VGOR DEJEUGD L5-ID5CH DAGBLAD Correspondence. No. 15052, Woensdags 17 Maart. Anno 1909. o3A_.si*JL» iti.'i dL?tL?1tJL*RAj>ittt JJTvW"- EEN LESJE IN HUISHOUDEN. Hoe Wits er g^og winkelen. co ba y. «L Beng; Betsy Groon; Franoina, Tree*fa en 'Jkjhan Veeren; M. e© A Kloobs; Suae en Willem Breodeveld; 8. J. do He an; Jan en Alarie v. d. Bosch; Adnana bohoone; Waltherus en Willem Schoono; P. de Wit; Jan Fontein; Okke TaanemaH. van Heusden; Jansje v. d. Born; Anni^ de l'Ecluse; Willem Vcrra; M. en J. Suzan; F. de Kruis; Suzo Smit; Piet Smit; Nelly Kooiw; Wouter v. <L Berg; Hendrik en Philippus de Nie; H. (E. Veenstra; „De Duifjes"; Klara van Houten; Pieter d. Pompe; Neellje cn Maria Kuivenhoven; Sjize Blom; Joh. en A L. van Bergen; WiLhelmina Verkoren; P. J. Cofirie Jr.; „Iwan"„Herderinne tje"» ,.Jan W. Frieo"; Pieter Jasperso; Neeltje Boahoven; J. W. Krot; „Nieuwe ling"; D. Oudshoorn; Jan en W. Stok- buyzon; „Zandoogje"; „Jan Steen"; ^Miflletoo" Anna Braggoar; Leo en Hen ri van Berkel; Maria Oudshoorn; Frans en Al'da Humor; Arie Bohipper; „Vivia"; To Kooreman; „Peter de Groote"; W. Smit; L Piket; Jac Piket; Judith Planje; Willem en M. Planje; Abr. en Marie Dui- vernsan; Alida Kwik; Suzanna Vermey; „De twee klaprozen"„Rooeoroodje en Roozewitjo"; „Silvia"; Pieter van AJ- phen; Go/nel'a van Alphon; H. Binnen dijk; „FaJbianv; L. Janssen; Catherina J. A Vergouwen; J. Optendrees; „De tweelingen"; Anna Veerman; „Blücher"; F. A. Sollio; „Jeanme"; „Do twee Tul pen" „Emma" O. SchneideP. Ouds hoorn; Q. Brugman; Marie Schoevers; „Gustave Aimard"P. Brugman; „De twee kersen"; Margarotha van Mcygaar- den; Helena Krügcr; J. Slegtenhorst Hendrik de Rus; Jannie Verhoef; Geert van Evert; „Dik Trom"; M. Starre; M. Burgorjon; Ph. v. d. Drift; Jan Boogcr; „Boerinnetje"; Kruidjc-rocr-moniet." E. B. en Mar>e Kooreman; C. Dioben; Netje, Toosjo, Johanna cn Cornelia v. Duyn; J. Mol; „De twee Haaejos"„Lentebode"; C. 't Hooft; J. Janssen; J. J. v. tL Sluis; „Meitakjo"; Marie en J. do Graaf; „De Transvaler"; T. van HoekenA Owel „Liliputter"„Doornroosje"; R. du Pon; „Albreoht Boyling" G. Paulides; „De twee Krullehollen"PK v. d! Lof; A v. <L Lof; N. Johanna Optendrees; H. Gans; „Roockmopje"; Geertrui v. d. Lof; „Zilverschoon"; Christina Kouw; A. Sohenk; H. Karreman; R. H. Schipper; D'na Schipper; Fenneke Carpcntier Ai- ting; Maria v. Tongeren; E. J. Schipper; P. Bekooyj en W. BeanakkerA en G. Loozen; J. Oostveen; W Brandt; Zus Rijks; J. en W. v. Vliet; „Bryonia"; A Sirag; P. J. Frank; J. Strothman; J. W. Bijlevcld; J. Meiners; G. Wagcmana; Cato v. Dorsten; „Klein maar Dapper" A Klooa; „Jaap Ede"; Marie Blansjaar; A. Sieval; „Vollendammertjo"; Margaro- tha Sogaar; W. Bergman; „Vondel"; J. Weorlee; JoK en Anton Janssen; „Anje lier"; Apolonia Nijssen; „Sneeuwklokje"; „Miranda"; C. Schaft; J. Owel; Corne lia Karstens"; S. en W. v. d. Reijdcm; L. en W. v. d. ReijdenJ. en W. Couvóo; A. en J. Wempe; Pieter Schaft; A. Rosmalen; „De twee Patriot- ten", allen te Leiden. „Drie Biggetjes." te Barmen. Nellie do Graaf te Hazorswoude. W. v. d. VeerMaria en Cor van Haas trecht; Jacob Bol; K. van Nieuwkoop; A v. Nieuwkoop; M. Roos; Frans den Elzen; C. G. de Vries, te Haarlemmer meer. C. Lyen; Mietje Kook; Joh. van Nieuw koop; 0. en W. Dooswijk0. en G. van Nieuwkoop; Jan, G. en Sophie Los, te Kaag. Arie v. d. Bijl. te Koudekerk. C. HorsmanJan do Groot te L o i d o r- lorp. M. v. Paridon; Gerritjo Bol, te Val kenburg. Truusjc, Neeltje cn