Het gouden LanlareniiGhi.
No. 1500*7.
Aimo 1909.
Een Openbare Leeszaal te Leiden.
De volgende regelen beoogen de aandacht-
te vestigen op pogingen-die in het werk
■worden gesteld om, in navolging van het
'door andere steden gfcgevcn voorbeeld, ook
Jiier ter plaatse te geraken tot dc oprichting
van een voor een ieder kosteloos toegankelijke
leeszaal, de beteekenis van zoodanige in
stelling in korte trekken, te schetsen, en
daardoor, zoo mogelijk, belangstelling voor
'do zaak fe wekken, en steun voor het plan
te winnen. Geheel nieuw zal de proefneming
niet zijn. Het is algemeen bekend dat, véle
jaren geleden, op aansporing van Prof. Van
'der Vlugt, een vcreenigiag van Leidsclic stu
denten tot stand kwam, die, uiting gevende
aan het denkbeeld dat voorrechten 'van ont
wikkeling cn maatschappelijlcén stand plich
ten tegenover in deze opzichten minder
bedeelden met zich brengen, zich dc ver
schaffing van goede lectuur aan een ruimen
kring van lezers -ten doel stelde. De Stu
dentenvereniging „Volksleeszaal" heeft dc
met opgewektheid aanvaarde taak met een
toewijding en volharding die ten zeerste
waardeering verdienen, vervuld, eerst zon
der eenige hulp van l> diren, later gebruik
makende van de haar 111 het Volkshuis ver
leende gastvrijheid. Echter bleek goede wil,
hoe ernstig ook, niet voldoende om een doel
te bereiken, dat, zooals men nu, na de op
gedane ervaring, wel moet zeggen, de krach
ten van hen die het werk ondernamen, te
boven ging; dc Vereeniging moest eindelijk,
hoe noode ook, tot het besluit komon dat
op den gevolgden weg niet langer Icon wor
den voortgegaan.
Intusschen was haar Bestuur er zoozeer
van overtuigd dat alleen uiterlijke omstan
digheden verhinderd hadden, een op zich
zelf gezond denkbeeld op voldoende wijze
tot uitvoering te brengen, dat het zich niet
Iwilde terugtrekken zonder tevens te bevor
deren dat een nieuwe, op hechteren grondslag
gevestigde leeszaal de plaats der vroegere
kou innemen. Het nam te dien einde het
initiatief tot een openbare bijeenkomst, in
het laatste voorjaar gehouden, waarin het
vraagstuk door een bij uitnemendheid des
kundige, den heer Dr, H. E. Greve uitvoerig
en grondig werd toegelicht. Voorts wendde
men zich tot den heer Burgemeester der
Gemeente, bij wien het plan oen zeer gunstig
onthaal vond, en die een© commissi© van
ingezetenen tot nader© overweging cn bostu-
deering bijeenriep. Dank zij zijne bemoei
ingen is men nu zoover gekomen dat in
een tweede openbare vergadering op Vrijdag
29 dezer, tot de oprichting van een nieuwe
vereeniging voor een Leeszaal, ditmaal niet
uit de studentenwereld, hoewel ook met deel
neming van die zijde, zal kunnon worden
overgegaan. De commissie van voorbereiding
hoopt daarbij op de medewerking van allen,
onverschillig van welken maatschappelijken
werkkring, van welke godsdienstige of staat
kundige overtuiging, die op verhooging van
het peil der algemeene beschaving, op ver
ruiming van den blik en vermeerdering van
kennis prijs stellen, die beseffen dat ook ont
spanning tot verhooging van werklust en
[werkkracht kan leiden. "Wel moet men zich,
met het voorbeeld der vroegere leeszaal voor
oogon, op menige teleurstelling en moeilijk
heid voorbereid houden, maar toch kan men
aan het welslagen der plannen niet twijfelen,
zoo men overweegt wat elders werd tot
stand gebracht.
Over dit laatste straks een enkel woord.
