KTo. 15002.
PERSOVERZICHT.
DE PAÜTALOS.
„D c Residentiebod c", op o 1 f i-
cieelc coutrólo op de leven s-
verzckoring - maatschappijen
aandringend en zieh verheugend, dat een
daad van wetgeving op dit onderwerp in
niet to ver verschiet meer schijnt to lig-
gon, wijst op het artikel van den oud-hoog-
leaxaar dr. F. van Geer in „De Econo-
mis t", waarin een stelsel van toezicht
wordt aanbevolen, het midden houdend
tnsschen bet Duitsehe systeem, waarin den
Staat zekere overmacht wordv gegeven, en
hot Engclsche, dat aan vrijheid en open
baarheid de voorkeur geeft.
„D e Rosidentiobode" geeft de
hoofdtrekken van prof. Van Geers stelsel
weer, om daarna meo to doelen, dat- een
schi ijver in „H et Vaderland'
blijkbaar een deskundig man, z:gb „D o
Residentiebode0 daaraan nog
zon willen toevoegcu:
,,De desKundigcn moeten niet alleen door
het toekennen van een ruim honorarium fi
nancieel onafhankelijk gemaakt worden,
maar ook uitblinken door karakter; dat
wil hier zeggen: hoog genoeg staan, om
alle kleinzielig gedoe to vermijden, onder
vonden teleurstelling in vrocgcro loopbaan
to vergeten en, in het volle bewustzijn van
hun moeilijke taak, slechts bit publiek be
lang voor oogen houden. Gunstbetoon en
wraakneming, waartoe do nieuwe betrek
king ruimschoots gelegenheid biedt, mogen
in hun woordenboek geen plaat3 vinden.
Het Rijksbureau mo'.t niet alleen zijn de
conlrolenr, maar tot op zekere hoogte ook
de raadsman der Maatschappijen en boven
alles do voor li oh ter van het publiek, dat
het in do gelegenheid stelt met kennis van
zaken een eigen oordcel to vellen."
Ia een contrólo hier to lando noodig?
vraagt „Dc Residentiebod o". Be
staan er misbruiken op het gebied der le
vensverzekering! Loopcn onze polissen ge
vaar 1
In bet algemeen meent het blad kan
het antwoord geruststellend luiden. Het
Nederlandsche publiak heeft zich tot heden
meer te beklagen over finaneieelc instellin
gen, waaraan het zijn geld toevertrouwde,
en over officieele personen, aan wie het in
goed vertrouwen zijn geld in bewaring gaf,
dan over do levensverzekeringmaatschap
pijen. „Sedert. 1S62 leed het hier te lande
bij Ncderkmdsohe maatschappijen geen be
langrijk verlies", constateert zelfs do zoo-
even bedoelde deskundige. Hij wil daarme
de echter volstrekt niet zeggen, dat do toe
komst even rooskleurig zal zijn, en wijst er
dau op, hoezeer wij thans van het goede
reeds te veel hebben. Er zijn toch in ons
land al meer levensverzekeringmaatschap
pijen dan in Pruisen, Engeland cn Franje
ruit to zomen.
Dot is wel een mededcoling, meent „De
Residentiebod o", dio de populatie
uitdrukking op de lippen brengt: „Waar
moet dat schip stranden?" Waar het le-
veDSverzekeringbedrijf zoo aanlokkelijk
blijkt en aan do oprichting van steeds nieu
we Maatschappijen geen enkele breidel is
aangelegd, daar staat het te duchten, dat
do belangen van het publiek wol eens scha
de "kunnen üjden.
Men gevoelt, hoezeer hier voor den wet
gever reden is om in to grijpen, opdat hot
vertrouwen ongeschokt kunne blijven
voortbestaan. Even schrijnend toch als on
verdiend zou het wezen als goedg&loóvigc
poliehouders hun vaak moeizaam betaalde
hoop in rook mochten zien opgaan. De
overheid neme maatregelen om hen daar
voor to hoeden
Blijkens het verslag van het Ccn-
traal-bnreau voor Statistiek
neemt het aantal faillissementen
telken jare too.
En dot is ook weer in 1907 het goval ge
weest, nog wel bovenmatig; een gevolg
voorzeker ook van do slechte tijden.