Aagje v. Bemmel; Ali, Barend en Jo Koning, te Voor schoten. „De twee Dapperen"; te O e g s t- I© e s t C. J. van Itereotn; Pieter Oostenrijk; 8. Star; Broer en Zuaj Nico «on Delft; Jan Kromhout; D. <L Vijver; te R ij n »- burg. J. en H. Hoogstraten; ts Sasson- h eim. M. on R. do Ruyterte Voorsoho- t en. H. Binnendijk; te Wassenaar. Jo BorgmanJ. P. v. Tinus, t e W a r- mond. H. Musegaas; M. en N. van Donk; J. en A Parlevliet; Frederik de Jong, te Zoetorw ouda, Prijzen vielan ten deel aan: Jan en Willem Couvóe; en „Sijsje' te Leiden. Hendrik Liboh Neen vriendje, je bent niet te jong, om aan hot oplossen der raadsels mee te doen; je werk zag er zelfs heel netjes uit, en als je geregeld meedoet, zal het jo ovor een poosje weinig moeite meer koston. Je moot dus maar flinlr je best doen. Louise B o g t 8 t r a, te Den Haag. Aangenaam kennis te maken, nieuw raadsel- vriendinnetje. Ik vind het heel prettig, dat je besloten hebt mot ons mee te doen en ik hoop, dat we elkander spoedig nader zullen lecren kennen. Als ik je goed be grijp, dan ontvang jo het Kinderblad van je ouders to Leeuwarden, is hot niet? Vind je het niet naar zoo ver van je ouders te wonen? Vriendelijke grootjes. 0. Schneide. Het spijt me, dat ik je de vorige week teleurgesteld heb, maar dat is je eigen schuld, vriendje. Jo moet je naam duidelijk onder jo briefje schrijven en je schuilnaam tussohen haakjes er onder. Op die manier kan ik je briefje niet over het hoofd zien. Cornelia Koster en Jsoobtis Mol. Ja jongens, jullie moogt be iden met ons meedoen. Hoo meer vriendjes cn vriendinnetjes er bij komen, hoe liever het mij is. „J eanne". Je raacfael zal waarsohiju- lijk nog niet aan de beurt zijn, meisje-lief, daarmede moet jo nog al geduld hebben, doch je moogt intusechen steeds nieuwe bij- dragon inzenden. „B 1 o h e r". Ik neem Je je verzuifn volstrekt niet kwalijk, want ik begrijp maar al te goed, dat lessen leeren vóórgaat. In welke klas zit je nu „Rozeroodje en Rozowitje". Jullie hebt gelijk, dat er weinig aardigheid aan is, de raodeols op te lossen, zonder ze in te zenden. Je schuilnamen vind ik aar dig bedacht. Z u 8 R ij k s. Van harte welkom in onzen kring, meisje-lief. Je hadt de raadsels good opgelost en behoorlijk opgeschreven. Ik zou het heusoh niets erg vinden, als je af en toe nog eens bij het oplossen geholpen werd. Vertel me de volgende week eens: hoe oud je bent en waar je s -L gaat. „A n j e 1 i e r". ;sje, jo hebt gelijk, Maart laat zich geducht geldenen het is heusch niet te verwonderen, dat *er veel zieken zijn. Alle menschen klagen over den langen winterzo vergeten echter, dat de winter dit jaar buitengewoon laat begon en we een mooien, langen nazomer gehad hebben 1 „Minerva". Alhoewel ik gaarne aan je verlangen zou voldoen, is het no^al moei lijk voor me een babbeltje met je te hou den, zoolang ik je niet ken en dus niets van je weet. Begin me dus eens het een en an der over je persoontje mede te deelen, dan zal onze correspondentie daarna beter vlot ten. I. P i k e t Je naam moet je steeds on der je briefje schrijven, vriendje, dan wordt he>t niet zoo gemakkelijk, over het hooft# gezien. To Koreman. Ik vind hot heel aar^ dig, dat je evenals je nichtje, met ons mee gaat doen. De acht vriendinnetjes vor men een aardig clubje. „V i vi a." Ja beste kind, als men logé's, heeft, dan komt er niet veel van brieven schrijven, dat weet ik bij ondervinding het is echter niet zoo erg, als je eens een keertjo