No. 15035. LEIBSCH HAOBIsASIl, Saterdag* 13 Februari.
Alm o 1909,
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
1 >e stiefzuster.
■e>
Naar aanleiding van dit stukje verklaart
jjH o t V elk", dat het geen socialistische,
maar oen anarchistische coöperatie is, die
hier failliet is en dat de bestuurders groo-
tendeels uit do S.-D. A.-P. om hun anar
chistische gedragingen geroyeerde perso
nen zijn en dat niet alleen onder de be
stuurders, maar ook onder do leden dezer
coöperatie geen enkel lid der S.-D. A.-P.
voorkomt.
De toon van den heer YandenBie-
s o n bij zijn rede in do EerstoKamer
over de Woningwet wordt sterk afge
keurd.
Grove boutades, bijna altijd overdreven,
vaak komiek en even dikwijls plAt. De Brar
bant-sche afgevaardigde spreekt alsof hij
zich in een bijeenkomst uit de heffe des
volks bevindt en neemt zelfs niet altijd de
perken in acht, die eon beschaafd man ook
daar niet pleegt te ovcrsohrijden („N i e u-
wo Co u ran t"). Het was wel zeer colle
giaal van de Eerste-Kamcr-leden, dat zij
met engelengeduld bleven luisteren naar
het mengelmoes van klachten, grapjes en
bricfeitaten, naar do even weinig doordach
te als samenhangende rede, waarmede de
heer Van den Biesen de besprekingen over
binnenlandsche zaken opende. In de Twee
de Kamer zou een dergelijke speech heel
wat minder welwillend zijn bejegend, ja
wellicht spoedig zijn verstikt door het go-
roezemoes der ongoduldigen („Nieuwe
Rottcrdamsche Couran t").
Kokadorus op zijn Marktplein is toch
nog aardiger om te booren en daarbij, zoo-
al oven plat, origineeler („Vader-
1 a n d"). Groot succesnummer op liet ko
misch repertoiro van don heer Van den
Biesen met „aardigheden" van dit allooi:
Tegenwoordig voeden de vrouwen haar kin
deren met flesschenmelk, vroeger deden
Kenau Hasselaar en Koat Mossel dat met,
enz. („Handelsblad"). En „Het
Centrum" dient, den heer Van den Bie
sen deze vermaning toe: De welsprekende
afgevaardigde vermcio zieli wat minder In
het bezigen van krachttermen en min r.l
meer amusante hyperbolen, ma^ar bepalo
zich tot een streng-zakelijke en voor prnc-
fcische verbeteringen geëigende critiek.
Over de samenwerking rechts
bevatte „H ot Contru m" de volgende
driester
Do stombna samenwerking iaesohan de
drio Rechtsche groepen loopt niet veel ge
vaar.
Althans katholieken en anti-revolutiou-
nairen zullen elkander oudergewoonte
gemakkelijk do hand reiken en wel geen
pogingen aanwenden om do wederzijds in
genomen posities ran to tasten.
Zoo st:unen te Beverwijk do anti-rcvolu
tionnairen den heer Pctsboors, cn zuden
te Breukolcn en Ie Wijkbij-Duurstede de
katholieken ongotwrf.ld do heeren De
Waal Malofijt en De Ridder trachten te
herkiezen.
Ook elders voorzien wij geen moeilijkhe
den lusschen de beide juirtijan, te minder,
wijl hot Bestuur \an (bn Atgomeenc-n
Bond van R.-K, Kiesvereonigingcn gaarne
tot heb geven van advies en voorlichting
bereid zal worden gevondon aan de vereeni-
gingen, die zulks mochten verlangen.
Anti-revolutionairen en katholieken heb
ben sinds lang geleed, zioh met elkander
te verstaan en daarbij het algemeen belang
voorop te stellen.
Ook met de ohrisfcelijk-historisehen wierp
de samenwerking roods herhaaldelijk goede
vruchten af.