Voor dat jaar zijn opgegeven niet minder
dan 1925 faillissementen en verklaringen in
slaat van kennelijk onvermogen, terwijl in
1903 dat getal 1G64 beliep, zoodat het aan
tal faillissementen in oen loop van een en
kel jaar met... 261 vermeerderd is.
Om nog beter te tteen uitkomen, hoe
uiterst treurig de toestond, op dit gebied
in den loop van hot jaar 1907 geweest us
diene de volgende opgaaf.
Achtereenvolgens bedroeg dat cijfer in
1S97: Otö; 1S9S: 1115; lbS91062; 1S00: 1115;
16011*242; 1902: 1375; 1903: 150S; 1904: 1611
1905: 1529; 1903: 166-1 cn in 1907: 1925.
Dus, ran af het jaar 1897 tot 1907 is het
aantal faillissementen in ons land meer
dan verdubbeld.
Inderdaad, een hoogst treurige statistiek
schrijft K. in „D c T ij d".
In do wandeling zegt men wel eens, al-;
ic-mand failliet gaat: ,,Och, dat is zoo heel
erg niet. Failliet gaan staat tegenwoordig
deftig, 't Is mode. En menigeen moet eerst
failliet zijn geweest, alvorens hij goede za
ken *kan don."
Bepaald, 't begint er goed op to gelijken.
Failliet gaan schijnt in ons vaderland een
tweede gewoonte te zijn geworden. En, als
mon verder in genoemde statistiek den aard
der b drijven en personen, dio failliet wer
den verklaard, nagagt, dan valt hot, evenals
vorige jaren, ook in 1907 weder op', dat het
leouwenaandeel toekomt aan den midden
stand, klein-iqdustric cn kleinhandel.
Do lichtzinnigheid cn onbezonnenheid,
waarmode onder den middenstand dikwijls
zalm begonnen cn gedreven worden, grenst
aan het ongelooflijke.
Winkels cn winkeltjes verrijzen, zoowel
in stad als dorp, geliik paddenstoelen uit
den grond. Onmogelijk, dat ai deze zaken
het op den duur kunnen volhouden.
En wat het ergste is, deze zaken brengen
aan menig solicd en gevestigd bedrijf een
gevooligen slag toe.
Op den duur kunnen door den drang der
ooncurrentie zoowel dc kleinero als de groo-
tere zaken het niet meer houdm en. he/
faillissement staat voor dc deur.
Ziedaar o'. i. do hoofdoorzaak van hot
steeds grooter wordend aantal faillissemen
ten. Voeg daarbij de vermindering der
koopkracht van het publiek ten gevolge
van den slechten tijd, en gij zult, waarde
lezer, eenigszins kun en n begrijpen, waar
om de faillissementen zoo toenemen. Toe
nemen, tot schade cn schande van ons Ne-
drlandsch volk
Voorzeker, dit alles is juist, zegt dc
„Middel burgsóhc Cou riant".
Maar vragen wij ook: is die verhooging i
van het aantal faillissementen niet tevens,
voor een groot deel, een gevolg van de ge
wijzigde fai lliasement-swot, waar
door tal van persou-n, die vroeger niet
onder haar bereik vielen, thans ook failliet
kunnen worden verklaard
Do wet is wel reeds op. 1 Sept. 1896 in
werking getreden, maar eerst langzamer
hand doen do gevolgen daarvan zich ge
voelen.
,,H et Nieuws van den Dag"
schrijft:
„Wij ontveinzen ons niet, dat het vraag
stuk dor werkloosheid is een zeer
ingewikkeld, misschien onoplosbaar vraag
stuk. Wij weten, dab ook hier is veel eigen
schuld, dat grootc zorgeloosheid hapt
wordt gestraft. Wij weten, dat velen het
beter zouden hebben, als zij maar beter wa
ren, en, vooral, geweest- waren. Wanneer
menige luchthartige krekel maar een wei
nig had gehad van de ijverig» on zorgza
me mierWij weten ook. dat men door to
ruimen onderstand in tijden van werkloos
heid geen premie mag zetten op de tekort
komingen van krckelnaturen. Misschien is
onder de werkloozen ccn zeer, altijd te
j groot percentage van onwilligcn, parasie-
1 ten onzer voor haar brood zoo mogelijk
von' neg een weinig meer dan haar brood
j werkende en zwoegende samenleving,
i Maar wij weten ook, dat er in zoo me-
nigo si-ad cn in zoo menig dorp ellende is
c »r gebrek aan voldoende werk in deze a
barren tijd van het jaar. Ellende van hon
ger en koude, van uitputting en zoi-g,.ollen-
do door goinis van en gebrek aan het aller-
i noodigstc: brpod cn klceding, brandstof
j en dekking. En deze olleude kan niet wach-
j «en, tot het vra-agsiuk is opgelost. Zij is dö
ellende van hongerige magen en verkleum
de ledematen ei# rillende lijven. Zij is en
dat is het ergste de ellende van tobbcn-
de vrouwen en moeders, dio haar kinderen
!cven lief hebben als wij de onze en van
dio onschuldige kinderen.
