AIjIjIBRLEI.
Ze ilireeiteziteelc.
Wanneer de huismoeder^ bezig zijn do
kieeftensalade of andere kreeften-schotel
tjes klaar te maken, zullen zij misschien
wel eens het idee bij zich hebben voelen
opkomen, cat hot üoch niet onmog lijk
zou zijn, dat op den duur de zeekreeftea
eens zouden zijn uitgeroeid, daar het toch
bijna ondenkbaar is, 'dat hun vermenigvul
diging in de juiste verhouding tot hun ver
bruik zou kunnen staan. En inderdaad is
deze opvatting ook zeer juist.
Millioenen zeekreeften worden jaarlijks
gebruikt; Helgoland levert ongeveer 50 tot
60,000 Maar van veel meer behing is de
vangst aan do kusten van Noorwegen,
Schotland en Noord-Amerika. Oorspronke
lijk meende men, dat deze beest j:s onuit
roeibaar waren, maar ten slotte toch is
men tot een ander inzicht gekomen.
De zwarte eieren zijn met een kleefstof
aan de achterpooten van het vrouwtje be
vestigd, en worden maandenlang mee
rondgedragen, zoodat men bij de gevangen
kreeften dikwijls de eieren heeft kunnen
tellen en men tot do ontdekking ia kunnen
komen, dat zélfs een klein beestje reeds
8000 k 10,000 eieren legt, terwijl een groo-
tere soort zelfs het getal van 20,f00 soms
Wel bereikt. Kwamen uit dezo eieren alle-
maal flinko kreeftjes te voorsohijn, dan zou
de vrees voor uitroeiing niet groot behoe
ven te zijn. Do ondervinding heeft echter
geleerd, dat zoodra de larve uit het ei is
gekropen, de moeder zich niet in het minst
om haar jongen verder bekommert en do
larve als een onbeholpen weerlocs ding
aan de oppervlakte van bet water rond
drijft, om zoodoende een welkome versna/-
poring aan te bieden voor groote visschon
en andere zeedieren; en deze jacht op
kreefteneicren moet zoo stérk zijn, dat
van do 10,(XX) eieren twee k drie het gevaar
ontsnappen van to worden opgeslokt.
Zoo is men op het idee gekomen zich het
lot der pas uitgekomen larven aan te trek
ken, om zoodoende het voortbestaan van
den zoo geliefkoosden zeekreeft te verzeke
ren. Men is nu dus begonnen zich ook hier,
evenals bij de forellen, zalmen en anders
waterbewoners, op een kunstmatige teelt
toe te leggen; ditmaal echter met bitter
weinig succes; het reservoir, waarin men
'de eieren liet uitkomen, was voor do jonge
eeekreeften vcolecr een graf dan een wieg,
zoodat men ook hier slechts twee a drio
por duizenden in het leven kon behouden
en zich dus allo moeito even goed had kun
nen besparen.
Volharding echter heeft ook hier nader
fot het doel geleid en uit Amerika is de
blijde boodschap gekomen, dat in het proef
station te Wickford do proefneming tot
tevredenheid is uitgevallen.
De broedinriohting is in de zee op twee
stellages aangebracht en heeft een lengte
van ongeveer 16 meter.
In het midden zijn de vischbassins aan
gebracht en aan beide kanten liggen do
'broeddokken. De in Juli en Augustus gevan
gen vrouwelijke zeekreeften dragen reeds
goede eieren aan hiin achterlijf; het eigen
lijke uitbroeden begint eerst het volgende
jaar Mei. Op den juiston tijd maakt men
de eieren los en brengt ze in de bassins;
eoodra de larven rijn uitgekomen, plaatst
men deze over in de broedhokken.
Vóór alles dient, er voor te worden ge
zorgd, dat het water voortdurend in bewe
ging is, daar anders do larven naar bene
den zouden zinken, en stikken of door
andere visschen zouden worden opgegeten.
Daarom is naast het broedhok, dat eigen
als een groot net kan worden voorgesteld,
een schroef aangebracht, die door een mo
tor in beweging wordt gebracht en zoo een
geregeldo strooming veroorzaakt.