Do vraag is nu alleen maar, of men zeke
re persoonlijke cn vooral zekere korko-
1 ij k c geschillen on opvattingen buiten
di- stembus-campagne zal kunnen houden.
In dc relaties lusschon anti-rcvolu tion
nairen cn ohris'clijk-historisohon loggen deze
geschillen ontegenzeglijk gewicht in dc
schaal, een gewicht, dat aoms die schaaf...
naar Links -deed overslaan.
Ecnzd/do gevaar dreigt thans nog.
Want de Linkerzij b weert wel de ver
menging van kerkelijke, theologische en
politieke zaken zeer to verfoeien, maar de
voordeelen van zulk oen vormonging ver-
smaadt zaj niet» tracht zij veeleer moa
denke aan het «xjuetteeron mot Bronsveld
zooveel mogelijk te vergrooten en naar
zich toe te halen.
Voor do wrijving en het misverstand,
wafncloor in 1905 een aantal christelijk-
historische stemmen aan do Rechterzijde
ontvielen, ie onzerzijds genoog leergeld
betaald.
Dubbel jaxnmor zou het wezen, ea onver»
klaarbaar tevens, wanneer zioh in Juni
a.s. dezelfde fouten en verschijnselen her
haalden.
Door den minister van binnenlauusch®
zaken zijn, naar „Do Maas bod o" doot
uitkomen, bij de behandeling dor bogroo
ting voor Binnenlancbeho Zaken in do
Eerste Kamer, verder diens 'denkbeelden
omtrent aubsidicering van
Staatswege uitcengcoet en wel uaör
aanleiding van cenigo gemaakte opmoi lan
gen omtrent de subsidiecriug van
s a n a t o r i a cu do late uitbeta
ling der subsidiegelden aan b ij-
zondere scholen.
Reeda in do Tweede Kamer heeft, rele-
\eort het blad, co Minister zijn standpunt
doen kennendat het nl. niet aangaat maar
toe te geven aan het zioh vod; tdureud ster-
kor openbarend streven naar Rogceringa-
subsidio overal in den lando.
Dit standpunt lijkt, acht het blad, alles
zins to billijken. Men zou, zoo merkt het
op, bijna kunnen zeggen, dat er geen dag
omgaat, waarop niet hier of daar in den
lande voor dit of eenig ander nuttig doel
geld gevraagd wordt van do R'gïcring. I3
er wel iets, dat zoo aanstekelijk werkt, op
anderen als hot gown van steun 1 En
waar het nu onmog lijk kan aangaan, dat
maar steeds dóór gegeven zou moeten
worden: ook niet, al verkeerde onze
schatkist in minder engunstigen toestand
heeft do Minister don plicht, wo spre
ken niet eens van zijn recht om naar
maatregelen te zoeken tot inperking van
dit psychologisch zeer verklaarbaar stre
ven. Dien maatregel nu meent do Minister
to hebben gevonden in het aanleggen van
een bepaalden maatstaf, waaraan in oasu
do sanatoria of de plaatselijke vcreeni-
gingon lot bestrijding der tub^rou'loa©
zullen hebb n te brantwoorden.
Do andere suVsidicvraag, die van de bij
zondere school, is ul van vrij oudor datum.
Het geldt, betoogt het Wad, hot euvel, dat
do subsidies telkens worden gegeven ovbt
het afgoloopcn jaar en dat. dan nog eenig©
tijd soms dr;e of meer maanden ver
loopt vóór do uitbetaling volgt. Gelijk do
Minister in zijn antwoord opmerkte is doz©
regrling otganomen bij de tot-stand-komingp
der onderwijswetten onder dc Kab'ncttcni
Mackay en Kuypor; welke lieoren dus geen
beter stelsel schijnen te hebben kunnen vin
den, maar bovcnd'on klonk er iets in difc'
ministerieele antwoord, alsof hij te kennen
wilde geven, dat men toen tevreden was
met- die regeling cn er thans aan komt pluk
ken Maar dan zou, oordeelt het blad, toch'
kunnen worden opgemerkt, dat elke rege
ling haar fouten pas kan loonen in c«<®
practijk en dat bovendien een sedert, jaren'
verongelijkte al heel blij is, wanneer die ver
ongelijking eindelijk wat minder wordt. Er
is z.i. toch ongetwijfeld iets onbillijks m ge
legen, dat do subsid'ën zoo lang 00 zich laten
wachten, als thans regel schijnt te zijn'.