Eerst moge nu nader worden aangegeven
wat met een openbare leeszaal wordt be
doeld. Ik kan dat niet beter zeggen dan met
de woorden waarmedo Dr. Grevo het uit
drukt m zijn Akadcinisck Proefschrift
„Openbare leesmusea en Volksbibliotheken"
(Amsterdam 1906), aan welk belangrijk werk
ik ook verder eenige bijzonderheden zal ont-
leenen. „Zien wij," zoo lezen wij daar, „de
ontspanningslektuur met zorg uitgekozen,
anderzijds wordt er naar gestreefd in het
Openbaar Leesmuseum samen te brengen, al
wat bij het onderwijs, het onderricht, de
opleiding aan bockenmateriaal noodig is. Al
wat verder als hulpmiddel te geven is bij
uitbreiding en ver dogelij king van vak
kennis, van belangstelling in sociale en toe
gepast wetenschappelijke vraagstukken, van
bijgebleven resten der schoolsche kundig
heden. Verder, al wat dienen kan tot ge
rief bij daaglijksckc beroepsbezigheden van
bepaalde klassen cn in boeken is na te slaan.
Dit alles wil een Openbaar Leesmuseum,
brengen in het bereik van ieder.
„Zooals thans de wetenschappelijk ar
beidende het niet meer als een privilegie be
schouwt, naast zijn werktafel de wetenschap
pelijke bibliotheek te vinden, zoo wil ook
het Openbaar Leesmuseum de vakliteratuur
brengen aan den technisch werkenden ar
beider, aan den kantoorman, den onderwij
zer verder het onderrichtend werk aan don
belangstellende, het reisverhaal, het histo
rie-hoek, het verhalend plaatwerk aan den
niet direct vakontwikkeling zoekende.
„En dit alles volgens een vast plau. De
belangen van het schoolkind dienen bespro
ken met den onderwijzer, met vakvereenigin-
gen die der arbeidenden; de wenschen van
personen uit vrije beroepen, uit kringen van
industrieelen en handeldrijvenden, zien wij
getoetst aan en overwogen in verbanïl met
plaatselijke toestanden. Faciliteiten zien wij
toegestaan om tegemoet to komen aan de
eischen van hen, die om hun studie en in
hun arbeid veel hulpmiddelen tegelijk be
hoeven."
Eén vraag, die vooral in een Universiteits
stad op den voorgrond treedt, wordt hier
door den schrijver met een enkel woord aan
geroerd en elders uitvoerig behandeld, deze
n.l. of een openbare leeszaal genoegzaam ver
schilt van een wetenschappelijke bibliotheek
om ook naast deze reden van bestaan te
hebben. Bij eenige overweging kan aa.n een
bevestigend antwoord niet getwijfeld wor
den. Zijn de schatten der Univcrsitcits-bi-
bliotheek bestemd om diensten te bewijzen
bij het wetenschappelijk onderzoek, de lees
zaal zal hare deuren openen voor allen zon
der onderscheid, voor mannen en vrouwen
uit dc arbeiderswcreld zoowel als voor geleer
den en kunstenaars. Met hare beide wijzen
van werken, door de leestafel en de uitleen
bibliotheek, zal zij wat op elk gebied ge
dacht en gewerkt wordt, zoo algemeen moge
lijk toegankelijk maken. Zij zal, oen nieuwe
vorm van „herhalingsonderwijs", gelegen
heid geven tot onderhouden en uitbreiden
van het op school geleerde, cn die eenvoudige
vakkennis verschaffen, die ia een wetenschap
pelijke bibliotheek niet op haar plaats zou
zijn. Eindelijk zal zij, door het bezoek te ver
gemakkelijken en aan te moedigen, door lei-
-ding en voorlichting te geven, zonder die
ooit op te dringen, dc bezoekers aan zich
verbinden, en wien zij eenmaal, zij het dan
ook door de ontspanningslectuur, tot zich
getrokken heeft, niet weer loslaten.
Met nadruk moet hieraan worden toege
voegd al betrefthet niet meer do te
genstelling met de wetenschappelijke biblio
theek dat de leeszaal dat alles zal doen,
strevende naar „volstrekte onzijdigheid, dat
zij alle richtingen zal vertegenwoordigen
en allo overtuigingen dio daarop aanspraak
mogen maken, zal eerbiedigen.
