Het verkeerswezen in Zi I-Holland
tussclien 1840 en 1850.
Tusschen bovengenoemde jaren begonnen
di diligeces de concurrentie te ondervin
den van ne spoortreinen.
Van de verschillende diligence-onderne
mingen bleef in Zuid-Holland ten slotte
alleen die van Koens over; enkele diensten,
die Van Gend en Loos onderhield, buiten
rekening gelaten.
Begonnen als een kleine dienst tusschen
de twee groote steden van Zuid-Holland,
was deze al spoedig uitgebreid tot Am
sterdam, en had Koens in 1841 al evenveel
diensten naar de hoofdplaats van het Rijk
als zijn veel vroeger begonnen ooncurrent
Veldhorst en Van Koppen, nl. vier. En al
gelukte het niet met al zijn tegenstanders,
de mecsten wist hij toch uit te koopen, en
zoo kon hij na de opening van de lijn tot
Den Haag reeds een elftal diligences tus
schen Den Haag en Rotterdam laten loo-
pen, later nog met één vermeerderd, ter
wijl hij bovendien een lijntje van Overschie
op Schiedam had ing: richt, en de reizigers
voor de stoombooten met afzonderlijke rij
tuigen, die pl.m. twee uren vóór de afvaart
van Den Haag vertrokken en na aankomst
van de boot weer daarheen terugkeerden,
vervoerde. Ook den nachtdienst naar Am
sterdam had hij behouden.
Dat daarvoor een groot personeel noodig
was, spreekt vanzelf. Maar met behulp van
zijn vrouw wist hij er zeer goed de discipli
ne in te houden; hij lkt de conducteurs, die
allen uitstekend moesten kunnen blazen,
een harmoniegezelschap oprichten, dat zoo
nu en dan aan den Koning een serenade
bracht, en zijn vrouw droeg als voorbeeld
voor do knechts do koffers, die dezen laat-
sten te zwaar waren, zelf de ladder op. Ook
het getal paarden was groot, en na de
opening van den spoorweg Den Haag—Rot
terdam werden er 70 te Delft verkocht aan
de herberg het ,,Huis ter Lucht", waar hij
zijn stallen had.
Maar hij voelde, dat het met zijn heer
lijkheid uit was l>ij de opening van het
spoor en zoo zcohit hij naar andere hulp
bronnen, en dat hij daarbij met zijn tijd
meeging, ja zelfs hem vooruit was, blijkt
uit een berichtje in de „N. R. C." van 31
Dec. 1845, dat luidt als volgt:
„De heer Koens, ondernemer der dili-
genccdiensten „De Vriendschap", heeft aan
do directie van de Hollandsclie Spoorweg
maatschappij een voorstel gedaan, hetwelk
tot vergemakkelijking van de gemeenschap
tusschen Amsterdam en deze stad merke
lijk zou bijdragen. Dit voorstel bestaat
daarin, dat de directie ter dispositie van
gemelden heer, om van Amsterdam des
avonds to 10J uur te vertrekken, een spe-
cialen trein zou stellen, bestaande uit een
lokomotief, 1 diligence, 1 ohar-a-bancs, 1
waggon en 1 go:derenwagen, en een soort
gelijken trein, om na aankomst der te 10
uur van hier afrijdende diligence, te half 1
uur naar Amsterdam te vertrekken. De
dienst zou verricht worden door een perso
neel, in dienst van genoemden ondernemer.
Bij aankomst van den trein te 's-Graven-
hage, te half 1 uur, zou een wagen gereed
staan tot verdsr vervoar van goederen en
passagiers naar Rotterdam. Daarvoor heeft
de beer Koens aan do directio der Spoor
wegmaatschappij een som van 45,000
's jaars aangeboden; naarmate de spoorweg
verder werd gelegd, en wanneer die geheel
tot hier in gereedheid was en gebruikt j
werd, zou die som naar evenredigheid wor
den verhoogd; tot garantie bood de heer
Koens aan om een maand vooruit te beta
len. Gemelde ondernemer heeft tevens aan
geboden zich te verbinden, om, ingeval bij
voorkomende drukte, de bovengenoemde
voertuigen niet toereikend mochten zijn tot
het vervoer der passagiers, de helft van
hetgeen in supplementair te leveren rijtui
gen zou worden ontvangen, aan de directie
uit te keeren. Do directie heeft het voor
stel wel niet geheel van de hand gewezen,
doch bij het in beraad houden daarvan,
zooveel bezwaren geopperd, dat men voor
het aannemen van hetzelve geeD gunstige
verwachting koestert.