Nu do Minister dit erkend heeft on toe
zegging heeft gedaan, dat hij do mogelijk
heid vnn renlo-\ ergeding over den tijd»-
dit gewacht, wordt op do toegekend© sub
sidie, ral overwogen, is er echter z.L
wat meor kans, dat die onbillijkheid zioh
niet meer zal voordoen.
Door hot opnemen van oen cisch toto
ouderdom B-verzorging in de pro
grams van „Liberale Unie" en Vrijz.-Dcra.
Bond is do vraag: Verzekering 06
pensionneer ing? in do pers op den
voorgrond getreden.
„D e N i o u W o Courant" herinnert
aan den stand der -kwestie op dit oogenj
blik. Zij wijst op hetgeen de heer Van Hou
ten in zijn „Staatkundige Brief*
In „D e Standaard" (antirev. dag
blad) van 12 Februari komt de volgende
asterisk, getiteld Kwaad bloed, voor:
Verre van denkbeeldig is het, dat M r.
Van der L i p's aanneming van zijn b>
noeming tot wethouder te Leiden
kwaad bloed zal zetten.
We hopen het niet, maar we duohten het.
Wat toch is het. geval?
Leiden telt een 1900 Antirevolutionnai-
ren, cen 1500 Roomschen, en slechts een
«00 Ühristelijk-Historische kiezers. Van wat
©ooit deze Christelijk-Historische kiezers
xijn, is te Leiden nog altoos niet uit te ma
ken. Het grooter aantal van het kleine
cijfer schijnt, uog buiten verband met de
Christelijk-Historische Unio te staan. Maar
in allo geval vormen ze, gezien bij de 3400
andersgezinde kiezers, een onbeduidend
groepje.
Nu heeft men, toen Prof. Van der Vlugt
zich terugtrok, om den zetel niet weer te
loor te doen gaan, zich onzerzijds geschikt,
om een Christclijk-Historischcn candidaat
in de Kamer te brengen. Een toegeeffijk-
beid, dio al niet vorder gaan kon.
Er ware uit dien hoofde niet do minste
ozioillijkheid in geweest, zoo men bij de
saamstelling van den Gemeenteraad alleen
'Antirevolutionnairo cn Roomsch-Katholie-
ke candidaten had gesteld. Toch heeft men
dit niet gedaan, en ook in don Raad twee
zei els voor de Christelijk-Historischen hel
pen veroveren.
Hiervan nu hobbon de 14 liboralo leden
in den Gemeenteraad gebruik gemaakt, om
den Antirevolutionnaircn candidaat voor
het wethouderschap te laten tuimelen, en
met behulp van do twee Christelijk-Histo
rische stemmen, Mr. Van der Lip tot wet
houder benoemd.
Reeds dit liep in het oog, want er bleek
uit, clat de Christelijk-Historischo leden
van den Raad, die alleen aan de beide an
dere Rechtsche groepen hun zetel dankten,
dit in den Raad ons betaald zetten door
onzen candidaat te laten vallen.
Toch bad dit nog in orde kunnen komen,
kx> Mr. Van der Lip geweigerd had, zijn
benoeming aan te nemen, en hierop be
stond uitzicht, want hij nam zijn benoeming
in beraad.
Thans echter vernam men, clat Mr. Van
dor Lip zijn benoeming aanvaard heeft, en
idat hij alzo© zelf het zegel heeft gedrukt,
op d© poging van liberale zijde, om de
Christelijk-Historisc1 en tegen ons uit te
spelen.
Na een worsteling van jaren was nu ein
delijk de Raad van Leiden om.
