JSo. 15013.
LBSBSCH BA&3BA3), Zaterdag1 SO Jaanari.
PERSOVERZICHT.
BLIJDE SNIMTIÜ.
Anno 1909.
In een hoofdartikel zette „D e
Standaard" uiteen, dat de gespan
nen part ij verhouding ten onzent
medebrengt, dat de leuze ,,zitte wat
zit" als regel bij elite komende stembus
geldt. Wel is het blad hiermede niet onver
deeld ingenomen, aangezien ,,alle bestendi
ging van eens uitgereikte mandaten zonder
nadere keur, altoos bet gevaar van geest-
doodend conservatisme meebrengt", maar
„voorshands moeten we onder dit Caudijn-
eoLe juk nog doorgaan."
„Het zou uiterst bodcnkelijk zijn, zoo
men thans een scherpe keur zou willen toe
passen, waarvoor onder de gegeven om
standigheden geen plaats is.
Minder volstrekt, maar toch ten deel©
aal dit zelfs voor do candidaten van an-
jdcrc partijen moeten gelden, die een vorig©
maal door onzen steun in do Kamer geko
zen werden. Volgens de ons ten dienst©
staande opgaven, is de verhouding tusschen
de Antirevolutionnaire en Christelijk-His-
torischo kiezers, om nu een district uit het
noorden, uit het midden en uit het zuiden
van het land te nemen, aldus, dat in Dok-
kum 2826 Antirevolutionnaire kiezers
staan tegenover 1080 Christelijk-Histori-
schen, te Bodegraven 2115 tegenover 1165,
cn in Goes 2046 tegenover 767, terwijl toch
voor alle drie deze distriot-en een Chris-
lelijk-Historisch lid zitting heeft. In Lel
den is het, gelijk men weet nog sterker.
Daar staan 1607 nauwkeurig uitgetelde An
tirevolutionnaire kiezers tegenover 302
Christelijk-Historische. Tooh schijnt het
aanbeveling te verdienen, zoo de onderhan
delingen, die aanstaande zijn, beiderzijds
genoegzame welwillendheid mogen vinden,
om ook hier op bestendiging van den toe
stand aan te sturen. Alleen te Leiden
natuurlijk met dien verstande, dat zoo het
Christ.-Eist. lid voor Leiden ook elders ge
kozen mocht worden, Leiden aan ons terug
ga. Ook waar tussohen vaste districten af
spraak gemaakt is, moet dio geëerbiedigd
worden. Zoo spraken Bodegraven en Gouda
af, dat Bodegraven aan de Christelijk-His-
lorischen zou verblijven en Gouda aan ons,
met het gevolg, dat wij in 1905 in Bode
graven trouw hielpen, terwijl men ons in
Gouda voor ecu zeker deel in den steek liet.
Toch pleiten we ook hier voor trouw aan
,wat werd gecontracteerd.
Anders daarentegen komt het te staan bij
cle nieuw te veroveren of te heroveren dis
tricten. In 1905 leed de Christelijk-Histori
sche partij zoo goed als geen verlies, en
hertaalde de Antirev. partij sohier al het
gelag. Dit was hieraan te danken, dat de
Christelijk-Historische partij bijna niets
'dan vaste districten heeft, en dat wij tal
van gewaagde districten hadden. Het zal er
daarom thans in de eerste plaats op- aan
komen, de schade van 1905 in te halen.
Steeds was de Antirevolutionnaire partij,
met het oog op den einduitslag, tot alle
oonccssie bereid.
De vraag is nu maar, of wij ditmaal gelij
ken geest van concessie zullen ontmoeten,
eindigt het blad.
In een drie-star zet het voorts uiteen,
Cdat het denkbeeld van „D e B e d u m e r",
om alle partijen in allo districten een can-
ididaat te laten stellen, geen aanbeveling
verdient.
„Al is 't dan ook, dat de Christ.-Histto-
rischcn iets te sterk vertegenwoordigd
zijn, vooral nadat ook Leiden een hun
her koos, toch denkt niemand onder ons er
aan, hun con van de door hen bezette ze
tels terug te vragen. Do strijd zal dan ook
liitsluibend gaan om zeker aantal zetels,
'die wij in 1905 verloren, terwijl do Chr.-
Historischen toen al hun zetels door onzo
hulp behielden; iets, wat toen niet ten volle
gereciproceerd is. Althans niet in Kam
pen en in Gorkum, en ten volle ook niet
in Gouda.