Dat bij een bloeiend leesmuseum ook aan
beeldende kunst en. muziek kan worden go-
dacht, worde hier slechts aangestipt. Maar
er moet, wat de ontspanningslectuur be
treft, uitdrukkelijk op worden gewezen dat
men reeds een goed werk doét, als men door
verbetering van den smaak den stroom te
gengaat van die geschriften, waarin, soms
op schromelijke wijze, op den sensatie-lust
van het publiek wordt gespeculeerd.
Wat hier geschilderd werd kan sommi
gen een onbereikbaar ideaal schijnen, eu
men zou het er inderdaad voor kunnen
houden, zoo hot beeld niet aan de werko-
lijkheid ontleend was. Inzonderheid aan het
geen andere landen ons te zien geven. Hot
is opmerkelijk dat het juist de „practischo"
Amerikanen zijn geweest, die, misschien meer
dan anderen, inde verspreiding van het „bo:k"
een volksbelang hebben gezien, wel waard
aan de behartiging er van met kracht do
hand te slaan. Ik wil hier niet spreken
van de prachtige Library of Congress te
Washington, in welker reusachtige lcéshal
onder het hoogc koepelgewelf zich op alle
uren van den dag honderden bezoekers ver-
ecnigen; een voorbeeld op zoo ruime schaal
zou haast meer afschrikkend dan aanmoe
digend werken. Maar ook tal van ander©
plaatsen hebben hunne „Public Libraries", cn
van de wijze waarop deze verzorgd worden
krijgt men ecnig denkbeeld als men verneemt
dat b.v. een stad aLs Galcsbury met nau
welijks 20.000 inwoners er jaarlijks 75ÜQ
dollars voor over heeft. Verscheidene Staten
der Unie bevorderen het oprichten der li
braries door wetgevende bepalingen om
trent de wijze waarop dc geldmiddelen .moe
ten worden verkregen, en voor geschikt per
soneel wordt door opleidingscursussen on
op andero wijze gezorgd.
Naast de Vcreenigdo Staten trekken boven
al Engeland, Duitschland en Oostenrijk de
aandacht. In deze laatste landen vindt men
niet alleen in grootc sleden als Weencn,
Berlijn, Hamburg, Breinen, Frankfurt, Stutt
gart, Düsseldorf „Büchor- und Leschulleu"
ook veel kleinere zijn niet daar
van verstoken, en het treft dat dit
veelal fabrieksplaatsen zijn. Een industrie
stadje als Zwittau met pl.m. S000 inwoners
bezit een Lcsehallc met een eigen gebouw, cn
met 27000, ook uit do omstreken komende be
zoekers per j'aar; aan salarissen kan daar een
bedrag van ongeveer f 1100, aan boeken cn
tijdschriften bijna f 1200 werden besteed. Te
Jena heeft de .bekende Zeiss-stichting het
ook aan een leesmuseum niet laten ontbreken.
Maar men. behoeft den blik thans niet meer
alleen naar het buitenland te richten, nu
Amsterdam, Rotterdam, Dordrecht, Den
Haag, Utrecht, Groningen en Leeuwarden
hunne openbare leeszalen hebben en de le
vensvatbaarheid van zoodanige instelling op
overtuigende wijze hebben bewezen. Het zou
mij te ver voeren, bij al deze plaatsen in
bijzonderheden stil te staan; ik moet mij er
toe bepalen, fcicr en daar een greep tc doen.
To Rotterdam, waar Dr. Molhuyscn cn ik do
leeszaal bezochten en waar do bibliothecaris,
dc heer Van Rijn, ons met groote welwillend
heid alle gewensch'tc inlichtingen verstrekte
ook omtrent do „technische" zijde van de
zaak, die hier onbesproken moet blijven
'zagen wij een vriendelijke, goed verlicht©
zaal met een zestigtal zitplaatsen. Op den
voormiddag toen wij er-kwamen was uit den
aard der zaak slechts een betrekkelijk klein
gedeelte daarvan bezet-, maar toch genoeg
om ons den indruk van een bont gezelschap
te geven. Dat inderdaad in zeer uiteonloopcn-
de behoeften wordt voorzien, leerde ons een
vluchtige blik op de leestafel cn dc lessenaars.