Het zou ons niet alleen in het belang van
de reizigers en bet voordeel, hetwelk er
voor den handel in gelegen zou zijn, om dit
middel van gemeenschap tot stand te zien
komen, leed doen, indien de direct'e dat
voorstel van de hand wees".
Wat met het voorstel gebeurde, was te
voorzien: het werd van dr hand gewezen en
eerst in 1S05 werd een nachtsneltrein tus
schen Rotterdam en Amsterdam ingevoerd.
Nachtpersonentreinen kennen we in Hol
land nóg niet.
Koens gaf het echter niet op. In 1848
trachtte hij concessie te krijgen voor den
directen spoorweg AmsterdamRotterdam
en op do bedenkingen van de Regeering
antwoordde hij met een tweede adres, maar
zonder gevolg: concessie werd niet ver
leend.
Toen later de verschillende spoorlijnen
zijn diligencêe leeg deden worden, richtte
hij diensten in tusschen de steden en haar
stations, onderhield den dienst Den Haag
Scheveningen, liet 's nachts tusschen Am
sterdam en Rotterdam wagens loopen en
wierp zich met kracht op het goederenver
voer.
De tijd van de diligences was voorbij, dat
begreep hij.
AI9er lieveling.
Zij waa de liev'ling
van iedereen.
Men kend' er schoone,
maar schooner geen.
Zij was in alles
heur Vaders trots;
Zij was voor Moeder
een gave Gods.
En wie haar zagen
vertelden 't luid
„Daar kijkt een Engel
haar do oogjes uitl"
•En elk zag vriendelijk
het meisje aan,
Als het zoo lachend
aan 't raam kwam staan.
Maar zie, daar nadert
een jonge vrouw',
In 't kleed der smarte,
verbleekt van rouw.
Zij ziet wel 't kindje
voor 't venster staan,
En baar ziet lachend
de kleine ook- aan.
Maar de arme vrouwe
slaat de oogen neer.
En geeft der lieve
geen lachje weer;
Doch zucht met wangen
van tranen nat:
„Ach ja, zoo'n Engel
heb 'k óók gehad 1"
BOYCOTT.
Niemand, die het woord niet kent, of niet
weet wat met „boycotten" bedoeld wordt.
Maar velen zullen den oorsprong van het
woord niet kennen. De zaak zelf is veel
ouder dan het woord, want reeds in de
middeleeuwen hadden de alom bekende gil
den hun disciplinaire middelen óm „onder
kruipers" te straffen, hetzij door do hand-
werkslui, die zich niet aan wetten, rechten
of privilegies der gilden wilden onderwer
pen, eerloos te verklaren, hetzij hen te zet
ten op het „zwarte bord", waardoor al bun
rechten als meester of gezel vervielen en
zij dus in den rechten zin van het woord
„geboycott" werden.
Eerst na 1880 is het woord boycott ont
staan; het was de b-.jnde Iersohè volks
leider Parnell, die in een vergadering den
raad gaf, alle personen, die boerderijen
huurden of betrokken, waar do vorige
pachter van verdreven was, met den vinger
na te wijzen op straat, hen te mijden in
de werkplaats en op die wijze hen afschuw
te doen gevoelen voor hun misdaad.
Die raad werd opgevolgd en de eerste,
waarop het middel werd toegepast, was een
kapitein Boycott, die, als rentmeester van
een Engelschen lord, onder de pachters
een slechten naam had. Hij werd zoodanig
getroffen door de „uitsluiting", dat hij ge
heel geruïneerd werd, zóó zelfs, dat JSn-
gelsche grondeigenaars geld moesten bij
eenbrengen om dit eerste slachtoffer buiten
Ierland te steunen.
