DE BOEKDRUKKUNST.
Oom Hendriks eenige voorwaarde.
FEUILLETON.
In de hut van den Kluizenaar.
KTieuwe E-aadsels.
Anekdoteu.
Oplossingen der Raadsels.
Goede oplossingen ontvangen van:
Grootmoeder lachte hartelijk en zeide:
„Dat was heol vriendelijk van mijnheer
BruiDs, neem nu de pop maar weer mee.
Ik geloof niet, dat er iets aangekomen ia."
Doch Jan rei, dat hij eerst alios aan rijn
meoster vertellen zou.
Denzelfden avond bracht mijnheer Bruint
«en bezoek op villa Flora en mevrouw
Bloesem die van de raak onderricht was,
dankte mijnheer Bruins nogmaals voor rijn
Vriendelijkheid. Toen voegde rij er bij:
„Ik ral nu de pop maar betalen, want
hot zou jammer zijn, Witeters werk te niet
ie doen, door haar terug te govcn."
Maar daarvan wilde de heer Bruins
aiet hooron.
„Neen, neen," reide bij, „de hond heeft
Voor zijn slimheid de pop wel verdiond."
En dat was niet alles.
Den volgenden morgen gaf de bode een
groot pak af op villa Flora. Daarin rat
«en groot», mooi aangokleede pop voor
Floortje, met de groeten van den beer
Bruins en een allerliefst lederen hals
bandje, mot koperen spijkertjes beslagen,
voor Witster.
De boekdrukkunst is nog aleohts een
goodo viorhonderd jaar oud. Voor het mid-
don der veertiende eeuw was nog nergens
een gedrukt stuk te vinden. Elk boek dat
er bestond, was geschreven, en het lange,
vermoeiende werk van maanden, dikwijls
van jaren. Misschien heeft geen andore
ontdekking zulko ingrijpende veranderin
gen teweeg gebracht, als do boekdruk
kunst. En toch hoo vreomd het ook klinkt,
niemand weet met juistheid te zeggen, wie
de uitvinder was.
Er zijn drie verhalen over in omloop,
ieder van verschillenden inhoud. Waar
schijnlijk is in elk van de drie eenige waar-
beid gelegen en ia aan elk van die drie
mannen gedeeltelijk deze onschatbare uit
vinding te danken.
Het oudste verhaal is afkomstig uit
Haarlem, en vertelt van een goeden
ouden burger, Laurons Jansioon Koster,
die, als hij in den namiddag met zijn klein
kinderen onder de beuken buiten de stad
ging wandelen, deze placht te vermaken,
door letters te snijden nit beukenbost, deze
met inkt te vullen en er een vel papier op
te leggen, waarop dan natuurlijk de vorm
der letters in inkt stond uitgedrukt. Daar
bij kwam bet idee bij hem op, dikkero inkt
te gebruiken en den vorm dor letters in
motaal te gieten, nog later bedacht hij bij
zondere tcekens en voegde de bedrukte
vellen bijeen tot bladzijden, die een geheel
vormden. Zoo kon een manuscript hon-
derdwerf vermenigvuldigd worden, en de
oude Koster stond op het punt, rijn uit
vinding aan de menscbheid te schenken,
toen op een Kerstnacht, terwijl het go-
heel» gozin in do kerk was, rijn trouwo-
looze leerling, Johan Faust, mot al zijn
letters on gedrukt werk wegliep en hem
aoo van roem en fortuin beroofde.
Dat is de Haarlemsche geschiedenis,
maar in Mainr., waar Faust waarschijnlijk,
geleefd en gewerkt heeft, gevon zaj een
geheel andere lezing van de zaak. Daar
beweert men, dat Faust een rijk burger en
goudsmid was, die geassocieerd was met
Johan 'Gutenberg en met hem samen do
groote ontdekking deed. In Duiteohdand
was bet in dien tiju gebruik, dat hand
werklieden, onverschillig van welke af
komst rij waren, in den vreemde hun vak
grondig gingen loeren, en zoo is het zeer
goed mogelijk, dat Faust ook te Haarlem
geweest is en zich daar meester maakte van
het geheim van den goeden Laurens Koster.
