LE1DSGH DA&BLA9, Dinsdag- 23 Maart. Tweede Blad. Anno 190G. De vereenvoudigde spelling. Eerste Kamer. FEUILLETON. Het wonderoog. No, 15Q51?. geschreven door een voorstander dier spelling (INGEZONDEN). I. Een woord vooraf* Onbekend mankt onbemind. Hut isf voor do voorstanders van de ver eenvoudiging onzer schrijftaal zeer zeker be- joiocdigond telkenmale berichten in de dag bladen te lezen, betreffende do pogingen die fcowol bij rijk als gemeente worden aange kend tot erkenning en invoering der vor- jeeuvoudigde spelling; en al mog^en die po gingen, vooral bij onze rijksregering nog piet het resultaat hebben gehad, dat adres santen er zich waarschijnlik vaJ1 hadden, (voorgesteld, ze stemmen niettemin tot blijd schap, omdat, ze blijk geven van een per manente werkzaamheid en een steeds krach tiger leven in het kamp der vereenvoudl- geraomdat zij tevens het onmiskenbaar bewijs leveren, dat de beweging toeneemtl) j&n do behoefte meer cn moer gevoeld wordt 'pnzo schrijftaal zoveel mogelik aan te paa ien aan onze bcschaafdo spreektaaL Dat de Regering tot nog toe afwijzend Ibescliikt heeft op do adressen van de „Ver buiging tot vereenvoudiging van onze schrijf- jtaal" e. a. behoeft, dunkt ons, geen verwon dering en dus ook geen teleurstelling te (wekken. Men moet zich veeleer afvragen: hou het verstandig zijn van de regering do jtoepassing van een nieuwe spelling wettelik jte willen bewerkstelligen; waar ons volk koor Jict grootste deel door conservatisme jen onbekendheid met die spelling er nog (vreemd en dikwijls vijandig tegenover staat [Niet een regering kan een volk dwingen jaen spelling te volgen die haar om welke "en dan ook onsympathiek is; integen deel, Jiet volk door geleidelike ontwikke ling van tegen- in voorstanders veranderd, moot de regering tot oen wcltalike invoering Noodzaken -). Nu is het streven naar vereenvoudiging jtot nu toe steeds een beweging van bovenaf (geweest-, m. a, w. deze beweging bleef, jam mer genoeg, bijna uitsluitend beperkt binnen do kring van intollektuolon, wier studio of fciaa Ischappelike roeping op het gebied dor Haal lag, y.ooAs leraren voor hoger-, mid delbaar en lager onderwijs, auteurs enz. (wier plicht en belangstelling als mannen kan het vak dus meebracht kennis te nemen kan elke nieuwigheid op taalgebied. Terwijl kelo dezer mannen nu, als der zake kun dig en het recht hebbende oen oordeel te vel len, ten volle het nut van de vereenvou diging inzagen, niet zozeer voor zichzelf bis wel voor de grote massa van ons volk, bleef dat volk óf oynioa lachend toekijken pf beantwoordde de ijverige pogingen der kereenvoudigere mot doffe onverschilligheid. Die onverschilligheid is voor een groot Heel te wijten aan do spelling De Vries bn Te Winkel. De dorre studie van de tal- bijko maAililrho/lATi Hatot snellinc: doen reeds bij het schoolkind (dat geen taal van spel ling onderscheiden kan) een steeds aan groei end tegenzin in zijn moedertaai ontstaan bn wat een onzer schoonste leervakken zou kunnen zijn, wordt door de jeugd het meest kerfoeid. Verlaat dan eindelik het kind, in 't bizonder het werkmanskind, de school on (breeds het in het praktiese leven, dan vcr- kluolitigen de geleerdo regels in de kortst jmogeliko tijd en alleen de herinnering dat rt 6aai en vervelend was is het enige wat tem in zijn verdere leven yan zijn taal- fctudio bijblijft. Dat liet grootste deel van