot land door iemand over- heersohrt wordt, hoewel zij een suzereiniteit det Port© willen aanvaarden. In 1878, na de verzwakking van het Obtomaansohe Rijk ten gevolge van dv»n on- lukkigen oorlog en de nog rampzaliger Bor- Tijnsohe oonferentie, organiseerde de latere grootvizier Ferid-pasja, toen nog eenvou dig Ferid-bey-Blona, het Aïbaneeeche na tionalisme en stichtte met e enige notabelen van verschillende religie eon national en Albaneesohien bond. Het eerste Albaneeeche blad „Drrta" (licht) verscheen te Konstantinopol, en in het land werden enkele nationale scholen geopend. De Grieksche patriarch te Kon- etantinopel echter meende, dat de Griek sche propaganda in Albanië gevaar liep en wist- den Sultan te bewegen, de „Drita" en 'den nationalen bond te verbieden, door hem voor te houden, de Albaneezan zich van hot Rijk wilden losmaken en een zelfstandigen Staat vormen. Intusschcn zette do bond zijn propagan da voort, stichtte geheime comité's en gaf in hot buitenland in de Alboneesche taal bladen uit, die in groote hoeveelheden d© bergen worden binnengesmokkeld. De bond werd aldoor sterker en heeft op dit oogen blik een groot aantal aanhangers, vooral onder de officieren van hot Turksdho leger, terwijl ook in het Jong-Turksche comité verschillende Albaneezen zitting hebben. Eischen de Jong-Turken: Turkije voor de Turken; het Albaneesohe devies is: Albanië voor de Albaneezen, onder opperhoogheid van de Porte. Zij hebben ook sinds de vori ge revolutie verschillende eischen gefor muleerd, 7x>oal8 de erkenning van de Alba neesohe natie en taal door de Regeering, gelijke rechtspraak, enz. Bovendien hebben «ij nu reeds de gelijkstelling der religies doorgedreven De pogingen der Jong-Tur ken om de verschillende nationaliteiten van het Rijk te denationaliseeron en er allemaal goede Turken van te maken, lijden schipbreuk op het Albaneeoohe nationaal gevoel, wat voor de Turken een groote teleurstelling is, daar zij Langzamerhand de Albaneezen als goede Turken zijn gaan beschouwen. De oppositie der Skipotaren in bet Turk sche parlement wordt steeds meer en meer merkbaar ©n richt rich vooral tegen den in vloed, welken hadjis en ulema's op den gang van zaken trachten uit te oefenen, hoewel zij in hun oppositie tegen den aooge- naamden verkoop der geannexeerde pro vinciën met hen medegaan. In West-Europa heerschen vrij zonder linge denkbeelden ovct de bewoners van het bergland. In dit beschaafde Westen, waar de kleeren den man maken, meent men, dat de lieden met hun korte rakjes en kleurige buizen nog een soort wilden, hoogstens romantisch© roevers rijn, dio iemand vermoorden, als deoe hun bij onge luk tegen het lijf loopt, en hem plunderen, wanneer do weerschijn van een doublé ketting op zijn vest straalt. Niets is minder waar. De Sla petaren doen in beschaving niet ondeT voor den gemiddelden Wester ling, en d© rol, welk© rij zuDen spelen in de politiek van den Balkan, zal wuarechïjzi- Tijk zeer belangrijk rijn. Toen do Amerikaansahe vloot in October van het vorige jaar in Japanache havens werd verwacht, heeft de gouverneur van Kanogawa, een Stad aan de Golf van Tokio, den bewoners van zajn gewest het volgende aangeschreven: „Lediggangere mogen zich niet om <te vreemdelingen scharen. Koopb'©den mogen van hen geen overdreven prijzen vragen. Het is verboden de honden, di© de vreem delingen vergezellen, met stee non te gooien; dc vreemdelingen moeten met hof felijkheid en hartelijkheid worden onte vangen. Wanneer zij een i egeeringsgebouw, een gemeentehuis of iets dergelijks binnen gaan, moet hun een stoel worden aange boden; ook moet men met van hen ver langen, dat rij den hoed afnemen. Over hun kleederdracht, hun godsdienst en hun gobruiken mogen geen spottende opmerkin_ gen gemaakt worden, nog minder mogen hun ruwe of beleedigende woorden worden toegeroepen. Hen nieuwsgierig In het gelaat te zien of re onbeschaamd aan te kijken ia niet geoorloofd. Niemand mag het verblijf van een vreemdeling met wan ordelijk toilet betreden Vreemde zende lingen heeft men evengoed te eerbiedigen als de Japansche priesters. Wanneer de vreemdelingen zich met een of ander spel vermaken of een wandeling doen, mogen zij niet worden nagaworpen oef n&go' schreeuwd. In do spoorwagons of in d© kajuiten, waarin de vreemdelingen met u reizen, is het verboden op den grond te spuwen, schillen van vruchten of sigaret teneindjes neer te werpen. Het is verbo den een buiten 1 andsche dame met den vinger aan te wijzen of haar met vragen of gezegden lastig tg vallen Wanneet gq met eea vreemdeling loopt, houd u dab een pas van hem verwijderd, en wanneei hij op zijn horloge kijkt, begrijp dan, dat hij nog wat anders te doen heeft." Deze wedvoeglijkheddsraadgeving-en van ambtswege zouden ook in ons land bij tijden niet misplaatst zijn. STOFGOUD. De muziek is een hoog ere openbaring nog dan alle wijsheid en wijsbegeerte. L. van Beethoven. Aan de hoogste hoogte is de kans verbon den op den dliepsten val. LauriJ I ar d. Nog meer weerrijmpjes. Donder in het. dorre hout Maakt het voorjaar guur en koud. Als de boer in Jannari muggen riet dan een. Heeft bij den volgenden zomer geen gun stage kansen. Is op den dag van 't Nieuwe jaar De lucht heel mooi helder en klaar, Verwacht gerust oen gunstig jaar. Lichtmis (2 Fobr.) helder en klaar, Geeft een goed ymkerjaar. Is de Lichtmis helder, De boer in den kelder. Is Lichtmis donker, De boer wordt een jonker. t op Lichtmis Mahrr en rein, I>an zal 't een lange winter zijn. Het gras in Maart Is niet veel waami 8 tof in Maait Is goud waard. Een droge Maart, een natte April, De boer vermag wat hij maar wil. De Grasmaand April Doet al wat ze wil. Mei koeL, daarbij wak. Brengt graan in den zak. Als *t regent op St.-Margriet, Is 't vast, dat het zes weken giet Zoo saust het heel Augustus uit Tot Sint-Gilles bet weer stuit. Als Let St.-Andrieg Staat op de vriea. Vriest het gewis Tot Ldohtemis. Een duchtige mist, Geeft vorst in de kist. D© wind uit het Noordoost geeft dors* In den romermaar -winters vorst. Morgenrood- Water in de sloof. AvondroodMooi weer in den schoot V e nn S c e 11 i-s o b o t e t j e. Twee liter melk kookt men met anderhalf ons vermicelli goed gaar, onder gestadig roe ren. Dan klopt men drie eierdooiers; hek wit wordt afzonderlijk tot schuim geklopt. Bij de eieren voegt men vier groote lepels bastard suiker en een glaasje rum of cognac. Vervolgens roert men alles dooreen, het laatst het tot schuim geklopte eiwit, en pre senteert de soufflée als rij koud is gewor- dttL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 20