LE1DSGH DA&BLA9, Dinsdag- 23 Maart. Tweede Blad.
Anno 190G.
De vereenvoudigde spelling.
Eerste Kamer.
FEUILLETON.
Het wonderoog.
No, 15Q51?.
geschreven door een voorstander dier spelling
(INGEZONDEN).
I.
Een woord vooraf*
Onbekend mankt onbemind.
Hut isf voor do voorstanders van de ver
eenvoudiging onzer schrijftaal zeer zeker be-
joiocdigond telkenmale berichten in de dag
bladen te lezen, betreffende do pogingen die
fcowol bij rijk als gemeente worden aange
kend tot erkenning en invoering der vor-
jeeuvoudigde spelling; en al mog^en die po
gingen, vooral bij onze rijksregering nog
piet het resultaat hebben gehad, dat adres
santen er zich waarschijnlik vaJ1 hadden,
(voorgesteld, ze stemmen niettemin tot blijd
schap, omdat, ze blijk geven van een per
manente werkzaamheid en een steeds krach
tiger leven in het kamp der vereenvoudl-
geraomdat zij tevens het onmiskenbaar
bewijs leveren, dat de beweging toeneemtl)
j&n do behoefte meer cn moer gevoeld wordt
'pnzo schrijftaal zoveel mogelik aan te paa
ien aan onze bcschaafdo spreektaaL
Dat de Regering tot nog toe afwijzend
Ibescliikt heeft op do adressen van de „Ver
buiging tot vereenvoudiging van onze schrijf-
jtaal" e. a. behoeft, dunkt ons, geen verwon
dering en dus ook geen teleurstelling te
(wekken. Men moet zich veeleer afvragen:
hou het verstandig zijn van de regering do
jtoepassing van een nieuwe spelling wettelik
jte willen bewerkstelligen; waar ons volk
koor Jict grootste deel door conservatisme
jen onbekendheid met die spelling er nog
(vreemd en dikwijls vijandig tegenover staat
[Niet een regering kan een volk dwingen
jaen spelling te volgen die haar om welke
"en dan ook onsympathiek is; integen
deel, Jiet volk door geleidelike ontwikke
ling van tegen- in voorstanders veranderd,
moot de regering tot oen wcltalike invoering
Noodzaken -).
Nu is het streven naar vereenvoudiging
jtot nu toe steeds een beweging van bovenaf
(geweest-, m. a, w. deze beweging bleef, jam
mer genoeg, bijna uitsluitend beperkt binnen
do kring van intollektuolon, wier studio of
fciaa Ischappelike roeping op het gebied dor
Haal lag, y.ooAs leraren voor hoger-, mid
delbaar en lager onderwijs, auteurs enz.
(wier plicht en belangstelling als mannen
kan het vak dus meebracht kennis te nemen
kan elke nieuwigheid op taalgebied. Terwijl
kelo dezer mannen nu, als der zake kun
dig en het recht hebbende oen oordeel te vel
len, ten volle het nut van de vereenvou
diging inzagen, niet zozeer voor zichzelf
bis wel voor de grote massa van ons volk,
bleef dat volk óf oynioa lachend toekijken
pf beantwoordde de ijverige pogingen der
kereenvoudigere mot doffe onverschilligheid.
Die onverschilligheid is voor een groot
Heel te wijten aan do spelling De Vries
bn Te Winkel. De dorre studie van de tal-
bijko maAililrho/lATi Hatot snellinc: doen reeds
bij het schoolkind (dat geen taal van spel
ling onderscheiden kan) een steeds aan groei
end tegenzin in zijn moedertaai ontstaan
bn wat een onzer schoonste leervakken zou
kunnen zijn, wordt door de jeugd het meest
kerfoeid. Verlaat dan eindelik het kind, in 't
bizonder het werkmanskind, de school on
(breeds het in het praktiese leven, dan vcr-
kluolitigen de geleerdo regels in de kortst
jmogeliko tijd en alleen de herinnering dat
rt 6aai en vervelend was is het enige wat
tem in zijn verdere leven yan zijn taal-
fctudio bijblijft.