Na ongeveer drie dagen treden do larven
in haar tweede 6tadium, waarin ze nog
altijd weerloos en onbeholpen zijn. Zij
worden gevoed met fijn gehakt vleesch,
dat bun in groote hoevee^eden moet wor-
deD goaeven, daar ze anders gevaarlijk
voor elkaar worden en erge Kanibaalsche
neigingen vertoonen; eerct wanneer zij in
het yiarde stadium zijn gekomen,- zijn zij
minder hulpeloos en beter in staat zich
tegen vijanden to verdedigen.
In de natuur duiken zij nu naar den
bodem der zee, waar zij zich verbergen tua-
schen bet zand en de schelpen.
De taak der kunstmatige broedinrichtin-
gen is afgcloopen, als do kreeft het vierde
stadium heeft bereikt, en dus kunnen nu
de beestjes aan do zee worden toevertrouwd,
maar indien ze alle te gelijk in zee zouden
worden geworpen, zouden zeer zeker wel
dra een massa grooto visschen op dit
lekkere maal afkomen, en daarom doet
men verstandig na den vloed de massa
's morgens op het strand te gooien. Hier
zullen ze dadelijk schuilplaatsen zoeken en
vinden en langzamerhand zal do een na den
ander in de diepte afdalen.
Niettegenstaande alle voorzorgsmaatre
gelen is het ook in Wickford niet gelukt
alle larven tot ontwikkeling te brengen en
ook hier was het sterfte-getal der kleine
zeekreeften groot.
Maar toch kan men zeker zijn meeT dan
de helft door den moeilijkstcn oersten tijd
heen to kunnen helpen en dit is zeer zeker
'de moeite waard, to meer, wanneer men
bedenkt, dat de ontwikkeling der vier sta^
diums in 9 tot 16 dagen is afgeloopen.
Door deze proeven is bewezen dat men
dus de zeekreeftenteelt en mischien ook de
gewone grooto-kreeftenteelt op groote
schaal kan aanleggen.
Waar de menseh zich aan den eenen kant
als verwoester der dierenwereld laat ken
nen, is hij aan den anderen kant toch ook
dikwijls in stnat en geneigd de dieren to
beschermen en voor hun voortbestaan te
zorgen.
STOFGOUD.
Mannentranen rijn steeds waar; die der
vrouwen gewoonlijk geveinsd.
B a 1 z a o.
KennÏB is de macht, maar het gemoed is
de wil. Kennis is het paard, maar het ge
moed U de menner.
.F. van Eeden.
RECEPT.
W itteboonensoep.
Overgeschoten booncn, boonen-nat, een
Boheutjo melk, desverkiezend bouillon, 1
bosje prei, 40 gram boter, zout en peper.
Bereiding: De zeer gare boonen
door een zeef wrijven, vermengon met het
uat. Do fijngesneden prei fruiten in dc bo
ter, zonder dat ze bruin wordt. Hierbij hot
boonennat voegen, de soop laten doorko
ken tot ze gebonden is (minstens een half
uur)* afmaken met melk, iets peper, zoo
noodig zout. Heeft men geen boonen over,
dan kan de soep gebonden worden met wat
bloem. Kleine dobbelsteentjes oud brood,
in boter bruin gefruit, kunnen er bij go-
geven worden.
Haar telegram.
In de grootste opgowondenheid snelde
een dame het telegraafkantoor binnen en
verklaarde den beambte, dat zij direct een
telegram aan haar man moest verzenden.
,,Heol goed", antwoordde do ambtenaar,
„daar liggen telegramformulieren".
De zonuwachtige dame greep er een en
schreef:
Beste George, ik heb je iets vreeseFijks
te melden; maar schrik niet, beste, want
het maakt de zaak niet beter en gelukkig
zijn de kleinen en ik er heelhuids afgeko
men. Ik weet niet hoe het gekomen is en
de keukenmeid weet het óók <niet, maar
vannacht is ons huis in brand gevlogen en
tot den grond afgebrand. Denk eens aanl
Is je al ooit in je leven iets zoo vreeselijks
overkomen? Ik was -alf krankzinnig van
zenuwachtigheid. Maar maak je niet over
stuur, beste George! De kleine en ik zijn
in veiligheid en er is Dog heel wat g?red.