Het- zal dus maar do vraag zijn, of en
kele van de toen verloren zetels te herwin
nen zijn; waarbij van het opnieuw afstaan
van zetels onzerzijds geen sprake kan zijn.
Dit vragen wij van onze bendgenooten niot,
en zij niet van ons. Do vraag zal enkel zijn
hoe wij de meerderheid Rechts herwinnen. j
In een driestar: Ons Program van
Actie zegt „Do Standaard":
De vaststelling van ons Program van
Actie zal ditmaal niet veel voeten in de
aard hebben. Wij danken dit aan de bij
zondere zorg, uie in 1897 aan ons Program
is besteed. Veel daarvan is sind3 vervuld,
en wat nog op afdoening wacht, handha
ven we natuurlijk.
Maar ook in zooverre bij elke verkiezing
enkele belangen meer bijzonder op den
voorgrond treden, zijn wij nagenoeg go-
reed.
Nog onlangs heeft onzo Deputatenverga/-
dering zich met algemeenc stemmon op één
na uitgesproken voor het gezinshooiden-
kiesrecht. Wat aanleiding zou or dan zijn,
om thans van het toen besloten© af te wij
ken?
Even beslist staat onze georganiseerde
overtuiging inzake do sociale voorziening.
Vooral nu de Staatspensionneering ook
hier uit Engeland overwaait, zal onze par
tij, die uit beginsel hiertegen gekant is, te
beslister aan haar eisch van verplichte ver
zekering vasthouden.
Dat onze nationale arbeid bitter leed on
der ons vrijhandelstelsel, bleek onlangs nog
sterker dan eertijds door de emigratie van
tien duizenden werklieden naar Duitsch-
land, en do toenemende werkloosheid. Ook
het steeds ingenomen standpunt, dat ter
bevordering van onze industrie en van den
national en arbeid het tarief op gemaakte
fabrikaten te verhoogen is, zal onze partij
niot prijsgeven.
Gezinshoofden-kiesrecht, verplichte ver
zekering en tariefsvorhooging staan uit
dien hoofde als vanzelf vast; en daar het
gewensoht is, zulk een program, dat tot
leuze zal dienen, zoo kort mogelijk te ne
men, zal het zaak zijn, daar alleen nog aan
toe te voegen een noodzakelijke voorziening
inzake hot Bijzonder Onderwijs.
Bij de uitbreiding van onze school toch
is duidelijker nog dan eertijds gebleken,
dat aan de Openbare School een te groot
privilegie is toegekend door haar schóol-
bouw geheel uit do publieke kas te vergoe
den, onderwijl do Bijz, school slechts 25
pCt. aan rente ontvangt. Ook hier zal dus
op gelijkstelling moeten worden aange
stuurd, door de kosten van schoolbouw voor
beido soort scholen bij het Rijk over te
breugen.
Iets, waaraan dan nog is toe te voegen,
dat ook de uitbetaling van subsidie ver
vroeging eischt. De Openbare School ont
vangt voorschot van het Rijk, onderwijl
het jaar nog loopt. De Bijzondere School
daarentegen ontvangt geen cent, eer er
vier, vijf, soms zes maanden na afloop van
'het jaar zijn voorbijgegaau.
Geheel te ondervangen is dit niet, maar
eeor toch ware deze schade te minderen,
zoo het subsidie ovor een semestre, in
plaats van over een heel jaar, liep; iets
vrat bovendien met het oog op het verloop
der schoolbevolking billijk is.
Desnoods kon de berekening bij semestre
facultatief worden gesteld. WK dan de be
rekening per jaar verkoos, kon het houden
bij het oude.
Op grond van een en ander mag vermoed,
dat ons Program uit niet meer dan vier
punten zal bestaan: io. Gezinshoofden kies
recht, Qo. Verplichte Verzekering, 3o. Ta
riefsverhoging en 4o. Gelijkmaking van
Openbaar en Bijzonder onderwijs ook voor
schoolbouw en subsidie-uitkeering.
Men kan wel allerlei hierbij voegen, en
zoo men zich tot deze vier punten bepaalt,
wil dit in het minst niet zeggen, dat we de
overige belangen in blanco laten. Maar bij
de komende stembus zal het zaak zijn, zijn
krachten to conccntreeren. En daarvoor
kan alleen t-- uiterst sumior en tot de
hoofdzaak bekort program dienst doen.