Dat liet grootste deel van ons' volk niet
Svarm te krijgen is voor een vereenvoudi
ging onzer schrijftaal, dat het er koud en
'gevoelloos tegenover staat, is (we herhalen
pot) grotendeels een gevolg van do huidige
Impelling.
We staan in deze opvatting geenszins
bllecn. Reeds in 1904 schreef Prof. B.
ISymons:8) „Do voornaamste oorzaak van
fcdo tegenwerking, die cLe door KolleOjn
Ijin het leven geroepen beweging ontmoet,
p,is echter m. i. te zoeken in do bedroe-
Savend s o li e e v o opvatting© n, die in
j,breedekringen van ons volk over
fctaal, taalleven en taaiontwik ko
eling verbreid z ij n. A)
En Dr. J. B. Schepers schreef in j,Pro
en Contra" o. a. Hoe ons volk (gaande-
,,weg) vervreemd (is gewordon) van eigen
„taal en hoo dat verkeerde stelsel be
lichaamd is in de spelling De Vr. eij
»*To W."
Het is werkelik opvallend hoe onkundig
ons volk is waar het zijn schrijftaal be
treft, hoe weinig het zijn onkunde bewust
is en er zich voor schaamt-. Als men het
twijfelachtig voorrecht heeft veel epistels
onder do oogea te krijgt» „staat men ver
baasd, hoo mensen van wie men verwach
ten mag, dat zij degolik onderwijs genoten
hebben, jn hun schrijven tegen de huidige
spelling zondigen. Zonder blikken of blozen
predikt men zijn onkunde, van winkelramen
en uithangborden. Opschriften als: Schee-
ren en haarsnijden"„Drooge en natte verf
waren" on dergeliko vindt men allerwege.
Ja wat erger is onze stadsregering geeft
hierin de eenvoudige burger niets toe- Zoo
telde schrijver dezes eens (het is al enkele
jaren geleden) tijdens een kermis voorstel ling
van Frits van Haarlem op het advertentie-
scherm in onze Stads zaal (eohrik nietl) 66
taalfouten. Nu behoeft men ons niet aan-
te komen met de bewering, dat de man,
die do advertenties gesohilderd heeft, in
deze de schuldige is, want dat snijdt geen
hout. Waar de overheid het leren van een
bepaalde spelling verplichtend stelt, daar
hoort zij er in dp allereerste plaats voor
te zorgen, dat in haar publieke gebouwen
die spelling niet gruwelik mishandeld wordt.
Overigens het feit alleen dat zulk een ver
grijp tegen de heersende spelling meermalen
door een volle zaal werd aangezien zonder
dat het overgrote deel van het publiek er
zich aan ergerde en in pers of anderszins
aan die ergernis lucht gaf, bewijst alreeds
voldoende dat zelfs in hot Loids Atheen
de kennis van de spelling De Vries on Te
Winkel al zeer oppervlakkig en de sym
pathie ervoor niet bijster groot is.
Waar de weinige toepassing die de Kol-
lewijnsche spelling tot op heden vond juist
in die lagen van ons volk die van die spel
ling het meeste nut zouden hebben te wijten
is aan onverschilligheid, onkunde en „scheevo
opvattingen" is het dringend noodzakelik
dat de voordelen van de nieuwe spelling
eens meer onder de aandacht van liet grote
publiek worden gebracht.
Zoals iedere hervormer, onverschillig op
welk gebied, heeft ook Dr. Kollewijn aan-
vankelik veel tegenstand ontmoet. Van af
het oogenblik toen hij ongeveer zeventien
jaar geleden zijn interessant artikel: „Onze
lastige spelling" schreef, waarin hij op over-
tuigendo wijze de moeilikheden van de heer
sende spelling besprak en veroordeelde, (of
misschien al lang daarvoor) heeft het hem
niet aan tegenstanders ontbroken, die hem de
dwaasheid en onnodigheid van zijn hervor
mingsplannen in een scherpe kritiek, naar
zij meenden, afdoende hebben, aangetoond.