Maar wat geeft ons dit, indien, de eerste
gelegenheid do beste, zulke Christelijk-His
torischen weer gemeene zaak met do Libe
ralen maken, om ons to dwarsboomen, en
ons het gewonnen spel toch weer uit de
hand 1e slaan?
In „De Nederlander" (dagblad
tot verbreiding van Christelijk-Nationalo
beginselen) van 13 Februari komt voor
het volgend© onder het hoofd Zonder
linge Uiting:
Naar aanleiding van do jongste wot-
houdersbenooming te Leiden
schrijft „De Standaard" onder meer:
„Na een worsteling van jaren was nu
eindelijk dc Raad van Leiden om.
Maar wat geeft ons dit, indien, de eerste
gelegenheid de beste, zulno Christelijk-His
torischen weer gemeeno zaak met do Libe
ralen maken, om ons to dwarsboomen, en
ons hot gewonnen spel toch weer uit de
hand to slaan?"
Zou men, dit lezende, niet donken, dat
ide christelijk-historische Raadsleden op een
belangrijk beginselpunt met do liberalen
mecgestomd hadden, in liberalen
goost, en aldus het omzetten van den
Raad zonder vrucht hadden doen blijven?
Bedoeld wordt daartegen met do geciteer
de woorden gelijk uit het voorafgaande
blijkt het stemmen van de ohrist.-hist.
Raadsleden op een ge est verwan t als
wethouder 1
Vrage: is met het omzetten van den Raad
„Zoo, meendo zy dat? Ik ben haar zeer
dankbaar voor haar raad. Iu zeker opzicht
heelt zy gelijk, tiaar ik vrees, dat bet niet
veel helpen zal."
„Ik ben natuurlijk te onbeschaafd, om d#
geloerde boeken te begrijpen, waarmee jy je
beziehoudt," antwoordde by scherp.
„Waarom deze leeiyke toon?" Zfj lei het boek
op do tafel. „Onze smafcea verschillen. Volg
jij den jouwe, maar laat my als tot dusver
myn vrijheid. Het is het eenige, dat ik nog
verlang."
„Zeer bescheiden I Maar ln het huweiyk
niet heeloraaal doorvoerbaar. Daar ik zie, hoe
ongelukkig jy je maakt met je onverstandig
lezen, is het mü'n plicht, dat tegen te gaan."
Hy sprak zeer haastig. De wending, die het
gesprek genomen had, kwam hem zeer gelegen.
Het was nu een mooie gelegenheid om over
don verkoop van de bibliotheek t© spreken.
„Hot beste zou zijn, dat de boeken verkocht
wei den, dan was de verleiding voor jou ineens
weggenomen."
„Dyn boeken, vaders boekon verkoopen
Zy glimlachte. Dat was iets geheel ondenk
baars.
„Waarom niet? Boeken zyn dood kapitaal.
Wy hebben geld noodig. Natuuriyk krijgt men
er niet de volle waarde voormaar er zyn
alt'Jd nog geleorde heeren" (gekken had hy
eigeniyk willen zeggen), „dio voor hun boeken-
bartstocht behooriyk betalen. Ik zal een ad-
Tartsntu (a de dat de tebüe-
van Leiden beoogd het tot heerschappij
brengen van de beginselen, die aan dc drie
rechtscho groopon gom een zijn, ja dan
neen?
Zoo noen, dan is de Raad oog niet
omgezet.
Zoo ja, hoe kan men dan door te stem
men op een christ.-h iet. weihouder aan
iemand hot „gewonnen spel" uit de hand
slaan 1
Do benoeming zelve beoordeelen wij niet.