ons' volk niet Svarm te krijgen is voor een vereenvoudi ging onzer schrijftaal, dat het er koud en 'gevoelloos tegenover staat, is (we herhalen pot) grotendeels een gevolg van do huidige Impelling. We staan in deze opvatting geenszins bllecn. Reeds in 1904 schreef Prof. B. ISymons:8) „Do voornaamste oorzaak van fcdo tegenwerking, die cLe door KolleOjn Ijin het leven geroepen beweging ontmoet, p,is echter m. i. te zoeken in do bedroe- Savend s o li e e v o opvatting© n, die in j,breedekringen van ons volk over fctaal, taalleven en taaiontwik ko eling verbreid z ij n. A) En Dr. J. B. Schepers schreef in j,Pro en Contra" o. a. Hoe ons volk (gaande- ,,weg) vervreemd (is gewordon) van eigen „taal en hoo dat verkeerde stelsel be lichaamd is in de spelling De Vr. eij »*To W." Het is werkelik opvallend hoe onkundig ons volk is waar het zijn schrijftaal be treft, hoe weinig het zijn onkunde bewust is en er zich voor schaamt-. Als men het twijfelachtig voorrecht heeft veel epistels onder do oogea te krijgt» „staat men ver baasd, hoo mensen van wie men verwach ten mag, dat zij degolik onderwijs genoten hebben, jn hun schrijven tegen de huidige spelling zondigen. Zonder blikken of blozen predikt men zijn onkunde, van winkelramen en uithangborden. Opschriften als: Schee- ren en haarsnijden"„Drooge en natte verf waren" on dergeliko vindt men allerwege. Ja wat erger is onze stadsregering geeft hierin de eenvoudige burger niets toe- Zoo telde schrijver dezes eens (het is al enkele jaren geleden) tijdens een kermis voorstel ling van Frits van Haarlem op het advertentie- scherm in onze Stads zaal (eohrik nietl) 66 taalfouten. Nu behoeft men ons niet aan- te komen met de bewering, dat de man, die do advertenties gesohilderd heeft, in deze de schuldige is, want dat snijdt geen hout. Waar de overheid het leren van een bepaalde spelling verplichtend stelt, daar hoort zij er in dp allereerste plaats voor te zorgen, dat in haar publieke gebouwen die spelling niet gruwelik mishandeld wordt. Overigens het feit alleen dat zulk een ver grijp tegen de heersende spelling meermalen door een volle zaal werd aangezien zonder dat het overgrote deel van het publiek er zich aan ergerde en in pers of anderszins aan die ergernis lucht gaf, bewijst alreeds voldoende dat zelfs in hot Loids Atheen de kennis van de spelling De Vries on Te Winkel al zeer oppervlakkig en de sym pathie ervoor niet bijster groot is. Waar de weinige toepassing die de Kol- lewijnsche spelling tot op heden vond juist in die lagen van ons volk die van die spel ling het meeste nut zouden hebben te wijten is aan onverschilligheid, onkunde en „scheevo opvattingen" is het dringend noodzakelik dat de voordelen van de nieuwe spelling eens meer onder de aandacht van liet grote publiek worden gebracht. Zoals iedere hervormer, onverschillig op welk gebied, heeft ook Dr. Kollewijn aan- vankelik veel tegenstand ontmoet. Van af het oogenblik toen hij ongeveer zeventien jaar geleden zijn interessant artikel: „Onze lastige spelling" schreef, waarin hij op over- tuigendo wijze de moeilikheden van de heer sende spelling besprak en veroordeelde, (of misschien al lang daarvoor) heeft het hem niet aan tegenstanders ontbroken, die hem de dwaasheid en onnodigheid van zijn hervor mingsplannen in een scherpe kritiek, naar zij meenden, afdoende hebben, aangetoond. Dat waren echter niet de gevaarlikste