Het derde verhaal ia de Gutenberg-le-
genda. Gutenberg was een zeer vermogond
man van voornamo afkomst, die zijn
meeste levensjaren sleet in Mainz, rijn ge
boorteplaats. Omstreeks het jaar 1450
associeerde hij rich met Johan Faust, met
het doel, de boekdrukkunst tot hoogero
trap van volmaking te brengen, waarvoor
Gutenberg het kapitaal leverde.
Do derde compagnon was Pet-er Shoeffcr,
die trouwde met de dochter van Faust en
xiah geheel wijdde aan de boekdrukkunst,
waarin hij verscheidene verbeteringen aan
bracht.
In den loop dier eeuw werd do boekdruk
kunst over allo christelijke landen ver
breid, iedere 6tad had zijn drukpersen en
de boeken werden door duizenden gekocht
en gelezen. Zoo zie jullie wat er worden
ken van een man, die uit aardigheid let
ters 6nijdt uit beuken- of berkenbast, want
het lijdt geen twijfel, dat Laurens Koster
de man geweest is, die bet eerst het nut
van die houten teekens inzag.
Doch de goede, Hollandscho burger was
niet de eerste drukker. Onder de merk
waardige, oud-Romeinscho kunstvoorwer
pen rijn metalen stempels gevonden, die
de handelaars gebruikten om hun goederen
te merken en ook om lett-crs in was af te
drokben, waarmede zij de kinderen leerden
lezen. Het 6chljnt vreemd, dat zulk een
hoog beschaafd volk, dat toch de druk
kunst in zijn beginsel kende, er nooit aan
gedacht zou hebben, ze t-ot edeler doelein
den te gebruikon of ze over de wereld te
verspreiden. Als de Romeinen gedrukte boe
ken bezeten hadden, zouden er in Europa
waarsohij olijk nooit duistere Middeleeuwen
hebben bestaan.
„Een voorwaarde heb ik", zei oom Hen-
diik, terwijl hij rijn wijsvinger opstak, oin
kracht bij te zetten aan zijn woorden, „ik
weet hoe sommige jongens met hun dieren
doen. Zij liefkoozen ze een week lang en
geven hen volop voedsel, maar daarna
wordt er niet meer naar omgekekon. Als ik
den hond dus hier laat, dan moet ik weten,
dat hij goed behandeld wordt en dat jullie
good op hem zult passen."
De jongons stemden in die voorwaardo
gaarne too, en wat goede bedoelingen aan
gaat, had oom Hendrik geen reden het
verkeerd te vinden, dat hij Tnrk bij rijn
neofjes achterliet.
Maar goede bedoelingen zijn geen voor
behoedmiddelen tegen ongelukken of gevaar.
Dat zouden Frits en Willem U hebben
kunnen vertellen, voor hun oom een week
weg was.
Vanuit oen park, aan den voot van den
heuvel, klonk een geweerschot.
De twee jongens, die op een zodenbank
zaten uit te rusten, schrikten op bij dien
klank.
„Er wordt geschoten in het fort", zei
Willem argeloos
„Waar is Turk?" vroeg hij.
Zonder antwoord af te w «achten vloog hij
den heuvel af, naar het park, op den voet
gevolgd door zijn broer. Zij hadden niet op
gemerkt, dat het hondje van hun was wog-
goloopen cn toon er nogmaals schoten klon
ken, sloog do angst hen om het hart.
Als Turk een ongeluk was overkomen,
wat hot rijn kon, durfden rij elkander nau
welijks bekennen en het bleek, dat zij hun
belofte geschonden hadden. Zij beproefdeu
te roepen, maar hun tong kleefde aan hun
verhemelte, en weigerde een geluid voort
te brengen, dat de kleine hond zou kunnen
hooren. Wat scheen die groene heuvel nu
hoog. En in de vacantia waren rij er zoo
dikwijls in minder dan geen tijd afgerend.
