ZONDAG5BIAD*
IÉID5CM DAGB1AD
V
No. 16061.
2*7 Maart.
Anno 1909,
•2»
t- VAN HET
"*41PX] p-
De oude dienstbode.
VRZJ&eSEH^iEN.
m
s«
O O S
Zonder klank ha-ast, aarzelend, ging dc?
schel over. Voorzichtig werd de deur ge
opend, niet vérder dan noodig was, om den
jongen bezoeker binnen te laten, die pas in
zenuwachtige haast uit een rijtuig was ge
stapt.
Het was avond; vriendelijk als immer
verlichtte de ganglamp do prachtig© vesti
bule, tooverde matte glansen op het melk
witte marmer of speelde liefkoozend met de
fraaie ornamenten der eeuwenoude Frie-
sehe klok, die eentonig haar get-ik deed
hooren. Eentonig, zoo sarrend eentonig,
dacht de late bezoeker, alsof dit uur niet
>een uur kon zijn van een ommekeer in zijn
leven.
Sedert den middag leefde hij ais in een
dropm; sedert hest oogenblik, waarop hij
een telegram had outvangen van den vol
genden inhoud:
„Moeder in. gevaar. Vanavond consult.
ANTJF.."
Hij had zich juist gekleed voor een af-
scheidsfuif. Een zijner vrienden had zijn
artsexamen met goed gevolg doorstaan en
eenige kennissen waren op zijn „kast", om
hem mee te nemen naar het huis van den
gelukkige. Na ontvangst van het telegram
had hij zich losgerukt van zijn vrienden en
was zóó, in rok, naar den trein gesneld.
En hier was hij nu, in hot huis van zijn
goede moeder, die....
O! hij kon er niet aan denken. Wat zou
hij vernemen? Do koetsier, die hom van
het station had gehaald, wist niet anders
to vertellen dan dat de professor was ge
komen en nu mot den huisdokter binnen
was.
Tlier stond hij nu, nog in de vestibule,
tegenover de oude, trouwe Ant-je, wie bij
dadelijk vroeg:
„Hoe is bet met moeder?"
De oude dienstbode had het hoofd ge
bogen, terwijl de altijd vriendelijke oogen
vol" tranen stonden. Eindelijk zuchtte zij
diep en zei
„Ik weet het niet, Wim"! Och, neemt u
mij niet kwalijk, ik bedoel meneer. Ze laten
me niet binnen en ik hoor ook niets. Ik heb
order gekregen, om niemand, wie ook, in
de kamer van uw mama te laten. De dok
ter heeft liet verboden. Wilt u niet in de
eetkamer gaan? Daar brandt de kachel."
.,Neen, Ant, ik heb geen rust. Ik zal bier
iu de gang wachten totdat ik wat lioor.
Zou het nog lang duren? Wat was het? Ze
ker de oude kwaal, hè?"
„Ja, de oude kwaal", snikte de getrouwe,
die met hart en ziel aan haar meesteres
kiüg. „De dokter dacht, dat. het hart er ook
al aan te pas was gekomen, en daarom wil
de hij een consult hebben. Voordat de pro
fessor kwam, zei mevrouw mij, dat ik u
niet moest verontrusten, maar een mensch
kan nooit weten, en nu het 200 erg was, heb
ik u toch maar getelegrafeerd. Anders zou
ik het me levenslang verweten hebben, als...
O, als het eens misliep!" snikte het oud
je, en met de handen voor de oogen viel zo
neer op de bank, die in de ruime vestibule
stond.
„Ant, meid, ge verzwijgt me \VatF' riep
de student ontsteld uit, de oude getrouwe
de handen van het gelaat trekkend.
„Spreek. Zc hebben moeder toch niet opge
geven?"
Den afstand vergetend tussclien hem eo
de dienstbode, heel zijn trots van studéftt-
zijn op zijde werpend, knielde hij in zijn
heiige smart naast de oude neer en verborg
zijn ontdaan en bleek gelaat in den schoot
van haar, die hem als klein kind zoolang
op <le armen gedragen had.
Als vroeger legde de oude getrouwe haar
ha-iid beschermend op Wims lioofd en ant
woordde met innige stem:
„Neen, mijn jongen, zoo erg is het geluk
kig niet. Houd je. nu maar bedaardMama
zou het niet goedvinden, als zo wist, dat go
zoo opgewonden waart-. Weet je nog wel,
hoe ze er altijd op aandrong, dat ge u
kalm hïeldt? Weet je nog wel, Wim, "tóen
je voor het eerst naar school ging en je
zoo boos weidt over een kleinen jongen, die
geplaagd werd door andere, grootere jon
gens? Je wou het manneke verdedigen te
gen zijn plaaggeesten en toen lei mama haar
hand net eender op je hoofd als ik het nu
doe en toen zei ze: „Heethoofd, wil je je
wel eens kalm houdenHerinnertge jo
d!at nog wel Neem daar dan een voorbeeld
aan, aan dien tijd, en wind je niet zoo op,
mijn jongen 1"
„S.til, Ant, hoort ge niets
„Neen, Wim, wees maar bedaard, houd
je nou maar ka-lm, hoorIk geloof, dat ge
het nooit zult leeren; dat heb je van je
vader."