En denk eens aan, hoeveel erger het nog
had kunnen zijnl Als ons kindje eens ver
brand was. 't Ie om van te rillen,
gelukkig, George, ligt het gezond cn wèl in
zijn wiegjeNatuurlijk ben ik dadelijk
naar mama geweest, die al in doodsangst
zat, omdat ze nog niet wist dat wij gered wa
ren. Ik begrijp er niets van, hoe het geko
men kan zijn. Begrijp jij het? Zou misschien
iemand het aangestoken hebben? Kom da
delijk naar huis, George.
Je liefhebbende Marie.
P.S. Donk er vooral aan, dat de kleine
en ik niet het minste letsel hebben beko
men. M."
„Hier is het", sprak zij tot den ambte
naar en reikte hem de zeven telegramfor
mulieren over, die ze volgeschreven had.
„Misschien kan het wel een klein beetje in
gekort worden."
„Ja, misschien wel", sprak de ambte
naar, na het geheele stuk gelezen te heb
ben.
Hij nam een ander formulier en schreef:
„Pns huis vannacht afgebrand. Klein»
en ik ongedeerd. Kom terstond. Marie."
Grappige drukfouten.
Deze boom is zwaar beladen met beren.
Dc hengelaar had alleen een paar laarzen
gevangen.
De oude heer was erg ongezellig, want
hij zat den heelcn avond met zijn neus in
do krenten.
Mijn broer is nog altijd verrukt over dc
hatelijke manier, waarop hij bij uw familie
ontvangen werd.
De jonge boef kwam in Artis en stond
verbaasd te kijken van al de vreemde
dieven, die hij er vond.
Gisteravond hield de nieuwe klcsvereeni-
ging haar eerste vergadering.
Woensdag is de uitvoering van de zang-
vereeniging de lotstem.
De verontwaardigde keukenprinses ver
klaarde aan haar mevrouw, dat zij haar
goeden naam als kookster niet liet aan
branden.
Fatale misgreep. Burgomeee-
tcr (tot nachtwacht): „Waarom heb je niet
dadelijk op je horen getoeterd, toen je den
eersten vuurgloed zag?"
Nachtwacht: „Dat wou ik doen, bur
geraeester, maar in het duister heb ik, in
plaats van mijn horen, mijn borrelflesch
gegrepen.*
Zomergast (tot een bewoner van het
buis, waar hij zijn intrek heeft)„En dat
noemt u een rustige woning, met een stoom -
taag in do buurt."
Vrouw: „O, neen, meneer, dat zal mijn
man rijn, die is pas ingeslapen."
Klant (zijn ouden hoed toonende): „Ik
wou een hoed hebben van dezelfde kleur
als deze."
J u f f r o u w: „Herinnert ge u nog, wel
ko kleur het geweest iel"
Eigenaar van hot paard: „Je
bent te zwaar. Kan je niet iets afleggen!"
J ocke y: „Ik ben zoo licht mogelijk ge
kleed en heb vandaag nog niets gegeten.'
„Laat jo dan in vredesnaam scheren F'
T© veel. „Wat scheelt je eigenlijk
precies, Antje?"
„Zenuwachtigheid, mevrouw", zegt
dokter.
„Hoor eens, dan zeg ik je maar liever
den dienst op. Dat jo mijn hoeden en mijn
japonnen draagt, is tot daaraan toe; maar
als je nu ook nog mijn ziekte overneemt,
dan wordt het me te erg."
Een familie vol afwisseling.
„Maar, Annalief, kind, waar moet dïl
heen? In twaalf weken hebt ge nu al drie
verloofdon gehad."
„Maar moeder 1 Ik begrijp niet, waarom
u zicb daarover ergert. U hebt wel ijlere
veertien dagen een andere meid."
Aan den wand van een wachtkamer:
„Men wordt hier verzocht elders te roo-
ken