Naast Piorson's „Staathuishoudkunde",
Quack's „Socialisten" en Verwey's „Testa
ment van Potgieter" merkten wij op: van
"VVcedc, „Iudischo reisherinneringen"Jan
Feith, „Het boek der sporten"Gesar Gezelle,
„Uit het leven der dieren". Wat vakliteratuur
aangaat, zagen wij een „Handleiding voor den
metaalbewerker'^ „Beginselen der electrici-
teit voor de praktijk", boeken over „Suikor",
over het „Scheepsstoomwcrktuig" eu over
„Vrouwenhandwerken". Onder dc tijdschrif
ten,. naast ,.Do bouwmeester" en „Het bouw
kundig weekblad," het „Maandblad voor
kleermakers."
Een statistiek van ruim 4000 personen,
aan wie boeken waren, uitgeleend, vermeldde
913 werklieden, 835 kantoor- cn winkelbedien
den, 436 onderwijzers en onderwijzeressen,
162 kwcekelingcn, 210 ambtenaren, 188 mo-
disten en strijksters, 108 schoolgaandcn, 89
winkeljuffrouwen, .18 bouwkundigen, 68
kooplieden en winkeliers, 56 dienstboden;
verder apothekers, olcctriciens, geestelijken,
journalisten, kunstschilders, musici, varens
gezellen, verpleegsters, enz. De rubriek „par
ticulieren"' telde 79 mannen, 384 ongehuwde
cn 142 gehuwde vrouwen.
In tegenstelling met Rotterdam, waar de
gemeente voor do leeszaal zorgt, cn waar
men dientengcvolgo in bijzonder gunstige
financieel© omstandigheden verkeert, lean
men aan Dordrecht zien hoe ver men het
kan brengen ook al moet men op zeer be
scheiden voet beginnen. De leeszaal aldaar,
dio een cercplaats onder alle in noemt, word
in 1893 geopend in een klein bovenhuisje,
met meubelen die voor geringcu prijs van
een schccpssloopcrij waren aangekocht; cr
waren eerst ongeveer 15 lezers per dag.
Thans komen in de lokalen van hot voorma
lige Dordrechts Museum, kosteloos door liet
gemeentebestuur in gebruik gegeven, dage
lijks gemiddeld meer dan 200 bezoekers, en
is men in het bezit van S000 boekwerken,
148 woordenboeken en atlassen, meer clan
100 couranten, ongeveer 80 tijdschriften eu
tal van brochures. Het verslag over 19*06
vermeldt 27000 uitgeleende boeken.
Evenals elders cn zoo zal liet naar do
bedoeling der onderwerpers ook te Leideu
zijn is het bezoek der leeszaal geheel
vrij, en wordt voor het gebruik der bi
bliotheek slechts een zeer lage jaarlijkscke
betaling gevorderd.
Naar het voorbeeld van Dordrecht is men
o. a. ook te Leeuwarden to werk gegaan,
waar het Nutsdcpartement het initiatief nam.
Hot laatst© jaarverslag spreekt van 100 cou
ranten, 69 tijdschriften, 4325 boekwerken,
cn gcoft een totaal cijfer van 50000 bezoe
kers en 17500 uitgeleende boekeu, van welk©
er vele naar do omliggende gemeenten gingen.
Op andere plaatsen zijn leeszalen in wor
ding. Nu er een „Vereeniging voor open
bare leeszalen" is opgericht, die eenheid ia
het werk tracht to brengen cn wcdcrzijdschen
steun zal bevorderen, nu ook Regcering cn
Volksvertegenwoordiging van hare belang
stelling hebben doen blijken, mag men ver-
wachten, dat do beweging snel in omvang
en kracht zal toenemen. Moge onze 6tad
daarbij niet achterblijven. Wat Leeuwarden,
Zutfcn eu Alkmaar kunnen doon, kan ook
voor Leiden niet onmogelijk zijn.