Bij het punt gelijkmaking van
jopenba-ar en b ij zonder o n-
Iderwijs, ook voor school-
jbouw en eubsidi e-u itkeorin g,
verdient, zegt do „Haagsche Cou
rant", de aandacht wat dezer dagen do
„Zutphensche Courant" ontleen
de aan het antwoord van minister Heems
kerk op het afdeelingsversiag der tweede
Kamer oijfer het wetsontwerp tot sukeidieo-
ring van idc bijzondere H.-B.-scholeiv-
,,Dat d$ openbare school, zoo bij dit als
bij funder© godeelten van ihct onderwijs,
meer de rol ga vervullen van aanvulling
van het onderwijs, dat uit eigen beweging
opkwam, is een wensch, ook door den
Minister voor dc toekomst gekoesterd.
Maar volkomen heeft hij, zich rekenschap
gevende van wat thans te doen stond,
zich doordrongen gevoeld van do gedachte,
dat naar verwezenlijking van dit ideaal
op dit oogenblik niet mocht getracht wor
den."
„Op dit oogenblik" niet dus later wel,
merkt hot blad op. Als de partijen van
rechte in de Tweede Kamer maar weer over
.een meerderheid beschikken, stork genoeg
om haar wil door te drijven, dan zal men
eens zien, dat ook de „fluweelen hand" van
dezon Minister krachtig zal meewerken om
het openhaar onderwijs te drukkon en dat
te maken tot aanvulling, welhaast uitzon
dering, e>n het bijzonder onderwijs tot regel.
De „M i dd o Ibu rgs o h e Oou-
r a n t" zeg t:
Onlangs laaien wij van een geestelijke, dio
van een cllomo eouige honuorden -gukLus
ontving, om naar welgevallen t© horteden.
Hij kocht to^n daarvoor kunstmest
stoffen, welke hij aan verschillende
personen deed uiurcikea ter bemesting van
hun tuin of akker.
Zulk een wijze van armenzorg
lijkt ons zeer practisoh on navolgenswaar
dig, mi te men haar toepasse op den rech
ten tijd en daarbij beschikken kan over
een groote som.
Omstreeks dezen tijd van het jaar, en
ook nog do volgende maand, hebban do
mensclien meer nut van klëedingstukkcn
on levensmiddelen. Maar hot geven van
hot een bohooft het ander niet te beletten.
Verschillends armb:sturen en allen, die
ten platteland© b&last zijn met armver
zorging, zouden zeker goed doen dat idee
in ernstige overweging te r.cm.n.
Do mensohen, die voor een dorgelijken
steun in aanmerking komen f zijn zoo
werd opgemerkt arbeiders, dagloonevs,
behoeftige keuterboertje© cn andere nood-
druftigen, dio een^ kleiner of grooter
stukje grond, soms ook* een veld van tame
lijk© uitgestrektheid, maar van geringe
waarde, b?zitten, maar die niet bij machte
zijn om dit voldoende te bemesten.
Zoo zijn or velen, in allo doelen des
lands. Worden deze lieden op de vermelde
wijzo geholpen, dan versohaft men hun
hiermede velerlei voordeel. Hun stukje
grond wordt productief gemaakt of pro
ductiever dan te voren; het geeft hun een
oogst, die in den regel van veel grootero
waarde zal zijn dan do gave itn geld];
do gift, aldus omgezet in land- of tuin
bouwproducten, wordt op des» wijze ver
veelvoudigd, men bereikt derhalve mot
den zelfden staun méér dan anders.
Maar bovendien, cn dit is van verder
strekkend on aard, en zal daardoor dik
wijls van nog grooter betcekonis blijken,
door dezo wijze van steun helpt men vele
menschon, die er anders niet toe zouden
komen, hun grond op de rechte manier in
cultuur te brengen of te verbeteren, en
leert hun het gebruik van kunstmeststof
fen, waarvan zij in de toekomst blijvend
voordcol kunnen genieten.
Ook anderen in hun omgeving kunnen
daardoor worden opgewekt en het lijkt ons
geen illusie too, dat een aldus uitgooef en-
co ^armenzorg een kracatdadigen inr
vload kan hebban op do bevordering der
welvaart in een streek.