Dat to weten zij ons genoeg. Meer hebban
wij niet van noode. Er zijn mannen en
vrouwen, die hun inzicht, tijd en kracht
j geven om naar hun beste weten altijd
j menschelijk en gebrekkig dio ellende to
fenigón, to voorzien in dezen grooten nood.
Zij verdienen onze toejuiching en onzen
steun. Dit werk kost geld, zeer veel geld,
naarmate grooter is de nood. Onze plicht
is het, dat het er komcOnze lust zij, dat
het cr kome! Ons geweten mag ons geen
rust- gunnen, aleer, ook door ons, liefda
digheid gedaan wordt naar vermogen
En kan het er niet af, dan een weinig
minder van 's levens genot, een weinig
meer van 's levens gemis en ontbering, ge
vraagd. geëisebt van onszelven Opdat- voor
een ander dab gemis en dio ontbering nïot
to groot wondon, niet gaan boven mensoho-
lijke kracht 1
Dat is do weg, waarop de eerste schreden
moeten worden gezet. Er zijn botero, hoo-
gerc wegen. Maar deze raoit het eerst bo-
troden worden.
Wie spoedig helpt-, helpt- dubbel.
Vergeel- vooral do vrouwen -cn de kinde
ren niet."
„De Rochtstoostlan d", maand
blad van d n „Boud tor verkrijging cener
wettelijke regeling van deu rechtstoestand
van b u r g o r, 1 ij k o ambtcnaron"
noemt „getreuzel, dat lrvaad doot", het
feit, dat thans nog geen wettelijke
regeling van den rechtstoe
stand voor dio ambtenaren ia in zicht
ge-teld, en schrijft o.tn.
Nu eenmaal algemeen c-rkond wordt, dat
regeling van onzen rechtstoestand noodig
is, cn dat (alleen een wettelijke regeling
hier afdoende hulp kan brengen, gaat het
niet op, bij elk geruchtmakend geval to
kingen, dat die -ambtenaanswet er nog niot
is, en bij elk verzoek om paiticclo reg*-
ling te wijzen naar dio. wd der toekomst,
maar moet cler.e wet- eindelijk eens in het
zicht gebnoht worden. Niet om den wille
dor ambtenaren alleen, maar wel tordego
ook om het belang van staat on gemeente.
Wie dit laatste nog niet inziet, let to wei
nig op dc tcekoncn des tijds.
De ovc- clheid do t werkelijk niet verstan
dig ons zoo lang op de ambtenaarswet te
laten wachten, 't Geldt hier getreuzel, dat
kwaad dool.
Uit dr. Bronsvelds „Kroniek" in ,,S torn
men voor Waarheid on V redo":
„En nu s'aan ons de verkiezin
gen weder io wachten, de viorjaarschc
koorts; wij zien cr logon op als een berg
Onze mcening is niet, dat wij p o r b o on
1 ij k het er zoo moeilijk door zullen heb
ben, niaar wij verwachten ook nu weer
zooveel rumoer, zooveel, dr.t toch cigenlijic
hot daglicht niet zien leao. Wij zijn niet
afkeer ig wan eon eerlijken strijd, maar
het- schijnt wel ern axioma lo wezen, lat
polilit k cn corlijkheid niet kunnen samen
gaan.