tegen standers. Een degelike zaak moet de vuur proef van een ernstige beoordeling kunnen doorstaan I Jammer genoeg zette Kollewijn aanvaukeük nor enianes »val Oo diep i^ do stam, wilde dadelik te veel dorre takken verwijderen en gaf daardoor gereddik aan minder serieuze bestrijders gelegenheid de zaak in do ogen van het volk belachelik te maken. Dat is het grootste kwaad wat een ernstig streven ondervinden kan; en waar do zakelike strijd van het „voor" en „tegen" bleef binnen de kring van belanghebbenden en belangstellenden, daar drong het gelach der spotters door tot alle klassen van ons volk; en tans na zoveel jaren, nu vele tegen standers van weleer voorstanders zijn ge worden, leeft bij het vólk slechts de her innering voort aan iets bespotteliks, is bij het vólk Kollewijn slechts bekend als de man van „die gekke spelling". Kenmerkend hiervoor js de vraag voorkomende in do rubriek Vragen en Antwoorden" van het >,Leidech Dagblad" No. 14817, van de vol gende inhoud: „Naar aanleiding van het ,ingezonden stuk der pchoolmeeetera wilde „ik U wel eens vragen, waren dat nu alle- i.maal zet- of drukfouten of schrijffouten „<rf is het soms de nieuwe spelling van j^Kollewijn of hoe heet die snuiter. Zoo dat >,waar is ben ik maar blij de oude epel- ï.ling geleerd to hebben." Menigeen mag bij het lezen van dego woorden jnedelijdend glimlachend de schou dlpf. ders hebben opgehaald, toch mag de bete kenis ervan allerminst wenden onderschat omdat zo vrij juist weergeven hoe de o ver grote massa er over deökk Maar die legende moet er ;,u i i" O, yoorzekerj het nut van de vereenvou- e spelling is reeds herhaalde malen door hoogst bekwame mannen op dit gebied aan getoond, doch de boeken en tijdschriften, waarin hun verdienstelike betogen verschij nen, komen, jammer genoeg, niet onder de ogen der grote massa. Het onige wat door het Publick algemeen gelezen wordt dat ie: de krant. Zelfs de eenvoudigste man bezit zijn. lijfblad, dat hem na de vermoeiende dagtaak verpozing schenkt en kennis bijbrengt Waar wo dan ook reeds lang de overtuiging had den dat de pers oen machtig middel is om verkeerde denkbeelden omtrent Kollewijn en zijn spelling weg te nemen, is het begrijpo- lik dat we tans gretig gebruik maken van de gelegenheid ons door do welwillende re- daktie van het j.Leidsoh Dagblad" aange boden om aangaande de vereenvoudigde spel ling het een en onder mee te delen. Wo zullen daarom trachten in enige volgende artikelen op eenvoudige, populaire wijze de lezers van dit blad te vertollenle. wat Kollewijn en zijn vrienden in onze sohrijf- toal Jtooh eigenlik wol willen veranderen en vereenvoudigen2e. vermolden de be zwaren die door de tegenstanders togon de vereenvoudigde spelling zijn ingebracht, om verder die bezwaren eens nader te onder zoeken, en het nut van een vereenvoudigde schrijftaal voor ons yolk in korte trekken aan te tonon. Hoewel het uit bovenstaande voldoende blijkt, willen we or ten 6lotte uitdrukkclik op wijzen, dat het onze bedoeling niet is do knuppel in het taalkundig hoenderhok to werpen en een strijd van voor- on faegom- standera in 't leven te roepen. Zaakkundig» tegenstanders zullen zich door dit eenvoudig en onvolledig geschrijf niet laten overtuigen waar bekwamer pen dan do onze er niet toe in staat wasen w^t do voorstanders betreft dio hebben dit niet nodig. We behouden ons daarom het recht voor op even tueel© ingezonden stukkon al dan niet to antwoorden. „De Vereniging tot vereenvoudiging van onze pohrjjftaal" tolt tens J7' 4000 leden, waaronder 82 hoogleraren, 400 leraren en ruim 2200 onderwijzers (inclusief hoofden van -scholen). 