Hotzetxdo zag.n wij toch gebeuren door
den aanleg van proefvelden,* hetzij win
Rijkswege of door and .ren; niot alleen
wei dan en worden daardoor dj p.ojfne
mers direct bevoordeeld, maar andoren
worden met hen, door do zichtbaxe resul
taten, opg.wekt tot navolging, (waarom
het natuurlijk te doen is,) en men z-et
gaandeweg ma het kuns.meatgobruik in
menige streek de wolvaart toenemen.
Het Bakkors-Ooanitó schrijft do
„Nieuwe Arnhem sohe Cou
rant" doet een laatste poging om de
afschaffing van den nachta r-
b o i d to voorkomen; het verspreidt een
vlugschrift, waarin do nadseligc govolgen
van dio afschaffing zoo duidelijk mogelijK
worden in liet Iï<JLt gestold.
Bedenkelijke verhooging dor bror.dprijz°n.
Het Comité stelt de vraag, ,,of het, met
het oog op hot betrekkelijk klein aantal
personen (hoogstens 6000 gezellen) wel ge
rechtvaardigd is de Nederlandschc bevol
king te belasten mot een jaarlijksche,
steeds terugkeerendo broodbei as ting van
minstens f 5,475,000, ja, misschien, wan
neer de broodprijzen met 2 cents per K.Q.
stijgon, met een broodbelasting van
f 10,950,000."
Dc heeren hadden evengoed die stijging
op 1 ets. kunnen berekenen cn spreken van
een broodbelasting van ruim 21 millioen'.
Immers, op enkele milliocncn moor of min
der komt het niet aan. Gelukkig zijn de
oijfers geheel uit de lucht gegrepen. Alloon
de practijk kan zekerheid geven. Het waar
schijnlijkst is evenwel, dab na eon korten
overgangstijd én do productiewijze èn het
vorbruik zioh zullen aanpassen aan den
nieuwen toestand, zonder merkbare gelde
lijke gevolgen. Doch al waT© dit laatste
niet het geval on een verhooging van den
broodprijs met A cent per K.G. dit" tal
wel het meeste blijkon onvermijdelijk
blijken, dan nog zouden wij do tot-stand-
koming der wet daarmee niet tc duur be
taald achten.
Nbchtarbcid is somtijds onvermijdelijk
on moot dan worden geduld. Maar in het
broodbakkersbodrijf is hij dit niet; doch
een misbruik, ontstaan uit hot streven
om het publiek te believen, dat 's ochtends
versch brood verlangt.
Dit misbruik te willen bestendigen, en
kel wijl de afschaffing or van een gering
offer zal vorderen hoogstens 54 cents per
hoofd en per jaar terwijl mon daaren-
tegon weet, dat de gezondheid, het mensoh-
waardig bestaan van eenigc duizenden
werklioden er bij betrokken zijn, ware een
niet te rechtvaardige daad.
Minister Talma heeft indertijd gezegd,
herinnert het „U tr ochtsch D a g-
b 1 a d":
„Als beginsel waro aan ta nemen: b o-
sohorming van allo in Nederland In
het wild levende vogola, tenzij deze
schadelijk zijnwelke schadelijkheid dan
waarschijnlijk in d© meeste gevallen slechts
zou hebben te gelden voor zekero streek
on voor zekiren tijd des jaars. En schado
zou dan geaoht moeten worden aanwezig
te zijn, indien het nadeel, door eon vogel
soort berokkend, het nut merkbaar ovor-
treft."
Van een verstandig, practisoh" en humaan
man als minister Talma mocht men geen
andere verklaring verwachten, zegt het
blad.
Maar.... de Minister moet corst weten
wat do Jachtcommissio wil. Eu de heer
Reyno heeft gezegd en dat begint or naar
to lijken tegen 3at do jaohitoommiesie
uitgestudeerd is, zullen bepaalde voget-
soorten uitgestorven zijn.
Minister Talma heeft later „don gang
van zaken voor de voorstanders van oen
betere Vogelwet niet zeer bemoedigend"'
genoemd.
Inderdaad schrijft het ,,U t r o c h t s cS
Dagblad" do gang van zaken is niet
bcmoedigond.