Dat waren echter niet de gevaarlikste tegen
standers. Een degelike zaak moet de vuur
proef van een ernstige beoordeling kunnen
doorstaan I Jammer genoeg zette Kollewijn
aanvaukeük nor enianes »val Oo diep i^ do
stam, wilde dadelik te veel dorre takken
verwijderen en gaf daardoor gereddik aan
minder serieuze bestrijders gelegenheid de
zaak in do ogen van het volk belachelik
te maken. Dat is het grootste kwaad wat een
ernstig streven ondervinden kan; en waar
do zakelike strijd van het „voor" en „tegen"
bleef binnen de kring van belanghebbenden
en belangstellenden, daar drong het gelach
der spotters door tot alle klassen van ons
volk; en tans na zoveel jaren, nu vele tegen
standers van weleer voorstanders zijn ge
worden, leeft bij het vólk slechts de her
innering voort aan iets bespotteliks, is bij
het vólk Kollewijn slechts bekend als de
man van „die gekke spelling". Kenmerkend
hiervoor js de vraag voorkomende in do
rubriek Vragen en Antwoorden" van het
>,Leidech Dagblad" No. 14817, van de vol
gende inhoud: „Naar aanleiding van het
,ingezonden stuk der pchoolmeeetera wilde
„ik U wel eens vragen, waren dat nu alle-
i.maal zet- of drukfouten of schrijffouten
„<rf is het soms de nieuwe spelling van
j^Kollewijn of hoe heet die snuiter. Zoo dat
>,waar is ben ik maar blij de oude epel-
ï.ling geleerd to hebben."
Menigeen mag bij het lezen van dego
woorden jnedelijdend glimlachend de schou
dlpf.
ders hebben opgehaald, toch mag de bete
kenis ervan allerminst wenden onderschat
omdat zo vrij juist weergeven hoe de o ver
grote massa er over deökk
Maar die legende moet er ;,u i i"
O, yoorzekerj het nut van de vereenvou-
e spelling is reeds herhaalde malen door
hoogst bekwame mannen op dit gebied aan
getoond, doch de boeken en tijdschriften,
waarin hun verdienstelike betogen verschij
nen, komen, jammer genoeg, niet onder de
ogen der grote massa. Het onige wat door
het Publick algemeen gelezen wordt dat ie:
de krant. Zelfs de eenvoudigste man bezit zijn.
lijfblad, dat hem na de vermoeiende dagtaak
verpozing schenkt en kennis bijbrengt Waar
wo dan ook reeds lang de overtuiging had
den dat de pers oen machtig middel is om
verkeerde denkbeelden omtrent Kollewijn en
zijn spelling weg te nemen, is het begrijpo-
lik dat we tans gretig gebruik maken van
de gelegenheid ons door do welwillende re-
daktie van het j.Leidsoh Dagblad" aange
boden om aangaande de vereenvoudigde spel
ling het een en onder mee te delen. Wo
zullen daarom trachten in enige volgende
artikelen op eenvoudige, populaire wijze de
lezers van dit blad te vertollenle. wat
Kollewijn en zijn vrienden in onze sohrijf-
toal Jtooh eigenlik wol willen veranderen
en vereenvoudigen2e. vermolden de be
zwaren die door de tegenstanders togon de
vereenvoudigde spelling zijn ingebracht, om
verder die bezwaren eens nader te onder
zoeken, en het nut van een vereenvoudigde
schrijftaal voor ons yolk in korte trekken
aan te tonon.
Hoewel het uit bovenstaande voldoende
blijkt, willen we or ten 6lotte uitdrukkclik
op wijzen, dat het onze bedoeling niet
is do knuppel in het taalkundig hoenderhok
to werpen en een strijd van voor- on faegom-
standera in 't leven te roepen. Zaakkundig»
tegenstanders zullen zich door dit eenvoudig
en onvolledig geschrijf niet laten overtuigen
waar bekwamer pen dan do onze er niet
toe in staat wasen w^t do voorstanders
betreft dio hebben dit niet nodig. We
behouden ons daarom het recht voor op even
tueel© ingezonden stukkon al dan niet to
antwoorden.