Dit slachtoffer der eerste „uitsluiting"
heeft zijn naam geschonken aan een sociale
beweging, die sedert in alle landen toepas
sing vindt.
Een wet tegen de odeurs*
De odeur is nog altijd een onmisbaar ar
tikel op de toilettafel van de hedendaags
sche dame van de wereld.
Doch ook in oude tijden waren de salons
der rijken met welriekende geuren vervuld.
Zelfs Karei de Groote, «ie zeker geen
vriend van verwijfde zeden was, had de ge
woonte elk zijner vertrekken met een ander
odeur te parfumeeren.
Van de 10de eeuw af traden de odeurs
steeds meer op den voorgrond, zóó zelfs,
dat de Engelsche regeering zich gedrongen
achtte, haar manlijke onderdanen tegen het
voortwoekerend kwaad te beschermen, door
de volgende wet uit te vaardigen: „Elke
vtouw, om het even van welken leeftijd,
rang of stand, al is zij nog zoo hoog ge
plaatst, die met behulp van odeurs, blan
ketsel of pommades een onderdaan van
Zijne Majesteit onder valsche voorspiege
lingen tot een huwelijk verleidt, moet als
bedriegster worden gestraft. In het bijzon
der moet elk huwelijksvoorstel, dat door
een man, wiena zinnen door welriekende
geuren waren bedwelmd, werd gedaan, als
ongeldig worden beschouwd en het mag
geen reden zijn voor het indienen van een
aanklacht. Het gebruik van parfum is
voortaan alleen bij begrafenissen geoor
loofd, daar men overtuigd mag zijn, dat bij
zulke gelegenheden zelfs listige, gevaarlijke
vrouwen niet in do stemming zullen zijn om
zich onder de rouwdragenden een slacht
offer uit te zoeken."
Voorzeker een strenge wet, die thans wel
niet meer van kracht zal zijn.
Een merkwaardige vrouw.
Een merkwaardige vrouw, mile Bonne-
fois, hoofd eener woonwagenschool, die in
Frankrijk veel heeft geda'an voor het onder
wijs aan kinderen van kermisgasten, heeft
zich nu, hoogbejaard, in een klooster terug"
getrokken.
Men kon haar vele jaren lang geregeld
op de jaarmarkten van Ncuiily, Saint-
Cloud en andere plaatsen vinden, met haar
woonwagen, die het opschrift „Ecole Fo-
raine" droeg.
Zij zelf was geboren in zulk een woon
wagen, waarmee haar vader met een ma
rionettentheater de kermissen afreisde.
In den oorlog van 1870 reisde het mario
nettentheater niet meer. Mile Bonncfois
werd toen verpleegster en was dag en
nacht bezig met do gewonden op de wallen
van Parijs. Later gebruikte zij al haar
vrijen tijd om zonder hulp lezen, schrijven
en rekenen te leeren, en zij gevoelde zich
door die kennis zoo gelukkig, dat zij be
sloot zich te wijden aan het onderwijs voor
kinderen, die een Zigeunerleven leidden,
evenals zij had gedaan.
Zij richtte nu een woonwagen in tot
school en reisde daarmee van de eene plaats
naar de andere, om de kinderen van ker
misgasten te onderwijzen. Haar onderne
ming slaagde goed. Er kwamen weldra zoo
veel leerlingen, dat zij hulpkrachten noo
dig had. Na eenigen tijd werd dc school van
juffrouw Bonnefois door de Regeering er
kend. Eenige harer leerlingen legden exa
mens af en verwierven later diploma's van
hoogere burgerscholen en gymnasia.
Zij bleef getrouw rondreizen met haar
„Eoolo Foraine", tot zij nu, oud en ziek,
in een klooster is opgenomen. Maar haar
werk wordt voortgezet'door madame Man
duit, in wie zij oen ijverige opvolgster heeft
gevonden.