ZONDAG5BIAD*
IEID5CH DAGBIAD
No. 150*72.
10 April.
Anno 1909.
•V -f VAN HE.T
m i t i i i t t i in
Een goesfe Paschen.
Paa schemeren.
Vermogend was Anna Roten niet. Inte
gendeel. Maar zij bezat haar vroolijke, blij
de jeugd, en van haar tante, Alberta Roten,
kreeg zy f 1.50 zakgeld per week. Extra-
uitga ven, die naar het oordeel van juf
frouw Alberta tot den goeden toon behoor-
,den, zooals byv. het maken van het portret
van haar nichtje door een jong fotograaf,
die misschien over eenigen tijd zijn kunst
nog eens zou leeren, betaalde zij boven
dien. Zy was met Anna meegegaan en had
van die gelegenheid gebruik gemaakt, om
09k van zichzelf een blijvend aandenken
aan de wereld te geven. Nu zat zy thuis
ongeduldig op de proeven te wachten, die
Anna was gaan halen. Anna zou zeker
langs den kortsten weg naar huis zijn ge
ijld, wanneer zy niet in de wachtkamer
van den fotograaf een krant had gevon-
tien, die een voor haar gewichtige adver
tentie bevatte. Zy had deze vlug overge
schreven en liet nu in het gezellige ka
mertje haar oogen er op rusten.
„Een ongehuwd grijsaard zoekt tegen 18
April op een landgoed een dame, die goed
kan voorlezen en koken. Bovendien moet
zij belangstelling hebben voor en verstand
van alle in een huishouding voorkomende
werkzaamheden. Een oude dame zal haar
gaarne inlichtingen geven. Men vraagt ge
gadigden haar portret te zenden, dat bij
niet aanneming teruggezonden zal worden.
Salaris 40 gld. per maand. Mok, Land
goed Schwarzbach, bij Kranchen."
Anna Roten dacht er ernstig «over, naar
die betrekking te solliciteeren. Zij was bui
ten opgevoed en hield nog veel van het
buitenleven. Tante Alberta had haar tot
zich genomen, toen haar ouders gestorven
waren. En Anna kon het niet langer ver
dragen, niets uit te voeren. Zij wou ten
minste probeeren, een verandering in haar
leven te brengen, voorloopig zonder dat
haar tante er iets ran wist.
Anna schreef met haar mooi, duidelijk
handschrift een langen brief. Haar liefde
voor het landleven sprak er duidelijk uit,
zóó ongekunsteld en oprecht, dat twee da
gen later de oud? mevrouw Mök, nadat
zij hem gelezen had, zei„Als het van
mij afhing, Paul, schreef je haar per kee-
rende post. Ik geloof, dat zij uitstekend ge
schikt is."
Paul Mök haalde de schouders op.
„Als u het wil, moeder, vind ik het
goed. Men kan haar altijd weer laten gaan,
als zij ons niet bevalt. Laten wij in ieder
geval het beloofde portret afwachten, dat
ons door den fotograaf gezonden zal wor
den
Het portret kwam en beviel beiden heel
goed Mevrouw Mök schreef nog denzelf
den dag aan Anna Roten:
„Laat ons het maar eens met elkaar pro
beeren. Mijn zoon Paul laat u zeggen, dat u
18 April aan den trein van 4 uren een
rijtuig zal vinden. Hij hoopt met mij, dat
wy met elkaar een gezellig Paaschfeest zul
ten jeteren./4
Tante Alberta had er eindelijk in toege
stemd, dat haar nichtje in den vreemde zou
trekken. Eerst waren er natuurlijk heel wat
woorden over gewisseld, met tranen en on
weersbuien, zooals dat in April te verwach
ten is. Maar nu scheen de zon weer.
Thans was Anna Roten aan haar doel.
Zy steeg uit en zocht overal naar een
koetsier in donkergrijze livrei, zooals haar
ouders er een hadden gehad. Maar zij zag
geen sierlijk rijtuig aan het kleine station.
Alleen een paar vrachtwagens stonden er,
waarop machinedeelen werden geladen, en
een jong, statig heer liep met teleurge
steld gezicht wat geërgerd op en neer.
Toen gaf zij haar bagage in bewaring en
liep den weg af, dien men haar als den
juisten had aangewezen. Zij hield niet van
veel vragen. Het rijtuig was er niet. Ver
dwalen kon zij niet. Dus waarom zou zij
nog veel woorden gebruiken Kalm en wel
gemoed ging zy het vaste, groene voetpad
af en haalde diep adem, alsof zij het stof
van de groote stad uit haar longen wilde
verwijderen. Zoo had zij misschien pas vyf
minuten geloopen, toen zij haastige schre
den achter zich hoorde en plotseling den
persoon, die haar daar straks teleurgesteld
had toegeschenen, naast zich zag ver
schijnen. De vreemdeling nam beleefd den
hoed voor haar af en sprak:
„Wij hebben blijkbaar geen van beiden
gevonden wat wij zochten."