Ik zal er mij wel voor wachten, om b o-
waste cn op zette! ij kc oneerlijkheid
to \oronderatollen bij allen, dio deelnemen
aan do actieve staatkunde. Maar, om het
deel. wordt op do heiligheid van hot mid
del al lo gemakkelijk niet mot angstige
nauwkeurigheid gelet,
liet Kamerlid dr. Nolens betreurt in do
„N iouwe Vcnloosoke Couran t",
dat de Am3tcrdamsche tijd als
wettelijke tijd is aangenomen. Dr.
Nolens toch schrijft:
Ik acht do invoering van den Amsterdam-
sohen tijd als wottclijkcn tijd, ook afgezien
van do moeilijkheid der spoorwegdieuetre-
gclingcn, nog steeds zeer to betreuren.
Een regeling toch, dio tot stand moest
komen met het oog op de internatio
nale bet-rekkingen eu vcrkeersbelangcn,
werd getroffen uit het-, in dit geval niet
juiste en goede, nationale standpunt.
Wie ceuige meerdere konnis heeft van
het grensverkeer, dan door het reizen in
een doorloopond rjjtuig verkregen wordt,
weet wat een last het rekenen speciaal met
den Amsterdamsehen t-ijd aan do grenzen
oplevert, cn hij kan vermeerdering van
last, cn misschien gevaar, voorzien uit do
invoering van dien tijd bij de dienstrege
lingen. Men moot er zich over verbazen,
dat dio bezwaren fcn door den Minister bij
de behandeling van het ontwerp èn ook
thans nog in sommige bladon zoozeer wor
den onderschat.
Maar de hoofdvraag is thans: Nu het
groote bezwaar, dat ook bij den Minister
tegen den Amstcrdamschen tijd bestond,
maar dat hij meende, dat zou kunnen wor
den weggenomen, blijkt to blijven bestaan,
moet nu toch maar aan den Ainsterdam-
scben tijd worden vastgehouden, of is het
niot beter, bijtijds ten halve te keer en, om
niet ton heele te dwalen
Na haar lezers op do hoogte gebracht
te hebben van don fcwi 3 t, dio do Q.-D.
A.-P. verscheurt, zegt do „Z ut p'he n-
s c h e Cou r a n t"
Zal de7.c strijd in den boczom der 8.-D.
A.-P. uitloopcn op eon scheuring, dan zal
do partij als zoodanig stellig enkele intel
lectueel» krachten verliezen, maar vele
practisoho mannen behouden, die d-n
smaad van „verburgerlijking" gaarne wil
len dragen, indien ze duarmco het lot dor
arbeidend» klasse kunnen verzachten.
Voel zullen ze dan moe tem opgeven van
wat hun eertijds onaanvechtbaar juist leek, 1
veel hollo theorie, veel onbegrijpelijke ro-
denecring.n laten schieten. Doch als poli
tieke partij zal tussohen do dan, hoe ook
afgebrokkelde, toch herboren S.-D. A.-P.
boter tc overleggen, beter te onderhande
len vallen met do voorui:strevend-vrijzinni
gen, die dan louter te doen zullen lubben
met een democratische, hervormingsgezin
de, uitermate linkscho groep.
ffliiiiic-Luiienanis
bij het unpen der Infanterie.
Met het oog op dc aan staan do inlijving
van do miliciens der lichting 1909 kan het
zijn nut hebben de aandacht van belang
hebbenden op het volgende to vestigen:
Bij Koninklijk besluit van 3 September
1906, Staatsblad No. 231, is bepaald, dat
jaarlijks een aantal iugcschreveuen of in-
gclijfdcn bij cb militie to land cou verbin
tenis als ad spirant-mi 1 itio-offcier kunnen
aangaan.
De adspirant moet zich daartoe vóór den
Sösten Fcbr. van het jaar, waarin do lich
ting, waartoe hij behoort, onder do wape
nen mort komen, bij den Commandant van
het Regiment, waarbij hij wenacht te wor
den ingedeeld, aanmelden.
Hij verbindt zich alsdan
lo. om tusschcn 1 en 5 Maart van dat
jaar onder ('e wapenen to komen, en ge
durende 12 achtereenvolgende maanden, tc
rekenen van ai 1 Maart, ondor do wapcuea
to blijven;
2o. iu het jaar zijner benoeming tot mi
litie-officier, of het daarop volgend jaar,
tusschcn 1 Juli en 31 October, gedurende
zes weken on daarna om het andere jaar
tusschcn 1 Juli on oO September gedurende
vier weken, dan wel telken jare iu dit tijd-
vak gedurende tweo weken onder do wape
nen to komen, totdat hij met zijn lichting
naar do Landweer overgaat.