overslaat. Alida Hüner. Ja meisje, Zondag was het met recht „weertje blijf in huis I" Ik vind dat je nog een aardig tijdverdrijf bedacht hebt, en je kaartjes waren niet onverdienstelijk geteekend. Moot je voor school ook wel eens zulke kaartjes tcekeneu en kleuren? Anna Braggaar. Het speet mo, te vernemen, dat je broortje ongesteld is. Heeft hij misschien kou gevat? Ik hoop van harte, dat hij weer 6poodig herstellen zal. „Het Boerinnetje". Met genoe gen vernam ik je groote ingenomenheid, met het gewonnen prijsje; alsmede je voor nemen steeds ijverig aan ons blaadje te blijven medewerken. David Oudshoorn. Het is heel natuurlijk, dat niet alles te gelijk in ons blaadje kan worden opgenomen en verder moet jo bedenken, dat niet alles wat de kinderen mij toezenden, daarvoor in aan merking kan komen. „K r u i d j e-r o o r-m o-n i e t," Arm kindje, wat speet het me, van jo te moeteD vernemen dat je weer minder wel bent ge weest. Tk hoop maar, dat dio benauwdhe den van voorbijgianden aard zullen zijn en jo spoedig wat op zult knappen. Jo mooie kaart heb ik wederom in dank ont vangen, je zoudt mo echter een veel groo- tor genoegen kunnen doen, meisje-lief, en dat is, dat je telkens wanneer je mij een kaart wilt zenden, dat niet doei, doch er zelf een kleine versnapering voor nam. Zou je dat willen doen? Omtrent de anekdoten kan ik je nog niets berichten. 8 u z e en Willem Breedeveld. Jullie gevolgtrekking was volkomen juist; want sedert de vorige week reken ik je tot mijn raadselkinderen. Gaarne zal ik je bij dragen ontvangen, doch met de plaatsing er van moet je geduld hebban. „De twe© K r u 1 1 ab o 1 1 e n". A1b jullie zoo kort na elkaar verjaart, is hef wel aardig het op een en denzelfden dag te vieren, want tweemaal zoo'n groote meisjeevisite zou voor je moo wel wat druk zijn. Josephine vaa W ij k. Als je geen nieuwe bijdragen meer Inzendt, heb je na tuurlijk geen kans, dat er iets van je ge plaatst wordt. Ik heb al zoo dikwijls ge zegd, dat jullie met het inzenden van nieuwe bijdragen niet moet wachten tot de vorige geplaatst zijn. Cato Hassel bach. Heb jij ook ee- keelaandoening gehad? Het ie verbazend zooveel als dat op het oogenblik voorkomt ik geloof heusch, dat het in de luoht zit Ik wensch je een spoedig herstel. Jan en Frans Bekooy. Als jullh er lust in hebt, mag je nog wel een poosje blijven meedoen. A T. en KI. K u 1 k. Je bijdragen heb ik b dank ontvangen, je zult echter moe ten afwachten of zc kl of niet geechikt rijn. „Mir&nd a". Met genoegen vernam Ik je groote ingenomenheid met ons nieuw vervolgverhaal en den overigen inhoud van ons blaadje. Vriradelifke groetpn. MARIE VAN AMSTEJ* .-.e „O, moedor, nu heeft Constance vanmor gen mijn bloemen niet begoten. Hoe vree- selijk ouaardig van haar." „Kindlief, Connie heeft 's morgens ge noeg te doen, mot mij te helpen in het huis houden." „Nu, het zou toch niet zooveel tijd kos ten, die bloemen water te geven voor de zon er op schijnt." „Ik vind, dat jij 's morgens vroeg genoeg op moest staan, om zelve voor de planten te zorgen. Connie heeft het 's morgens druk genoeg met het klaar zetten van het ontbijt en het opbergen." „Dat is niet zoo erg, als naar school te moeten gaan", mopperde Elsje. „Zij hoeft niet half zooveel te doen als ik, mot huis werk en alles." En Elsje nam haar school- tasob op en verliet mot een verontwaardigd gelaat de kamer. In de vacantio ging Constance, de oudere, zuster, die een jaar geleden van sohool