8) Wat we hier bedoelen is een vrije „onbe lemmerde ontwikkeling van de vereenv. spoiling. Weinig konden we bevroeden, toen we voor enkele weken deze artikelen schre ven, dat sedert de spellingkwestie een punt van bespreking zou worden en de Regering zich hierbij niet onbevooroordeeld, maar zelfs zoer vijandig tegen de nieuwo spoiling zou tonen. Misschien komen we hierop al9 de ruimte hot ons vergunt aan het slot onzer artikelen nog even terug. Noot van den schrijver. 8) Museum, 11 Jaarg. No. 1112. Do apa.fi ftring is van den schrijver. Opening De Royter-school te Vlissingen. De eerste steenlegging van deze school had plaats den 23sten Maart 1907 door Z. K. H. Prins Hendrik. Daar de school 2 jaar na deze plechtigheid kon worden ge opend, was dit voor het bestuur een aan leiding om den Prins uit te noodigen ook deze plechtigheid te willen verrichten. Z. K. H. heeft zich gaarne bereid ver klaard aan deze uitnoodiging te willen voldoen. Hedenmorgen per sneltrein van 11.-14 kwam de Prins, vergezeld van zijn adju dant, den luit. ter zee 2de klasse Bijl de Vroo te Vlissingen aan. Op het perron werd Z, K. H. ontvangen door don burgemeester va" Yliasingen, jhr. mr. A A. van Doorn van Koudekerks, door den voorzitter der vereeniging Zee vaartschool"", mr. J. Smit Azn., en don majoor Zanino, gamizoens-oommandant. Het gezelschap begaf zich naar de wacht kamer, alwaar bouillon en sandwiches wer den aangeboden- Na een kort oponthoud werd in de ge reedst-aando rijtuigen naar de Do-Ruyter- school op den Boulevard Bankert gereden. In de grooto zaal van de nieuwe schooi waren verschillende genoodigden, o.w. wor den genoemd: de Commissaris der Ko ningin in Zeeland, mr. H. J. Dijokmeeetor, met den griffier der Staten, mr. W. Pol- men KrusnüSH; mr, 0. Luoaaee, lid jan de Tweede Kamer; P. J. Siegers, lid van 8 «4. Staten van Zeeland; jhr. mr. A A. von Doorn van Koudokerke, burgemeester van Yliasingen; do wethouders, leden van den gemeenteraad en de secretaris der ge meente; do luit. ter oeo lsto klasse Nolot, oomwandant van Hr. Ma. wachtwhip „Bover" te Vlissingen D. E. O. Knutto', rijksbouwmeester, architect der De-Ruytor- school, enz. enz. Nadat de Prins de begroetingen van alle aanwezigen had in ontvangst genomen en met den militairen groet had beantwoord, nam Z. K. H. den voor hem bestemden zetel in. Toen nam de voorzitter der vereeniging „Zeevaartschool", mr. J. Smit Az., het woord Eerbiedig zoo begon hij heet ik Uwe Koninklijke Hoogheid welkom in dit gebouw, welkom ook U allen, dio deze plechtigheid met Uwe tegenwoordigheid vereert-. Die tegenwoordigheid is ons een eer, omdat U, Koninklijke Hoogheid, opnieuw ons blijk geeft van Uwe grooto belangstel ling in ons streven, en een voorrecht, om dat wij hier bijeen mogen zien zoovelen, van wier sympathie voor onze school wij overtuigd zijn. Sedert Uwe Koninklijko Hoogheid op 23 Maart 1907 onzo school en onze Vereeni ging de eer aandëedt den eersten steen voor dit gebouw te leggen, is de eohool in bloei blijven toenemen. Do Vereeniging heeft de voldoening ge had door do geldelijke bijdrage van het Na tionaal De-Ruytor-ComRó, waarvan het toenmalige