Men kan hot den Minister niot euvel dui
den, dat, als hij een wet, Vogelwot, wil
maken, waarbij het dooden van vogels al»
regel wordt verboden, tenzij gebleken is,
dat zij schadelijk zijn, hij dïarnaast wil
hebben een voorontwerp van do andore
wet, Jachtwet, waarin het dooden van
sommige vogelsoorten, als bijv. patrijzen,
snippen, fazanten, onder zekero regclon
weer wordt toegelaten.
Maar het is dan ook werkelijk zeer t«
hopen, dat de Jachtcommissio den minis
ter spoedig in liet bezit van het gevraagde
voorontwerp stellen zal.
Loopt dat gunstig, dan kan oen ontwerp-
Vogclwet misschien in Maart of April;
loopt het ongunstig, dan kan het wellicht
nog in Mei of in Juni worden ingediend.
In elk geval is er, helaas, weinig of geen
utzicht-, dat dit ontwerp dun nog vóór don
zomer dóór do Tweede Kamer zal kunr.cn
worden behandeld.
En als <Lan soms na de verkiezingen mi
nister Talma mocht aftreden, dan loopen
we bovoudien kans, dat het. ontwerp zal blij
ven liggen of worden ingetrokken.
De briefschrijver „Jan van Holland"
heeft hot in do nntirevolutionnairo
„S t i c h t so h o Co u r a n t" over liet
christelijk werkliedenver
bond Patrimonium. Over „Patri
monium" en zijn leiders is de man niet bij
zonder wel tc sproken. Men oordoelc:
„Vau sociale wetgeving nog geen spoor.
Met do eerste proeve, de ongevallenverze
kering, blijft het sukkelen. En het ergdte
is, dat over vaste lijnen van oplossing, cn
gegronde ovortuigingen bij do leiders onzes
volks, nog niet te roemen valt.
En typisch beeld daarvan biedt op dit
oogenblik do werkliedonvcreoniging „Pa
trimonium". Dc leiders van eertijds: Tal
ma, Van Ylict, Vnn der Mqjen, Huizinca
zijn nu wel allen in het gcstoclto der euro
cn invloedrijken gezeten, maar „Patrimo
nium" zelf drijft stuurloos rond op do on
stuimige cn gevaarvolle wateren der socia
le politiek. En stelt nu voor, zioh wcor te
reorganiseereu, om des to beter te kunnen
gaan studeoren."
Wat het wonderlijke in dit stukje proza
is: de leiders sclüjnen vrij uit to mogen
gaan. Of zou Jan van Holland niot in staat
zijn te begrijpen, uat „Patrimonium"
stuurloos ronddrijft „op do onstuimige «-rt
gevaarvolle wateren der sociale politiek",
juist omdat do leiders het verbond in den
steek gelaten hebben? Zij gebruikten „Pa
trimonium" als col ladder om omhoog to
klimmen. Nu zij eenmaal zoover zijn, hcoft
de Moor zijn S c li u 1 d i g k c i t ge
daan.
Toch zullon de mannen van het vaderlijk
erfdeel in don komenden stembusstrijd
hand- en spandiensten verrichten als van
ouds. Zullen nieuwe cerzuchtigon, dank zij
„Patrimonium", omhoog klimmen en in
het gestoelto der eero plaats nemen.
En het loon?
Een ezclstrap.
Ondank is nu eenmaal hot loon dezer we
reld. Ook van die kloino wereld, waarin
do antirevolutionnaircn rcgcercn.
Aldus de redactie van „D o Vader-'
1 a nd e r."
Haar opmerking, in verhand met het vor-
nictigend oordeel, door Jan van Holland
uitgesproken, over de hoo&gezcton loidors
is volkomen juist, oordeelt do „M i d d o l-
burgschc Couran t".
Do leiders zien zicu de mooio en gocdo
haantjes to verschaffen cn trekken zich van
hen, dio hen daarbij hielpen, weinig of
niets aan, als zij hun doel bereikt hebben.-
Dien avond hadden zij een partijtje zit
ten ecarteeren, en het was heel laat gewor
den. Met zijn kippige oogjes keek hij naar
de klok. Hij schoof zijn bril recht, maar
hij kon niet zien. Toen haaldo liij met zijn
mooi handje van een beetje fatterig oud
heertje zijn zwaren gouden remontoir voor
den dag: het handje beefde wat, maar hij
jwilcle het zich niet bekennen.