Wij hebben vernomen, dat mr. Van der Lip
langer lid van den Raad was en meer zijn
sporen verdiend had dan de, ook in leeftijd
nog zeer jeugdige, antirevolutionnairo can-
didaai. Tevens, dat. nu dit christ.-hist. lid
eenmaal het meest geschikt scheen voor
het wethouderschap, er te minder bezwaar
tegen rij» benoeming bestend, omdat,
mocht zich ooit het vesehil van inzicht
tussdhen do rechtsche groepen onderling in
■het collogo van B. en Ws. doen gevoelen,
het antir. cn het r.-k. element aldaar toch
reeds vertegenwoordigd waren.
Doch hoe dit zij, tegen do wijze waarop
„D o Standaard" de zaak bespreekt,
ga ons protest. Door aldus te schrijven,
voedt zij d© linksche waanvoorstelling,
alsof een overwinning der coalitio ooit een
zijdig „gewonnen spel" voor 66n der par
tijen zou kunnen beteekenen.
,,De Tijd-" heeft statistie-kjes gegeven
van die gewone en buitengewone h o o g-
leeraren aan Rijksuniversiteiten, Ge
meentelijke Universiteit en Technische
Hoogeschool, niet medegerekend de ho g-
leeraren, vanwege de kerkgenootschappen
aangesteld, en komt tot do conclusie, dat
van do 242 hooglceraren s.ochta 3 katholie
ken zijn. „Dat wil zeggen: ruim 1 percent
op_ de ruim 35 pCt, dio do Katholieken
van het Nederlandscho volk uitm ken."
Het „H andelsblad", toegevende, dat
dit ccn zeer merkwaardig verschijnsel ia,
is toch van meening, dat dit niet aan sys
tematische verongelijking van de Katholie
ke Nederlanders te wijten is.
„Vóór wij do werkelijke verklaring trach
ten to vindon, moeten wij even verzeke
ren, wij betreuren hctf dat de ondervin
ding do noodzakelijkheid van een verkla
ring van zoo iets vanzolf-sprekends heeft
■aangetoond dat wij er niet aan den
ken t© gelooven, dat grooto wetenschap
pelijkheid en geleerdheid niet zeer vaak
samengar.n met even groot g:loof en met
dogmafr'scKo kerkelijkheid, dat wij er niet
aan derken cen verband tusschen horsen-
capaoiteit en g loof te zoeken. Wij zijn
overtuigd, dat scherpzinnige koppen h
trekkelijk evenveel kans hebben op de
schouders van Katholieke zuigelingen als
on die van Doopsgezinde, of Nedcrlandsch-
Hervormde kinderen geboren te worden.
Wij hopen dus verschoond te blijven van
het verwijt, als zouden wij willen verkla
ren, dat geloovige raerschen uit den aard
de1- zaak dom cn onontwikkeld zijn."
Het blad wijst er dan op, dat do Katho
lieken zich in vroeger jaren niet tot de
universitaire studio aangetrokken hebben ge
voeld; dat voor tAl van posten Katholieken
met een doctoralen graad in aanmerking ko
men juist omdat zij Katholiek zijn, waar
door ,.hct aantal gestudeerde katholi kon,
die zich op do zuivere wetenschap toeleg
gen en waaniit een keuze voor hoogleeraar
gedaan zou kunnen worden, wel beperkt
moet ziin."
Het b1 ad herinnert, dat er zoovele Tood-
schë professoren zijn, en vraairt:
j.En gelooft „D e T ij d" nu werkelijk aan
de waarschijnlijkheid, dat aan ccn univer
siteit als de Utrechteche een Jooóseh
professor benoemd wordt, hoewel or
een jongo Katholiek is, dio evenzeer
door bekwaamheid cn geleerdheid in aan
merking komt? Gelooft ,.D 0 T ii d'' ver
kol i:k, dat. jonen Kathol''eken van het ge
halte van een Oppenheim. een Ass:r, een
S:mons milder kans op benoeming zouden
h'bbon, omdat zij Katholiek zijn?
A'lo Joodseh© professoren zijn niet ge
loovige Israelieteo, 5571 wellicht „D o T ij d"
zeggen, en ,,D e T ij d" heeft- alleen over
korksehe Kafholleken gesproken. Wij zou
den dus alleen kerksche Joden mogen
theek in haar geheel of gedeolteiyk te koop is.