Hoofdbestuur door Zijne aan wezigheid thans weder blijk geeft van Zijne belangstelling, en door de gewaardeerde verhoogingen der subsidiën van Rijk, Pro vincie en Gemeente, te slagen in het bijeen brengen der gelden, noodig voor bet tot stand komen van dit gebouw. Uit de geschiedenis der school gedurende deze twee jaren verdient vermelding, dat op 1 Mei 1007 geopend werd de Cfurwis voor Koopvaardij-machinisten. Deze afdeeling heeft, blijkens het aantal leerlingen en de resultaten, reeds bewezen evenzeer in een behoefte te voorzien als 00 cursus voor stuurlieden reeds deed. De onverpoosde werkzaamheid en ambi tie van Directeur an leeraren, die deze re sultaten veroorzaakt hebben, zijn mede een prikkel geweest voor het Bestuur om zoo spoedig en zoo goed mogelijk te voorzien in de behoefte aan een nieuw, grootor ge bouw. Bij het ontwerpen van het gebouw is allereerst gestreefd naai' het voldoen aan de eischen van het onderwijs, dooh ook heeft Bonder dat zulks naar uitwendige versie ring op den voorgrond kwam, de bedoeling voorgezeten te stiohten een gebouw, waar dig een monument te zijn tor herinnering aan onzen groofasten vlootvoogd, wiens naam op zoo eervolle wijze aan onze school ver bonden Is. Of de Rijksbouwmeester Knuttel hierin geslaagd is, laten wij met gerustheid aan Uw oordeel over." Vervolgens vermeldde spr., dat vele per sonen hun kunstcrin en kunstvaardigheid aan dit gebouw hebben gewijd voor geene, of niet aan het bereikte geëvenrodïgde be- looning en noemde hierbij in de eerste plaats met grooto erkentelijkheid Pier Pan der, die den forsohen kop van De Ruyter ontwierp en in hardsteen beitelde, en de firma Braat, die als windwijzer „De Zeven Provinciën" op den toren als symbool vóór den wind Het zeilen, terwijl ook den aan nemer K. A van Rijswijk lof werd go- bracht voor de wijze, waarop hij de gesloten overeenkomst uitvoerde. Van verschillende vrienden ontving de school in den laateten tijd bovendien ge schenken in geld en in natura. Dat het personeol van het Noderlandsche Loodswezen aan do school een passend ge- 1 schenk vereerde, toont aan, dat het op prijs stelt het onderwijs reeds aan velen hunner zonen gegeven. Ton slotte verzocht spr. den Prins Üe kroon te zetten op het werk, door Z. K. H. zoo welwillend mot de steonlogging aange vangen Z. K. H. aan dit verzoek voldoeude, kiekt alsnu de volgende toespraak: „Met grooto ingenomenheid heb ik vol daan aan de uitnoodiging van de vereeni ging „De Zeevaartschool" om tegenwoordig te zijn bij do plechtig© opening der „De Ruytorsohool". Toen twee jaar geleden door mij do eer ste a to on van dit gebouw werd gelegd, had ik reeds de beste verwachtingen van den bouw dezer stichting. Ik twijfel niet' of straks zal blijken dat deze verwachtingen niot beschaamd zullen worden. Roods mocht ik van u vernemon, dat dank zij do go ode leiding en de grooto rkkr&rfrt van direc teur en leeraren de school nu reed» op zul ke goede resultaten kan wijven. Moge in den vervolge deze stichting steeda in bloed toenemen. Mogen alien, die hier zullen arbeiden aan de opvoeding der jon gelieden, doordrongen zijn van do gewich tige en verantwoordelijke taak die op hen rust Maar mogen ook zij, die hier het on derwijs zullen genieten, in hun vorder le ven steeds toonen do eer en d^n goeden naam der „De Ruytcrschool" hoog te hou den Daarna gevolg gevend aan 't to) Hem go- richtto