„De Vereniging tot vereenvoudiging van
onze pohrjjftaal" tolt tens J7' 4000 leden,
waaronder 82 hoogleraren, 400 leraren en
ruim 2200 onderwijzers (inclusief hoofden
van -scholen).
8) Wat we hier bedoelen is een vrije „onbe
lemmerde ontwikkeling van de vereenv.
spoiling. Weinig konden we bevroeden, toen
we voor enkele weken deze artikelen schre
ven, dat sedert de spellingkwestie een punt
van bespreking zou worden en de Regering
zich hierbij niet onbevooroordeeld, maar zelfs
zoer vijandig tegen de nieuwo spoiling zou
tonen. Misschien komen we hierop al9 de
ruimte hot ons vergunt aan het slot onzer
artikelen nog even terug.
Noot van den schrijver.
8) Museum, 11 Jaarg. No. 1112.
Do apa.fi ftring is van den schrijver.
Opening De Royter-school te
Vlissingen.
De eerste steenlegging van deze school
had plaats den 23sten Maart 1907 door
Z. K. H. Prins Hendrik. Daar de school
2 jaar na deze plechtigheid kon worden ge
opend, was dit voor het bestuur een aan
leiding om den Prins uit te noodigen ook
deze plechtigheid te willen verrichten.
Z. K. H. heeft zich gaarne bereid ver
klaard aan deze uitnoodiging te willen
voldoen.
Hedenmorgen per sneltrein van 11.-14
kwam de Prins, vergezeld van zijn adju
dant, den luit. ter zee 2de klasse Bijl de
Vroo te Vlissingen aan.
Op het perron werd Z, K. H. ontvangen
door don burgemeester va" Yliasingen, jhr.
mr. A A. van Doorn van Koudekerks,
door den voorzitter der vereeniging Zee
vaartschool"", mr. J. Smit Azn., en don
majoor Zanino, gamizoens-oommandant.
Het gezelschap begaf zich naar de wacht
kamer, alwaar bouillon en sandwiches wer
den aangeboden-
Na een kort oponthoud werd in de ge
reedst-aando rijtuigen naar de Do-Ruyter-
school op den Boulevard Bankert gereden.
In de grooto zaal van de nieuwe schooi
waren verschillende genoodigden, o.w. wor
den genoemd: de Commissaris der Ko
ningin in Zeeland, mr. H. J. Dijokmeeetor,
met den griffier der Staten, mr. W. Pol-
men KrusnüSH; mr, 0. Luoaaee, lid jan de
Tweede Kamer; P. J. Siegers, lid van 8 «4.
Staten van Zeeland; jhr. mr. A A. von
Doorn van Koudokerke, burgemeester van
Yliasingen; do wethouders, leden van den
gemeenteraad en de secretaris der ge
meente; do luit. ter oeo lsto klasse Nolot,
oomwandant van Hr. Ma. wachtwhip
„Bover" te Vlissingen D. E. O. Knutto',
rijksbouwmeester, architect der De-Ruytor-
school, enz. enz.
Nadat de Prins de begroetingen van alle
aanwezigen had in ontvangst genomen en
met den militairen groet had beantwoord,
nam Z. K. H. den voor hem bestemden
zetel in.
Toen nam de voorzitter der vereeniging
„Zeevaartschool", mr. J. Smit Az., het
woord
Eerbiedig zoo begon hij heet ik
Uwe Koninklijke Hoogheid welkom in dit
gebouw, welkom ook U allen, dio deze
plechtigheid met Uwe tegenwoordigheid
vereert-.
Die tegenwoordigheid is ons een eer,
omdat U, Koninklijke Hoogheid, opnieuw
ons blijk geeft van Uwe grooto belangstel
ling in ons streven, en een voorrecht, om
dat wij hier bijeen mogen zien zoovelen,
van wier sympathie voor onze school wij
overtuigd zijn.
Sedert Uwe Koninklijko Hoogheid op 23
Maart 1907 onzo school en onze Vereeni
ging de eer aandëedt den eersten steen
voor dit gebouw te leggen, is de eohool in
bloei blijven toenemen.