Het spreekt vanzelf, dat jy je lievelingsboeken
er uit zoeken en houden kunt."
„Je schertst. De boeken zyn onverkoopbaar,"
zeid® xy kort.
„Ik ecberts volstrekt niet. Onze toestand
leent zich niet byzonder voor scherts. Er is
my een hypotheek opgezegd. Ik moet binnen
een half jaar voertig duizend mark betalen. En
geen mensch geeft meer geld op Glockenburg.
Natuuriyk kryg ik niet de helft voor de boe
ken, maar 'tls altyd wat. Voor het andere
zal ik wel raad schaffen."
„Ik verkoop de boeken niet."
„Zoo, verkoop jy ze niet? Daarmee is de
zaak voor jou afgedaan, nietwaar Haar be
sliste toon prikkelde hem sterk. „Of ik van
zorgen niet weet wat'ik beginnon moet, dat
kan jou niets schelen 1 Wanneer jy je verder
maar op de hoogte kunt stelleD van het ont
staan van het menscheiyk geslacht in hot
algemeen. Dat is de hoofdzaak 1 Wat er met
den eDkeiing gebeurt, komt or niet op aan,
ook niet, wanneer dat toevallig je man mocht
zyn."
„Laat ons elkaar geen verwijten doen, dat
wy elkaar zoo vreemd geworden zyn. Kanjy
my kwaiyk nemen, dat myn boeken my alles
waren in de laatete jaren V Nu heb ik wel is
waar Ilse, maar ook zy
Zy voltooide den zin niet. Er kwam een
pyniyke trek om baar mond.
„Jy hebt toch myn vader gekend, Kurt,"
ging zy smeekend voort, toen hy zich zonder
te antwoorden schouderophalend afwendde, „je
weot, hoe by en ik samen leefden, gemeen
schappelijk werkten 1 Heb je nooit bjj je zeiven
gedacht, hoe grenzenlooa eenzaam en verlaten
ik zonder hem benhoe ik zyn geesteiyken
omgang, zjja qpbolderingen missen moet? Ik
roemen als bowijs, clat niettegenstaande
er geen Jooas.he curator «.an. eenige urn-
verste.t is, dc g^loovigo Israëli";ton niet
worden achteruitgezet."
Voorts onderwerpt, hot „H andels
blad" eigenlijk dr. Kuypor en diens ar
tikelen over „Het instinctieve leven" aan
critiek. In b>fc caariu gozegde over de
„schreionde verarming van hot geloof"
aan do Rij^Univeraiteitea vindt het blad
een verklamLg van liet verschijnsel, door
„De T ij d" merkwaardig genoemd.
„Heb ia dus volgens dr. Kuyper nood
wendig, dat de 6fcudie een minder goedon
invloed op hot geloof heeft. Kan men
dan anders verwachten, dan dat een deel
dor goloovig opgovoedon, r.a volbrachten
studietijd, met do Kork breken?
Mon kan toch moeilijk eischen, dat van
de Katholieke studenten, dio niet do ge
volgen van „do schreiende verarming van
het geloof' ondervinden, zóó velen to*
hoogleeraren, rechter, lid van den Hoogen
Raad, enz., chz. bonoemd wordon, als over
eenkomt met do getalsterkte der Katho-
licko bevolking?"
Ton slotte:
„Neen, ,,D o T ij d" behoeft zioh niet on
gerust. t© maken; do wetenschap vreest
waarlijk geen geloovige beoefenaars, on zo
universiteiten zijn even trotech op, ont
vangen met evenveel liefde een geleerde
als wijlen professor Bakhuis Roozobcom cn
een als wijlen professor Stokvis, zoo
zij al echts eerlijk en noest de waarheid
zooken.
Do vrees is eerder aan do anaoro rijde.