H. A. LORENTZ.
ALKEMADE. Hot aantal der door deze
gomeent© voor de lichting van 1909 to leve
ren manschappen der nationale militie bo-
draagb 10 voor volledigo cn 4 voor kort#
oefening.
BODEGRAVEN. Hot bostuur van Pa
trimonium", zal ten gerieve van het pu
bliek, gedurende eenigo wokon, dos Zater
dagsavonds zitting houden tot het vors.rok
ken van inlichtingen, betreffend© de wet
op het arbeidscontract, dio 1 Febr. a.s. ia
werking treedt. Het bestuur heeft zich
daartoe do medewerking verzekerd van den
heer J. Zwam born, oand.-not. alhier. Tor
bestrijding der kosten zal van hen, die geen
gewone loden van Patrimonium'' zijn, een
kleine vergoeding gevraagd worden.
In een openbaro vergadering van het
Nutsdepartomenit, traden op do heer G. Ar-
bons en mej. T. Post, dio 't tarijk publiek
een paar aangenanio uren bezorgden mot
een zestal voordrachten.
VALKENBURG. Voor do nationale mi
litie, lichting 1910, hebben zich doen in
schrijven zeven jongelieden.
Van do elf jongelingen, die deolnamon
aan de loting voor de nationalo militie,
lichting 1909, zullen cr 4 in wcrkelijkea
dienst worden geroepen, cn wel 3 voor vol
ledige cn 1 voor korto ofening.
Dit jaar moeten periodiek als leden
van den Gemeenteraad aftreden de hceren
A. Bol cn A. Peet Az.
Ofschoon het tegenwoordige kerkorgel
der Ned.-Herv, Gom, pas sedert 1877 in ge
bruik is, voldoet het toch niot meer aan
billijko eischen. Daarom hebben kerkvoog
den een ander aangekocht, dat al ©enigen
tijd elders dienst deed, maar toch in zeer
gooden staat verkeert. Weldra zal met do
plaatsing begonnen worden.
Iu haar klein© kamer op den ziokestoel voor
het venster lag zij maar geduldig te wach
ten. De winter duurt lang voor wie op den
zomer wacht. Maar toch kwam iederen avond
het duister weer een oogenblilc later dan den
vorigen haar kamertje meb schaduw vullen.
Zij rekendo dan telkens weer uit: als het
om halfnegen donker werd, dan zou hij
komen, om haar te halen als zijn bruidje
en te voeren naar zijn land, waar nooit
winter was. Nu werd het om zes uren duister:
twee cn ©en half uur dus nog maar, verdeeld
over dagen van twee minuten. En iederen
avond, als het ijzeren klepje van do lan
taren voor de deur rammelde, en een vloed
van goud licht haar raam binnenstroomde,
zette zij een kruisje bij dc lange reeks,
welke al op haar vensterbank stond. Die
komst van den lantarenopstekcr was een feest
voor baar. „Alweer een dag!" dacht zij
dan. „Alweer een dag, die nimmer terug
kan komen!"
Zij wilde niet hebben, dat men haar lamp
opstak. Als het schemerig werd, lag zij
voor het raam te luisteren met het scherpe
gehoor van een zieke. Den een en dag duurde
liet langer dan den anderen: in de vale,
grauwe nawinterdagen valt do schemering
soms een uur te vroeg. Maar dan herkende
zij in de verte al zijn pas. En zij zag in.
de lange straat tegenover haar do gouden
lichtjes nader tinkelen. Zij richtte zich wat
op, om de lantaren voor do deur aan den(
overkant te zien. En als dan plotseling
het grijze donker werd doorschenen door
dien gulden lichtvlocd, dan was het of het
warme schijnsel ook gleed langs de duistere
wanden van haar zieltje en er alles blijd
schap cn verheldering maakte.
