JSo. 15013. LBSBSCH BA&3BA3), Zaterdag1 SO Jaanari. PERSOVERZICHT. BLIJDE SNIMTIÜ. Anno 1909. In een hoofdartikel zette „D e Standaard" uiteen, dat de gespan nen part ij verhouding ten onzent medebrengt, dat de leuze ,,zitte wat zit" als regel bij elite komende stembus geldt. Wel is het blad hiermede niet onver deeld ingenomen, aangezien ,,alle bestendi ging van eens uitgereikte mandaten zonder nadere keur, altoos bet gevaar van geest- doodend conservatisme meebrengt", maar „voorshands moeten we onder dit Caudijn- eoLe juk nog doorgaan." „Het zou uiterst bodcnkelijk zijn, zoo men thans een scherpe keur zou willen toe passen, waarvoor onder de gegeven om standigheden geen plaats is. Minder volstrekt, maar toch ten deel© aal dit zelfs voor do candidaten van an- jdcrc partijen moeten gelden, die een vorig© maal door onzen steun in do Kamer geko zen werden. Volgens de ons ten dienst© staande opgaven, is de verhouding tusschen de Antirevolutionnaire en Christelijk-His- torischo kiezers, om nu een district uit het noorden, uit het midden en uit het zuiden van het land te nemen, aldus, dat in Dok- kum 2826 Antirevolutionnaire kiezers staan tegenover 1080 Christelijk-Histori- schen, te Bodegraven 2115 tegenover 1165, cn in Goes 2046 tegenover 767, terwijl toch voor alle drie deze distriot-en een Chris- lelijk-Historisch lid zitting heeft. In Lel den is het, gelijk men weet nog sterker. Daar staan 1607 nauwkeurig uitgetelde An tirevolutionnaire kiezers tegenover 302 Christelijk-Historische. Tooh schijnt het aanbeveling te verdienen, zoo de onderhan delingen, die aanstaande zijn, beiderzijds genoegzame welwillendheid mogen vinden, om ook hier op bestendiging van den toe stand aan te sturen. Alleen te Leiden natuurlijk met dien verstande, dat zoo het Christ.-Eist. lid voor Leiden ook elders ge kozen mocht worden, Leiden aan ons terug ga. Ook waar tussohen vaste districten af spraak gemaakt is, moet dio geëerbiedigd worden. Zoo spraken Bodegraven en Gouda af, dat Bodegraven aan de Christelijk-His- lorischen zou verblijven en Gouda aan ons, met het gevolg, dat wij in 1905 in Bode graven trouw hielpen, terwijl men ons in Gouda voor ecu zeker deel in den steek liet. Toch pleiten we ook hier voor trouw aan ,wat werd gecontracteerd. Anders daarentegen komt het te staan bij cle nieuw te veroveren of te heroveren dis tricten. In 1905 leed de Christelijk-Histori sche partij zoo goed als geen verlies, en hertaalde de Antirev. partij sohier al het gelag. Dit was hieraan te danken, dat de Christelijk-Historische partij bijna niets 'dan vaste districten heeft, en dat wij tal van gewaagde districten hadden. Het zal er daarom thans in de eerste plaats op- aan komen, de schade van 1905 in te halen. Steeds was de Antirevolutionnaire partij, met het oog op den einduitslag, tot alle oonccssie bereid. De vraag is nu maar, of wij ditmaal gelij ken geest van concessie zullen ontmoeten, eindigt het blad. In een drie-star zet het voorts uiteen, Cdat het denkbeeld van „D e B e d u m e r", om alle partijen in allo districten een can- ididaat te laten stellen, geen aanbeveling verdient. „Al is 't dan ook, dat de Christ.-Histto- rischcn iets te sterk vertegenwoordigd zijn, vooral nadat ook Leiden een hun her koos, toch denkt niemand onder ons er aan, hun con van de door hen bezette ze tels terug te vragen. Do strijd zal dan ook liitsluibend gaan om zeker aantal zetels, 'die wij in 1905 verloren, terwijl do Chr.