„Half'twaalf 1" schrikte hij. „Waar blijft
'die tijd!"
„Nu", zei Hansen, „houd je gemak!
t Zal nog wel later worden, ouwe jongen."
(Maar die had makkelijk praten, dio was
thuis, en h ij. Van Rossun, moest nog
een halfuur loopen. Het was niet alles om
'dezen tijd van het jaar, midden in den
nacht een halfuur te loopen, al was het in
Den Haagl Het was gaan dooien vanmid
dag, het zou nog wel smerig zijn bovendien.
De andere twee vrienden, kuchende ouw©
mannetjes, gaven hem gelijk. Het was meer
'dan welletjesEn met hun drieën konden
zij nog een eindje samengaan.
..Nu, da's ook zoo ver niet," zei Van
DRo==un. ,,'t Gemeenste end heb ik alléén."
I\ rakend en kreunend schoven zij de stoe-
ïcd achteruit, rezen zij alle vier op. Zij
hadden een stevig wijngrocjo gedronken;
fciet, clat ze in het minst buiten hun posi
tieven waren, daar was geen sprake van;
taaar liet was hard nu weer de kou in te
ïuoeten.
Kansen haalde de jassen uit do vestibule.
Hij huiverde^ toen hij weer'binnen kwam.
„De kou hangt nog meer in de huizen
dan op straat, geloof ik," troostte hij.
Alles ging langzaam en voorzichtig, zoo
als zulko stroef-gescharnierdc mannetjes
wel moeten. Zij wilden nog zoo graag mee
doen, alle vier, alles, van af de fraai-
gevormde, verlakte laarzen tot aan de
coquet geplakte haren onder het jeugdige
bolhoedje wees er op maar het lukte niet
altijd even goed meer. Vooral niet, als zo
fideel onder mekaar warendoor vreom-
d e n bespied, hielden zij zich goeddat
brak hun op, als ze niet meer zoo nauw op
zichzelf hoefden tc letten.
Terwijl de scharnieren overal piepten,
schoven zij in de zware winterjassen; en
na den gastheer langdurig de hand geschud
te hebben, trokken zij de bonten glacés
aan, zetten de hoedjes nog eens recht, en
drongen er op aan, dat hij naar binnen zou
gaan vóór zij de deur openmaakten.
„Na jou, na joul"
„Nee, pardon, amice, ga je gang!"
„Ga je gang! Ga je gang!"
Zij vochten er bijna om, wie het eerst op
straat zou 6taan Eindelijk liet de oude
Dekker zich genadiglijk voorop naar bui
ten duwen.
„Het regent!" riep hij uit, teleurgesteld.
„Dan sla ik me pantalon op, beweerde
Van Rossun, die hem volgde. Maar hij had
het nog niet gezegd, of hoe het in zijn
werk gegaan was, wist hij niet of... hij...
zat ineens op den rand van het trottoir.
„Hola! pas op me steunpilaren!" scheeuw-
de Dekker, woedend, dat Van Rossun hem
bijna had meegesleurd in zijn vaart. En hij
voegde er bij, of het nog eenigo commen
taar noodig had: ,,'t Is glad, zeg, luil"
Van Noppen stond nog in de voordeur.
„Zeg, doe je dat altijd zoo?" lachte
hij dapper togen Van Rossun, die wanhopi
ge pogingen deed om overeind te krabbelen.
Voetje voor voetje slifferde hij naar bui
ten, zich vasthoudend aan don deurknop.
Onder zijn donkerbruin geverfde bakke
baarden voelde hij zich bleek worden van
sohrik. Hoe moest hij naar huis komen Als
hij viel, brak hij positiefhij was zoo
broos als porselein.
Do straat was één ijsveld. Dekker stond
midden op het hellende trottoir heelemaal
alleen, zonder houvast, en durfde zien niet
verroeren. Van Rossun was op han ien en
voeten naar een lantaarnpaal gekropen en
was nu bezig zioh aan dit meubel overeind
te hijschen.
„Zouden we Hansen maar vragen, of hij
ons bergen kan 1" opperde Van Noppen
sidderend. Hij had don deurknop nog in
zijn hand.
„Onmogelijk, kerel," en Van Rossun cm
ihelsdo den lantaarnpaal. „Wat zal me
oudje in ongerustheid zittenZij weet tóch
al niet, waar ik blijf."