Eerst had zij gedacht, dat er aan dien
winter nooit een einde zou komen. OI het
was hopeloos, die korte, dreigend-sombere
dagen met a ltijd-durcnden regen, en zij zoo
ziek. Ja, toen had zij vaak gedacht, dat zij
zou sterven zonder hem nog gezien te
hebben. Zij huiverde nog cn zij kon nog
schreien van angst, als zij dacht aan dien
avond van haar eerste bloedspuwing, toen
al dio ellende begonnen was. Wat was zij
flink geweest vóór dien tijd; hoo gelukkig
was zij geweest on lioe onwankelbaar had
zij zich gevoeld, toen zij Willem naar de
boot had gebracht! Hoe hadden haar vrien
dinnen haar toen benijdl Nu voelde zij wel
het medelijden, waarmee zjj allemaal haar
aankeken. Hoe vol moed had zij toen in
do armen van haar lieveling gelegen, en.
droevig en toch zoo eindeloos blij, hijgend
gefluisterd„Tot over twee jaar, mijn schat,
mijn mannetje!" Zij zag het voor zich of
het een paar dagen geleden gebeurd was.
En 'toch was het al meer dan anderhalf jaar
terug. En hoeveel was cr gebeurd na dien
tijd 1 Zij rilde. Zij had gedacht, hier alléén
te zullen sterven, terwijl hij in het zomer
land werkte, koortsachtig werkte, om kaar
te kunnen laten overkomen.
Doch nu was alles geleden cn verbeterd.
Hem ging het schitterend daarginds, boven
verwachting goed, zoodat hij haar had kun
nen schrijven, dat zij niet met den handschoen
behoefden te trouwen, "maar dat hij hear
kwam halcjn; half Juli zou hij ziju vrouwtje
komon halen. En ook zij, dank zij haar
wil om te leven en beter te worden, was
veel genezen. Ozij had veel er voor over
gehad: zij was dien heelen winter niet uit
geweest; al maar roerloos had zij gelegen op
den zickestocl voor het met tochtlatten cn
dekens ongevaarlijk gemaakte venster. Zij
had bijna drie maanden lang zijn brieven
niet mogen lezen en hem niet mogen schrij
ven de gedachten aan hem had zij
zelfs, opdat maar geen emotie haar beter
schap in den weg zou staan, van zich af
gezet! Zij had droomend geleefd, die drie
afschuwelijke maanden van kwakkcligen
Hollandsehen winter. Zij wist zich nu niets
meer te herinneren van dien tijd.
Maar haar wil om beter te worden had
dan ook gezegevierd. Nu mocht ze zijn heer
lijke, van liefde overvloeiende brieven weer
lezennu mocht zij haar hart weer uitstorten
aan hemnu mocht 'zijn foto, die prachtige
foto, dio hij had laten maken toen hij weg
ging, die hij zoo heelemaal sprekend "was,
weer tegenover haar hangen, 'daar waar
's avonds het met zooveel blijdschap be
groete lantaarnlicht hot helderste op den
wand van haar kamertje viel; nu mooht
zij weer aan hem 'denken, den heelen dag
en de uren, die zij wakker lag 's nachts,
aan het onuitsprekelijk geluk van hein weer
te zien.
Steeds gelijk gleden do 'dagen voort. De
kastanjes in de 6traat tegenover haar wer
den dichter van zwellende knoppen; de zon
stond nu soms uren lang te blakeren op
haar ruiten; de ramen van de huizen aan.
den overkant stonden langer open; de lucht
werd vol van geluiden van vogellawaai cn
het gestroel van wind langs jonge blaren;
en op een morgen ontdekte zij in den oudsten
kastanjeboom een bruidsbouq.net, h, a ar toe-_
geheven. Toen jcend© haar blijdschap geen
grenzen meer.