- Historischen toen al hun zetels door onzo hulp behielden; iets, wat toen niet ten volle gereciproceerd is. Althans niet in Kam pen en in Gorkum, en ten volle ook niet in Gouda. Het- zal dus maar do vraag zijn, of en kele van de toen verloren zetels te herwin nen zijn; waarbij van het opnieuw afstaan van zetels onzerzijds geen sprake kan zijn. Dit vragen wij van onze bendgenooten niot, en zij niet van ons. Do vraag zal enkel zijn hoe wij de meerderheid Rechts herwinnen. j In een driestar: Ons Program van Actie zegt „Do Standaard": De vaststelling van ons Program van Actie zal ditmaal niet veel voeten in de aard hebben. Wij danken dit aan de bij zondere zorg, uie in 1897 aan ons Program is besteed. Veel daarvan is sind3 vervuld, en wat nog op afdoening wacht, handha ven we natuurlijk. Maar ook in zooverre bij elke verkiezing enkele belangen meer bijzonder op den voorgrond treden, zijn wij nagenoeg go- reed. Nog onlangs heeft onzo Deputatenverga/- dering zich met algemeenc stemmon op één na uitgesproken voor het gezinshooiden- kiesrecht. Wat aanleiding zou or dan zijn, om thans van het toen besloten© af te wij ken? Even beslist staat onze georganiseerde overtuiging inzake do sociale voorziening. Vooral nu de Staatspensionneering ook hier uit Engeland overwaait, zal onze par tij, die uit beginsel hiertegen gekant is, te beslister aan haar eisch van verplichte ver zekering vasthouden. Dat onze nationale arbeid bitter leed on der ons vrijhandelstelsel, bleek onlangs nog sterker dan eertijds door de emigratie van tien duizenden werklieden naar Duitsch- land, en do toenemende werkloosheid. Ook het steeds ingenomen standpunt, dat ter bevordering van onze industrie en van den national en arbeid het tarief op gemaakte fabrikaten te verhoogen is, zal onze partij niot prijsgeven. Gezinshoofden-kiesrecht, verplichte ver zekering en tariefsvorhooging staan uit dien hoofde als vanzelf vast; en daar het gewensoht is, zulk een program, dat tot leuze zal dienen, zoo kort mogelijk te ne men, zal het zaak zijn, daar alleen nog aan toe te voegen een noodzakelijke voorziening inzake hot Bijzonder Onderwijs. Bij de uitbreiding van onze school toch is duidelijker nog dan eertijds gebleken, dat aan de Openbare School een te groot privilegie is toegekend door haar schóol- bouw geheel uit do publieke kas te vergoe den, onderwijl do Bijz, school slechts 25 pCt. aan rente ontvangt. Ook hier zal dus op gelijkstelling moeten worden aange stuurd, door de kosten van schoolbouw voor beido soort scholen bij het Rijk over te breugen. Iets, waaraan dan nog is toe te voegen, dat ook de uitbetaling van subsidie ver vroeging eischt. De Openbare School ont vangt voorschot van het Rijk, onderwijl het jaar nog loopt. De Bijzondere School daarentegen ontvangt geen cent, eer er vier, vijf, soms zes maanden na afloop van 'het jaar zijn voorbijgegaau. Geheel te ondervangen is dit niet, maar eeor toch ware deze schade te minderen, zoo het subsidie ovor een semestre, in plaats van over een heel jaar, liep; iets vrat bovendien met het oog op het verloop der schoolbevolking billijk is. Desnoods kon de berekening bij semestre facultatief worden gesteld. WK dan de be rekening per jaar verkoos, kon het houden bij het oude. Op grond van een en ander mag vermoed, dat ons Program uit niet meer dan vier punten zal bestaan: io. Gezinshoofden kies recht, Qo. Verplichte Verzekering, 3o. Ta riefsverhoging en 4o. Gelijkmaking van Openbaar en Bijzonder onderwijs ook voor schoolbouw en subsidie-uitkeering. Men kan wel allerlei hierbij voegen, en zoo men zich tot