Wij weten, dat èn do partijgenooten van
„Do T ij d"-redaotio, èn di© van dr. Kuy-
p-er, angstvallig vreemd© invloeden weren,
schuttinkjes opzetten; wij vernomen, dat
het geloof van sommigen een teer plantio
is. dat sterven zal zoo hot vrij ©n onbe
schut in do open vlakt© komt, dat verzen
gen zal zoo db stralen van di vrije zon
het beschijnen. De wetenschap is zulk een
teer plantjo nïot, behoeft niets ©n niemand
uit te sluiten.
In „Land on Volk" verhaalt mr. F.
A. van E(ngon), dat t© Utrechl cen a r-
beidersooöperatio in staat van
faillissement is verklaard.
„Nog wel een sociali&tischo arbeiders-
coöperatie, al rijn de mannen der S.-D.
A.-P. ook niet meer haar bostuuxderen.
Deze arbeiders ooöperatio omvatte o.a. een
bakkerij, een kruidenierswinkel en een café
en had voor elk dezwir afdeelingen èen aan
tal personen in haar dienst-. Zij heeft hot
wenschelijk gevonden van deze personen
„een zeker bedrag van het loon op den be
taaldag niet uit to betalen", om zich daar
door eon onderpand te vormen, ten einde
eventueole sohade daarop te verhalen. Zij
is met deze personen overeengekomen, om
bij het eindigen hunner dienstbetrekking
hot Benoemd© bedrag, eventueel na aftrek
van de verschuldigd© schadevergoeding, uit
to betalen. Kortom, zij heeft sta a-ng e 1 d
geheven, volgens mr. Troclstra „eon onze
delijk en anti-sociaal middel."
Onze arboidorscoöporatie heeft van meer
dere harer werklieden bedragen van 50, 60
tot 100 gulden to© als staangeld geheven cn
dit geld.... in haar kas gestort.
Nu is de werkgeefster failliet en de ar
beiders in haar dienst kunnen als concur
rente schuldeisohers opkomhn in het faillis
sement met 90 pOt. kans nihil te krijgen."
Mr. Van E. vestigt er de aandacht op,
dat als het Arbeidscontract een
jaar eerder was ingevoerd, deze socialisti
sch© „patroonstactiek" onmogelijk zou rijn
geweest.
„Dan zou Ihet staangeld hoogstens een
bedrag gelijkstaande met het loon van 12
werkdagen zijn, wellicht voor geen dezer
werklieden 60 gulden. Dan zou de arbei-
de-rscoöporatie verplicht zijn geweest het
geheel© staangeld bij do Rijkspostspaarbank
ten name van den betrokken werkman te
beleggen, die van het oogenblik der loon
uitbetaling daarvan geacht wordt de eige
naar te zijn. Dan zouden ingeval van fail
lissement allo werklieden hun staangeld
ongeschonden ontvangen."
tracht nu alles te lezen, wat hy zelf eens las.
De boeken bevatten opmerkingen en streepjes
van zyn hand. Dat alles mag voor anderen
geen waarde hebben, voor my Is het van onbe
rekenbare waarde."
„Je vader was een groot egoïst," antwoordde
hy etroef. „Aan zyn boekenhartstocht heeft by
zyn geheele fortuin opgeofferd en daardoor
jou, zyn eeDigo kind, straatarm achtergelaten."
„Hy wist wel, waaraan ik de moeste waarde
hechtte."
„Dan had hy jou niet mo9ten laten trou
wen."
„Hy heeft het genoeg afgeraden maak daar
dus hem geen verwijt van 1 Wanneer jy iemand
eon verwyt meent te mooten maken, doe het
dan mylaat myn vader er buiten."
„Och wat, jou en myzelf er een verwyt van
te maken ls onzin I Wy waren jong en dwaas 1
Hy bad verstandiger moeten zyn."
„Jy hebt dus zooveel berouw van ons
huweiyk
„Daar spreek ik heel e maal niet over. Jy
draait alles ommaar het valt toch niet te
ontkennen, dat ik voor jou myn carrière heb
opgeofferd I Nu ik een kjem offer van jou vraag,
©en paar oude boeken, wil je <1at natuuriyk
niet."
