Een Apen-geschiedenis. Anekdoten. Goede oolossingan ontvangen van: Op een beeten morgen werd ik ie paard uitgezonden om een officier, die een eind verder het bevel over eenige troepen voer de, eenige berichten over te brengen Ik had geen haast en reed daarom op mijn gemak, met mijn sigaar in deD mond. Terwijl ik door een boech reed, schrikte ik plotseling op door een verward rumoer. Ik begreep dadelijk, dat dit veroorzaakt werd door eenige apen en daar ik wel wat nieuwsgierig was uitgevallen, wilde ik eens zien, wat zij uitvoerden. Ik steeg af, bond mijn paard aan een boom en sloop zonder eenig geruisch te maken naar de plaata, waar ik het leven meende te hooren. Binnen weinige oogcnblikken kwam ik aan een open plek; ik kroop weg tusschen de struiken, die de ruimte omringden, en tras nu een ongezien toeschouwer van een hoogst zonderling schouwspel. De open plek was bevolkt door een menigte apen van allerlei grootte, en de meesten sprongen heen en weer langs de telegraafdraden, die op lichte bamboepalen over de open plek waren gespannen. De apen schenen te denken, dat die draden met opzet ge spannen waren om hun gelegenheid te ge ven, hun gymnastische toeren te verrich ten. Sommigen hingen aan de draden te slingeren, anderen huppelden er over heen en trokken de eersten aan hun staart. Eenige oudere apen, die wat meer beza digd' schenen te zijn, zaten bij de telegraaf palen op den grond, en keken met een ernstig gezicht naar het stoeien en spelen hunner jongere makkers, of waren bezig elkander te bevrijden van eenig onwelkome parasieten. Daarbij schenen zich verschei dene moeders van gezinnen te bevinden, want een menigte kleine aapjes dartelde om hen heen en sommige hadden hun kleintje aan de borat. Er was een moeder- aap, die met kind en al op de telegraaf draden balanceerde maar dat was zeker een dame, die tot de geëmancipeerde apen- vrouwen behoorde. Een vlugge, kleine aap scheen zichzelf als de grappen maker" van den stam te beschouwen. Hjj wks nu hier, dan daar en voerde allerlei grappen uit, die echter door de andere apen niet altijd evon goed werden opgenomen Hij baalde er één grap uit, die bijzonder mijn lachlust op wekte en die ik u eens even moet. vertellen. Een aap met een ernstig, diepdenkend gelaat zat in peinzende houding op den telegraafdraad; misschien was hjj wel een dichter in die apenfamilie hij steun de zich met een zijner pooten en zijn •taart hing recht naar heneden De grap penmaker kroop voorzichtig naar den Johanna had de broche dien vorig n avond op de toillettaiel neergelegd en toen 2ij den volgenden morgen uit de aangrenzende slaapkamer trad1, dio rij steeds van binnen afsloot, was het sieraad verdwenen Het bleek, dat noch de deur der kleedka mer, noch die der aangrenzende voorka mer, die een anderen uitgang naar den corridor had, van binnen waren gesloten geweeet. Daar mevrouw Murder evenwei eerst tegen elf uren de broche had afgelegd en de deuren van het 'heeienhu s, volg ns gewoonte, ook dezen nacht gesloten waren geweest, moeefc de dief stellig in buis ge zocht wonden. Langen tijd warexl alle naaporingeu ver geefs en men had het reeds opgegeven, een verklaring voor de raadse-lach'ige ver dwijning van het kleinood te vinden, toen Frans, een beproefd dienaar, toen hij eena een voorwerp uit do kamer van den wees meat halen, de punt van een naald tus- schen twee planken van den vloer uit zag steken. Hij beproefde de naald er uit te trekken, opdat niemand er zioh aan kwetsen zou, doch ontmoette tegenstand. Bovendien be merkte hij, diat de naald van goud was en maakte zijn kameraad er op opmo kzavm. Beiden braken nu den grond op, wat hun merkw&a diger wijze niet de m nste mo ite koste de planken waren er blijkbaar naastbijstaande paal, sprong toen eens klaps op den afhangenden staart los en klemde er zich aan vast. De ernstige aap verloor zijn evenwicht en tuimelde naar beneden. In zijn val greep hij den staart van een anderen aap, die ook aan de tele graafdraden hing en juist van plan 6cheen te zijn den reuzenzwaai te doen De laatste aap bleef nog eenige oogenblikken hangen, maar daarop vielen alle drie te gelijk op den grond, waar zij al schreeuwend door elkander rolden. De grappenmaker wist aan de twee anderen echter te ontsnappen, sprong boven op een paal en hief daar een luid geschreeuw aan, waar alle andere apen mee instemden; of (lat echter lachen of huilen was, daar kon ik niet uit wija worden. Nu versobeen nog een andere aap op het tooncel. Midden op de open plek stond een groote boom, waarvan de takken tot op de telegraafdraden afhingen. Op een dier takken verscheen plotseling een eer biedwaardige aap,die zoo deftig als dat op handen en voeten mogelijk is, naar de telegraafdraden toekuierde. Het zonder^ lingo van de zaak was, dat bij zijn ver schijning alle andere apen het stilzwijgen bewaarden; zelfs de grappenmaker hield zich bedaard. Toen de oudo aap op de telegraafdraden wilde overstappen, ging onder de andere