deze vier punten bepaalt, wil dit in het minst niet zeggen, dat we de overige belangen in blanco laten. Maar bij de komende stembus zal het zaak zijn, zijn krachten to conccntreeren. En daarvoor kan alleen t-- uiterst sumior en tot de hoofdzaak bekort program dienst doen. Bij het punt gelijkmaking van jopenba-ar en b ij zonder o n- Iderwijs, ook voor school- jbouw en eubsidi e-u itkeorin g, verdient, zegt do „Haagsche Cou rant", de aandacht wat dezer dagen do „Zutphensche Courant" ontleen de aan het antwoord van minister Heems kerk op het afdeelingsversiag der tweede Kamer oijfer het wetsontwerp tot sukeidieo- ring van idc bijzondere H.-B.-scholeiv- ,,Dat d$ openbare school, zoo bij dit als bij funder© godeelten van ihct onderwijs, meer de rol ga vervullen van aanvulling van het onderwijs, dat uit eigen beweging opkwam, is een wensch, ook door den Minister voor dc toekomst gekoesterd. Maar volkomen heeft hij, zich rekenschap gevende van wat thans te doen stond, zich doordrongen gevoeld van do gedachte, dat naar verwezenlijking van dit ideaal op dit oogenblik niet mocht getracht wor den." „Op dit oogenblik" niet dus later wel, merkt hot blad op. Als de partijen van rechte in de Tweede Kamer maar weer over .een meerderheid beschikken, stork genoeg om haar wil door te drijven, dan zal men eens zien, dat ook de „fluweelen hand" van dezon Minister krachtig zal meewerken om het openhaar onderwijs te drukkon en dat te maken tot aanvulling, welhaast uitzon dering, e>n het bijzonder onderwijs tot regel. De „M i dd o Ibu rgs o h e Oou- r a n t" zeg t: Onlangs laaien wij van een geestelijke, dio van een cllomo eouige honuorden -gukLus ontving, om naar welgevallen t© horteden. Hij kocht to^n daarvoor kunstmest stoffen, welke hij aan verschillende personen deed uiurcikea ter bemesting van hun tuin of akker. Zulk een wijze van armenzorg lijkt ons zeer practisoh on navolgenswaar dig, mi te men haar toepasse op den rech ten tijd en daarbij beschikken kan over een groote som. Omstreeks dezen tijd van het jaar, en ook nog do volgende maand, hebban do mensclien meer nut van klëedingstukkcn on levensmiddelen. Maar hot geven van hot een bohooft het ander niet te beletten. Verschillends armb:sturen en allen, die ten platteland© b&last zijn met armver zorging, zouden zeker goed doen dat idee in ernstige overweging te r.cm.n. Do mensohen, die voor een dorgelijken steun in aanmerking komen f zijn zoo werd opgemerkt arbeiders, dagloonevs, behoeftige keuterboertje© cn andere nood- druftigen, dio een^ kleiner of grooter stukje grond, soms ook* een veld van tame lijk© uitgestrektheid, maar van geringe waarde, b?zitten, maar die niet bij machte zijn om dit voldoende te bemesten. Zoo zijn or velen, in allo doelen des lands. Worden deze lieden op de vermelde wijzo geholpen, dan versohaft men hun hiermede velerlei voordeel. Hun stukje grond wordt productief gemaakt of pro ductiever dan te voren; het geeft hun een oogst, die in den regel van veel grootero waarde zal zijn dan do gave itn geld]; do gift, aldus omgezet in land- of tuin bouwproducten, wordt op des» wijze ver veelvoudigd, men bereikt derhalve mot den zelfden staun méér dan anders. Maar bovendien, cn dit is van verder strekkend on aard, en zal daardoor dik wijls van nog grooter betcekonis blijken, door dezo wijze van steun helpt men vele menschon, die er anders niet toe zouden komen, hun grond op de rechte manier in cultuur te brengen of te verbeteren, en leert hun het gebruik van kunstmeststof fen, waarvan