Do Vereeniging heeft de voldoening ge
had door do geldelijke bijdrage van het Na
tionaal De-Ruytor-ComRó, waarvan het
toenmalige Hoofdbestuur door Zijne aan
wezigheid thans weder blijk geeft van Zijne
belangstelling, en door de gewaardeerde
verhoogingen der subsidiën van Rijk, Pro
vincie en Gemeente, te slagen in het bijeen
brengen der gelden, noodig voor bet tot
stand komen van dit gebouw.
Uit de geschiedenis der school gedurende
deze twee jaren verdient vermelding, dat
op 1 Mei 1007 geopend werd de Cfurwis voor
Koopvaardij-machinisten.
Deze afdeeling heeft, blijkens het aantal
leerlingen en de resultaten, reeds bewezen
evenzeer in een behoefte te voorzien als 00
cursus voor stuurlieden reeds deed.
De onverpoosde werkzaamheid en ambi
tie van Directeur an leeraren, die deze re
sultaten veroorzaakt hebben, zijn mede een
prikkel geweest voor het Bestuur om zoo
spoedig en zoo goed mogelijk te voorzien
in de behoefte aan een nieuw, grootor ge
bouw. Bij het ontwerpen van het gebouw is
allereerst gestreefd naai' het voldoen aan
de eischen van het onderwijs, dooh ook heeft
Bonder dat zulks naar uitwendige versie
ring op den voorgrond kwam, de bedoeling
voorgezeten te stiohten een gebouw, waar
dig een monument te zijn tor herinnering
aan onzen groofasten vlootvoogd, wiens naam
op zoo eervolle wijze aan onze school ver
bonden Is.
Of de Rijksbouwmeester Knuttel hierin
geslaagd is, laten wij met gerustheid aan
Uw oordeel over."
Vervolgens vermeldde spr., dat vele per
sonen hun kunstcrin en kunstvaardigheid
aan dit gebouw hebben gewijd voor geene,
of niet aan het bereikte geëvenrodïgde be-
looning en noemde hierbij in de eerste
plaats met grooto erkentelijkheid Pier Pan
der, die den forsohen kop van De Ruyter
ontwierp en in hardsteen beitelde, en de
firma Braat, die als windwijzer „De Zeven
Provinciën" op den toren als symbool vóór
den wind Het zeilen, terwijl ook den aan
nemer K. A van Rijswijk lof werd go-
bracht voor de wijze, waarop hij de gesloten
overeenkomst uitvoerde.
Van verschillende vrienden ontving de
school in den laateten tijd bovendien ge
schenken in geld en in natura.
Dat het personeol van het Noderlandsche
Loodswezen aan do school een passend ge- 1
schenk vereerde, toont aan, dat het op prijs
stelt het onderwijs reeds aan velen hunner
zonen gegeven.
Ton slotte verzocht spr. den Prins Üe
kroon te zetten op het werk, door Z. K. H.
zoo welwillend mot de steonlogging aange
vangen
Z. K. H. aan dit verzoek voldoeude, kiekt
alsnu de volgende toespraak:
„Met grooto ingenomenheid heb ik vol
daan aan de uitnoodiging van de vereeni
ging „De Zeevaartschool" om tegenwoordig
te zijn bij do plechtig© opening der „De
Ruytorsohool".
Toen twee jaar geleden door mij do eer
ste a to on van dit gebouw werd gelegd, had
ik reeds de beste verwachtingen van den
bouw dezer stichting. Ik twijfel niet' of
straks zal blijken dat deze verwachtingen
niot beschaamd zullen worden. Roods mocht
ik van u vernemon, dat dank zij do go ode
leiding en de grooto rkkr&rfrt van direc
teur en leeraren de school nu reed» op zul
ke goede resultaten kan wijven.
Moge in den vervolge deze stichting steeda
in bloed toenemen. Mogen alien, die hier
zullen arbeiden aan de opvoeding der jon
gelieden, doordrongen zijn van do gewich
tige en verantwoordelijke taak die op hen
rust Maar mogen ook zij, die hier het on
derwijs zullen genieten, in hun vorder le
ven steeds toonen do eer en d^n goeden
naam der „De Ruytcrschool" hoog te hou
den
Daarna gevolg gevend aan 't to) Hem go-
richtto verzoek, verklaarde de Prins de „De
Ruyter school" voor geopend.