verzoek, verklaarde de Prins de „De Ruyter school" voor geopend. Mr. J. Smit nam thans weder hot woord om don Prins hartelijk dank te brengen voor de zooeven door hem vwriohto daad en voor de daarbij gesproken woorden, alsmede voor hetgeen Z. K. H. voor dezo school heeft gedaan. Niet hoog genoeg kan het gewaardeerd worden, wanneer do Gemaal onzer geëer biedigde Koningin zoo daadwerkelijk *ijn belangstelling voor het zeevaartkundig on derwijs loont. De Vereeniging „Zeevaartschool" zoo zeide spr. gevoelt behoefte blijk te ge ven van haar erkentelijkheid en wenecht dit te doen door Z. K. H. oorbiediglijk te ver zoeken het beschermheerschap der Vereeni ging wel te willen aanvaarden. Hij sprak hierbij de warme hoop uit, dat de Prins zijn hooge belangstelling aan de school zal blij- von schenken en tot in lengte van dagen ge tuige zal mogen blijven van haar bloei. Hij oindigdo met een „Leve Zijne Ko ninklijke Hoogheid l" met walken wensch alle aanwezigen geestdriftig instemden. Do Prins dankte voor het hem aangebo den beschermheerschap over de aohool, ver klaarde dit gaarne te willen aanvaarden en bezichtigde vervolgens mot groote belang stelling hot geheele gebouw, waarbij Z. K. H. alle gewenschto inlichtingen worden ver strekt. Na dezo bezichtiging vertrok de Prins naar het Grand Hotel dee Bains, alwaar Z. K. H. een lunch werd aangeboden, waaraan ongeveer -10 genoodigden aanzaten. Mot don trein van half rijf zon do Prins weer naar de Residentie torugkeoren. Vergadering van Maandagavond. Voorzitter: J. E. N. baron Sohimmol- penninok van der Oye. Mededeel ing wordt gedaan van eenig«- ingekomen stukken. De Voorzitter deelt mede, dat dc centrale seotie besloten heeft morgen te elf uren in de afdeelingen te onderzoeken de volgende wetsontwerpen: vaststelling van het slot der rekening voor Curasao over 1005; idem Suriname over 1901; hef fing van personeele belasting wegens mo torrijtuigen; verhooging van de begrooting voor Ned.-Indiö (subsidie Bru'selschë ten toonstelling); naturalisatie van Keesels en 62 anderen en zoo dë tijd het toelaat, ver hooging Hoofdstuk IX der Sfcaatebcgrooting voor 1908 (verbetering van do rivier de Waal). Aldus wordt besloten. De vergadering wordt gesloten. M) Besluiteloos bleef hl) een oogenblik staan, toon beet lil) de tanden op elkaar en Hop eonige passen in de duisternis vooruit. „Vrees Diet I" had de dewedaschi hem gezegd. Tegon zijn verwachting in b(Jna behield by vasten grond onder zyn voeten, ook nog toen by de twaalf 8tappon voorwaarts had afgelegd. Hy bleef staan en de minuten, die nu ver liepen, waren misschien de angstigste van den geheelen nacht. Weer drong die klank tot hem door, die hem een oogenblik deed duizelenals een fijne slang gleed voor hem een blauwachtige lichtstreep omhoog en maakte, dat hy een donker gordyn voor zich kon onder scheiden, door welks opening een schemer achtig, blauwachtig licht viel. Op hetzelfde oogenblik trad, gekleed in een gewaad van goudprocaat mot robynen, de oude priester tusechen het gordyn naar voren en riep op zyn diepen toon „Treed binnen, Sahib, In het heiligdom van den Hjgeroogigen God l" E&n vertrek, weinig grooter dan waarin Awamah was teruggekeerd, mat verlicht door een blauwachtig vuur, dat op twee hooge gouden pannen brandde en lichte rookwolkjes tegen den gewelfden zolder zond, vertoonde zich aan do bllkkon van den binnentredende. Maar