Nu scheen het eeuwen te duren voor
rij den ingang van hot park bereikt
hadden. Eon oorverdoovend salvo begroot
te hun komst, doch het dichte gebladerte
onttrok den schutter aau het gezicht en in
hun angst voor Turk daohten zij er niet
aan, dat hun zelf gevaar kon dreigen. Wil
lem had een bordje gezien, waarop, behalve
andere waarschuwingen, t-e lozen stond, dat
alle honden, die binnen de omheining wer-
4)
Daar brok de maan door d« wolken M
verlichtte den straatwog.
Een man, met een geweer over den
•chouder, die met vluggen stap den weg
afkwam, werd zichtbaar. Een jachthond,
die hem volgde, sloeg aan. De harige hond
bij hert; vuur sprong met een hcesoh geblaf
op en wikle zich op den man werpen, doch
een wenk van den hoofdman hield hem te
rug.
„Wat doen jullie hier?" vroeg de bosch
wachter, wamt deze waa het en zijn stem
klonk hard en streng.
Marius was naar hem toegegaan en boog,
vol geveinsde nederigheid.
„Wij, arme zigeuners, rusten hier uit,
wij slapen hier, omdat wij de herberg in
het dorp niet betalen kunnen," antwoord
de hij op klagenden toon.
„Arm? ik zie daar zes paarden, die bij
de bron grazen. Het gros, dat die dieren
vreten, steelt jullie van mijn heer," was
het soberpe antwoord.
„Arme zigeuners hebben geen geld om
voer te koopen," jammerde Marius. „Als
arme zigeuners hun paarden moeten ver-
koopen, dan kunnen zij niet meer de ken*
ménsen afromen meè de «tanga» mé plan
ken, waarvan do tenten gebouwd moeten
worden voor de kunsten die de bruine
menschon maken» O, mijnheer, wees niet
booa"
De blik van den bosohwachter rustte in-
tueschen op den ketel en op de ganion-
veerco, die in het gras verspreid lagen.
„Die ganzen heb jullio toch niet in het
dorp..."
„O, neen mijnheer," antwoordde Mariua
▼lug," rij rijn gekocht, in de laatste stad,
waar wij een voorstelling hebben gege
ven."
„Dat koopen ken ik," mompelde de hout
vester, ,/nu ale zij niet in hot dorp ge
stoten rijn, dan wil ik jullie tot morgen
vroeg hier laten blijven. Dan kom ik weer
hier."
Met deze woorden ging hij heen.
Doch Zina was onhoorbaar opgestaan eh
trad hem nu in den weg, terwijl zij hom
bij de linkerhand greep.
„Lont mij n de toekomst ontsluieren,"
fluisterde zij.
„Laat mij met rust bruine heks."
En hij was in bet bosch verdwenen.
„Brombeer," mompelde Zina, terwijl
zij naar haar plaats terugkeerde.
Zulke dingen gebeuren dikwijls, voor
Hans wéé het al niets nieuws meer. Voor
zichtigheidshalve wierp Marius nu de voe
ren in het vuur, om de bewijzen te ver
nietigen.
Hoofdstuk IIL
Het geheim van den Zigeunerwagen.
Dezen nacht sliepen Marios en Gitano
op een wollen deken in het bosch. Hans,
die reeds in den wagen gegaan was, ver
liot dien na een uur weer. Het was hem te
dompig en zwoel daarbinnen en hij kou
niot slapen. Het vuur was uitgegaan, de
maan liet zich niet nen en er heersohte
volslagen duisternis.
De person on waren als volgt over de
wagens verdeeldIn den grootsten woon
den en sliepen Marius, Manella en Magni-
ficia. In den tweeden, die Hans bestuur
de, Bliepen Zina, Gitano en Hans, terwijl
de derde, waarvan Gitano de koetsier was,
relikwieën voor de „arena" bevatte. Di
was de zwaarste en geen woonwagen. In
zwaarte deed de wagen van den hoofdman
slechts weinig voor dien onder; hij wa
zooals reeds gezegd is, de grootste, en
zeer zonderling gebouwd. Het wae Har.
onmiddellijk opgevallen, hoe sterk de bo
dem van deze wagen was en die bodem
liep naar beneden, tusschen de wielen,
uit in een vorm loosen kist, die van buiten
niet opon kon.