zij in de toekomst blijvend voordcol kunnen genieten. Ook anderen in hun omgeving kunnen daardoor worden opgewekt en het lijkt ons geen illusie too, dat een aldus uitgooef en- co ^armenzorg een kracatdadigen inr vload kan hebban op do bevordering der welvaart in een streek. Hotzetxdo zag.n wij toch gebeuren door den aanleg van proefvelden,* hetzij win Rijkswege of door and .ren; niot alleen wei dan en worden daardoor dj p.ojfne mers direct bevoordeeld, maar andoren worden met hen, door do zichtbaxe resul taten, opg.wekt tot navolging, (waarom het natuurlijk te doen is,) en men z-et gaandeweg ma het kuns.meatgobruik in menige streek de wolvaart toenemen. Het Bakkors-Ooanitó schrijft do „Nieuwe Arnhem sohe Cou rant" doet een laatste poging om de afschaffing van den nachta r- b o i d to voorkomen; het verspreidt een vlugschrift, waarin do nadseligc govolgen van dio afschaffing zoo duidelijk mogelijK worden in liet Iï<JLt gestold. Bedenkelijke verhooging dor bror.dprijz°n. Het Comité stelt de vraag, ,,of het, met het oog op hot betrekkelijk klein aantal personen (hoogstens 6000 gezellen) wel ge rechtvaardigd is de Nederlandschc bevol king te belasten mot een jaarlijksche, steeds terugkeerendo broodbei as ting van minstens f 5,475,000, ja, misschien, wan neer de broodprijzen met 2 cents per K.Q. stijgon, met een broodbelasting van f 10,950,000." Dc heeren hadden evengoed die stijging op 1 ets. kunnen berekenen cn spreken van een broodbelasting van ruim 21 millioen'. Immers, op enkele milliocncn moor of min der komt het niet aan. Gelukkig zijn de oijfers geheel uit de lucht gegrepen. Alloon de practijk kan zekerheid geven. Het waar schijnlijkst is evenwel, dab na eon korten overgangstijd én do productiewijze èn het vorbruik zioh zullen aanpassen aan den nieuwen toestand, zonder merkbare gelde lijke gevolgen. Doch al waT© dit laatste niet het geval on een verhooging van den broodprijs met A cent per K.G. dit" tal wel het meeste blijkon onvermijdelijk blijken, dan nog zouden wij do tot-stand- koming der wet daarmee niet tc duur be taald achten. Nbchtarbcid is somtijds onvermijdelijk on moot dan worden geduld. Maar in het broodbakkersbodrijf is hij dit niet; doch een misbruik, ontstaan uit hot streven om het publiek te believen, dat 's ochtends versch brood verlangt. Dit misbruik te willen bestendigen, en kel wijl de afschaffing or van een gering offer zal vorderen hoogstens 54 cents per hoofd en per jaar terwijl mon daaren- tegon weet, dat de gezondheid, het mensoh- waardig bestaan van eenigc duizenden werklioden er bij betrokken zijn, ware een niet te rechtvaardige daad. Minister Talma heeft indertijd gezegd, herinnert het „U tr ochtsch D a g- b 1 a d": „Als beginsel waro aan ta nemen: b o- sohorming van allo in Nederland In het wild levende vogola, tenzij deze schadelijk zijnwelke schadelijkheid dan waarschijnlijk in d© meeste gevallen slechts zou hebben te gelden voor zekero streek on voor zekiren tijd des jaars. En schado zou dan geaoht moeten worden aanwezig te zijn, indien het nadeel, door eon vogel soort berokkend, het nut merkbaar ovor- treft." Van een verstandig, practisoh" en humaan man als minister Talma mocht men geen andere verklaring verwachten, zegt het blad. Maar.... de Minister moet corst weten wat do Jachtcommissio wil. Eu de heer Reyno heeft gezegd en dat begint or naar to lijken tegen 3at do jaohitoommiesie uitgestudeerd is, zullen bepaalde voget- soorten uitgestorven zijn. Minister Talma heeft later „don gang van zaken voor