Zij wilde eerst stijf en afgemeten zijn, zoo
dat hij kon zien, dat zij niet op zijn gezel
schap gesteld was. Maar zjj antwoordde
hem toch maar vroolylc: „Daar kunt u wel
gelijk in hebben. Ik was er eerst heel onge
lukkig door, dat ik gëen rytuig vond, maar
nu ben ik blij, dat ik zoo'n onverwachte
wandeling mag maken. Het is hier zoo
mooi, met dat teere berkengroen en dat
korenveld. Dit is goed zonder muizen en
kale plekken."
Hij kreeg eerbied voor haar vakkennis.
Zij praatten over ailes en nog wat en
leken elkaar al gauw zoo bekend en ver
trouwd, alsof zij jaren lang met elkaar
hadden omgegaan. Zij spraken eindelijk
over de lente, als alles zoo groen en le
vendig werd en de menschen ook al op-
vroolïjkten, voor zoover hun hart nog niet
gestorven was.
De vreemdeling nam plotseling zyn hoed
af en sprak, op zijn haren wijzend: „Daar
voor alleen helpt de lente niet meer."
Zij zag hoe grijs zijn haren waren en
kreeg een kleur ran schrik,
„Hoe is dal gekomen? U is toch nog zoo
jongl"
„Dat ligt in onze familie. Ik begon op
mijn zestiende jaar al grijs te worden."
„Ik was al bang, dat een groot verdriet
er de oorzaak ran was."
Hij keek haar aan en dacht bij zichzelf
„Wat is zij lief cn innemend; zoo iets be
koorlijks heb ik in mijn leven nog niet ge
zien
Hij sprak echter lachend: „Neen. Het
zou dan alleen kunnen komen, doordat ik
aanstonds mijn moeder onder de oogen
pipet komen zonder haar nieuwe hulp in
de huishouding. Ik ging namelijk self tarnt
het station om baar uit te leggen, waarom,
er geen landauer kon komen. Al onze
paarden moesten gebruikt wordea voor hot
afhalen van de Chili."
„Hoe eigenaardig," zei ze aarzelend. „Ui'
heeft de dame gemist en ik vond geen rjjk
tuig." Hy werd opmerkzaam.
„Mag ik vragen wat het einddoel is vaA
uw wandeling?"
„Het landgoed Schwarzbach."
„fk "Tien Paul Mök van SchwarzbacE. I
Maar u kan toch onmogelijk juffrouw Ro
ten zijn?" i
„Waarom niet? Ik ben het wel degelylLi
Maar u is zeker al een heel oud man, daar;
u zoo den nadruk op den grijsaard heeft,
gelegd."
„En ik heb het recht te gelooven, dat U(
een heel oude dame is met een mutsje op.
Zoo gaf uw portret u ten minste weer/*
Zij schrikte hevig, toen zy bedacht, hoe.
zij den fotograaf eenvoudig had gevraagd,
zoo spoedig mogelijk een portret van juf
frouw Roten te zenden aan mevrouw Mök.
Als Hij nu het portret van tante Alberta in
plaats van het hare had gezonden?
Daar ligt het landgoed met den aardigen
breeden gevel al voor hen. Zou zij met hem
naar binnen gaan, om de toedracht der
zaak aan zijn moeder uit te leggen, of om-
keeren en gauw naar tante terugkeeren?
Hij merkt op hoe bleek zij ziet, en hoe
zij van verlegenheid beeft. Er straalt een
warme glans uit zijn oogen- „Ga maar mee
naar myn moeder. Die weet overal goeden
raad op."
De oude vrouw bracht dan ook werkelijk
de zaak in orde. De fotograaf had natuur
lijk alle schuld. Zij streek haar teeder over
de bevende handen en keek haar zoon aan
met dien veclbeteekenenden, diepen blik,
dien hy reeds van haar kende.
„Moet ik nu maar gaan?" vroeg Anna
Roten met een kwalijk onderdrukten snik.
„Neen, kind, blijf maar bij ons. Wij zul
len een vroolijk, prettig Paaschfeest met
elkaar vieren."
„Mag ik dus niet langer bly'ven dan tot
Paschen
Toen legde 2ij moederlijk den arm om
de jonge schouders. „.Als God wil, langer,
veel langer, dertig jaar en meer zoo
als uw voorgangster. Nietwaar, Paul, kor
ter blijft men bij ons niet?"
Anna Roten voelde zich plotseling zoo
prettig en vroolijk gestemd, alsof zij weer
thuis bij haar moeder was. Zij boog zich
over de oude, blanke handen en kuste die.
En buiten vertelde de zon met gouden
glans, dat zij morgen op Paaschdag
vroolijk op de aarde zou schijnen, ten tee-
ken, dat op dat feest de liefde in ieder men-
schenhart klopt.
Waar zijn toch de „Paascheieren" van
daan gekomen?"
In Holland is die vraag zeker op haar
plaats. Gften lekkgrswinkel, waar nu de