Hans had een deken om ziah heen ge
slagen en was in het gras gaan liggen.
Langzamerhand vielen rijn oogen dicht.
Plotseling viel er een liohtstraal op
rijn golaat en deed hem verschrikt opzien.
Het licht kwam uit het wagen vwa «ster van
den hoofdaw.
den aangetroffen, werden doodgeschoten, en
toen hij het las, hijgde hij naar adem. Met
een vergeefsche poging tot fluiten viel
Frits op rijn knieën en gluurde door de
boschjes. Hoe hopolooa zulk oen zoeken ook
scheen, toch had hij bij den eersten blik
reeds het vermiste dier een paar meter
verder rien staan met een poot opgeheven
en de ooren gespitst. Frits greep zijn lie
veling, stelde Willem mot heesche stem ge
rust en stond weer op zijn voeten, met Tnrk
stevig in do armen geklemd.
Het gevaar was afgewend, doch, als om
hen er aan te herinneren, klonk een laatste
geweerschot en met een angstkreet vloog
een groote vogel in de nabijheid op. Na dien
dag werd het tweede gedeelte van oom Hen-
drik's eenige voorwaarde beter vervuld.
Ingezonden door „Miranda".
L
Mijn geheel is een dorp in Zuid-Holland.
1, 2, 3 is de naam van een rivier.
5, 7, 6, 8 ligt over het water.
In een 5, 6, 4 bewaart men groenten,
's Winters is het dikwijls 8, 6, 6, 7.
1, 6, 8 is een deel van het lichaam.
Ingezonden door „Emma".
II.
Mijn geheel is een bergplaats.
1, 2, 4, 3 is oen lichaamsdeel.
6, 4, 2, 3 vindt men bij den timmerman.
3, 4, 2, 7 is een werkwoord.
1, 2, 4, 7 ziet men enkel 's avonds.
7, 4, 2, 1 heeft iedereen.
In 1, 6, 7 werken vele mensohen.
Ingez. door Lens en Willem d. Reyden.
III.
Verborgen plaatsen en steden.
Je bent een schalk, maar toch niet slecht»,
„Moet jo thee, Rika?"
Wij wandelden in bet Plantsoen.
„Jan", zei moeder, „haal smeer voor de
schoenen."
„Hei is hier warm onder de dekens."
IV
Zoek uit elk der zinnen een woord, die
te samen een bekend spreekwoord vormen.
Het is beter te vroeg, dan te laat te ko
men.
Toen ik op de klok keek, zag ik, dot het
al erg laat was.
Die jongen speelt liever, don zijn les te
loeren.
Merkwaardigerwijze waa evenwel slechts
het achtervenster verlicht en het andere
bleef donker. En toch was er slechts eon
venster in den wagen.
Hans stond op en aloop naar hot voer
tuig toe. Het scheen hem nu, dat tuaschon
het voor- en achtergedeelte een scheids
muur waa opgetrokken. In de voorste,
donkere ruimte stonden de ledikanten en
daar sliep Firi ook. Door de afscheiding,
waarvan Hans tot nogtoe geen spoor ge
zien bad, werd het licht uit het achterge
deelte ondersohept.
Hans ging terrijden van het raampje
staan, zoodat men hem van uit den wagen
niet rien kon. Hij beproefde do verlichte
ruimte te overzien. Verschrikt deinsde
hij achteruit, want hij zag voor het venster
©en vreemdsoortig wezen staan, dat hem
dreigend scheen aan te staren. Hij verza
melde al zijn moed en trad nog eens na
der. Nn bleek het hem, dat de zonderlinge
figuur vervaardigd was van karton en
beschilderd met bonte kleuren.