„Een paar oude boeken Irma zag Daar
de grooto kaslon.
„Of vele oude boeken, voor myn part."
„Het is alles, wat ik bezit."
„Dat is erg genoeg. Je vadör heeft met zyn
schryven niets verdiend. Waartoe dus al die
geleerdheid
„Hy was gean man van zaken. Hy verkocht
niet zyn wysheid. Hy gaf ze om niet."
„Prachtig i Een verheven standpunt! Ik kan
alleen hot ou£ von zya wysheid tmt bagry-
pen-"
„Laat myn vader met rust." Irma schoof
haar stoel achteruit. Op haar bleeko wangen
brandden een paar roode vlekken. „Je bobt
hem nooit begrepen je kondt hem ook heelo-
maal niet begrypon. Zyn werken zyn de vruch
ten van een wèlbesteed leven van studie en
nadenkendat meenon jullie met een paar
banale phrasen te kunnen weerleggen 1 Ik wil
daarover niet mot jo stryden."
„Ik bedank ook voor geleerde voordrachten
en betreur meteen, ze!f3 zonder jouw toestem
ming gedwongen te zyn, tot den verkoop der
hoeken over te gaan. Doen wy het niet vry-
willig, dan zullen zo later, als Glockenburg
heelemaal mot schulden is beladen, te geiyk
met den heelen boel verkocht mooten worden,
en dat zal je toch ook wel niet willen
„Ia er geen andere hulp
„Neon. Myn zwager en myn zuster hebben
my afgewezen."
„Dat was te voorzien."
„Dat was het ook. Zy verwyten my het
opgeven van myn carrière, en myn huweiyk,
dat door hen werd afgekeurd. Zij gelooven niet,
dat wy Glockenburg ooit vooruit zullen bren
gen. Myn landbouwkuudlgo talenten zyn niet
groot en vermoedeiyk hoeit jouw vole lezen
ook wel invloed op de koston dor huishou
ding."
„Verkoop dan de boeken, als het zyn
moet," zeide Irma zacht. Zy ging naar
het raam en drukte het voorhoofd tegen de
ruiten.
Hy volgde haar. „Dat is verstandig."
Hy wilde den arm om haar schouders leg
gen, maar zy deed een stap zijwaarts. „Laat
my alleen."
Een oogenblik bleef hy nog aarzelend in
de deur staanaarzelend, of hy haar een
woord van Uooat zeggen zou. Zy staarde
met zulko wanhopige oogen ln bet gryzo
schemerlicht van den tuin.
Maar hy vond geen geschikt aanknoo-
ping8pnnt en ging ten slotte toch zwygend
heen.
„Zit alles goed, Ilse?"
„Ja."
„De beugel niet te kort?"
„Neen."
„En ben je niet bang?"
„Heelemaal niet 1"
„Vooruit dan maar 1"
Mynheer von Qeldern sprong op Ehrenbo-
gen, nadat hy eerst Ilse to paard had go-
holpen en haar de teugols in de hand gege
ven had.
Zy reed ai heel good, naar haar eigen
meening.
„Wy moeten tamoiyk vlug opryden, Ilse.
De jaebt begind vandaag achter bet beuken*
bosch. Dat is ruim oen halve myi."
„Wie is eigenlyk master?"
„Mgoheer von Rif/en van de huzaren."
„En vos?"
„Oerlzin w«s anders altyd vos. Vandaag
zal een ander het zyn. Oertzin "berijdt eea
nieuw paard en beweert, dat hy zich daar
mee niet zeker genoeg voelt."
„Dat ls aardig; dan kan hy zich een beet
je om my bekommeren en heb jy niet dea
heelen last."
„Dat gaat niet." Kurt keek het jong®
meisje van ter zyde scherp aan. „Ik heb do
vcrantwoordeiykheld voor je op my genomen^
Je blijft naast my, Ilse."
(Wordt vervolgd^