Zij had maanden en maanden, roerloos ge
legen, zonder veel te denken, zonder veel ver
driet- en zonder veel blijdschap. Maar toen,
toen kon zij geon half uur, geen kwartier
meer stil blijven liggen. Toen, toen riep
zij voortdurend haar huisgonooten bij zich,
cn als er iemand liep ovor het portaal,
sprong zij naar de deur en maakte deze
open. Toen, toen vroeg zij honderd-uit over
allerlei dingen. Zij vergat 'haar melk en haar
eieren. Zij droomde veel of lag soms uren
klaar wakker 'a nachts, mot een wonderbare
blijdschap in zich, en opgewonden sloop zij
uit haar bed ©n ging voor het raam kijken,
zij wist niet waarnaar! Toon, toen vroeg zij
om boeken en gedichten, las zij de kranten
heelemaal en bladerde zenuwachtig in Gor-
tcr's „Mei". Toen, toen begon zij dikwijls
haastig een brief aan „haar man", en als
zij een jjaar zijdjes vol had geschreven,
met haar kleine lettertjes aLs dronken bac-
chant-jes, dan verscheurd© zij die, en niemand
wist ooit wat er in had gestaan. Toen, toon
keek zij in spanning naar elke post, cn als
er ©en mail was aangekondigd, moest de
dienstbod© op de stoep gaan staan.
Het was een nu eens heerlijk vreemd©,
juichensblijde, dan weer spannend nerveuze,
doodelijk angstige tijd.
Do dokter was niet tevreden over haar,
„ALs u niet kalm kunt blijven, zal u alles
weer bederven, wab w© met zooveel moeite
en opoffering gewonnen hebben," zei hij
vaak met nadruk.
Toen deed zij haar best om voor don dokter
bedaard t© schijnen. Zij dwong zieh, wanneer
hij er was, tot uiterlijke rust. Maar inwendig
broeide de onrust en vierd© do opwinding
hoogtijen zij vermaakte zich om het heer
lijk spek Doch hij, do dokter, misleidde
haar ook. Het werd een wederzijdsc-he kome
die, Hij begreep niet, hoe het kwam, dat zij
zoo achteruitging, doch hij zei, dat nu zij
weer kalm was, de beterschap weer da-
delijk te bemerken viel, en dat zij zich nu
even bedaard moest blijven houden. Dan
lachte zij in zichzelv© en dacht hoe de we
tenschap toch maar „larie" was. En op
een ochtend kreeg zij een brief van hem,
dat hij zijn komst zes weken vervroegd had-
Eerst was zij dolblij 'natuurlijk. Zij drukt©
den brief tegen haar borst, tegen haar lippen;
zij zoendo hem en zoende hem cn sprong er
mee het kamertje rond, 'tot zij niet meer
kon en zich buiten adem cn hoestend op
haar stoel moest laten vallen. Doch toen zij
hem daarop nog ©©na bedaarder en aandach
tiger overlas, voelde zij mot het schcrp-
ontwikkeldc, fijne gevoel, haar eigen, dat
do vreugde uit den brief niet hocl echt was.
Zij sohrok hevig van deze ontdekking. Een
storm van gedachten laaide opeens door haar
verhit hoofd. Tusschcn dc regels door, tus-
schen dc woorden van geluk on overblijdo
liefkoozing heen, voelde zij iets onechts, iets
onwaars, een opgeschroefde vreugde. Zou
hij haar niet meer liefhebben? Neen, neen!
dat was onmogolijkl Of....
Zij sneldo naar de deur en riep haar moeder.
„Maatje," smeekte zij, „maatje, zeg me,
ik bid u, is hot waar, hebt u hem geschreven
eer to komen Toe, ik smeek u, bij mijn
levensgeluk cn bij mijn rust, zog mij do
waarheid! Hebt u of hooft do dokter liem
geschreven of getelegrafeerd misschien, om
vroeger te komen?"
De moeder schrikte. „Kindje, kindje, wat
een onzin l "Wat een muizonisscn haal jo
jo nu weer in jo hoofd! Als jo zoo door
gaat Mot oen uiterste krachtsinspanning
slikte zij haar tranen terug. „Jo ziet toch,
hij schrijft, dat hij zoolang niot meer wach
ten }$on, en dat het beter uitkomt ook
met het terugkomen, mot den oogst."
Zij geloofde haar moedor. „Maar dan houdt
hij ook niet moer van mij l" dacht zij.
En de laatst© dagen kropen heen.
Toen hij kwam, vond hij haar op haar bed.
Zij was doodmoe van hot wachten. Zij was
wat ingesluimerd in d© schemering, dio nu
om halfacht viel, toen men haar kwam zeg
gen, dat hij er was en dat hij haar even
goeden dag wou komen zeggen. Zij schrikte
wakker.