Mr. J. Smit nam thans weder hot woord
om don Prins hartelijk dank te brengen
voor de zooeven door hem vwriohto daad
en voor de daarbij gesproken woorden,
alsmede voor hetgeen Z. K. H. voor dezo
school heeft gedaan.
Niet hoog genoeg kan het gewaardeerd
worden, wanneer do Gemaal onzer geëer
biedigde Koningin zoo daadwerkelijk *ijn
belangstelling voor het zeevaartkundig on
derwijs loont.
De Vereeniging „Zeevaartschool" zoo
zeide spr. gevoelt behoefte blijk te ge
ven van haar erkentelijkheid en wenecht dit
te doen door Z. K. H. oorbiediglijk te ver
zoeken het beschermheerschap der Vereeni
ging wel te willen aanvaarden. Hij sprak
hierbij de warme hoop uit, dat de Prins zijn
hooge belangstelling aan de school zal blij-
von schenken en tot in lengte van dagen ge
tuige zal mogen blijven van haar bloei.
Hij oindigdo met een „Leve Zijne Ko
ninklijke Hoogheid l" met walken wensch
alle aanwezigen geestdriftig instemden.
Do Prins dankte voor het hem aangebo
den beschermheerschap over de aohool, ver
klaarde dit gaarne te willen aanvaarden en
bezichtigde vervolgens mot groote belang
stelling hot geheele gebouw, waarbij Z. K.
H. alle gewenschto inlichtingen worden ver
strekt.
Na dezo bezichtiging vertrok de Prins
naar het Grand Hotel dee Bains, alwaar Z.
K. H. een lunch werd aangeboden, waaraan
ongeveer -10 genoodigden aanzaten.
Mot don trein van half rijf zon do Prins
weer naar de Residentie torugkeoren.
Vergadering van Maandagavond.
Voorzitter: J. E. N. baron Sohimmol-
penninok van der Oye.
Mededeel ing wordt gedaan van eenig«-
ingekomen stukken.
De Voorzitter deelt mede, dat dc
centrale seotie besloten heeft morgen te
elf uren in de afdeelingen te onderzoeken
de volgende wetsontwerpen: vaststelling
van het slot der rekening voor Curasao
over 1005; idem Suriname over 1901; hef
fing van personeele belasting wegens mo
torrijtuigen; verhooging van de begrooting
voor Ned.-Indiö (subsidie Bru'selschë ten
toonstelling); naturalisatie van Keesels en
62 anderen en zoo dë tijd het toelaat, ver
hooging Hoofdstuk IX der Sfcaatebcgrooting
voor 1908 (verbetering van do rivier de
Waal). Aldus wordt besloten.
De vergadering wordt gesloten.
M)
Besluiteloos bleef hl) een oogenblik staan,
toon beet lil) de tanden op elkaar en Hop
eonige passen in de duisternis vooruit. „Vrees
Diet I" had de dewedaschi hem gezegd. Tegon
zijn verwachting in b(Jna behield by vasten
grond onder zyn voeten, ook nog toen by de
twaalf 8tappon voorwaarts had afgelegd.
Hy bleef staan en de minuten, die nu ver
liepen, waren misschien de angstigste van
den geheelen nacht. Weer drong die klank
tot hem door, die hem een oogenblik deed
duizelenals een fijne slang gleed voor hem
een blauwachtige lichtstreep omhoog en maakte,
dat hy een donker gordyn voor zich kon onder
scheiden, door welks opening een schemer
achtig, blauwachtig licht viel. Op hetzelfde
oogenblik trad, gekleed in een gewaad van
goudprocaat mot robynen, de oude priester
tusechen het gordyn naar voren en riep op
zyn diepen toon
„Treed binnen, Sahib, In het heiligdom van
den Hjgeroogigen God l"
E&n vertrek, weinig grooter dan waarin
Awamah was teruggekeerd, mat verlicht door
een blauwachtig vuur, dat op twee hooge
gouden pannen brandde en lichte rookwolkjes
tegen den gewelfden zolder zond, vertoonde
zich aan do bllkkon van den binnentredende.