ge komen was, bij een vriendin logeeren. Den tweeden dag, nadat nj vertrokken was, moest de moeder der meisjes wegens zware hoofdpijn te bed blijven. „U moet te bod blijven, moeder", zei Elsje, „en mij alles laten doen." „Heel goed, liefste, maar neem niet te veel op je. Je behoeft geen vleesch te bra den en de jongens kunnen oven goed hun eigen eieren koken, als dat zo het gebakken krijgen." „O, ik zal overal best voor zorgen", iel Elsje, vol zelfvertrouwen. Zij stond vroeg op, en ging naar de keu ken, met hot plan iedereen te toonen, boe alles moest gedaan worden. Doch om te bo- ginncn wilde het vuur niet aan, toen ze'.te Elsje wel de pan met water te warmen, dat den vorigen avond gekookt was, doch ver gat den ketel, zoodat moeder heel lang móest wachten op haar thee, waaraan zij meer dan gewoonlijk behoefte had. To n zij haar eindelijk bracht, was het brouwsel het drinken niet waard, want Elsje had de thee in haar haast gezet, voor het water flink kookte. Toen smoorde het vuusr, bij gebrek aan tijdige zorg, te ver uit om het spek uit te unnen braden het smoorde in de pan, in plaats van lekker te sissen. Elsje wierp hout en steenkool op het vuur, zoodar er en groote vlam ontstond en vergat de pan, waardoor het baksel aanbrandde. Eindelijk vond rij, dat rij rich do moeite van het ie-ren bakken wel kon besnaren en deed ze in den ketel, om ze te koken. Toen kwam de melkboer, en terwijl zij hem hielp, vergat zij de eieren, die toen zij er aan dacht, ruimschoots don tijd had den gehad, om steenhard te worden. De jongens kwamen aanzetten, hongerig en ongeduldig en spoorden het jonge huis houdstertje aan, voort te maken. „Er is nog een massa te doen",, ant- woorddo Elsje bow, „ra jullie krn me in den tu88ohentojd wel helpen met brood snij den." Hot was anderhalf uur later dan bun ge wonen tijd van ontbijten, toen zij eindelijk aan tafel gingen. Elsje was warm, en te vermoeid om zelve iets te eten. „Heb je do planten water gegeven, voor de zon er op scheen?" vroeg Dirk, Dat was niet mooi van hem, maar aangebrande pap en harde eieren, als men die niet gaarne lust, stemmen iemand niet beminnelijk. Elsje barstte in tranen uit en vloog van tafel op, naar haar mocder's kamer. „Ik zal nooit meer zeggen, dat Connie niet veel te doen heeft", snikte zij, huis houdelijk werk is om gek te worden. „Er is handigheid en oefening voor noo- dig, zooals overal voor", antwoordde haar moeder, „en het is een groote fout te den ken, dat het werk van ieder ander gemak kelijker is dan hot onze." „Nu, Witster," zei movrouw Bloesem, „je bont vandaag jarig, en daarom zal ik je eens lekker trakteeren." Witster ging onmiddellijk opritten, liot do voorpootjes hangen en opende don bek. Mevrouw Bloesem wierp er een stuk koek in. Toen lachte zij, streelde hem over den kop en noemde hem haar lief, verstan dig hondje. En hoewel Witster eerst drie jaren oud was, was hij ook werkelijk bijzonder ver standig. Dat zei mevrouw Bloeeem en ook Grootmama prees altijd zijn slimheid en gaf hem allerlei lieve namen. Kleine Floortjo, die maar twee jaar ouder was dan hij, speelde en stoeide den gnheelen dag met hem, zoodat je begrijpen kunt dat zij dikke vrienden waren. Witster was een heel mooi hondje. Hij had dik bruin haar, mooie bruine oogen en midden op zijn voorhoofd een helder witte plek in den vorm van een ster. Eiken morgen zag hij zijn meesteres bet huis verlaten en naar de stad wandelen, op twintig minuten afstand. Hij wist