„Neon, do lamp niet aanstoken," zei zc.
Zij zou in 't donker wei kunnon zien of
het waar was, of hij nog evenveel van
haar hi©ld.
Toen kwam hij zachtj'es binnen. Men had
hem gesmeekt haar niet op te winden. Hij
had haar absoluut nog dien §,vond willen
zien, niet tot dgi volgondon ochtend wil
len wachten; maar hij zou ijseLijk kalm
blijven; dat beloofde hij.
Hij kwam naar haar bed en met de uiterste
zelfbehcersching reikte hij haar een hand
en zei blijmoedig: „Zoo, vrouwtje, daar ben
ik weer! Heeft het lang geduurd? Nu gaan
wij ook nimmer van elkaar weg. Nu laat
ik je nimmer meerVind je dati
Maar zij liet hem "niet uitspreken. Zij sloeg
haar armen om zijn hals, en de handen
samenvouwend, ,trok zij zijn hoofd peer,
tegen zich aan.
«Jo moet je, au, 'kalm houden, vrouwtje,"
zei hij nog; zijn^stcm trilde ccn beetje. „Jq
mort je nu kalm houden; later..."
Maar moer kon hij weer niet zeggen.
Haar moodcr kwam binnen, trachtte herai
zacht uit haai- armen los tc maken. Doch!
zijn meisje had hem t© vast omklemd. Haar
gloeiend hoofd, bedauwd met zweetdruppel
tjes, drukt© tegen zijn hoofd aan. Hij lag
op haar vochtig©, vcrward-uitgespreide har
ren. Haar oogen vonkten als slakjes vuu*
in do zijne.
Buiten werd do lantaren aangestoken. Hefc
kamertje hulde zich in gouden glans.
Toon begon zij zacht en snel to spreken-:
„Liovcling! Mijn mannetjo! Wat heb ik jö
lang gewacht! O, waarom hen je toch voor.
zoon tijd weggegaan I Wat ecu goluk hadden
wo kunnen hebben, wat een geluk I O, zeg,
&1 dio dagen zijn nu weggegaau I Ik waa[
blij als zo weg waren! Nu komen zo nimmer
meer tertfg! Zo zijn allemaal voor niets ge
weest! O, waarom ben jo niet bij me go<
bleven; dan was dit nooit gebeurd! En nu?
En nu O nog één dag I"
„Nog honderden, nog duizenden 'dogen'i
mijn vrouwtje!" Schreiend fluisterde liij ho
„Neen nog één dagO
„Toe, Willem, ga nu heen," drong dn
mooder. „Morgen
„Liovoling! Lieveling! Luister niet! Zij
weten het niot! Blijf nu Lij mij! Blijf nu
altijd bij mei Houd ine goed vast, zooalk
ik jou vasthoud."
Zij hoestte. Haar moeder stond radelooflf
er bijdrong„Toe
Maar zij begon weer 'tb fluisteren, hecsoh*
„Nu weet ik, dat 'jo nog evenveel van me
houdt. Heerlijk, dat ik het weetNu weet ik,
waarom jo vroogor gekomen bent. Heer
lijk, dat ik het wcotl" En zijn hoofd nog
vaster tegen het hare pressend: „Nog éém
dag, liefste! O! nu nog één dag... cn
één naohtl"
Toen vielen doodop haar oogen dioht.
„Zij ijlt," zei haar moeder, schreiend.
Hij maakt© zacht zich los en wankeldé
heen. Hij wilde niot in een andero kamer,
blijven. Jlij wilde dadelijk do straat op.
Maar daar bezweek hij. Met glooiende oogen,
dio huilen moesten, maar niet konden, leunde
hij togen de lantaren aan, waarvan het gouden
licht hij haar naar binnen viel. De kas-
tanjeboomen hieven hun bruidsbouquetten op
naar haar ©n hem. Zijn lichaam schoktU
heen en weer, krampachtig en ontoombaar*
als de grond, waar een aardbeving ondo^
woedt.