de voorstanders van oen betere Vogelwet niet zeer bemoedigend"' genoemd. Inderdaad schrijft het ,,U t r o c h t s cS Dagblad" do gang van zaken is niet bcmoedigond. Men kan hot den Minister niot euvel dui den, dat, als hij een wet, Vogelwot, wil maken, waarbij het dooden van vogels al» regel wordt verboden, tenzij gebleken is, dat zij schadelijk zijn, hij dïarnaast wil hebben een voorontwerp van do andore wet, Jachtwet, waarin het dooden van sommige vogelsoorten, als bijv. patrijzen, snippen, fazanten, onder zekero regclon weer wordt toegelaten. Maar het is dan ook werkelijk zeer t« hopen, dat de Jachtcommissio den minis ter spoedig in liet bezit van het gevraagde voorontwerp stellen zal. Loopt dat gunstig, dan kan oen ontwerp- Vogclwet misschien in Maart of April; loopt het ongunstig, dan kan het wellicht nog in Mei of in Juni worden ingediend. In elk geval is er, helaas, weinig of geen utzicht-, dat dit ontwerp dun nog vóór don zomer dóór do Tweede Kamer zal kunr.cn worden behandeld. En als <Lan soms na de verkiezingen mi nister Talma mocht aftreden, dan loopen we bovoudien kans, dat het. ontwerp zal blij ven liggen of worden ingetrokken. De briefschrijver „Jan van Holland" heeft hot in do nntirevolutionnairo „S t i c h t so h o Co u r a n t" over liet christelijk werkliedenver bond Patrimonium. Over „Patri monium" en zijn leiders is de man niet bij zonder wel tc sproken. Men oordoelc: „Vau sociale wetgeving nog geen spoor. Met do eerste proeve, de ongevallenverze kering, blijft het sukkelen. En het ergdte is, dat over vaste lijnen van oplossing, cn gegronde ovortuigingen bij do leiders onzes volks, nog niet te roemen valt. En typisch beeld daarvan biedt op dit oogenblik do werkliedonvcreoniging „Pa trimonium". Dc leiders van eertijds: Tal ma, Van Ylict, Vnn der Mqjen, Huizinca zijn nu wel allen in het gcstoclto der euro cn invloedrijken gezeten, maar „Patrimo nium" zelf drijft stuurloos rond op do on stuimige cn gevaarvolle wateren der socia le politiek. En stelt nu voor, zioh wcor te reorganiseereu, om des to beter te kunnen gaan studeoren." Wat het wonderlijke in dit stukje proza is: de leiders sclüjnen vrij uit to mogen gaan. Of zou Jan van Holland niot in staat zijn te begrijpen, uat „Patrimonium" stuurloos ronddrijft „op do onstuimige «-rt gevaarvolle wateren der sociale politiek", juist omdat do leiders het verbond in den steek gelaten hebben? Zij gebruikten „Pa trimonium" als col ladder om omhoog to klimmen. Nu zij eenmaal zoover zijn, hcoft de Moor zijn S c li u 1 d i g k c i t ge daan. Toch zullon de mannen van het vaderlijk erfdeel in don komenden stembusstrijd hand- en spandiensten verrichten als van ouds. Zullen nieuwe cerzuchtigon, dank zij „Patrimonium", omhoog klimmen en in het gestoelto der eero plaats nemen. En het loon? Een ezclstrap. Ondank is nu eenmaal hot loon dezer we reld. Ook van die kloino wereld, waarin do antirevolutionnaircn rcgcercn. Aldus de redactie van „D o Vader-' 1 a nd e r." Haar opmerking, in verhand met het vor- nictigend oordeel, door Jan van Holland uitgesproken, over de hoo&gezcton loidors is volkomen juist, oordeelt do „M i d d o l- burgschc Couran t". Do leiders zien zicu de mooio en gocdo haantjes to verschaffen cn trekken zich van hen, dio hen daarbij hielpen, weinig of niets aan, als zij hun doel bereikt hebben.