niet, dat zij, nadat haar man gestorven was, hard moest werken. Hij wist alleen dat zij eiken avond op denzelf den tijd terugkwam. ALs het tegen zes uur liep, staakt© Wit ster zijn spel met Floortje en ging naar het tuinhek. Zoodra mevrouw Bloesem in het zicht kwam, sprong hij haar t« gemoet. Op een dag kreeg Floortje bezoek van een vriendinnetje, dat Leentje heette. Leentje had een mooie pop bij zich, mot roode wangen on vlasblond haar en toen rij weg was, sloeg Floortje haar armpjes om Witster's hals en zei ,',0, lieve Witster, wat zou ik ook graag zoo'n mooie pop hebben." Toen blafte Witster tweemaal, wat be- teekende „Licv© Floortjo, als ik kon zoo Ik j© er ©en geven." Na was Wither, zooals ik geeegd heb, een heel verstandig hondje, en hij bleef er maar al aan denken, hoo hij zijn speoli gonootje een pop zou itunnen bezorgen. Eindelijk op ccn mooien morgen, verliei hij stilletjes het huis cn ging naar de stacU Hij was or al dikwijls met zijn meestere^ heen geweest en kende den weg heel goed. Het eerst kwam hij aan een bakaera*, winkel, waar lekkere krentenbroodjes ©H koekjes voor het raam lagen. Witste!} wiorp een verlangenden blik op do koekjes want hij was dol op zoetigheid, maar hijj spoedde zich verder en kwam spoedig aanj een slagerij. Wat zou hij graag eon stukje vcrsch vleesch gelust hebben. Maar hij liep vlug voorbij en kwam ein delijk aan ccn mooien winkel vol prachtig} speelgoed. Een dame kocht een hobbel-, paard voor haar zoontje en zoodra zij naatj buiten kwam, gi°g Witster opzitten, op den drempel on bedelde zoo smeekend hi| maar kon. „Och Jan," zei mijnheer Bruins tot rijn, bediende, wat een aardig hondje. Weet j« van wie het is?" „Ja mijnheer", antwoordde Jan, het van mevrouw Bloesom op villa Flora. IkJ beb haar er dikwijls meo gezien." Mijnheer Bruins hield veel van bonden, erf hij zei Jan, Witster eon beschuitje t© geven, als belooning voor zijn opzitten. Maar Witster legde do beschuit onaange roerd neer en liep naar een verzameling, popen toe. Daar zat hij weer op en keek; mijnheer Bruins vleiend aan. Toen blaft©, hij driemaal. Mijnheer Bruins begreop er niets van, maar Witster zeide: „Och, mijnheer Bruins, kunt U mij nieti een pop geven, voor Floortje? Zij wil er zoo graag een hebben". Hij bleef 3us opzitten en eindelijk zei mijnheer Bruins: „Houd hem d© beschuit nu nog eens, voor, Jan." Dooh weer legde Witster de beschuit aan de voeten van den bediende neer. Toon keek hij mijnheer Bruins aan mot een verstandige uitdrukking in zijn bruine; oogen, logde voorzichtig zijn poot op een pop mit bruin haar en roodo wangen. „Wat zou hij tooh willen?" zei mijnheer Bruins, „geef hem die pop eens, Jan, dan zullen wij zien, wat hij doet." Toen blaft© Witster driemaal, wat be- teokonde: Dank U duizendmaal, nam de, pop voorziohtig in den bek en draafde, or deD winkel mede uit. „Het is etenstijd voor jo, Jan," zei mijn beer Bruins, „maar ga eerst dien hond ©ens na^ om te ricn wat hij doet." Jan liep Witster na, die zoo bard naar huls draafde, als hij maar kon, terwijl hij de pop aldoor stevig vasthield. Toen ging hij fier het huis binnen en legde zijn buit aan Floortje's voeten neer. Zij gaf een schreeuw van vreugde, toon rij hem zag, maar grootmoeder zei streng: „Witster, ik zou haast vreezen, dat j© dio pop gestolen hadt." Op hetzelfde oogenblik belde Jan aan, die grootmoeder uitlogde, hoe Witster was gaan win kolen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 11