Maar Barton had geen tyd verder zyn blikken
rond te laten dwalenzy werden geboeid
door oen gouden afgodsbeeld, by welks aanblik
Bartons bloed in de aderen stolde.
lichaam van eta moo, ia goud uit
gehouwen, en wiens armen in tygerklauwen
uitliepen, was op een soort zetol van prachtig
oud-Indlschen arbeid gezeten. In plaats van
een menschenhoofd stond op de schouders de
kop van een tyger met wyd geopenden mul!,
tusechen welks vreeseiyk gebit licht gekromd
en uitgestoken, als proefde hy reeds den buit,
de tong hing, die met honderden robynen was
bezet. Het vreeselykste waa ochter het eone
oog, dat midden in het voorhoofd zat. In
groenachtig malachiet lichtte eeD zwarte
diamant, die de pupil van het tygeroog voor
stelde, terwyi het in het blauwachtige licht
zoo spookachtig fonkelde, dat Barton moende
zyn hart te voelen stilstaan.
Zoo dreigend en levend leek de blik van
dit diamanten oog, dat men zon gelooven, dat
de vreesejyke koning ui£ het Indische kreupel
hout, de tyger, zyn toornig, moordlustig oog
zelf aan het gouden beeld had geleend. Barton
kon die vreeseiyke uitdrukking niet langer
verdragen; hy sloeg zyn beldo handen voor
het gezicht, om den kouden, wreeden blik,
die van het tygeroog uitging, te ontgaan.
„Groote, tygerooglge God l" hief de oude
Siwapriester aan, op half-zingenden toon, ter-
wyi hy zyn handen naar het afgodsbeeld
uitstrekte. „Voor uw aangezicht treed de zoon
van Djarleep Singh, dien gy zelf als wreker
hebt aangewezen, om in uw naam uw volk
de vryheid te hergeven. Verleen hem uw
kracht, opdat hy op den bodem, waardoor uw
heilige stroom vloeit, ook het laatste spoor
der onderdrukkers van het Hindoestaaneche
volk verdelge en dat met hun bloed doe ver-
dwynen I"
Hy wierp zich op den marmeren vloer neer
en raakte den grond met hot voorhoofd aan.
Francis Barton volgde zyn voorbeeld, niet zyn
•igen wil volgaad, mur een macht, die sterker
was dan deze. En hy bleef plat op den grond
met uitgestrekte handen liggen, toen de
priester naast hem opstond en hem geheim
zinnig toefluisterdo
„Luister, Sahib, wat de tygeroogige God u,
don uitverkorene, te vertellen heeft. Ik laat
u alleen In het heiligdom. Raak even aan het
metalen plaatje aan den voet der godheid, als
de tyd gekomen is, dat ge my terugwenschtl"
Als in een droom bevaDgen had Barton
deze woorden vernomen. Hy hoorde ook hoe
bet gordyn achter zyn rug dichtviel en hy
wist, dat hy nu alleen was in het vertrek.
Nog waagde hy het niet zyn gelaat van den
grond op te richten, terwyi de aanraking met
de koude marmeren steenen zyn toestand van
verdooving, waarin hy zich bevond, nog ver
ergerde. Hy griezolde voor dit oog van edel
gesteente, in een gouden beeld, dat door
monschenhanden was gemaakt, maar dat levend
scheen en welks blik hy niet kon verdragen.
Maar nauweiyks was hy van den eersten
schrik bekomen, of hy gevoelde het wilde ver
langen by zich opkomen, om zich meester
van het kleinood te maken. Zonder dit bezit
en zyn geheimzinnige kracht, waaraan hy op
dit oogenblik even stellig geloofde als de
fanatieke Indiër, die het had bewaakt, scheen
hem zyn leven waardeloos. Met hot steeds
grooter wordende verlangen naar het schitte
rende diamanten oog keerde ook zyn helder
denkvermogen terug en zonder zich uit zyn
liggende posilie op te richten, overlegde hy by
zichzelf, wat hem te doen eton<L
Zooals het scheen borg deze onderaardsche
tempel, die slechts by eokelen was bekend,
Diemaod anders dan de oude priester en Awa
mah. Als hy nu eens opstond, om het kleinood
uit het voorhoofd van het afschuwelijke beeld
te nemen, wie zou hem dat kannen verhin
deren? Zyn UchameJyke kracht overtrof verre
die van den grysaard, en Awamah, gaf hy
den goeden uitleg van den glans in haar
oogen, dan was zy reeds onder zyn macht.