- Dien avond hadden zij een partijtje zit ten ecarteeren, en het was heel laat gewor den. Met zijn kippige oogjes keek hij naar de klok. Hij schoof zijn bril recht, maar hij kon niet zien. Toen haaldo liij met zijn mooi handje van een beetje fatterig oud heertje zijn zwaren gouden remontoir voor den dag: het handje beefde wat, maar hij jwilcle het zich niet bekennen. „Half'twaalf 1" schrikte hij. „Waar blijft 'die tijd!" „Nu", zei Hansen, „houd je gemak! t Zal nog wel later worden, ouwe jongen." (Maar die had makkelijk praten, dio was thuis, en h ij. Van Rossun, moest nog een halfuur loopen. Het was niet alles om 'dezen tijd van het jaar, midden in den nacht een halfuur te loopen, al was het in Den Haagl Het was gaan dooien vanmid dag, het zou nog wel smerig zijn bovendien. De andere twee vrienden, kuchende ouw© mannetjes, gaven hem gelijk. Het was meer 'dan welletjesEn met hun drieën konden zij nog een eindje samengaan. ..Nu, da's ook zoo ver niet," zei Van DRo==un. ,,'t Gemeenste end heb ik alléén." I\ rakend en kreunend schoven zij de stoe- ïcd achteruit, rezen zij alle vier op. Zij hadden een stevig wijngrocjo gedronken; fciet, clat ze in het minst buiten hun posi tieven waren, daar was geen sprake van; taaar liet was hard nu weer de kou in te ïuoeten. Kansen haalde de jassen uit do vestibule. Hij huiverde^ toen hij weer'binnen kwam. „De kou hangt nog meer in de huizen dan op straat, geloof ik," troostte hij. Alles ging langzaam en voorzichtig, zoo als zulko stroef-gescharnierdc mannetjes wel moeten. Zij wilden nog zoo graag mee doen, alle vier, alles, van af de fraai- gevormde, verlakte laarzen tot aan de coquet geplakte haren onder het jeugdige bolhoedje wees er op maar het lukte niet altijd even goed meer. Vooral niet, als zo fideel onder mekaar warendoor vreom- d e n bespied, hielden zij zich goeddat brak hun op, als ze niet meer zoo nauw op zichzelf hoefden tc letten. Terwijl de scharnieren overal piepten, schoven zij in de zware winterjassen; en na den gastheer langdurig de hand geschud te hebben, trokken zij de bonten glacés aan, zetten de hoedjes nog eens recht, en drongen er op aan, dat hij naar binnen zou gaan vóór zij de deur openmaakten. „Na jou, na joul" „Nee, pardon, amice, ga je gang!" „Ga je gang! Ga je gang!" Zij vochten er bijna om, wie het eerst op straat zou 6taan Eindelijk liet de oude Dekker zich genadiglijk voorop naar bui ten duwen. „Het regent!" riep hij uit, teleurgesteld. „Dan sla ik me pantalon op, beweerde Van Rossun, die hem volgde. Maar hij had het nog niet gezegd, of hoe het in zijn werk gegaan was, wist hij niet of... hij... zat ineens op den rand van het trottoir. „Hola! pas op me steunpilaren!" scheeuw- de Dekker, woedend, dat Van Rossun hem bijna had meegesleurd in zijn vaart. En hij voegde er bij, of het nog eenigo commen taar noodig had: ,,'t Is glad, zeg, luil" Van Noppen stond nog in de voordeur. „Zeg, doe je dat altijd zoo?" lachte hij dapper togen Van Rossun, die wanhopi ge pogingen deed om overeind te krabbelen. Voetje voor voetje slifferde hij naar bui ten, zich vasthoudend aan don deurknop. Onder zijn donkerbruin geverfde bakke baarden voelde hij zich bleek worden van sohrik. Hoe moest hij naar huis komen Als hij viel, brak hij positiefhij was zoo broos als porselein. Do straat was één ijsveld. Dekker stond midden op het hellende trottoir heelemaal alleen, zonder houvast, en durfde zien niet verroeren. Van Rossun was op han ien en voeten naar een lantaarnpaal gekropen en was nu bezig zioh aan dit meubel overeind te hijschen. „Zouden we Hansen maar vragen, of hij ons bergen kan 1" opperde Van Noppen sidderend. Hij had don deurknop nog in zijn hand. „Onmogelijk, kerel," en