Barton had geen tyd verder zyn blikken rond te laten dwalenzy werden geboeid door oen gouden afgodsbeeld, by welks aanblik Bartons bloed in de aderen stolde. lichaam van eta moo, ia goud uit gehouwen, en wiens armen in tygerklauwen uitliepen, was op een soort zetol van prachtig oud-Indlschen arbeid gezeten. In plaats van een menschenhoofd stond op de schouders de kop van een tyger met wyd geopenden mul!, tusechen welks vreeseiyk gebit licht gekromd en uitgestoken, als proefde hy reeds den buit, de tong hing, die met honderden robynen was bezet. Het vreeselykste waa ochter het eone oog, dat midden in het voorhoofd zat. In groenachtig malachiet lichtte eeD zwarte diamant, die de pupil van het tygeroog voor stelde, terwyi het in het blauwachtige licht zoo spookachtig fonkelde, dat Barton moende zyn hart te voelen stilstaan. Zoo dreigend en levend leek de blik van dit diamanten oog, dat men zon gelooven, dat de vreesejyke koning ui£ het Indische kreupel hout, de tyger, zyn toornig, moordlustig oog zelf aan het gouden beeld had geleend. Barton kon die vreeseiyke uitdrukking niet langer verdragen; hy sloeg zyn beldo handen voor het gezicht, om den kouden, wreeden blik, die van het tygeroog uitging, te ontgaan. „Groote, tygerooglge God l" hief de oude Siwapriester aan, op half-zingenden toon, ter- wyi hy zyn handen naar het afgodsbeeld uitstrekte. „Voor uw aangezicht treed de zoon van Djarleep Singh, dien gy zelf als wreker hebt aangewezen, om in uw naam uw volk de vryheid te hergeven. Verleen hem uw kracht, opdat hy op den bodem, waardoor uw heilige stroom vloeit, ook het laatste spoor der onderdrukkers van het Hindoestaaneche volk verdelge en dat met hun bloed doe ver- dwynen I" Hy wierp zich op den marmeren vloer neer en raakte den grond met hot voorhoofd aan. Francis Barton volgde zyn voorbeeld, niet zyn •igen wil volgaad, mur een macht, die sterker was dan deze. En hy bleef plat op den grond met uitgestrekte handen liggen, toen de priester naast hem opstond en hem geheim zinnig toefluisterdo „Luister, Sahib, wat de tygeroogige God u, don uitverkorene, te vertellen heeft. Ik laat u alleen In het heiligdom. Raak even aan het metalen plaatje aan den voet der godheid, als de tyd gekomen is, dat ge my terugwenschtl" Als in een droom bevaDgen had Barton deze woorden vernomen. Hy hoorde ook hoe bet gordyn achter zyn rug dichtviel en hy wist, dat hy nu alleen was in het vertrek. Nog waagde hy het niet zyn gelaat van den grond op te richten, terwyi de aanraking met de koude marmeren steenen zyn toestand van verdooving, waarin hy zich bevond, nog ver ergerde. Hy griezolde voor dit oog van edel gesteente, in een gouden beeld, dat door monschenhanden was gemaakt, maar dat levend scheen en welks blik hy niet kon verdragen. Maar nauweiyks was hy van den eersten schrik bekomen, of hy gevoelde het wilde ver langen by zich opkomen, om zich meester van het kleinood te maken. Zonder dit bezit en zyn geheimzinnige kracht, waaraan hy op dit oogenblik even stellig geloofde als de fanatieke Indiër, die het had bewaakt, scheen hem zyn leven waardeloos. Met hot steeds grooter wordende verlangen naar het schitte rende diamanten oog keerde ook zyn helder denkvermogen terug en zonder zich uit zyn liggende posilie op te richten, overlegde hy by zichzelf, wat hem te doen eton<L Zooals het scheen borg deze onderaardsche tempel, die slechts by