„Ach ja... eerst vader!... Veel, veel te
vroeg en nu!... O' Ant, ik hoor toch wat!"
„Verbeelding, jongen! Wind je toch niet
zoo op. Anders zon het. net gaan als toen
je weg moest, naar Leiden, om student- te
worden. De aandoening was je toen al te
machtig en ik dacht heuscli, dat je het niet
20U uithouden daarginder. Weet je wel, dat
je haast niet van je mama kon wegkomen?
Wim, mijn jongen, houd je sterk en ver
trouw op God, die alles t?D goede bestiert.
Daar komt de professor!-'
Bleek, met saamgeknepen lippen, die
geen toon ontsnappen lieten, stond de stu
dent voor de binnendeur van de vestibule,
de angstoogen op de naderbij komende hce-
ren gevestigd.
Vriendelijk trad de oude huisdokter op
Wim toe, zeggend:
„Zoo! dat is zeker het werk van die goe
de, oude Ant. Ik ben er blij om, dat de
goede ziel het gedaan heeft, want nu kan
ik u meteen zeggen, dat de professor, dien
ge wel zult kennen, geen gevaar meer in
den toestand ziet. Het is maar een voorbij
gaande zwakte. We zijn zeer tevreden inet
de zieke en hebben hoon on volkomen her
stel."
De beide medici namen alle schade va«
angst- en zorg mee en toen de oude Ant
lieercn had uitgelaten, vielen de dienstbode,
en de student elkaar spontaan in de ar-j
men, terwijl de jonge man de beido wan*
gen van de getrouwe hartelijk kuste.
Toen ging Ant- op de teenen naar de rie-
kenbamer en, zachtjes de deur openend, zejf
ze:
„Mevrouw, ik heb een blijde tijding voor.
u; Wim, ik bedoel meneer Wim, is thuis*
gekomen."
Reeds was zij door den student terzij ge<
duwd en terwijl hij blij op het bed van zijn
moeder toetrad, slofte Ant stil naar haas
afgelegen kèuken.
Alle mannen zijn geboren vrij gezellen
slechts weinig blijven vrijgezel tot zij ster-!
ven. Het zijn. de jaren tussohen twintig ea
dertig, die over het algemeen noodlottig,
zijn voor dien staat des levens, en die d<*
meerderheid van "kén veranderen in gen
trouwdo mannen.
Het huwelijk is niet even onvermijdelijk;
als de dood, en ook niet zoo vreedzaam.;
Soms is het gevaar, om er nan ten offer tej
vallen, gering, en komen de mannen dej
kritieke periode door zonder moeite; soma
wordt cr echter veel bekwaamheid en tact'
cn een zekere mate van geluk too vereischt..
Voor een deel hangt het af van den neus
van den vrijgezel, en voor een ander dee^
van den stand van zijn bankrekening.
Met do dertig komt de vrijgezel dicht bij
cijn prijs: de mcestcn van zijn kameraden)
zijn onderweg gesneuveld; waarschijnlijk
heeft hij verscheidene slachtoffers vaii|
Hymen 1) op 't Raad- en Gemeente-huis bij-
gestaan; hij kent do kosten van doopjurken
en hobbelpaarden, on weet (van hoorem
zoggen) hoo vrouwen tegen haar mannen
sprexen, als zij niet tevTeden over hen zijn.;
De volgende tien jaar vermindert het get
vaar, dat hij de gelederen van de getrouw*
den zal versterken; in do daarop volgende
tien jaar verdampt dat gevaar tot bijnn
niets; met vijftig jaar staan de kansen
twintig tegen één ten gunste vau den vrijn
gezel.
Laten wij eens den vrijgezel van dertig
tot veertig jaar in oogenschouw nemen.,
Bijna iedere getrouwde man heeft een
kruipenden eerbied voor hem, en de vrijge
zel weet dat. Hij weet vaak ook in zijg
hart, dat hij het niet verdient; dat hij ei)
alleen maar door gerold is door geluk,
omdat „zij'' met iemand anders trouwde,
en hij niet het- juiste meisje kan vinden,
waarmee hij zich graag zou verloven om
2ijn gebroken hart to heelcn.
Er zijn ook gevallen van mannen, die
zich zekere weel do-za ken moeten ontzeg
gen, met inbegrip van bet huwelijk, een
voudig omdat zij ze niet kunnen bekosti*
gen. Vrouwen moeten natuurlijk over bet
1) Do god van bet huwelijt