Van Rossun cm ihelsdo den lantaarnpaal. „Wat zal me oudje in ongerustheid zittenZij weet tóch al niet, waar ik blijf." Dekker durfde niet zijn mond epen. doen. Hij dacht er sterk over zich maar te laten vallen; dan kon zijn zwaartepunt hem ton minst© geen parten meer spelen. Zij waren daar met hun drieën in do zwart-glimmendo, nachtelijko straat een mooie groep. Zóó had iemand een kiek van hen moeten nemen „Hier, in de goot kan je nog wel loopen," ging Van Rossun voort. Zich stevig over eind houdend, slifferde hij met zijn eenen voet door de goot heen. ,,'t Is zoo org niet! 't Valt mee 1 En we moeten toch naar huis, enfinIn de stad is het natuurlijk uïet zoo glad meer." „Hoe laat zou 't zijn, heeren?" vroeg Van Noppen; hij kon niet op zijn horloge kijken; hij moest den knop vasthouden. „Als we een beetje voortmaken, kiijgen we aan het Bczuidenhout misschien nog wel een trammetje." „Ben je gek? Die rijden niet met dat weer 1" „Nu gearmd dan," zacht j es zei Dek ker het, „Komen jelui dan hier I" Behoed zaam stak hij zijn armen uit, als een koord danser, dio zijn parasol weggegooid heeft. „Neen, niet gearmd," zei Van Rossun; „los 1" En hij schoof voort langs do goot. Van Noppen langs do huizen had nog de dank baarste taak. En Dekker, heelemaal alleen, midden op het trottoir, moest voatje voor voetje wel volgen... Het viel inderdaad mee. Wel was op het Bezuidenhout geen tram meer; maar lang zaam aan bereikten zij zonder ongelukken do Heerengrachtbrug. Hier moest Van Ros sun, die achter den Dierentuin woonde, rechtsaf. Do anderen gingen naar 't Plein. Alleen schuifelde hij langs do Prinsesse- gracht, nu en dan een angstigen blik wer pend op het water, dat hij op eon eerbiedi gen afstand hield. Het ging goedhij wiet niet, dat hij nog zoo etevig op zijn latten stond 1 Maar zie, vooraan in 't Voorhout staat een vrouw, een dame, tegen een boom Hij zet zijn hoed goed, strekt zijn rug zooveel mogelijk kaarsrecht; een beweging, die hem bijna doet uitglijden. „Och meneer", klaagt zo, terwijl de oude eijn hoed afneemt, „help u me; ik ben uit de opera gekomen en ik kan niet verder." „Waar moot u naar toe?" „Naar de Parkstraat, meneor!*' „Verder niet? Geef u mij oen arm, par don!" Hij lag alweer bijna. Zij slifforen voort. Ilct eersto gesprek gaat natuurlijk over de gladheid. Ilij zet zijn beste bcentjo voor. Toch: poem, daar liggen zc, allobci, midden ic hot Voorhout. Hij werd naar van schrik. Als hij maar niets gebroken haden aL' *>j Maar neon. Zij lachte alweer, cn zij wou op. Zij klampto zieh aau h m vast; zij wat.... Eindelijk, na veel spartelen, waren zij beiden weer op do been. Prccs'.cnd stonden zij tegenover elkaar. Wat zou hij e: gek uitzien Zóó moesten do vrienden hem eend zien 1 Zij vielen gelukkig niet meer. En even als aan alle aardscho dingen kwam ook aan dezen tocht een einde. „Ziezoo," Laohte aij opeens „nu kan ik er wel komen. Ik heb liever niot, dat u me tot op de stoep brengt. Dank u wel voor het geleide." En met bewonderenswaardige vlugheid verdween zij. Hij nam zijn hoed af en keer de terug. Nu maar gauw naar huis. Zod gauw mogelijk ten minste. Hoe laat zoö het al zijn? Zijn jas hing open van bot val Ion en op staan nog. Maar... wat was dat...? Zijn horloge.... Hij was zijn horloge kwijtI Er ging hem een licht op! Dio mooio re montoirMistroostig keek hij naar den I politiepost, waar lampen brandden. Aan gifte doen! Hot was een znkkenrolstorEn lat als dank voor zijn hulp!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 9