De cischen tot hot aangaan dor vorenbe
doelde verbintenis zijn:
lo. lichamelijke geschiktheid voor dotf
dienst;
2o. hot mot gunstigon uitslag voldoen aan
ecu examen volgens het programma voor
het toelatingsexamen tot hot Reservekader;
tenzij geheclc of gedeeltelijke vrijstelling
kan worden verleend, op overeenkomstiga
gronden als zijn aangegeven in artikel 11
van het Koninklijk besluit van 9 Mei 1906
No. 96, egel en do den dienst bij het Reser
vekader.
Door den adspirant moeten da navolgen
de boschoidcn worden overgelegd:
lo. Een bewijs van toestemming van
ouders of voogden (voor minder jarigen)
2o. Een bewijs van gord zedelijk gedrag;
3o. Een extract uit het geboorteregister;
•!o. Ee> bewijs van Nederlanderschap.
Do adspirant-militie-officieren bewonen
afzonderlijke vertrekken, kunnen aan do
onderofficiers-mcnago deelnomen én ver
richten geen huishoudelijke diensten of cor
veeën.
Ilun kan worden toegestaan buiten «1®
kazerne het middagmaal te gobruiken, cn
wanneer zij den ang van sergeant bereikt
hebben, te overnachten.
Als tegemoetkoming iu do kosten van
aanschaffing van censto uitrusting, ont
vangt do militie-officier bij zijn b'enoomiog
een oom van 150 gulden.
Verdere inlichtingen ter zake kunnen
verstrekt worden o. a. door den commando»
renden officier van hot -Idc regiment in
fanterie tc Leiden.
Ontwikkeld» jongelieden, die hun dienst
tijd bij do militie moeten volbrengen, kun
nen zich alzoo dien tijd ten nutte maken*
door binnen 12 maanden tol militie-officier
to worden bevorderd.
Even{ils vorige jaren wordt er dan ook
nu weder op gewezen, dat het voor ont
wikkelde, welopgevoed© jongelieden in d<j«
waren zin des woords een zedelijke plicht
ia, ziel» voor een opleiding tot don rang
van militie-luitenant aan to melden.
Zij bclioorcn, behalve oiu do voordooien,
aan genoomden rang verbonden, er oen oer
in te stellen to trachten dien rang to ver
worven, indachtig, dat het Vaderland bij
do uitbreiding der levende strijdkrachten,
hen als officier noodig heeft.
Zij moeten er voorts ccn oor in atollen
don natuurlijken invloed, dien zij thans bo
zitten, in do burgermaatschappij op hun
minderon in stand, ontwikkeling cn be
sduiviug, dezo ook als militie-officier to
blijven behouden cn to kunnen uitoefenen
op do soldaten en dezon to mogen voor
gaan.
Zij moeten er een eer in stollen to beöo<*
ren tot de beste mannen van ons volk en
met. do overige officieren de ziel te vormen
van het leger en do kracht, waarvan voor
oen groot deel de vrijheid en onafhanke
lijkheid' van onze natio zal kunnen afhan
gen.
Ten slotte zij or nogmaals op gewezen,
dat een benoeming tot officior gepaard
gaat met verschillende voorrechten ten aan
zien van het wonen, do voeding, do bow«y
pening, uitrusting, bezoldiging, het vorkeo
ren in kringen overeenkomstig den stand,
waarin men is opgevoed, zoowel in het gar
nizoen als tc velde, bij manoeuvres, kam»
pen, enz.