apen een groot geschreeuw op Zij schenen zioh tegen zijn nadering te verzetten. Hij hield een oogenblik stil en keek wantrouwend naar de andere apen, maar daarop stapte hij toch op de tele graafdraden over. Hot gevolg daarvan was even verrassend als onverwacht. De drar den waren toch al op het punt door te bui gen door het gewicht van al do apen, die er op zaten, maar nu de oude aap er bij kwam, vielen zij naar beneden en kwamen al de turners terecht op het hoofd hunner makkers, die rustig op den grond zaten toe te kijken. Er ontstond een algemeen gevecht, en waarmee dit geëindigd zou zijn, weet ik niet, maar ik barstte uit in een hartelijk gelach, en toen de apen dit hoorden, stoven zij naar alle richtingen uiteen. Het was een algemeen s&uve qui peut, en binnen enkele oogenblikken was er geen enkele aap meer te zien. Tk besteeg mijn paard en vervolgde mij'n weg, bij mij zelve lachend als ik er over dacht, hoe toevallig ik had ontdekt, wie do boosdoeners waren, die telkens de tele grafische gemeenschap tusschen onze ver schillende legerplaatsen verstoorden Bij mijn terugkomst deelde ik mijn ontdekking aan den generaal mede, die eveneens har telijk lachte toen hij hoorde, dat de mis dadigers, die hij steeds met de vreeselijkste straffen had bedreigd, niet anders waren dan sen menigte apen. slecht® loa op gelegd en vonden rij tot hun groot® vei baring, do broch* Het bleef raadselachtig hoe het voor worp daar gekomen was, en hoewel nie mand Hans van diefstal beschuldigde, konden toch de tranen, dio hij na dit ongelukkige voorval ve goot, niet ve: hinde ren, dat er een zweem van verdenking op hem bleef ruston, die eerst mettertijd ging verdwijnen. Daar g beurde oa zm maanden iets, dat die verdenking weer levendig maakte. Er wae den landheer een rol gou. «tukken ont stolen l^en klant had hem die voor koren in betaling gegeven en hij had ze op zijn schrijftafel taton liggen. Vandaar was het geld verdwenen. De rol bevatte vijftig twintigmarkstuk ken en vertegenwoordigde dus een waarde van duizend mark (zes honderd gulden). Alle zoeken was vruchteloos, eu zonderling, ook dezen keer had geen vreemdeling het heerenhuis bitreden. De politie van het nabij gelegen stadje werd' gewaarschuwd en verscheen op het landgoed. De commissaris stelde een nauw keurig onderzoek in, nam alle bedienden, ook Hans in verhoor, dcoh 2onder gevolg. De oommissaris scheen bijzonder het oog te hebben op Hans in wiens kamer hij ook de planken liet opnemen. iWprdt ïfiryolgd.1 Ingezonden door Gerard Boo gaard a Kom gauw terug Juffrouw: „Meid, ga een» gauw naar het station eD kijk, wanneer de laatste treiü gaat I" De meid komt des avonds laat terug. Juffrouw: ,,Maar, meid, waar ben ja geweest?" De meid: „Aan het station, mevrouw. De laatste trein is pos weg." Ingëri door ,,De twee dapperen", te Oegstgeest. Schoenmaker: Jongen, waarom loop je van je werk weg, hè 1 Wat moest je in den varkensstal doen?" Leerjongen: ,,Ik wou eeo beetje friosche lucht scheppen, baae." Ingezonden door ,,De twee kleintjes". Kinderlijk. AnDetjo: Moeder, krijg ik een pop voor mijn verjaardag?'' Moeder: „Als je erg zoet bent." Annetje: „Xa moe, ik ben altijd zoet, w&n* ik eet alle dagen zoet de babbelaars op." Ingezonden door „Napoleon." Er in geloopen. Vreemdeling, die een troep menschen net, tot een man: „Wat is er aan de hand?" Man: „Drie vingers, een pink en san duim." Ingeaonden door Bavius Holidsrvar. De koetsier van een omnibus kwam op zijn weg langs een groep Italianen, die be zig waren den weg te herstellen. „Hei, zeg, waar heb je je aap gelaten?" riep de koetsier tegen een van de Italia nen. „Die «peelt voor koetsier op jouw omni bus 1" antwoordde de Italiaan. Ingez. door Francina Voor*. Kinderlijk. Onder wijzier (die zijn beet beeft gedaan, om rijn kinderen den plicht van beleefd heid in te prenten): „Nu, Jantje, stel j* eens voor dat je een heer op zijn voet trapte, wat zou je dan zoggen 1 Jantje: „Ik zoo zeggen: pardon, mijn heer Onderwijzer: „En als die heer je dan een kwartje gaf, omdat, je zoo beleefd geweest bents wat. zou jc can doen!" Jantjo: „Ik zou hem op zijn anderen Toef trappen en aeggon„pardon 1" Oplossingen der Raadsels. i. Oosterhoat II. SiodhonH. HL Gouden Regen. 17. (Üo-lijn-mijn-pijn-Eijn-wijB 7. Tulpenhandel. „Do Crocus", Marti en Dieben, Jacoba Eggink, „Silvia", Marie Schoevers, „Zandoogje," Nico Dreef, G. van Evert, Jatmtjo Slëgtenliorst, Pieter Oudshoorn, Hendrik de Ru, Izak Siere, Christiaao en Willem Koldorman, J. M. de Koning, Mar- garetha van Meygaarden, Martinus Starre, Marie von Riet, Jaoobua Piket, Izak Piket, Jannie Verhoef, Margaretba Vreeswijk, C. L. Janssen, Lena Bontje, Helena Krüger, Corn. Dieben, Willem Verbij, „Okke Tan- nema", Fran® en Alida Huner, Cornells Nieuwenhuizen, „Oranjebloesem", Gerard Brugman, P. Brugman, Gerrit BijleveJd, Abram en Marie Duiverman, Gerard en Anton Loozen* Rudolph en Diana Schip-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 13