Maar angstig overviel hem de gedachte hoe
hy den uitgang uit dit onderaardsche myste
rieuze hol zou vinden, als zy hem haar hulp
weigerde. En wie zei hem, dat deze onder
aardsche vertrekken nog niet andere dienaren
van den wrekenden God verborgen, die bereid
stonden den brutalen roover te boelen en hem
de verdiende, vreeseiyke straf te doen onder
gaan
Gelukkig herinnerde hy zich op het juiste
moment, dat de oude Indiër hem had verteld,
hoe het kleinood twoemaal uit het beeld was
gesprongen, zoodat Barton dus begreep, dat
het gemakkeiyk uit de holte in den gouden
tygerkop moest kunnen vrorden genomen.
Hy moest zyn steeds sterker wordend
verlangen om in het bezit van het kleinood
te komen bedwingen en geduldig het tydstlp
afwachten, waarop het diamanten tygeroog
in zyn hand zou worden gelegd.
Zacht richtte hy zloh op zyn handen op en
hief zyn hoofd omboog. Opnieuw joeg hot
tygeroog hem een vreeseiyke rilling aanhet
was hem alsof de doordringende blik van dit
onschatbare juweel alle geheime sluiers van
zyn binnenste oplichtte en zyn geheimste ge
dachten voor dit godsbeeld blootlegde.
Steeds moest hy zyn oogen afwenden voor
dezen demonischen glans, die van dit diamanten
oog uitstraalde en die hem toch weer drong
het volgende oogenblik naar hem te kykon.
Lokkend en afatootend tegeiykertyd hield het
kleinood hem geboeid.
Hoe lang hy voor dit afgodsbeeld, ten prooi
sun vreeseiykon angst eu gloeiend verlangen,
had doorgebracht, daarvan had hU niet het
flauwste begrip.
Het leek hem een eeuwigheid, die alles,
wat daarvóór was gebeurd, deed vordwynon
Plotseling gloed zyn blik naar beneden tot de.t
voet van don tügergod en bleef op een blauw
achtig schitterend metalen plaatje rusten en
tegeiykertyd schenen nu weer de geheimzinnig
gefluisterde woordon tot hem door te dringen
„Raak even aan het metalen plaatje aan den
voet der godheid, als de tyd gekomen Is, dat
ge my terugwenscht I"
Had hy dezo woorden niet reeds eerder ge
hoord Hy stond op en naderde mot knlkkorw'"
knieën het afgodsbeeld. Terwyi by zyn b
naar de metalen plaat uitstrekte, zag hy een
soort van hamor van hetzelfde motaal or voor
liggen, die ook In den vorm van een tUger-
klauw was gemaakt. Hy greep het en sloeg
er even mee tegen de plaat, om hem toen
ontsteld op zün plaats terug te leggen. De
plaat had eon doffen toon, die nogeenlaDgen
tyd natrilde, doen hooren. Hy voelde meer
nog dan hy het hoorde, dat do oude Indiër
weer naast hem kwam etaan. Deze Hop Barton
voorby en trad op het afgodsbeeld toe, waar
voor hy, ln zachte, onverstaanbare woorden
een soort van bezwering mompelend, bleef
staan. In koortsachtige spanning wachtte
Barton wat komen zoulang zouden
zenuwen hot in zulko asngrypende oogen-
bllkkon niet meer volhouden; dat voelde by
maar al te duidelyk.
Plotseling keerde de priestor van den wre
kenden God zich weer tot Barton en eprakï
„Kom aan myn zyde, 8ahib, opdat ik het
kleinood uit het hoofd der Godheid ln uw
handen leggel"
(Wordt yervolpd).