Het was ccn schitterende pantalon, van
soepel, wollig, room-wit Hanoi niet een hoe]
dun, blauw streepje. En cLaar kwam' bij,
dat aij prachtig viel: de strenge, rechte
lijn van de nicuwhoidsvouw, van voren on
van achteren, die zelfs bij do knieën nog in
het minst niet van do vertilcalo richting
afweek, vertakte zich zijwaarts in beurte
lings bol-en-bol golvende, iiauv.merkteavo
deuken, op regelmatigo afstanden (echter
niet- zóó regelmatig, dat do aanblik er v»n
8 t- ij f, maar genoegzaam dat hij harmo
nieus wac) cn ter zijde van liet been gc
leid lijk overgaand in een glad nair-bop.ï-
den-vollend, recht cylindervlak. Bovendien
lag op den voet, op eiken voet, in «Ie
wreef, nog één heel groot» kneep, van een
rechten hoek bijna, die den vorm van een
vlinitev met sierlijk uitgespreide vleug»!s
had.
Onder dit wonder van klcermakcrskunst
aan de omgebogen uiteinden der boenen,
kwamen do voeten uit in zwarte echo men.
Do pantalon, dioop hot krimpen in de
wascb berekend was, liet echter niet veel
me or dan de punten cr van zien. Het was
altijd Willems idca/al geweest, bij de fla
nellen pantalon cok nog lichtbrui no schoe
nen tc dragen. Maar hij had nu do pan
talon, nu moesten de scboencu nog maar
eon zomertj© vachton. Jo kon niet alles te
gelijk aanschaffen, als je vier gulden in de
weck verdunt!
Hij eoqnetteerde voor don spiegel hc^n
en 'weer; hij kon er niet van scheiden. Ln
daar hij maar één spiegel had, verdraaide
Willem zijn lenden bijna, om ook ccn
glimp van den achterkant tc zien te kiijge".
Zijii moeder eu >iju drie meiers cn zijn
klein broertje cn nog ccn tante, die p be
zoek was, zat n of stonden cm hem he m
Ten slott» kon hij zich niet lany r be
dwingen:
,,Hoo zit-io nou van achteren, moe,
tante V' vro:g hij.
,,0, prachtig!" riepen ze allemaal.
„Iïij zit aan je lijf gegoten," voegde de
tante cr nog bij „Wees er nou maar zui-
nig op, jongen, dan kan je er menïgen zo-
mor plezier van l»ebbin."
„Nou mag je wol op geen g-\erfde bank
jes gaan zitten," raadgai" zijn zuster Ka
trien.
Maar Willem luisterde niet. Hij from
melde wat aan ziju linkerbovenbeen.
„Laat nou zitten, jongen," zei dc tan
te. „Jc haalt al de wol er af."
Maar b»j knuffelde, en trok. en schoof,
cn duwde en stompte eind lijk zich/elf
nijdig in zijn maagstreek.
„Dat liier valt niet goed!"
„Heb jc wat in dien zak zitten?" vroeg
zijn moeder, die, opstaande, kneep in den
bultvormigen uitwas, die zijn been ter
hoogte van d?n zak bcobiesdc.
„Niets <ian mijn sleutels," cn meteen
haalde Willem er een bos van een stuk of
acht sleutels van allerlei grootte uit.
„O! zie je wel; nou valteie prachtig!"
„Ja maar, ik rnoct mijn sleutels toch
hebben
„Dan stop ic die maar ergens nders."
„Dat kan ik niet; al mijn zakk n rij.i
vol
,-Nou maar, ik vind 't Jeclijk; je bederf'-
je pantalon er mee," hield lanto vol.
„Jo zal een hcolo valeche plooi cr in krij
gen.
Dat gaf den doorslag. Hij liaaldo de
twee sleutels, die hjj onmogelijk missen
kon, van den ring af en borg zc in ccn
vestzakje; de rest dio cr maar voor de
gewichtigheid bij hing zou wel elders
>ecn plaatsje^ribden.
'tiDus \-:ur achteren z.it-ic óók goed?"
herhaalde hij uog eens, zich wringend.
„Als je. jo zoo gok draait, niet. Ga nou
even gewoon recht op ttean," zei zijn moo
der.
„Och mensi'h, hij zit magnifiek," beweer
de tante.
„Nou. dan zal ik dien man maar weg
sturen."
„Zegden, dat 't good is?' vroeg zusje
Marie, bij-de-haud, die graag eens den
knecht- wou zien van een kleermaker, die-
zulke broeken maakte.
,,Maet-ie geon dubbeltje helrben, voor
't wachten?"
„Kind, ben jc gek?" vroeg tante.