Hij begreep er thans alles van. Die zon
derlinge afsluiting diende nergens anders
voor, dan om de nieuwsgierigen van den
wagen te weren en speelde zeker een rol
bij het waarzeggen op de landwegen. Hans
was tot dusverre onwetend van den inhoud
van dien wagen, maar nu was rijn nieuws
gierigheid geprikkeld en besloot hij een
onderzoek in te stellen.
Hij klom c-p het achterwiel, vanwaar
bet bejjx gelukte eeo blik naar binnen te
Hei kind had nog nooit school moeten
blijven.
Ingezonden door „Klein maar Dapper".
V.
Het geheel geeft aan oen man van groot
vorstand, die leefde voor rijn volk en voor
het vaderland.
Het 11, 9, 13, 14 delft men uit de aarde,
En is elk mensch tot groote waarde.
Hot 9, 5, 2, 3 op het schip of in dc kamer,
Doet nuttig dienst ook voor een kramer.
Een 1, 2, 8, 4 maakt steeds een cirkel ging,
Wanneer het rich beweegt op wegen,
mijlen Lang
D© Prins wiens naam het gekit was
8, 7, 13, 3 als het goud.
Hij heette 10, 2, 3,4, 8, 6 waarop we thans
weer hopen (wat ben ik stout).
Nu kunt ge raden gaan en zult het spoe
dig weten.
AJ werd de letter G uit het raadsel hier
vergoten.
Beginletter is W.
Ingezonden door „De twee kersen."
Vóór de Kerstvakantie.
Onderwijzer: ,Nu, kinderen, ik wensch
jullie, dat je goed gezond blijft, veel ge
noegen hebt en heel braaf en zoet geduren
de de vaoantio oppast."
De heele klas: „Dank u, mijnheer, het
zelfde."
Verkeerd begrip*
„Waar ga je met dien wekker heen,
Betje!"
„Naar den horlogemaker, mevrouw; dat
akelige ding maakt eiken ochtend om zes
uren ooo'n lawaai, dot ik geen oog meer
dicht kan doen."
IngeffioDden door „Rozeknopjoi"
In don schouwburg.
Groote man: „Kunt n niets rien?"
Kleine man: „Niemendal."
Groote man: „Dan zal ik a wat zeggen
kijk maar naar mij en ala ik lach, zoo lach
dan ook."
Ingezonden door „Mistletoe."
Bij een hevigen fabrieksbrand komt een
demo buiten de deur kijken en vraagt aan
«en jongen, dio voorbijgaat: „Zeg, venfcjo,
weet je ook bij wien de brand ia?"
„Neen, dame, ik weet het niet, maar
werpen. De bodem was geopend en een
kaars, die op een uitspringende plank
stond, verlichtte niet alleen Marius en
Manella, doch ook eenigo geopende kistjes,
waarvan de inhoud zelfs bij het zwakke
•obijnael der kaars schitterde. Welk oen
schat van goud en diamanten.
Manella had een gouden halssnoer met
diamanten bezet om den bruinen hals en
bezag riohzelve met welgevallen in een
handspiegel. Marius scheen de schatten
strak aan te zien.
Daar keerde Manella plotseling het
hoofd naar hot vei .ster en haastig dook
Hans ineen, om dan vlug, doch geruisoh-
loos, vaü het rad af t® stappen.
Nauwelijks was hij eenigo stappen van
den wagen verwijderd, of hei licht ging
plotseling nit en allee was duister. Hans
had haastig den wagen, waarin hij sliep,
opgezocht, zacht de deur geopend en waa
binnen geslopen, toen de deur van den
eersten wagen geopend werd en Manella
achterdochtig naar buiten zag. Natuurlijk
zag zij niets, doch rij nam ook niet het
minste geluid waar. Janos, de bond, kwam
kwispelstaartend op haar toe. Nu was zij
overtuigd dot geen vreemde haar had
gadegeslagen. Anders had de hond stellig
aangeslagen.