Dekker durfde niet zijn mond epen. doen.
Hij dacht er sterk over zich maar te laten
vallen; dan kon zijn zwaartepunt hem ton
minst© geen parten meer spelen.
Zij waren daar met hun drieën in do
zwart-glimmendo, nachtelijko straat een
mooie groep. Zóó had iemand een kiek van
hen moeten nemen
„Hier, in de goot kan je nog wel loopen,"
ging Van Rossun voort. Zich stevig over
eind houdend, slifferde hij met zijn eenen
voet door de goot heen. ,,'t Is zoo org niet!
't Valt mee 1 En we moeten toch naar huis,
enfinIn de stad is het natuurlijk uïet zoo
glad meer."
„Hoe laat zou 't zijn, heeren?" vroeg
Van Noppen; hij kon niet op zijn horloge
kijken; hij moest den knop vasthouden.
„Als we een beetje voortmaken, kiijgen we
aan het Bczuidenhout misschien nog wel
een trammetje."
„Ben je gek? Die rijden niet met dat
weer 1"
„Nu gearmd dan," zacht j es zei Dek
ker het, „Komen jelui dan hier I" Behoed
zaam stak hij zijn armen uit, als een koord
danser, dio zijn parasol weggegooid heeft.
„Neen, niet gearmd," zei Van Rossun;
„los 1"
En hij schoof voort langs do goot. Van
Noppen langs do huizen had nog de dank
baarste taak. En Dekker, heelemaal
alleen, midden op het trottoir, moest voatje
voor voetje wel volgen...
Het viel inderdaad mee. Wel was op het
Bezuidenhout geen tram meer; maar lang
zaam aan bereikten zij zonder ongelukken
do Heerengrachtbrug. Hier moest Van Ros
sun, die achter den Dierentuin woonde,
rechtsaf. Do anderen gingen naar 't Plein.
Alleen schuifelde hij langs do Prinsesse-
gracht, nu en dan een angstigen blik wer
pend op het water, dat hij op eon eerbiedi
gen afstand hield. Het ging goedhij wiet
niet, dat hij nog zoo etevig op zijn latten
stond 1
Maar zie, vooraan in 't Voorhout staat
een vrouw, een dame, tegen een boom
Hij zet zijn hoed goed, strekt zijn rug
zooveel mogelijk kaarsrecht; een beweging,
die hem bijna doet uitglijden.
„Och meneer", klaagt zo, terwijl de oude
eijn hoed afneemt, „help u me; ik ben uit
de opera gekomen en ik kan niet verder."
„Waar moot u naar toe?"
„Naar de Parkstraat, meneor!*'
„Verder niet? Geef u mij oen arm, par
don!"
Hij lag alweer bijna.
Zij slifforen voort. Ilct eersto gesprek
gaat natuurlijk over de gladheid.
Ilij zet zijn beste bcentjo voor. Toch:
poem, daar liggen zc, allobci, midden ic
hot Voorhout. Hij werd naar van schrik.
Als hij maar niets gebroken haden aL'
*>j
Maar neon. Zij lachte alweer, cn zij wou
op. Zij klampto zieh aau h m vast; zij
wat....
Eindelijk, na veel spartelen, waren zij
beiden weer op do been. Prccs'.cnd stonden
zij tegenover elkaar. Wat zou hij e: gek
uitzien Zóó moesten do vrienden hem eend
zien 1
Zij vielen gelukkig niet meer. En even
als aan alle aardscho dingen kwam ook
aan dezen tocht een einde.
„Ziezoo," Laohte aij opeens „nu kan ik
er wel komen. Ik heb liever niot, dat u
me tot op de stoep brengt. Dank u wel
voor het geleide."
En met bewonderenswaardige vlugheid
verdween zij. Hij nam zijn hoed af en keer
de terug. Nu maar gauw naar huis. Zod
gauw mogelijk ten minste. Hoe laat zoö
het al zijn?
Zijn jas hing open van bot val Ion en op
staan nog. Maar... wat was dat...? Zijn
horloge.... Hij was zijn horloge kwijtI Er
ging hem een licht op! Dio mooio re
montoirMistroostig keek hij naar den
I politiepost, waar lampen brandden. Aan
gifte doen! Hot was een znkkenrolstorEn
lat als dank voor zijn hulp!