Dus huppelde Mario de gang in cn de
trap af Dc anderen, voor het raam, keken
hoe do man op rijn fiets stapte. Tante
meende, dat als hij alles zoo handig deed
als dat. hij het ver zou brengen.
Zoo b: wcgcn zioh do gesprclckrn nog een
poes lang, in direct of indirect verband,
om do panialon hcon. Willem, die niet
durfdo gaan zitten, had zich tegenover
den spiegel geplantmaar toen hem dat-
ten slotc toch b?gon tc vervelen, trok hij
zich een ogenblik terug, en verscheen
kor'.en (iid daarna w:cr in zijn g-wone j
blauwe huisuro- k. Do flanellen lag zorg
vol in do plooien gevouwen boven in dc
k as u.
En des middags op hot notariskantoor,
waai- hij werkte, verschreef hij zich drie
maal im do tcch zeer eenvoudige concept-
akte, die hij tc kopiëereu had.
Na li.t boterhammetje van zcsccn, sloop
Wil Tem weer naar boven, kwam na ccn
poos weer do huiskamer binnen in do fla
nellen pantalon.
„Hij luungt maar chui heer uit," zei
zuster Katrien, met nadruk op hot per
soonlijk voornaamwoord. Hoe meer zij naar
de dertig liep, hoe bitterd -r zij werd.
Willem glimlacht o met ecu uitdrukking
van; dat kan ik aoen i?l mijn btand 1
Het was nu wel niot zoo heel org warm
cn ook was dc liemel niet gaoBch onbewolkt,
maar hij had de pantalon nu eenmaal cn
den eersten dag moest hij er toch mco
pronken; hij zou een parapluie meenemen.
Hij was van plan to loopen, maar hij zag
op de tram zijn buurmeisje staan cn
heesoh zich behoedzaam, om do panta
lon bij haar op hel balkon, zeggende:
„Zoo, Miesjo, ga je ook naar Sclievc-
niugcn
Zou-dic nou wel gord vallen? Ter sluiks
keek hij eens ovn naar rijn beenon.
,.Hé, Willem, bon jij daar
Wat zag hij er nou opzichtig uit-, met die
broek
„Warm, hè!"
Nou niet leunen; dat balkon wa-s mis
schien vuil
„Ik dacht, dat jij nooit tramde; dat je
het veel gezonder vondt lo loopcn, omdat
jc don heelen dag op dc kantoorkruk zit!"
Al hij zich nu maar niet bij haar aan
sloft Wat zouden do mcQscben heu aan
kijken
„Ben je alleen 1" vroeg hij opeens.
Zij glimlachte, niet wctcncl wat to zeg*
gen. En hij, dit voor ccn aanmocdigin4
aanziende
„Zullen w ij nou eens samen uitgaan
vanavond
„Ik kan niet. Gunst, ik moet juist... Ik
zou... Ik heb af geep roken met mijn oom
cn tante, die wandelen."
„Hè, dat spijt me. Nou, dan een anderen
koor?"
Zij glimlachte weer cn het gesprek lief
dood.
Hemel, wat schokte die traiuToch durf
de hij niet 1 runen. Hij werd naar voren ge
slingerd, en naai- op zij, rochts, links;
daar vloog hij tegen Micsje aan, zij schaam
de zich dood, wat deed hij raar! Bom.
tiaar vloog hij tegen do leuning. Zou hij nu
een zwarte streep hebben, van achteren?
Met spanning ging liij met zijn hand looga
dc louning. Het leek nogal schoon, maar
meteen ontdekte hij tot zijn schrik, dat heb
begon to regenen.
Toen zij in Schovcningen waren, viel het'
met bakken uit den hemel. Willem bleef
aan liet station en ging met dozclfdo tram
weer terug. Hij kwam thuis niettcgco-
staande de parapluie met do pantaloa
als ccn natte vaatdoek om zijn béenon. Hot
huilen stoud hem nader dan het lachen.
„Dat is nou meteen de vuurproef,tai
zijn zuster, dio naar dc dertig liep.
Maar zijn moedor drukte bezorgd met
haar hand tegen het flanel.
,,J» moet 'm uittrekken," zei ze, „dan
zal ik 'ni uithangen, zooveel mogelijk in d®
plooien, en morgenochtend opstrijken. Don
i»; hij weer of hij nieuw is."
En Willem sjokio naar boven.