Intusscheo lag Hans op rijn bed na te
denkon. Zulke schatten bezaten dus de zi
geuners, re waren stellig gestolen. En,
zonderling, oen dat halssnoer moest hij
steeds denken. Had hij miwehiem vroeger
als u het graag wil weten, stel dan een
vraag in het „Leid/sch Dagblad" in de
rubriek „Vragen en Antwoorden", dan
woet u hot zokcr.
Ingezonden door S. J. de Haan.
Dokter bij een boer, die zij® been heeft
gebroken: „Wel, man, waar ie uw been ge
broken?"
Boer, dio echter dacht, dat de dokter
vroeg waar of het gebeurd was, antwoord
de: „Naast den koestal, op het land, dok
ter."
Ingezonden door P. J. Coffrie Jc^ ft»
Leiden.
On voo reu® geval.
Schoolopziener Tik is er voor bobend, <Zs*
hij bij rijn bezoeken aan scholen altoos aan
de kindoron vraagt, wat ze zouden doen al»
er brand komt.
Het schoolhoofd Snugger maakt van die
wetenschap gebruik door rijn kinderen,
kort vóór het bezoek van den schoolopzie
ner, in te prenten, dat rij op een vraag
van don heer Tik in koor te antwoorder»
hebben: „Een lijn formeeren, rechtsomkeer
maken, en dan rust:g wegwandelen."
Tik bezoekt daarop de school, woont tea
les bij, en richt dan tot do kindoren de
vraag: „Jongelui, jullio hebben tot mijn
gemogen aandachtig naar meneer Snuggei
geluisterd. Wat zouden jullio nu wol doen,
als ik nu eens hot woord tot je richtte?"
Tot schrik van don heer Snugger klonk
daarop, zonder aarzelen, in koor uit hoxv
dord kelen: rtEen lijn formeeren, rechts
omkeer maken en dan rustig wegwande
len."
i.
PronkappeL
II.
Honger is de beet» kok*
IIL
Eeuwen-Ze ouwen-meeuwen.
IV
BokflteL
V.
WeetkapeDe,
Hendrik de GraaiC&to HosaelbnchM.
Dicben; „Sijsje"; J. Bekooy; J. Theo en
W. van Teyhngen; Jooephina van Wijk;
„Lindeboompje"; Dyonisius v. d. Tuin;
„Acht Vriendinnetjes" Jacoba Eggink;
Hendrik Kriek; P. en L den Holder- Jo-
eon* iets dergelijk« gezien? Maar waar
dan? Hans dacht en daoht, tot hij insliep.
Toen den volgenden morgen opgebroken
werd, sloegen de wagens plotseling een
zijweg in en lieten bet dorp rechts liggen.
Marius vond het voorzichtiger, het dorp
te mijden, nu de boe'bwachter den dief
stal van de ganzen ontdekt moest hebben.
Dan kon hij licht gevajngen genomen
worden en gedwongen worden tot een lan
ger oponthoud in hei dorp, dan hem hel
was.
AlleB wee« er op, dot rij een groote stad
naderden en inderdaad doken spoedig
achter de bergen en bosschen, torons op.
De rigeunertroe-p bevond zich bij Paseau.
Waaróm rij hierheen den moeilijksten
weg genomen hadden en niet hei westelijk
gedeelte van Beijoren gehouden, waar hun
kunst dankbaarder onthaal zou hebben
gövonden, daArover liet de hoofdman zich
niet uit. Wel maakten Hans en Firi op,
uit de gesprekken tusschen Marius en
Gitano, die nu dikwijle in hevige twisten
ontaarden, dat de laatste met dezen
tooht lang niet ingenomen waa. Nu Hans
en Firi zich steeds meer bckwaamdon,
voelde Gitaro zich in deze streken, .waar
het publiek zoo spoedig tevreden was, te
veel. Hij wilde naar dat gedeelte van
Beijeren, waar meer groot» steden lagen
en do hoofdman meer prijs op zijn arbeid
moest stellen. Hij cn Zina vreesden met
reden, dei Marius hen zou ontslaan.
(Wordt vervolgd.)