eokelen was bekend, Diemaod anders dan de oude priester en Awa mah. Als hy nu eens opstond, om het kleinood uit het voorhoofd van het afschuwelijke beeld te nemen, wie zou hem dat kannen verhin deren? Zyn UchameJyke kracht overtrof verre die van den grysaard, en Awamah, gaf hy den goeden uitleg van den glans in haar oogen, dan was zy reeds onder zyn macht. Maar angstig overviel hem de gedachte hoe hy den uitgang uit dit onderaardsche myste rieuze hol zou vinden, als zy hem haar hulp weigerde. En wie zei hem, dat deze onder aardsche vertrekken nog niet andere dienaren van den wrekenden God verborgen, die bereid stonden den brutalen roover te boelen en hem de verdiende, vreeseiyke straf te doen onder gaan Gelukkig herinnerde hy zich op het juiste moment, dat de oude Indiër hem had verteld, hoe het kleinood twoemaal uit het beeld was gesprongen, zoodat Barton dus begreep, dat het gemakkeiyk uit de holte in den gouden tygerkop moest kunnen vrorden genomen. Hy moest zyn steeds sterker wordend verlangen om in het bezit van het kleinood te komen bedwingen en geduldig het tydstlp afwachten, waarop het diamanten tygeroog in zyn hand zou worden gelegd. Zacht richtte hy zloh op zyn handen op en hief zyn hoofd omboog. Opnieuw joeg hot tygeroog hem een vreeseiyke rilling aanhet was hem alsof de doordringende blik van dit onschatbare juweel alle geheime sluiers van zyn binnenste oplichtte en zyn geheimste ge dachten voor dit godsbeeld blootlegde. Steeds moest hy zyn oogen afwenden voor dezen demonischen glans, die van dit diamanten oog uitstraalde en die hem toch weer drong het volgende oogenblik naar hem te kykon. Lokkend en afatootend tegeiykertyd hield het kleinood hem geboeid. Hoe lang hy voor dit afgodsbeeld, ten prooi sun vreeseiykon angst eu gloeiend verlangen, had doorgebracht, daarvan had hU niet het flauwste begrip. Het leek hem een eeuwigheid, die alles, wat daarvóór was gebeurd, deed vordwynon Plotseling gloed zyn blik naar beneden tot de.t voet van don tügergod en bleef op een blauw achtig schitterend metalen plaatje rusten en tegeiykertyd schenen nu weer de geheimzinnig gefluisterde woordon tot hem door te dringen „Raak even aan het metalen plaatje aan den voet der godheid, als de tyd gekomen Is, dat ge my terugwenscht I" Had hy dezo woorden niet reeds eerder ge hoord Hy stond op en naderde mot knlkkorw'" knieën het afgodsbeeld. Terwyi by zyn b naar de metalen plaat uitstrekte, zag hy een soort van hamor van hetzelfde motaal or voor liggen, die ook In den vorm van een tUger- klauw was gemaakt. Hy greep het en sloeg er even mee tegen de plaat, om hem toen ontsteld op zün plaats terug te leggen. De plaat had eon doffen toon, die nogeenlaDgen tyd natrilde, doen hooren. Hy voelde meer nog dan hy het hoorde, dat do oude Indiër weer naast hem kwam etaan. Deze Hop Barton voorby en trad op het afgodsbeeld toe, waar voor hy, ln zachte, onverstaanbare woorden een soort van bezwering mompelend, bleef staan. In koortsachtige spanning wachtte Barton wat komen zoulang zouden zenuwen hot in zulko asngrypende oogen- bllkkon niet meer volhouden; dat voelde by maar al te duidelyk. Plotseling keerde de priestor van den wre kenden God zich weer tot Barton en eprakï „Kom aan myn zyde, 8ahib, opdat ik het kleinood uit het hoofd der Godheid ln uw handen leggel" (Wordt yervolpd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 5